Geachte heer ,
Bij besluit van 9 december 2015 is aan Rijkswaterstaat vergunning verleend op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nb-wet) (kenmerk: kenmerk: DGAN-NB/15163083) voor de realisatie van een nieuwe zeesluis in IJmuiden. Het betreft de Natura 2000-gebeiden Noordhollands Duinreservaat, Kennemerland-Zuid, Polder Westzaan, Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske en Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder.
Op 20 maart 2019 heb ik uw verzoek (uw kenmerk: RWS-2019/7350) voor een aanpassing van de looptijd van de op verleende vergunning ontvangen.
Met mijn brief van 28 juni 2019 (kenmerk: DGNVLG-NV/ 19127100) heb ik u verzocht de aanvraag aan te vullen. Op 24 juli 2019 ontving ik uw verzoek de termijn voor het indienen van de aanvullingen te verlengen tot en met 9 augustus 2019. Hier heb ik per mail van 24 juli 2019 mee ingestemd. De gevraagde aanvulling heb ik op 15 augustus 2019 van u ontvangen.
Met mijn brief van 8 augustus 2019 (kenmerk DGNVLG-NV/ 19197998) heb ik besloten de besluitvormingstermijn voor uw aanvraag te verlengen met zeven weken.
Ik wijzig hierbij de verleende vergunning, waardoor de looptijd van het uitvoeren van de reeds vergunde activiteiten wordt verlengd tot 31 december 2023.
In dit besluit vindt u de inhoudelijke overwegingen die eraan ten grondslag liggen. De aanvraag en de bijlagen maken onderdeel uit van dit besluit.
Wettelijk kader
Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) in werking getreden. Op grond van artikel 9.4, lid 1, Wnb gelden vergunningen als bedoeld in artikel 19d, lid 1, van de Nb-wet als vergunningen als bedoeld in artikel 2.7, lid 2, Wnb.
Op grond van artikel 9.4, lid 2, Wnb gelden voorschriften, verbonden aan vergunningen als bedoeld in artikel 19d, lid 1, van de Nb-wet, als voorschriften als bedoeld in artikel 5.3, lid 1, Wnb.
Voorbereiding
Op grond van artikel 3.33, eerste lid, onder a en b, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) worden besluiten die nodig zijn ter verwezenlijking van het project Zeetoegang IJmond door de provincie Noord-Holland gecoördineerd. Deze coördinatie vindt plaats op grond van het vaststellingbesluit van het inpassingsplan Zeetoegang IJmond van Provinciale Staten van 22 september 2014 en de wijzigingsbesluiten van Gedeputeerde Staten van 16 juni 2015. De coördinatie heeft tot gevolg dat op dit besluit de uitgebreide voorbereidingsprocedure als bedoeld in art. 3.31, derde lid, van de Wro in samenhang gelezen met afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Op dit besluit is voorts Hoofdstuk 1, Afdeling 2, van de Crisis- en herstelwet van toepassing.
Wijzigingsverzoek
In de vergunning is het volgende in voorschrift 24 opgenomen:
'Deze vergunning is voor wat betreft de aanleg geldig tot en met het moment dat de werkzaamheden zijn beëindigd, doch uiterlijk tot en met 31 december 2019.'
De vermelde einddatum voor de aanlegfase is destijds ingegeven vanuit de door
RWS met bestuurlijke partners gemaakte afspraak over het moment van
oplevering van de nieuwe sluis, uiterlijk 31 december 2019. Inmiddels is uit de
voortgang van de werkzaamheden aan de bouw van de nieuwe zeesluis gebleken
dat deze datum niet haalbaar is en de nieuwe sluis in 2022 gereed zal zijn.
Gegeven deze inzichten verzoekt u, conform artikel 19 van de vergunning, de
looptijd van de vergunning aan te passen door de genoemde einddatum van
31 december 2019 te laten vervallen. Het verzoek is daarom om voorschrift 24 te wijzigen zonder einddatum. Indien een einddatum aan de is, deze dan zekerheidshalve op 31-12-2O23 te stellen.
Beoordeling
Voor een project dat, afzonderlijk of in cumulatie kan leiden tot significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen, kan alleen een vergunning verleend worden als een PB gemaakt is door de aanvrager, rekening houdend met instandhoudingsdoelstellingen van het gebied.
De bij de aanvraag gevoegde PB biedt de grondslag voor de (nadere) vaststelling van de aard en omvang van de gevolgen (mede gelet op de eventuele cumulatie van gevolgen) en de wijze waarop in mitigatie is voorzien.
In de PB zijn de effecten getoetst aan de instandhoudingdoelstellingen uit de aanwijzingsbesluiten van de betreffende Natura 2000 gebieden.
Een PB is niet vereist wanneer sprake is van een project dat direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van een Natura 2000-gebied. Een PB is evenmin vereist wanneer sprake is van de herhaling of voortzetting van een plan of project waarvoor al eerder een passende beoordeling is gemaakt en wanneer een nieuwe PB geen nieuwe inzichten kan opleveren.
Reeds getoetste instandhoudingsdoelstellingen
De vigerende vergunning is niet verleend onder het Programma Aanpak Stikstof (PAS). Ook bij een langere doorlooptijd van de bouw- en aanlegwerkzaamheden blijft volgens uw verzoek de totale stikstofemissie als gevolg van de uitvoering van deze werkzaamheden ongewijzigd. De stikstofdepositie zal daarom ook niet toenemen.
De activiteiten worden ongewijzigd voortgezet overeenkomstig de uitgangspunten en inhoud van de eerder bij de aanvraag van de vigerende vergunning ingediende PB voor de bouw- en gebruiksfase. Deze onderbouwing is destijds door het bevoegd gezag geaccepteerd en heeft mede ten grondslag gelegen aan de vigerende vergunning. De eerder geleverde onderbouwing is naar mijn mening ten aanzien van de reeds getoetste instandhoudingsdoelstellingen nog actueel en valide om als grondslag te dienen voor dit besluit om de geldigheidsduur van de bouw- en gebruiksfase uit de eerder verleende vergunning te verlengen.
Actualisatie PB in verband met Ontwerpwijzigingsbesluit Habitatrichtlijngebieden
Op 5 maart 2018 is in Staatscourant Nr. 12368 het Ontwerpwijzigingsbesluit Habitatrichtlijngebieden vanwege aanwezige waarden gepubliceerd. Dit houdt een correctie in van de aanwijzingsbesluiten met betrekking tot de relevante instandhoudingsdoelstellingen. De aanwezige waarden mogen vanaf dat moment niet verslechteren. De PB is daarom ten aanzien van deze toegevoegde instandhoudingsdoelstellingen geactualiseerd. Ook hier geldt dat alleen mogelijke effecten ten gevolge van stikstofdepositie aan de orde zijn.
Natuurwaarden
De op grond van het Ontwerpwijzigingsbesluit Habitatrichtlijngebieden toegevoegde natuurwaarden die door stikstofdepositie beïnvloed kunnen worden zijn:
-
Habitattypen:
-
Noordhollands Duinreservaat: H2110 Embryonale duinen, H6430 Ruigten en zomen;
-
Kennemerland-Zuid : H7210 Galigaanmoerassen;
-
Habitatrichtlijnsoorten: H1149 Kleine modderkruiper.
De diverse beschermde waarden en de relevante instandhoudingsdoelstellingen van het betrokken Natura 2000-gebied staan vermeld op www.rijksoverheid.nl/lnv ('Onderwerpen' >'Natuur en Biodiversiteit' > 'Natura 2000').
Conclusie afbakening
Ik ben van oordeel dat de afbakening van het gebied, gevolgen en natuurwaarden dat door de aangevraagde activiteit beïnvloed zou kunnen worden in de PB op een juiste wijze heeft plaatsgevonden.
Conclusie
Op basis van de door u toegezonden aanvullende ecologische beoordeling ben ik van mening dat significante effecten door het verlengen van de periode van werkzaamheden uit zijn te sluiten.
Het nieuwe vergunningvoorschrift 24 luidt als volgt:
'Deze vergunning is voor wat betreft de aanleg geldig tot en met het moment dat de werkzaamheden zijn beëindigd, doch uiterlijk tot en met 31 december 2023.'
Zienswijzen
In de periode zoals aangegeven in de bekendmaking van dit besluit kan eenieder schriftelijk of mondeling zienswijzen naar voren brengen over het besluit.
Zienswijzen kunnen naar voren worden gebracht via digitale formulieren op de website www.odnzkg.nl. Uw persoonsgegevens zullen niet openbaar worden gemaakt. Een schriftelijke zienswijze stuurt u aan:
Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied
t.a.v. de Coördinator vergunningen Nieuwe Zeesluis IJmuiden
Ebbehout 31
1507 EA Zaandam
Voor het naar voren brengen van een mondelinge zienswijze kunt u een afspraak maken via het contactformulier op www.odnzkg.nl. Er wordt dan contact met u opgenomen.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
namens deze:
drs. S.P. Band
MT-lid bij het Directoraat-Generaal Natuur, Visserij en Landelijk Gebied