Onderwerp: Bezoek-historie

Bespreking van het boek ‘Maritime Operations and the Law of Naval Operations’, geschreven door Martin Fink.

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Door mr. dr. drs. P. (Peter) J.J. van der Kruit

 

Nederland heeft een lange en internationale maritieme geschiedenis, ook op het gebied van internationaal (zee)recht. Het is daarom goed om te zien dat er in Nederland academische onderzoeken worden verricht binnen het internationaal (zee)recht en zo het maritiem discours verder aanvullen. Een voorbeeld van zo’n onderzoek is het Engelstalige proefschrift van Martin Fink, dat hij succesvol heeft verdedigd op 6 september 2016. De auteur kon naast de theoretische bronnen ook een beroep doen op zijn lange staat van dienst als operationeel maritiem jurist bij nationale en internationale vlootverbanden, hoofdkwartieren en organisaties.

Het proefschrift is neergelegd in een boek dat hier besproken wordt. Het onderzoek dat ten grondslag ligt aan dit boek gaat over maritieme interceptie operaties (MIO) en de bijbehorende rechtsgronden en -regimes, waarbij aangetekend wordt dat MIO door staten worden uitgevoerd en dat daarbij geweld kan worden gebruikt door deze staten.

Het is voornamelijk een kwalitatief onderzoek met een exploratieve centrale onderzoeksvraag. Het doel van het onderzoek is om enerzijds een bijdrage te leveren aan het academisch debat en anderzijds om in de praktijk de commandant van een oorlogsschip een beter begrip te geven van de juridische omgeving waarbinnen MIO plaatsvinden. Het boek telt 358 pagina’s en is voorzien van meerdere lijsten en tabellen die gegevens over schepen, incidenten, maritieme operaties enzovoort overzichtelijk presenteren.

Het boek beschrijft het gedeelte van het internationaal recht, inclusief het zeerecht, dat betrekking heeft op MIO. Dit gedeelte van het internationaal recht staat bekend om zijn gecompliceerdheid, uitgebreidheid, gebrek aan helderheid, en een veelvoud aan concurrerende jurisdicties in verschillende maritieme zones met een eigen rechtsregime. Daarom heeft de onderzoeker het onderzoek goed afgebakend. Geografisch is het afgebakend naar MIO die plaatsvinden buiten de territoriale wateren van een kuststaat, ofwel op volle zee waar de vrijheid van scheepvaart van toepassing is. In tijd is het onderzoek afgebakend naar MIO die plaatsvonden vanaf 1990. De derde afbakening van het onderzoek is dat de MIO worden onderzocht binnen de context van maritiem militair optreden ter bevordering van de internationale vrede en veiligheid, maar dan wel in de ruime zin des woords.

De term ‘maritieme interceptie operaties’ is geen strikt juridische term, maar een term die gebruikt wordt om een veelheid van maritieme operaties aan te duiden en is dus meer een operationele term voor het aanhouden en onderzoeken van schepen in het kader van een gewapend conflict of bij rechtshandhaving zoals drugssmokkel en piraterij. In dit boek wordt de term MIO gedefinieerd als: maritieme militaire operaties, inbegrepen het aanhouden en doorzoeken van een koopvaardijschip onder vreemde vlag, het in beslag nemen van goederen en het detineren van personen, terwijl dit koopvaardijschip zich buiten de territoriale rechtsmacht van een staat bevindt.

In Deel I van het boek worden MIO uitgebreid beschreven. Eerst wordt de evolutie van de rol van zeestrijdkrachten bij het handhaven van de internationale vrede en veiligheid beschreven, wat gebeurt aan de hand van maritieme geografie en operaties. Daarna wordt op basis van maritieme operaties uit het recente verleden het verloop geschetst van maritieme intercepties, zoals het handhaven van VN-sancties, de 11-september operaties en piraterij.

Ook wordt in Deel I de rechtsgrond onderzocht die het internationaal zeerecht biedt aan oorlogsschepen om vreemde koopvaardijschepen aan te houden. Het fundamentele principe is dat de volle zee vrij is voor elk schip, dat dan alleen nog te maken heeft met de jurisdictie van de vlaggenstaat. Dit werd eeuwen geleden door Hugo de Groot bepleit en wordt inmiddels beschouwd als internationaal gewoonterecht en is tevens vastgelegd in het Zeerechtverdrag. Dit verdrag bepaalt echter ook dat oorlogsschepen onder bepaalde omstandigheden wel vreemde koopvaardijschepen mogen aanhouden en onderzoeken, op volle zee.

Deel II van het boek onderzoekt de rechtsbases voor MIO, ofwel de legitimatie voor het uitvoeren van MIO, inclusief het gebruik van geweld. Deze rechtsbases worden via twee verschillende manieren benaderd. Eerst wordt er gekeken naar twee uitzonderingen op het geweldsverbod voor staten zoals vastgelegd in het VN-Handvest. Dit betreft het gebruik van geweld in het kader van het VN-veiligheidssysteem en bij zelfverdediging. Vervolgens worden er twee modi onderzocht waarbij een staat een gedeelte van zijn exclusieve jurisdictie om zijn schepen aan te houden en te onderzoeken overdraagt aan een andere staat. Dit is toestemming verlenen op ad hoc basis of via verdragen. Dus in totaal worden er vier rechtsbases voor MIO bestudeerd. Aan elke genoemde rechtsbasis wordt in het boek een compleet hoofdstuk gewijd.

Een zeer typisch maritiem juridisch leerstuk dat uitgebreid wordt beschreven in Hoofstuk 7 ‘Toestemming’, is wie er namens de staat ad hoc toestemming mag verlenen om een koopvaardijschip van die staat aan te houden en te doorzoeken. Op volle zee mag alleen de vlaggenstaat dit doen, of deze staat mag toestemming verlenen aan een andere staat om dit te doen. Moet deze toestemming worden verleend door een officiële vertegenwoordiger van de vlaggenstaat of mag de kapitein van het koopvaardijschip dit ook doen (master’s consent)? Het boek analyseert meerdere argumenten die in dit debat worden gebruikt, en eindigt met de opmerking dat de toestemming van een kapitein als rechtsbasis om het schip aan te houden en te doorzoeken door een vreemde staat discutabel is. Mede gezien het feit dat een kapitein geen officiële vertegenwoordiger is van een staat.

Deel III van het boek beschrijft de rechtsregimes die toepasselijk zijn bij MIO. In dit boek worden rechtsregimes beschreven als het geheel van internationaalrechtelijke regels die de MIO reguleren op het gebied van aanhouden en onderzoeken van een koopvaardijschip, het gebruik van geweld hierbij en het recht om opvarenden te detineren. Deze drie onderwerpen worden, in afzonderlijke hoofdstukken, onderzocht binnen de rechtsregimes humanitair oorlogsrecht, inclusief zeeoorlogsrecht, en de mensenrechten. Interessant om te lezen is de interactie tussen genoemde rechtsregimes in de maritieme dimensie.

Deel IV van het boek bevat de synthese en conclusies. Het gaat hierbij over drie belangrijke aspecten van MIO, te weten de evolutie van de term, de moderne conflicten en het centraal stellen van het individu. De conclusies van het gehele onderzoek worden in dit deel besproken.

Het boek leest prettig en is goed gestructureerd. Het doel van het boek is om een bijdrage te leveren aan de theorievorming van het recht rond MIO en om te faciliteren bij de militaire praktijk. Het eerste deel van het doel is zeker gehaald. Of het boek een bijdrage levert aan de militaire praktijk zal nog moeten worden afgewacht. Omdat het boek veel pro- en contra-argumenten analyseert en daardoor een goede diepgang krijgt, is het mogelijk niet duidelijk en toegankelijk genoeg voor de alledaagse algemene militaire praktijk. Heldere schema’s, tabellen, figuren of andere infographics hadden misschien kunnen helpen bij het leveren van een bijdrage aan de militaire praktijk.

Dat het boek, in aangepaste vorm, ook verkrijgbaar is in de reguliere boekhandel is zeker een voordeel. Dan kunnen alle belanghebbenden, zoals kapiteins van koopvaardijschepen, scheepsbeheerders, de overheid en de rechterlijke macht, dit mooie boek aanschaffen.

Het doet deugd om te kunnen constateren dat er een zeer nuttige aanvulling op de literatuur over het internationaal (zee)recht is bijgekomen, en daarbovenop is geschreven door een jurist van de Koninklijke Marine.

Naar boven