Onderwerp: Bezoek-historie

Diefstal lege hulzen en joyriding

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Voorwoord

Rechtbank Gelderland

Militaire kamer

Arrest van 8 december 2014

ECLI:NL:RBGEL:2014:7574

Voorzitter: mr. J.M.J.M. Doon, lid: mr. mr. H.G. Eskes, militair lid: kapitein ter zee van administratie, mr. F.N.J. Jansen

Diefstal lege hulzen en joyriding

De militaire kamer van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, spreekt een 39-jarige militair vrij van joyriding met een militair voertuig en veroordeelt hem ter zake van diefstal (in vereniging en met braak en inklimming) van lege hulzen tot een werkstraf voor de duur van 80 uren, met aftrek van de tijd die de militair in verzekering heeft doorgebracht. De militair dient de Staat een bedrag van €1.402,50 te betalen vanwege wederrechtelijk verkregen voordeel.

1. De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

1.

hij in of omstreeks de periode van 25 april 2013 tot en met 26 april 2013 te

Harskamp, gemeente Ede, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,

althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit

gebouw 102 gelegen op het infanterie Schiet Kamp te Harskamp (munitiecomplex),

althans een gebouw op een terrein van defensie, heeft weggenomen ongeveer 935

kilogram aan (munitie)hulzen, althans een groot aantal (munitie)hulzen, in elk

geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het Ministerie van

defensie, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn

mededader(s), waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs

heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft

gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;

2.

hij als militair in of omstreeks de periode van 25 april 2013 tot en met 26

april 2013, te of nabij Harskamp, gemeente Ede, in elk geval in Nederland,

opzettelijk wederrechtelijk twee, althans één motorrijtuig, (militaire MB's),

bij de krijgsmacht in gebruik, als bestuurder heeft gebruikt.

2. Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 24 november 2014 ter terechtzitting onderzocht. Verdachte is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. O.J. Ingweren voornoemd.

De officier van justitie, mr. S.Z. Wiarda, heeft gerekwireerd.

 

Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.

3. De beslissing inzake het bewijs

Ten aanzien van feit 1

 

De feiten

Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat niet ter discussie staat, vastgesteld.

In de nacht van 25 op 26 april 2013 wordt omstreeks 3:55 uur waargenomen dat het plexiglas van de linker roldeur van gebouw 102 van het Munitie Complex Hoenderloo op de Generaal Winkelman Kazerne te Harskamp stuk is. Van buitenaf is met een armreiking door het gat in het glas de loopdeur aan de binnenzijde te openen. Diezelfde nacht tussen 0:00 uur en 00:20 uur was het raam van het betreffende gebouw nog intact. In de loods bevonden zich grote kratten met diverse koperkleurige hulzen van diverse kalibers.

Op 26 april 2013 omstreeks 8:30 uur werd geconstateerd dat het draad, dat dient als omheining van het Infanterie Schiet Kamp Hoenderloo 2 te Harskamp (waar zich ook loods 102 bevindt), was doorgeknipt.6 In het hekwerk bevonden zich twee gaten, een van 80 centimeter bij 110 centimeter en een van 80 centimeter bij 90 centimeter, en in de directe omgeving werd een beschermhoes/omhulsel van een kniptang aangetroffen. Bij het tweede gat bevonden zich aan de binnenzijde negen, en aan de buitenzijde van het Munitie Complex vijf, grijze handkratten - deels gevuld met koperkleurige hulzen - met de tekst ‘Hoederloo’.

De grijze bakken worden normaal gesproken niet gebruikt voor munitieopslag en er is geen toestemming gegeven voor het wegnemen van goederen en het vernielen van het raam en hekwerk. Deze goederen behoren toe aan het ministerie van Defensie.

Medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte]) heeft op 26 april 2013 tegen betaling hulzen ingeleverd in Harderwijk, bij [getuige 1], te weten eenmaal 375 kilogram en eenmaal 560 kilogram.

 

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gesteld dat - gelet op de bekennende verklaring van [medeverdachte], de verklaring van getuige [getuige 1], de smartcard- en telefoongegevens, en de geflitste auto - wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem onder feit 1 ten laste gelegde.

 

Het standpunt van de verdediging

De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem onder feit 1 ten laste gelegde. Daartoe heeft hij aangevoerd dat [medeverdachte] zijn eerder ten overstaan van de Koninklijke Marechaussee (hierna: KMar) afgelegde bekennende verklaring heeft ingetrokken en dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs resteert voor een bewezenverklaring. De raadsman van verdachte heeft er voorts op gewezen dat verdachte heeft verklaard dat hij zijn telefoon in zijn PSU in de MB heeft laten liggen en dat dit het aanstralen van de telefoonmasten en ook het laatste telefoontje naar de vriendin van verdachte verklaart omdat een ander dan verdachte het laatste telefoongesprek immers aangetikt kan hebben. Ook heeft hij opgemerkt dat verdachte niet weet of hij op 26 april 2013 met [medeverdachte] bij [getuige 1] is geweest, daar dat dit -zelfs als dat het geval zou zijn- onvoldoende bewijs oplevert voor een bewezenverklaring van de ten laste gelegde diefstal.

 

Beoordeling door de militaire kamer

Op grond van de (onweersproken) feiten acht de militaire kamer bewezen dat één of meerdere personen in de nacht van 25 op 26 april 2013 op het Infanterie Schiet Kamp (een munitiecom-plex) Hoenderloo 2 in Harskamp, in de gemeente Ede, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit loods 102, munitiehulzen van het ministerie van Defensie heeft/hebben weggenomen, en zich de toegang tot dat munitiecomplex en die loods hebben verschaft en die hulzen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en inklimming.

 

De vraag die ter beantwoording voorligt, is of bewezen kan worden geacht dat verdachte (één van) de dader(s) is en of de door [medeverdachte] aan [getuige 1] aangeboden 935 kilogram munitiehulzen de weggenomen munitiehulzen betreffen. De militaire kamer beantwoordt die vraag bevestigend, aangezien [medeverdachte] daarover gedetailleerd heeft verklaard bij de KMar en deze verklaring wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen, zodat de militaire kamer geen reden ziet om aan die verklaring te twijfelen. Daartoe wordt als volgt overwogen.

 

Het vervoer

[medeverdachte] heeft verklaard dat hij en verdachte in de nacht van de inbraak, vanaf de Bernhardkazerne in Amersfoort, beiden een MB bij zich hadden. [medeverdachte] heeft de MB waarin hij reed op de parkeerplaats gezet, is toen bij verdachte in de MB gestapt en is samen met hem naar het munitiecomplex gereden. Hij heeft verklaard dat ze naar de achterpoort zijn gereden, een houten paal naast de slagboom uit de grond hebben gehaald, langs de slagboom zijn gereden en de MB naast het hek naast het munitiecomplex hebben gezet. Toen [medeverdachte] met verdachte bezig was met de inbraak, kwam de wacht eraan en zijn verdachte en hij in de auto gestapt, waar ze even hebben gewacht en vervolgens stapvoets zonder verlichting zijn weggereden. Verdachte heeft [medeverdachte] afgezet bij de parkeerplaats waar de MB van [medeverdachte] stond en [medeverdachte] kan zich herinneren dat er onderweg ‘een flits was’.

 

Dat [medeverdachte] zijn MB bij aankomst op de Winkelman kazerne te Harskamp op het parkeerterrein zou hebben gezet, vindt bevestiging in de verklaringen van getuigen [getuige 2] en [getuige 3]. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij op 26 april 2013 om 1:41 uur een militaire MB met kenteken [kenteken] op de openlijk toegankelijke parkeerplaats bij de MDD heeft waargenomen. Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij met [getuige 2] omstreeks 1:30 uur bij het gebouw van de MDD aan de Otterloseweg was en dat zij het hen was opgevallen dat er een militaire MB op de parkeerplaats nabij het schietterrein stond. De opmerking van [medeverdachte] dat verdachte de MB naast het hek op het munitiecomplex had gepositioneerd, wordt ondersteund door de bevindingen van het sporenonderzoek kort na de inbraak. Aan de buitenzijde van het (vernielde) hekwerk werden namelijk bandensporen aangetroffen die werden herkend als bandensporen van een MB.18 Voorts heeft een wachtcommandant gerapporteerd dat hij op 25 april 2013 in het kader van beveiligingswerkzaamheden omstreeks 3:55 uur met collega’s was gearriveerd op het Munitie Complex Hoenderloo 2, om te beginnen bij loods 102.

 

Dat past in de verklaring van [medeverdachte] dat hij en verdachte de wacht zagen arriveren en zijn vertrokken, waarna [medeverdachte] zijn eigen MB heeft opgehaald. Dit sluit ook aan op de verklaring van getuige [getuige 3]. Getuige [getuige 3] heeft immers verklaard dat de MB die hij eerder met [getuige 2] op het parkeerterrein had zien staan, rond 5:00 uur niet meer op het parkeerterrein stond.

 

De braaksporen

[medeverdachte] heeft verklaard dat hij met een leatherman een gat in het hekwerk naast het munitiecomplex heeft geknipt en dat hij met verdachte door de opening in het hek naar het emballagehok is gegaan. Eén van hen heeft het raampje van de deur ingeslagen, waarna ze - door een hand door het raam te steken - de deur aan de binnenkant konden openen.

 

Situatie plaats delict

[medeverdachte] heeft verklaard dat de hulzen in de loods per kaliber in verschillende bakken gesorteerd lagen en hij en verdachte hulzen uit verschillende bakken hebben weggenomen.

 

Ze hebben ongeveer 20 kratten met hulzen gevuld en deze, eerst handmatig en later met behulp van een karretje of steekwagentje, in de MB hebben geplaatst. Toen zij de wacht op het munitiecomplex zagen rijden, hebben ze alles laten vallen en zijn ze weggereden. Ook deze verklaring van [medeverdachte] vindt bevestiging in andere bewijsmiddelen.

 

Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat tegen een wand in loods 102 palletkratten staan met hulzen van verschillende soorten, waaronder palletkratten met verschoten ‘blanks’.

 

Hij heeft voorts verklaard dat tijdens werkzaamheden gebruik wordt gemaakt van hulpmiddelen waaronder plateauwagens, en dat deze in de nacht van de inbraak binnen stonden. Een wachtcommandant heeft met collega’s omstreeks 3:55 uur bij loods 102, behalve een gebroken ruit, palletkratten (voor het gebouw) en een plateauwagen (nabij de rechter roldeur) aangetroffen.

 

Afgelegde route

[medeverdachte] heeft verklaard dat hij samen met verdachte, nadat de wacht het munitiecomplex op was gereden, is weg gereden. Ze zijn vervolgens helemaal buitenom richting het dorp gereden en toen via allerlei tussendoor wegen - al dan niet via de Leusderheide - naar de Bernhardkazerne in Amersfoort om op zijn kamer plunjebalen op te halen. Nadat ze één plunjebaal vol hadden gepakt met hulzen, hebben ze op het oefenterrein op de Leusderheide een lekbak gepakt om de overige hulzen in te doen.

 

Zoals de militaire kamer hiervoor heeft overwogen, heeft [medeverdachte] een ‘flits’ waargenomen bij het wegrijden en past dit bij het feit dat de MB met kenteken [kenteken] om 4:06 uur op de Otterloseweg te Harskamp is geflitst vanwege een snelheidsovertreding.

 

De verklaring van [medeverdachte] dat hij en verdachte vervolgens over allerlei binnendoor wegen hebben gereden, past bij de volgorde van zendmasten die worden aangestraald door het telefoonnummer [nummer]. Verdachte heeft dit telefoonnummer op 1 mei 2013 bij de KMar als zijn telefoonnummer opgegeven. Het telefoonnummer heeft op 26 april 2014 om 1:46 uur de zendmast aan de Apeldoornseweg te Otterlo aangestraald (in de nabije omgeving van het munitiecomplex) en na 4:06 uur achtereenvolgend de zendmast aan de Radioweg te Harskamp (om 4:09 uur), de zendmast aan de Lenderinkweg te Wekerom (om 4:12 uur en 4:13 uur), de zendmast aan de Drieenhuizerweg te Kootwijkerbroek (om 4:15 uur) en een zendmast aan de Rijksweg A1 te Ter Schuur (om 4:23 uur).

 

Uit smartcardgegevens van de Bernhardkazerne te Amersfoort blijkt dat [medeverdachte] en verdachte beiden op 26 april 2013 ([medeverdachte] om 6:28:52 uur en verdachte om 6:28:45 uur) hun smartcard hebben aangeboden om toegang te verkrijgen tot de kazerne.

 

Het aanbieden van de hulzen

[medeverdachte] heeft verklaard dat hij en verdachte direct op de dag van de inbraak naar de hulzenboer zijn gegaan en dat dit in Harderwijk zou kunnen zijn geweest. [medeverdachte] heeft verklaard dat hij de hulzen met een militaire MB, gekleed in camouflage uniform, heeft ingeleverd en zich daarbij met zijn rijbewijs heeft gelegitimeerd.

 

Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij namens [getuige 1] te Harderwijk koper en messing inneemt en klanten daarvoor contant uitbetaald. Hij heeft verklaard dat op 26 april 2013 een man bij hem kwam met een getinte huidskleur, kort (kalend) haar en een breed postuur. De man kwam met een camouflage jeep en had een militair camouflagepak aan. Omdat de man zich niet kon legitimeren, belde de man [medeverdachte] en die arriveerde een kwartier of half uur later en heeft zich gelegitimeerd. [getuige 1] heeft vervolgens de hulzen ingenomen die de andere man achterin de jeep had liggen. [getuige 1] heeft verklaard dat de mannen wel vaker bij hem kwamen en ze dan met een militaire jeep en in militair uniform kwamen. Op 26 april 2013 om 8:59 uur wordt met de diensttelefoon van verdachte telefonisch contact gezocht met voornoemd recyclingbedrijf te Harderwijk en om 11:33 uur diezelfde dag wordt door de diensttelefoon van [medeverdachte] een zendmast aangestraald aan de Industrieweg te Harderwijk (in de nabije omgeving van het recyclingbedrijf).

 

Verdachte heeft verklaard dat hij mogelijk op 26 april 2013 met [medeverdachte] bij voornoemd recyclingbedrijf is geweest (maar dat hij geen hulzen heeft verkocht).

 

Gelet op het voorgaande in onderlinge samenhang bezien, acht de militaire kamer bewezen dat verdachte de hiervoor omschreven diefstal met [medeverdachte] heeft gepleegd.

 

Met betrekking tot het betoog van de raadsman overweegt de rechtbank nog dat zij het niet geloofwaardig acht dat verdachte zijn telefoon in de MB heeft laten liggen.

 

De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij wel zijn (auto)sleutels uit de MB heeft gehaald en hij wisselend heeft verklaard over het sms-contact vanaf zijn telefoon, met zijn ex-vrouw en zijn vriendin, in de nacht van de diefstal.

 

Conclusie

De militaire kamer acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem onder feit 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:

 

hij in de periode van 25 april 2013 tot en met 26 april 2013 te Harskamp, gemeente Ede, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit gebouw 102 gelegen op het infanterie Schiet Kamp te Harskamp (munitiecomplex), heeft weggenomen ongeveer 935 kilogram aan (munitie)hulzen, toebehorende aan het Ministerie van defensie, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming.

 

Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

 

Hetgeen verdachte meer of anders ten laste is gelegd, is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

 

De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

 

Vrijspraak ten aanzien van feit 2

 

Op het registratieformulier van de MB met kenteken [kenteken] bevindt zich tussen 25 april 2013 om 15:35 uur en 26 april 2013 om 7:00 uur een verschil van 169 kilometer waar geen rijopdracht voor is gegeven. In de tussengelegen periode, te weten op 26 april 2013 om 4:06 uur, is met deze MB op de Otterloseweg te Harskamp een snelheidsovertreding begaan.

 

Verdachte heeft ontkend in de nacht van 25 op 26 april 2013 een MB te hebben gebruikt.

 

Uitsluitend [medeverdachte] verklaard dat verdachte de betreffende nacht een MB heeft gebruikt zonder daarvoor toestemming te hebben verkregen . Nu zich, behalve de verklaring van [medeverdachte], geen ander bewijs in het dossier bevindt dat verdachte in de betreffende nacht een MB heeft gebruikt zonder daarvoor toestemming te hebben verkregen, is er onvoldoende wettig bewijs om tot een bewezenverklaring van dit feit te komen en zal de militaire kamer verdachte vrijspreken van het hem onder feit 2 ten laste gelegde.

4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:

 

Ten aanzien van feit 1:

Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming.

 

Het feit is strafbaar.

5. De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6. De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van de onder 1 en 2, ten laste gelegde feiten zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 80 uren, ter vervangen door 40 dagen hechtenis als deze niet of niet naar behoren wordt uitgevoerd, en met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft verbleven.

 

Het standpunt van de verdediging

De raadsman van verdachte heeft (nu hij heeft bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken) geen opmerkingen gemaakt in het kader van een eventueel op te leggen straf.

 

Beoordeling door de militaire kamer

Bij de beslissing over de straf wordt door de militaire kamer rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Voorts wordt rekening gehouden met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij mede is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 7 oktober 2014.

 

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal (in vereniging) met braak en inklimming, op een militair terrein. Een feit dat naar het oordeel van de militaire kamer illustreert dat verdachte weinig respect heeft voor het eigendom van het Ministerie van Defensie, zijn werkgever.

 

Gelet op de aard en ernst van de feiten acht de militaire kamer, hoewel zij één feit minder bewezen acht dan de officier van justitie, een werkstraf voor de duur van 80 uren passend en geboden. Een lagere straf doet naar haar oordeel geen recht aan de ernst en brutaliteit van het feit.

7. De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 27, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

relaties6

8. De beslissing

De militaire kamer, rechtdoende:

 

Spreekt verdachte vrij van het onder feit 2 ten laste gelegde.

Verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.

 

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit als vermeld onder punt 4.

Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot

het verrichten van een werkstraf gedurende 80 (tachtig) uren.

Bepaalt dat deze werkstraf binnen 1 (één) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.

De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.

Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.

Stelt deze vervangende hechtenis vast op 40 (veertig) dagen.

Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht geheel in mindering wordt gebracht, te weten 4 (vier) uren, zijnde 2 (twee) dagen hechtenis.

 

----------------------------------------------

Rechtbank Gelderland

Militaire kamer

Arrest van 8 december 2014

ECLI:NL:RBGEL:2014:7575

 

Voorzitter: mr. J.M.J.M. Doon, lid: mr. mr. H.G. Eskes, militair lid: kapitein ter zee van administratie, mr. F.N.J. Jansen

Diefstal lege hulzen en joyriding (2)

De militaire kamer van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, veroordeelt een 36-jarige militair ter zake van diefstal (in vereniging en met braak en inklimming) van lege hulzen, joyriding met een militair voertuig en het meermalen plegen van verduistering van hulzen, tot een werkstraf voor de duur van 120 uren, met aftrek van de tijd die de militair in verzekering heeft doorgebracht. De militair dient de Staat een bedrag van € 2.855,25 te betalen vanwege wederrechtelijk verkregen voordeel.

1 De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

1.

hij in of omstreeks de periode van 25 april 2013 tot en met 26 april 2013 te

Harskamp, gemeente Ede, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,

althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit

gebouw 102 gelegen op het infanterie Schiet Kamp te Harskamp

(munitiecomplex), althans een gebouw op een terrein van defensie, heeft

weggenomen ongeveer 935 kilogram aan (munitie)hulzen, althans een groot aantal

(munitie)hulzen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan

het Ministerie van defensie, in elk geval aan een ander of anderen dan aan

verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte zich de toegang tot de

plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren)

onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of

inklimming;

2.

hij als militair in of omstreeks de periode van 25 april 2013 tot en met 26

april 2013, te of nabij Harskamp, gemeente Ede, in elk geval in Nederland,

opzettelijk wederrechtelijk twee, althans één motorrijtuig, (militaire MB's),

bij de krijgsmacht in gebruik, als bestuurder heeft gebruikt;

3.

hij in of omstreeks de periode van 3 december 2012 tot en met 18 april 2013 te

Harskamp, gemeente Ede, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk

van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (groot) aantal

(munitie)hulzen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan

Ministerie van defensie, in elk geval aan een ander of anderen dan aan

verdachte;

althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling leidt:

hij in of omstreeks de periode van 3 december 2012 tot en met 18 april 2013 te

Harskamp, gemeente Ede, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk een

groot aantal (munitie)hulzen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten

dele toebehoorde(n) aan het Ministerie van defensie, in elk geval aan een

ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) goed(eren) verdachte uit hoofde

van zijn persoonlijke dienstbetrekking van/als instructeur, in elk geval

anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft

toegeëigend.

2 Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 24 november 2014 ter terechtzitting onderzocht. Verdachte is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. B.J. de Pree voornoemd.

 

De officier van justitie, mr. S.Z. Wiarda, heeft gerekwireerd.

Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.

 

2a. Partiële nietigheid dagvaarding

De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de tenlastelegging ten aanzien van feit 3 onvoldoende concreet, en aldus op dat punt nietig, is. Daartoe is aangevoerd dat onduidelijk is om welke hulzen het in deze specifieke ten laste gelegde periode gaat.

 

De militaire kamer interpreteert het betoog van de raadsman als een beroep op artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering en is, anders dan de raadsman van verdachte, van oordeel dat het voor verdachte - gelet op zijn verklaring ter terechtzitting en de dossierstukken (in het bijzonder de pagina’s 209 en 217) - voldoende duidelijk is waarvan hij verdacht wordt. Gelet hierop ziet de militaire kamer dan ook geen reden om de dagvaarding partieel nietig te verklaren.

3. De beslissing inzake het bewijs1

Verweer strekkend tot bewijsuitsluiting

Vooropgesteld wordt dat naar het oordeel van de militaire kamer geen reden bestaat om, zoals door de verdediging is verzocht, enig dossierstuk van het bewijs uit te sluiten. De militaire kamer overweegt daartoe als volgt.

 

De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat de bekennende verklaring van verdachte ten overstaan van de Koninklijke Marechaussee (hierna: KMar) niet voor het bewijs kan worden gebezigd vanwege de wijze waarop het verhoor heeft plaatsgevonden en op papier is gezet. Volgens de raadsman is in dat kader onjuist, onzorgvuldig en oncontroleerbaar gehandeld. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte aanvankelijk heeft ontkend, maar dat die verklaring niet in een proces-verbaal is vastgelegd. Bovendien zijn geen audiovisuele opnamen van de verhoren gemaakt, waardoor niet te controleren valt hoe tijdens de verhoren de vraagstelling is geweest en in welke mate verdachte tijdens deze verhoren (dader)informatie aangereikt heeft gekregen.

Daarnaast heeft de raadsman betoogd dat het proces-verbaal van bevindingen op pagina 205 van het dossier van het bewijs moet worden uitgesloten, nu de onderliggende stukken ontbreken en de inhoud van het proces-verbaal aldus niet controleerbaar is.

Verdachte heeft verklaard dat hij onder druk is gezet om een bekennende verklaring af te leggen. Verdachte wilde graag naar huis omdat hij dinsdagavond op zijn kind moest passen, en dat zou pas mogen nadat hij bekend had.

Ten aanzien van de door verdachte bij de KMar afgelegde verklaringen overweegt de militaire kamer dat geen wettelijk voorschrift voorschrijft dat verdachte audiovisueel gehoord had moeten worden.

Aldus is geen sprake van een geschonden vormvoorschrift als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering en bestaat geen reden de verklaringen van verdachte om die reden van het bewijs uit te sluiten.

Ook overigens ziet de militaire kamer daartoe geen aanleiding nu zij geen reden heeft om aan de juistheid van de inhoud van deze ambtsedig opgemaakte, en door verdachte ondertekende, stukken te twijfelen. Naar het oordeel van de militaire kamer valt uit de processen-verbaal in voldoende mate op te maken wat de vraagstelling is geweest, blijkt er niet uit dat verdachte onder druk is gezet en/of op enig moment (tijdens de zes momenten waarop hij is verhoord) ontkennend heeft verklaard. Evenmin blijkt uit de processen-verbaal van verhoor dat verdachte - hoewel hij gedurende drie aaneensluitende dagen is verhoord - heeft aangegeven dat hij haast had om naar huis te komen, omdat hij op dinsdagavond op zijn kind moest passen en hij wilde voorkomen dat zijn ex-vriendin van de verdenking jegens hem op de hoogte zou worden gesteld.

Voorts overweegt de militaire kamer dat zij evenmin reden ziet het proces-verbaal van bevindingen op pagina 205 van het bewijs uit te sluiten. Daartoe acht zij, los van de omstandigheid dat het een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal betreft, redengevend dat de raadsman van verdachte de inhoud van dit stuk niet heeft betwist, terwijl ook anderszins reden bestaat te twijfelen aan de inhoud van dit stuk aangezien dit steun vindt in de verklaringen van verdachte bij de KMar.

 

Ten aanzien van feit 1

 

De feiten

Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat niet ter discussie staat, vastgesteld.

In de nacht van 25 op 26 april 2013 werd omstreeks 3:55 uur waargenomen dat het plexiglas van de linker roldeur van gebouw 102 van het Munitie Complex Hoenderloo  op de Generaal Winkelman Kazerne te Harskamp stuk is.2 Van buitenaf is met een armreiking door het gat in het glas de loopdeur aan de binnenzijde te openen. Diezelfde nacht tussen 0:00 uur en 00:20 uur was het raam van het betreffende gebouw nog intact. In de loods bevonden zich grote kratten met diverse koperkleurige ‘lege’ hulzen van diverse kalibers.

Op 26 april 2013 omstreeks 8:30 uur werd geconstateerd dat het draad, dat dient als omheining van het Infanterie Schiet Kamp Hoenderloo 2 te Harskamp (waar zich ook loods 102 bevindt), was doorgeknipt. In het hekwerk bevonden zich twee gaten, één van 80 centimeter bij 110 centimeter en één van 80 centimeter bij 90 centimeter, en in de directe omgeving werd een beschermhoes/omhulsel van een kniptang aangetroffen Bij het tweede gat bevonden zich aan de binnenzijde negen, en aan de buitenzijde van het Munitie Complex vijf, grijze handkratten - deels gevuld met koperkleurige hulzen - met de tekst ‘Hoenderloo’.

De grijze bakken worden normaal gesproken niet gebruikt voor munitieopslag en er is geen toestemming gegeven voor het wegnemen van goederen en het vernielen van het raam en hekwerk. Deze goederen behoren toe aan het ministerie van Defensie.

Verdachte heeft op 26 april 2013 tegen betaling hulzen ingeleverd bij [getuige 1], te weten eenmaal 375 kilogram en eenmaal 560 kilogram. Medeverdachte [medeverdachte] was daarbij aanwezig.

 

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gesteld dat - gelet op de bekennende verklaring van verdachte tegenover de KMar, de verklaring van getuige [getuige 1], de smartcard- en telefoongegevens, en de geflitste auto - wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem onder feit 1 ten laste gelegde diefstal in vereniging met braak.

 

Het standpunt van de verdediging

De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem onder feit 1 ten laste gelegde. Daartoe heeft hij aangevoerd dat bij gebrek aan overtuiging niet tot een bewezenverklaring van dit feit kan worden gekomen, nu afdoende is verklaard waarom verdachte aanvankelijk een bekennende verklaring heeft afgelegd, hoe verdachte -aangezien hij in de morgen van 26 april bij de loods van de inbraak is geweest waardoor hij daderinformatie heeft verkregen - bekend kon zijn met deze informatie en waarom hij een grote hoeveelheid hulzen in zijn bezit heeft gehad en deze hulzen heeft aangeboden aan [getuige 1].

 

Beoordeling door de militaire kamer

Op grond van de (onweersproken) feiten acht de militaire kamer bewezen dat één of meerdere personen in de nacht van 25 op 26 april 2013 op het Infanterie Schiet Kamp (een munitiecomplex) Hoenderloo 2 in Harskamp, in de gemeente Ede, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit loods 102, munitiehulzen van het ministerie van Defensie heeft/hebben weggenomen, en zich de toegang tot dat munitiecomplex en die loods hebben verschaft en die hulzen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en inklimming.

 

De vraag die ter beantwoording voorligt, is of bewezen kan worden geacht dat verdachte (één van) de dader(s) is en of de door hem aan [getuige 1] aangeboden 935 kilogram munitiehulzen de weggenomen munitiehulzen betreffen. De militaire kamer beantwoordt die vraag bevestigend, aangezien verdachte daarover gedetailleerd heeft verklaard bij de KMar en deze verklaring wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen. Daartoe overweegt de militaire kamer als volgt.

 

Het vervoer

Verdachte heeft verklaard dat hij en medeverdachte [medeverdachte] in de nacht van de inbraak, vanaf de Bernhardkazerne in Amersfoort, beiden een Mercedes Benz (hierna: MB) bij zich hadden. Verdachte heeft de MB waarin hij reed op de parkeerplaats gezet, is toen bij [medeverdachte] in de MB gestapt en is samen met hem naar het munitiecomplex gereden. Hij heeft verklaard dat ze naar de achterpoort zijn gereden, een houten paal naast de slagboom uit de grond hebben gehaald, langs de slagboom zijn gereden en de MB naast het hek naast het munitiecomplex hebben gezet.

Toen verdachte met [medeverdachte] bezig was met de inbraak, kwam de wacht eraan en zijn [medeverdachte] en hij in de auto gestapt, waar ze even hebben gewacht en vervolgens stapvoets zonder verlichting zijn weggereden.[medeverdachte] heeft verdachte afgezet bij de parkeerplaats waar de MB van verdachte stond en verdachte kan zich herinneren dat er onderweg ‘een flits was’.

Dat verdachte, zoals hij zelf verklaart, bij aankomst op de Winkelman kazerne te Harskamp de MB op het parkterrein heeft geparkeerd, vindt bevestiging in de verklaringen van getuigen

[getuige 2] en [getuige 3]. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij op 26 april 2013 om 1:41 uur een militaire MB met kenteken [kenteken] op de openlijk toegankelijke parkeerplaats heeft waargenomen. Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij met [getuige 2] omstreeks 1:30 uur bij het gebouw van de MDD aan de Otterloseweg was en dat het hen was opgevallen dat er een militaire MB op de parkeerplaats nabij het schietterrein stond.18 De opmerking van verdachte dat [medeverdachte] de tweede MB naast het hek op het munitiecomplex had gepositioneerd, wordt ondersteund door de bevindingen van het sporenonderzoek kort na de inbraak. Aan de buitenzijde van het (vernielde) hekwerk werden namelijk bandensporen aangetroffen die werden herkend als bandensporen van een MB .19 Voorts heeft een wachtcommandant gerapporteerd dat hij op 25 april 2013 in het kader van beveiligingswerkzaamheden omstreeks 3:55 uur met collega’s was gearriveerd op het Munitie Complex Hoenderloo 2, om te beginnen bij loods 102.20 Dat past in de verklaring van verdachte dat hij en [medeverdachte] de wacht zagen arriveren en zijn vertrokken, waarna verdachte zijn eigen MB heeft opgehaald. Dit sluit ook aan op de verklaring van getuige [getuige 3]. Getuige [getuige 3] heeft immers verklaard dat de MB die hij eerder met [getuige 2] op het parkeerterrein had zien staan, rond 5:00 uur niet meer op het parkeerterrein stond.

 

De braaksporen

Verdachte heeft verklaard dat hij met een leatherman heeft geprobeerd een gat in het hekwerk naast het munitiecomplex te knippen en dit, toen dit niet lukte, tien meter verderop nogmaals heeft geprobeerd waar dat wel lukte. Hij heeft verklaard dat hij met [medeverdachte] door de opening in het hek naar het emballagehok is gegaan. Eén van hen heeft het raampje van de deur ingeslagen, waarna ze -door een hand door het raam te steken- de deur aan de binnenkant konden openen. De militaire kamer overweegt dat de verklaring van verdachte, over de twee gaten in het hekwerk en het inslaan van de ruit in de deur van loods 102, overeenkomt met de onweersproken feiten en daarmee eveneens bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen.

 

Situatie plaats delict

Verdachte heeft verklaard dat de hulzen in de loods per kaliber in verschillende bakken gesorteerd lagen en hij en [medeverdachte] hulzen uit verschillende bakken hebben weggenomen.

Ze hebben ongeveer 20 kratten met hulzen gevuld en deze, eerst handmatig en later met behulp van een karretje of steekwagentje, in de MB geplaatst.

Toen zij de wacht op het munitiecomplex zagen rijden, hebben ze alles laten vallen en zijn ze weggereden.

Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat tegen een wand in loods 102 palletkratten staan met hulzen van verschillende soorten, waaronder palletkratten met verschoten ‘blanks’.

Hij heeft voorts verklaard dat tijdens werkzaamheden gebruik wordt gemaakt van hulpmiddelen waaronder plateauwagens, en dat deze in de nacht van de inbraak binnen stonden. Een wachtcommandant heeft met collega’s omstreeks 3:55 uur bij loods 102, behalve een gebroken ruit, palletkratten (voor het gebouw) en een plateauwagen (nabij de rechter roldeur) aangetroffen.

 

Afgelegde route

Verdachte heeft verklaard dat hij en [medeverdachte], nadat de wacht het munitiecomplex op was gereden, weg zijn gereden. Ze zijn vervolgens helemaal buitenom richting het dorp gereden en toen via allerlei tussendoor wegen - al dan niet via de Leusderheide - naar de Bernhardkazerne te Amersfoort om op zijn kamer plunjebalen op te halen.

Nadat ze één plunjebaal vol hadden gepakt met hulzen, hebben ze op het oefenterrein op de Leusderheide een lekbak gepakt om de overige hulzen in te doen.

Zoals de militaire kamer hiervoor heeft overwogen, heeft verdachte een ‘flits’ waargenomen bij het wegrijden en past dit bij het feit dat de MB met kenteken [kenteken] om 4:06 uur op de Otterloseweg te Harskamp is geflitst vanwege een snelheidsovertreding. De verklaring van verdachte dat zij vervolgens over allerlei binnendoor wegen hebben gereden, past bij de volgorde van zendmasten die werden aangestraald doortelefoonnummer [nummer]. [medeverdachte] heeft dit telefoonnummer op 1 mei 2013 bij de Kmar als zijn telefoonnummer opgegeven. Het telefoonnummer heeft op 26 april 2014 om 1:46 uur de zendmast aan de Apeldoornseweg te Otterlo aangestraald (in de nabije omgeving van het munitiecomplex) en na 4:06 uur achtereenvolgend de zendmast aan de Radioweg te Harskamp (om 4:09 uur), de zendmast aan de Lenderinkweg te Wekerom (om 4:12 uur en 4:13 uur), de zendmast aan de Drieenhuizerweg te Kootwijkerbroek (om 4:15 uur) en een zendmast aan de Rijksweg A1 te Ter Schuur (om 4:23 uur).

Uit smartcardgegevens van de Bernhardkazerne te Amersfoort blijkt dat verdachte en [medeverdachte] beiden op 26 april 2013 (verdachte om 6:28:52 uur en [medeverdachte] om 6:28:45 uur) hun smartcard hebben aangeboden om toegang te verkrijgen tot de kazerne.

 

Het aanbieden van de hulzen

 

Verdachte heeft verklaard dat hij en [medeverdachte] direct op de dag van de inbraak naar de hulzenboer zijn gegaan en dat dit in Harderwijk zou kunnen zijn geweest. Verdachte heeft verklaard dat hij de hulzen met een militaire MB, gekleed in camouflage uniform, heeft ingeleverd en zich daarbij met zijn rijbewijs heeft gelegitimeerd.

Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij namens [getuige 1] te Harderwijk koper en messing inneemt en klanten daarvoor contant uitbetaald. Hij heeft verklaard dat op 26 april 2013 een man bij hem kwam met een getinte huidskleur, kort (kalend) haar en een breed postuur. De man kwam met een camouflage jeep en had volgens [getuige 1] een militair camouflagepak aan. Omdat de man zich niet kon legitimeren, belde de man verdachte en die arriveerde een kwartier of half uur later en heeft zich gelegitimeerd. [getuige 1] heeft vervolgens de hulzen ingenomen die de andere man achterin de jeep had liggen. [getuige 1] heeft verklaard dat de mannen wel vaker bij hem kwamen en ze dan met een militaire jeep en in militair uniform kwamen. Op 26 april 2013 om 8:59 uur wordt met de diensttelefoon van [medeverdachte] telefonisch contact gezocht met voornoemd recyclingbedrijf te Harderwijk en om 11:33 uur diezelfde dag wordt door de diensttelefoon van verdachte een zendmast aangestraald aan de Industrieweg te Harderwijk (in de nabije omgeving van het recyclingbedrijf).

 

Ten aanzien van feit 2

 

De feiten

Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat niet ter discussie staat, vastgesteld.

Op 26 april 2013 om 4:06 uur is op de Otterloseweg te Harskamp een snelheidsovertreding begaan met de MB voorzien van kenteken [kenteken]36. Het voertuig is op 25 april 2013 afgesloten en is die middag of op de ochtend van 26 april 2013 ten behoeve van schoonmaak verplaatst over een afstand van ongeveer 10 kilometer. Tussen de rijopdrachten van 25 en 26 april 2013 zit daarentegen een verschil van 168 kilometer.

 

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gesteld dat - gelet op de verklaring van verdachte tegenover de KMar en de snelheidsovertreding - wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem onder feit 2 ten laste gelegde joyriding.

 

Het standpunt van de verdediging

De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem onder feit 2 ten laste gelegde, nu verdachte vanwege een oefening de beschikking had over een auto en het niet opportuun is hem voor het privé gebruik van deze auto te veroordelen nu veel militairen dat in de praktijk doen en het een ‘grijs gebied’ betreft.

 

Beoordeling door de militaire kamer

Verdachte heeft verklaard dat hij met [medeverdachte] in een militaire MB, toebehorend aan de logistieke groep van het Ministerie van Defensie, in de nacht van 25 op 26 april 2013 naar Harskamp is gereden terwijl hij daarvoor geen toestemming had.38 Verdachte zou de MB waarin hij reed, voorbij de kazerne waar het oefenterrein begint, op een parkeerplaats hebben gezet.

Het feit dat verdachte heeft verklaard dat hij geen toestemming had de MB voor andere doeleinden te gebruiken dan ten behoeve van een oefening, wijst er naar het oordeel van de militaire kamer op dat verdachte de militaire MB opzettelijk wederrechtelijk heeft gebruikt. De stelling dat andere militairen een MB ook voor privé doeleinden gebruiken, doet hier niet aan af.

 

Ten aanzien van feit 3

 

De feiten

Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat niet ter discussie staat, vastgesteld.

Op de overzichtslijst van het bedrijf [getuige 1] te Harderwijk (ook) over de periode van december 2012 tot en met oktober 2013 staat vermeld dat verdachte in de periode van 3 december 2012 tot en met 18 april 2013 verschillende keren tegen betaling hulzen heeft aangeboden aan dit bedrijf. Het betroffen hoeveelheden van respectievelijk 86, 25, 66, 24, 22 en 200 kilo.40 Verdachte is regelmatig bij recyclebedrijf [getuige 1] geweest om hulzen van losse flodders/blanks in te leveren.

 

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gesteld dat, mede gelet op de verklaring van verdachte, wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem onder feit 3, subsidiair, ten laste gelegde verduistering.

 

Het standpunt van de verdediging

De raadsman van verdachte heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het hem onder feit 3 primair en subsidiair ten laste gelegde omdat geen sprake is van wederrechtelijkheid, nu hulzen worden ingeleverd met medeweten van het ministerie van Defensie.

 

Beoordeling door de militaire kamer

De militaire kamer volgt het betoog van de raadsman, bij gebreke van enige onderbouwing, niet. Verdachte heeft verklaard dat de hulzen die hij heeft ingeleverd en waarvoor hij geld heeft ontvangen, toebehoren aan het ministerie van Defensie en dat hij geen toestemming heeft verkregen voor het inleveren van deze hulzen.42 Bovendien verklaart hij over een rugzak met verschoten hulzen die is aangetroffen op zijn legeringskamer, dat hij zich ervan bewust is dat het niet is toegestaan de hulzen onder zich te hebben. Verdachte heeft opgemerkt dat hij geen zin heeft om naar het munitiecomplex te rijden om kleine hoeveelheden hulzen in te leveren en hij de hulzen bewaart tot hij een grotere hoeveelheid heeft en deze dan naar koperboer brengt om deze om te zetten in geld, waarna hij dit geld voor zichzelf gebruikt.43 Dit leidt de militaire kamer tot de conclusie dat wel degelijk sprake is van wederrechtelijke toe-eigening van de (munitie)hulzen door verdachte en dat hij zich hiervan bewust is geweest.

 

Conclusie

De militaire kamer acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem ten laste gelegde feiten 1, 2 en 3, subsidiair, heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:

 

1.

hij in de periode van 25 april 2013 tot en met 26 april 2013 te Harskamp, gemeente Ede, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit gebouw 102 gelegen op het infanterie Schiet Kamp te Harskamp (munitiecomplex), heeft weggenomen ongeveer 935 kilogram aan (munitie)hulzen, toebehorende aan het Ministerie van defensie, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming;

 

2.

hij als militair in de periode van 25 april 2013 tot en met 26 april 2013, te of nabij Harskamp, gemeente Ede, opzettelijk wederrechtelijk één motorrijtuig, (militaire MB), bij de krijgsmacht in gebruik, als bestuurder heeft gebruikt;

 

3, subsidiair

hij in de periode van 3 december 2012 tot en met 18 april 2013 te Harskamp, gemeente Ede, meermalen, opzettelijk een groot aantal (munitie)hulzen, die geheel of ten dele toebehoorden aan het Ministerie van defensie, en welke goederen verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.

Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

Hetgeen verdachte meer of anders ten laste is gelegd, is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.

4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:

 

Ten aanzien van feit 1:

Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming.

 

Ten aanzien van de feit 2:

Opzettelijk wederrechtelijk enig motorrijtuig dat bij de krachtsmacht in gebruik is, gebruiken.

 

Ten aanzien van feit 3:

Verduistering, meermalen gepleegd.

 

De feiten zijn strafbaar.

5. De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6. De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van de onder 1, 2 en 3, subsidiair, ten laste gelegde feiten zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 120 uren, ter vervangen door 60 dagen hechtenis als deze niet of niet naar behoren wordt uitgevoerd, en met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft verbleven. Daarbij heeft de officier van justitie expliciet rekening gehouden met de aard en ernst van de feiten en dat verdachte, blijkens zijn justitiële documentatie, niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.

 

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft de militaire kamer, indien zij komt tot een bewezenverklaring van één of meer van de ten laste gelegde feiten, verzocht verdachte een groot voorwaardelijk strafdeel op te leggen. Daartoe heeft hij aangevoerd dat verdachte niet alleen een first offender is, maar er ook rekening moet worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft een kind en de relatie met zijn ex-partner is moeizaam. Daarnaast moet verdachte, als hij zijn baan bij het ministerie van Defensie kwijtraakt, op zoek naar ander werk, waar hij bij een te zware straf niet aan toe zal komen, met alle gevolgen van dien.

 

Beoordeling door de militaire kamer

 

Bij de beslissing over de straf wordt door de militaire kamer rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Voorts wordt rekening gehouden met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij mede is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 7 oktober 2014.

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal (in vereniging) met braak en inklimming op een militair terrein, aan joyriding met een militair voertuig en aan verduistering van militaire goederen. Feiten die naar het oordeel van de militaire kamer ieder op zichzelf illustreren dat verdachte weinig respect heeft voor de eigendommen van het Ministerie van Defensie, zijn werkgever.

Gelet op de aard en ernst van de feiten acht de militaire kamer een werkstraf voor de duur van 120 uren, als voorgesteld door de officier van justitie, passend en geboden. De militaire kamer ziet, in de persoonlijke omstandigheden van verdachte geen aanleiding voor oplegging van een deels voorwaardelijke straf. De militaire kamer gaat er daarnaast van uit dat verdachte lering trekt uit de onderhavige strafzaak en een voorwaardelijk strafdeel in die zin niet noodzakelijk is om het plegen van soortgelijke feiten te voorkomen.

 

Ten aanzien van het beslag

De militaire kamer is van oordeel dat het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven geldbedrag van € 2.500,- als bedoeld in de kennisgeving van inbeslagneming op pagina 253 van het dossier, aan verdachte toebehoort en aan hem moet worden teruggegeven nu niet is komen vast te staan dat dit bedrag afkomstig is uit enig bewezenverklaard misdrijf.

7. De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 27, 57, 91, 310, 311 en 321 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede artikel 166 van het Wetboek van Militair Strafrecht.

8. De beslissing

De militaire kamer, rechtdoende:

Spreekt verdachte vrij van het ten laste gelegde onder feit 3, primair.

Verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten als vermeld onder punt 4.

Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot

het verrichten van een werkstraf gedurende 120 (honderdtwintig) uren.

Bepaalt dat deze werkstraf binnen 1 (één) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.

De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.

Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.

Stelt deze vervangende hechtenis vast op 60 (zestig) dagen.

Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht geheel in mindering wordt gebracht, te weten 4 (vier) uren, zijnde 2 (twee) dagen hechtenis.

 

Ten aanzien van het beslag

Beveelt de teruggave van het in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedrag van € 2.500,- aan veroordeelde.

NASCHRIFT

Door mr. M.R. Aaron

 

Diefstal lege hulzen en joyriding

Een militair wordt door de militaire kamer van de rechtbank veroordeeld wegens diefstal (in verenging) en het verduisteren van lege hulzen en militaire joyriding. De collega-militair met wie hij de diefstal pleegde (de medeverdachte), wordt eveneens veroordeeld voor de diefstal, maar vrijgesproken van militaire joyriding. Dit laatste kon niet wettig en overtuigend bewezen worden omdat het enige bewijs dat hij zonder toestemming een militair voertuig had gebruikt, een (kennelijk belastende) verklaring van zijn partner-in-crime was.

Deze zaak is opmerkelijk omdat de veroordeelde militairen lijken te hebben gehandeld zonder scrupules. Het ging om 1) het inbreken op een defensieterrein en 2) een defensiegebouw, 3) het wegnemen van maar liefst 935(!) kilo aan lege munitiehulzen en 4) het daarbij zonder toestemming gebruikmaken van een militair voertuig om de weggenomen munitiehulzen te vervoeren (om vervolgens ook nog eens geflitst te worden vanwege een snelheidsovertreding). Tot slot gaat het om 5) het doorverkopen van deze hulzen voor enkele duizenden euro's aan een recyclingbedrijf.

Aan bewijzen geen gebrek: Allereerst zijn daar de verklaringen van de verdachten zelf. Dan zijn er getuigenverklaringen zoals die van de medewerker van het recyclingbedrijf, de geflitste snelheidsovertreding, de locatiegegevens van de mobiele telefoon en de braaksporen.

Uit de uitspraken blijkt niet wat de militairen ertoe bewoog zich zo te gedragen. Geldgebrek? Rancune tegenover hun werkgever? De cultuur binnen de eenheid? Het is zeer vermoedelijk geen gedrag waar de gemiddelde militair zich aan zou wagen.

Vanuit juridisch perspectief is opvallend dat beide veroordeelde militairen terugkomen op eerder afgelegde verklaringen bij de Koninklijke Marechaussee. Een van de militairen claimt zelfs onder druk te zijn gezet om een bekennende verklaring af te leggen en dat hij aanvankelijk een ontkennende verklaring had afgelegd, die niet is vastgelegd in een proces-verbaal.

In dit verband is relevant te melden dat sinds 2010 verdachten het recht hebben om bij misdrijven waarbij voorlopige hechtenis is toegelaten, voorafgaande aan het eerste inhoudelijke verhoor een raadsman te consulteren. Dit consulteren hoort in de regel plaats te vinden door middel van een persoonlijk gesprek met de raadsman op het bureau (of KMar-brigade). Dit recht moet de verdachte worden medegedeeld. In de meeste gevallen kan door de verdachte afstand worden gedaan van dit recht.  Of dit is gebeurd in onderhavige zaak valt niet op te maken uit de uitspraken. Het is hoe dan ook raadzaam dat elke militair die zich in een dergelijke situatie bevindt, gretig gebruik maakt van dit recht.

Het is overigens zo dat recentelijk (vanaf maart 2016) verdachten actief moeten worden gewezen op het recht op verhoorbijstand. Het gaat hier om de aanwezigheid van een raadsman tijdens het verhoren van de verdachte.  Voor de militairen in onderhavige zaken doet dit niet (meer) ter zake. Voor militairen die in de toekomst worden verdacht van strafbare feiten is dit een recht om te onthouden.

M.R.A.

Naar boven