Arrest
van de militaire kamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de militaire kamer van de rechtbank Gelderland van 12 april 2021 met parketnummer 05-225362-19 in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
wonende te [adres] ,
eertijds opperwachtmeester der Koninklijke Marechaussee.
HET HOGER BEROEP
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
ONDERZOEK VAN DE ZAAK
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 6 oktober 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. N. Amine, naar voren is gebracht.
HET VONNIS WAARVAN BEROEP
De rechtbank heeft bij vonnis van 12 april 2021, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte ter zake van bij vonnis van 12 april 2021, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte ter zake van oplichting, meermalen gepleegd, en de voortgezette handeling van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd, en opzettelijk gebruikmaken van een vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225 lid 1, van het wetboek van Strafrecht, meermalen gepleegd, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op juiste gronden heeft beslist en zal het vonnis bevestigen behalve voor zover het betreft de opgelegde straf.
Ten aanzien van dit onderdeel van het vonnis komt het hof tot een andere beslissing dan de rechtbank. In zoverre zal het vonnis dan ook worden vernietigd. Het hof is van oordeel dat de rechtbank voor het overige op juiste gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist.
OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL
Naar het oordeel van het hof is de hierna te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden- dat verdachte, in zijn hoedanigheid van opperwachtmeester van de Koninklijke Marechaussee, bij het plegen van de bewezenverklaarde feiten ernstig misbruik heeft gemaakt van die hoedanigheid en van zijn positie bij de grensbewaking op de luchthaven Schiphol. Met zijn handelen heeft verdachte het vertrouwen van de reizigers geschaad alsmede het vertrouwen dat de Koninklijke Marechaussee in hem, verdachte, heeft gesteld.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte aangevoerd dat hij tot zijn daden is gekomen omdat hij financiële problemen had. Het geld dat hij met zijn handelen kreeg, heeft hij evenwel niet aangewend om zijn schulden af te lossen, maar heeft hij gebruikt om mee te gokken.
Ter terechtzitting heeft de verdediging er in dat verband op gewezen dat verdachte thans niet meer gokt en dat hij hulp heeft gezocht. Verdachte heeft aangegeven dat hij momenteel geen concrete hulpvraag heeft, maar dat hij, als daartoe aanleiding bestaat, wel hulp zal zoeken. Verdachte neemt nog deel aan een online platform waarop mensen met gelijksoortige problemen hun ervaringen bespreken en waarbij ook psychologen meekijken. Verdachte is bereid zich te houden aan eventueel op te leggen voorwaarden.
Door en namens verdachte is aangevoerd dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf ertoe zal leiden dat hij zijn baan en zijn woning zal kwijtraken. Mede om die reden is verzocht een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Alles afwegende is de militaire kamer van het hof evenwel van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bovendien is het hof van oordeel dat, met name gelet op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder die zijn begaan, de door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf onvoldoende recht doet aan hetgeen bewezen is verklaard. Het hof acht oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, passend en geboden. Hoewel het hof daarbij ook de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de mogelijke gevolgen die deze straf voor verdachte zal hebben in ogenschouw heeft genomen, is het hof van oordeel dat niet met een andere straf kan worden volstaan.
BESLAG
Het onder verdachte inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven geld behoort aan verdachte toe. Het zal worden verbeurd verklaard, nu het door middel van het tenlastegelegde en bewezenverklaarde is verkregen. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
TOEGEPASTE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 56, 57, 225 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
(Volgt: veroordeling tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en verbeurdverklaring van € 2.250.)