Onderwerp: Bezoek-historie

Oplegging taakstraf: gevolgen voor VGB?

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Strafrechtspraak

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Arrest van 20 oktober 2022

ECLI:NL:GHARL:2022:9211

Voorzitter: mr. R.H. Koning, lid: mr. A. van Maanen, militair lid: brigade-generaal (tit.) mr. A.J. de Haan.

Oplegging taakstraf: gevolgen voor VGB?

Hof gaat voorbij aan verweer dat gevorderde taakstraf tot gevolg heeft dat verdachte zijn Verklaring van Geen Bezwaar kwijtraakt; zwaarte van de opgelegde sanctie is slechts een van de omstandigheden waarop bij de beslissing daaromtrent acht geslagen moet worden.

(Sv art. 359 lid 5; WVO art. 7 lid 2 onder a, 10; Beleidsregel veiligheidsonderzoeken 2021 art. 3)

Verkort arrest

van de militaire kamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de militaire politierechter in de rechtbank Gelderland van 12 mei 2021 met parketnummer 05-078479-21 in de strafzaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], wonende te [adres].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 6 oktober 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. B.J. Schadd, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

In eerste aanleg is verdachte veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 40 uren.

Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:

hij op of omstreeks 1 januari 2020 te Arnhem, in elk geval in Nederland [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal op/tegen het hoofd en/of in het gezicht, in ieder geval tegen het lichaam te slaan en/of te stompen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] ten val is gekomen.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep het hem tenlastegelegde feit, zoals door de militaire kamer van de rechtbank bewezenverklaard, bekend.

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

hij op of omstreeks 1 januari 2020 te Arnhem, in elk geval in Nederland [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal op/tegen het hoofd en/of in het gezicht, in ieder geval tegen het lichaam te slaan en/of te stompen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] ten val is gekomen.

Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op: mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De advocaat-generaal heeft gevorderd het vonnis waarvan beroep te bevestigen.

De raadsman heeft verzocht om aan verdachte een geheel voorwaardelijke taakstraf, dan wel een lagere onvoorwaardelijke taakstraf dan 40 uren op te leggen. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat bij oplegging van een onvoorwaardelijke taakstraf van 40 uur of meer de Verklaring van Geen Bezwaar (VGB) van verdachte in gevaar komt.

Naar het oordeel van het hof is de hierna te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van een taxichauffeur. De militaire kamer van het hof rekent dat verdachte aan. Daarbij komt dat uit het uittreksel uit het justitieel documentatieregister blijkt dat verdachte op 21 augustus 2019, enkele maanden voorafgaand aan de mishandeling van de taxichauffeur, een strafbeschikking heeft gekregen in verband met uitgaansgeweld. Dat weegt in het nadeel van verdachte.

In het voordeel van verdachte neemt het hof mee de door de raadsman ter terechtzitting overgelegde tussentijdse functioneringsevaluatie waarin de commandant Instructiegroep LOVO/VAKOL als totaal oordeel aangeeft dat verdachte uitstekend functioneert.

De vraag of oplegging van een taakstraf als in eerste aanleg opgelegd, voor verdachte gevolgen heeft voor zijn VGB, kan het hof niet beantwoorden. Wel is het de militaire kamer van het hof ambtshalve bekend dat oplegging van 40 (of meer) uren taakstraf niet per definitie betekent dat deze verklaring niet meer zal worden afgegeven. Evenmin betekent oplegging van minder dan 40 uren taakstraf per definitie dat bedoelde verklaring wél wordt afgegeven. In beide gevallen wordt ook gekeken naar andere aspecten die bij het al dan niet verstrekken van een VGB van belang kunnen zijn.

Alles afwegende is het hof van oordeel dat oplegging van een taakstraf van 40 uren, zoals door de militaire politierechter opgelegd en ook in hoger beroep door de advocaat-generaal gevorderd, passend en geboden is. Het hof zal deze straf dan ook opleggen.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.199,93. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. De vordering is in hoger beroep niet betwist en verdachte heeft duidelijk gemaakt dat hij bereid is om de vordering en de wettelijke rente daarover te betalen.

Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van de gevorderde schade gehouden zodat de vordering in zijn geheel zal worden toegewezen.

Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f en 300 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

[Volgt: veroordeling tot 40 uur taakstraf, subsidiair 20 dagen hechtenis; toewijzing van de vordering van de vordering van de benadeelde partij ad € 1.199,93 + wettelijke rente, met toepassing van art. 36f Sr – Red.]

Naschrift

1. De zaak waarop het hier besproken arrest betrekking heeft, is er op het oog een van dertien in een dozijn. De verdachte bekende dat hij een ander geslagen had en deed geen beroep op feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van feit of dader zouden wegnemen. Maar ook in dergelijke 'kleine' zaken kunnen belangen op het spel staan die de strafzaak overstijgen, zoals blijkt uit 's Hofs overwegingen omtrent de straftoemeting.

2.1. Hoewel eenvoudige mishandeling (art. 300 Sr) bedreigd is met gevangenisstraf voor de duur van drie jaar of geldboete van de vierde categorie (thans € 22.500,-), blijft de rechter in de praktijk ver onder deze maxima. De oriëntatiepunten van het L[andelijk]O[verleg]V[akinhoud] S[trafrecht] voorzien in geval van een 'droge klap' – die wel pijn maar geen letsel veroorzaakt – in oplegging van een geldboete van € 500,-. 1 Als het slachtoffer letsel wordt toegebracht dat niet als zwaar lichamelijk letsel (art. 302 Sr; vgl. art. 82 Sr) gekwalificeerd kan worden, is een geldboete van € 750,- aangewezen. Eerst in het geval een slagwapen wordt gebruikt of een kopstoot wordt gegeven is een zwaardere straf, t.w. 120 uur taakstraf aan de orde. In het hier besproken geval had het slachtoffer kennelijk geen letsel bekomen, maar stond anderzijds wel vast dat hij tegen het hoofd en in het gezicht geslagen was.

2.2. De Advocaat-Generaal vorderde oplegging van dezelfde straf als de rechtbank had opgelegd: 40 uur taakstraf. Dat vond verdachtes raadsman te veel: hij bepleitte oplegging van een taakstraf waarvan het onvoorwaardelijke gedeelte minder dan 40 uur zou bedragen. Daartoe voerde de raadsman aan dat bij oplegging van een onvoorwaardelijke taakstraf van 40 uur of meer verdachtes V[erklaring van]G[een]B[ezwaar] in gevaar zou komen, wat – neem ik aan: het staat er niet met zo veel woorden – gevolgen zou hebben voor verdachtes functioneren.

2.3.1. Het Hof stelt, zoals te doen gebruikelijk, de ernst van het feit voorop. De verdachte had een taxichauffeur mishandeld – dus het feit was niet begaan in een militaire context – maar het was niet de eerste keer dat hij zich aan een dergelijk feit schuldig maakte. Uit zijn strafblad bleek dat hij enkele maanden eerder een strafbeschikking had gekregen in verband met uitgaangsgeweld. Het OM zal daarin aanleiding gezien hebben de verdachte te dagvaarden, en niet te volstaan met het eisen van een geldboete.

2.3.2. Wat de persoon van de verdachte betreft merkt het Hof op dat blijkens een functioneringsevaluatie van de commandant Instructiegroep LOVO/VAKOL de verdachte uitstekend functioneert. 2 Voor zijn werkzaamheden bij die eenheid moet de verdachte als alle militairen over een VGB beschikken. De vraag of de verdachte zijn VGB zou kwijtraken bij veroordeling tot een straf als gevorderd wordt door het Hof echter niet beantwoord. Het Hof is ambtshalve bekend dat veroordeling tot 40 uur taakstraf of meer niet zonder meer betekent dat geen VGB wordt afgegeven, net zomin als veroordeling tot taakstraf van kortere duur zonder meer betekent dat wel een VGB wordt afgegeven. In beide gevallen wordt nl. ook gekeken naar andere aspecten. Het Hof zag er daarom van af bij de strafoplegging vooruit te lopen op de (mogelijke) consequenties van de opgelegde straf voor verdachtes VGB, en vonniste conform eis.

3.1. De eis van een VGB wordt gesteld in de Wet veiligheidsonderzoeken (WVO). 3 Wie een als zodanig aangewezen vertrouwensfunctie vervult, dient te beschikken over een verklaring dat daartegen uit het oogpunt van nationale veiligheid geen bezwaar bestaat (art. 1 lid 1, onder a en b jo. 3 lid 1 WVO). 4 De minister van Defensie heeft alle militaire functies aangewezen als vertrouwensfuncties in de zin van de wet (art. 2 WVO). Aan de beslissing omtrent het afgeven van een VGB gaat een veiligheidsonderzoek vooraf, dat zich onder meer uitstrekt tot justitiële antecedenten (art. 7 lid 1 en 2 onder a WVO). Ten aanzien van militairen wordt dit onderzoek verricht door de MIVD (art. 2 WVO). Een VGB kan slechts worden geweigerd indien onvoldoende waarborgen aanwezig zijn dat de betrokkene onder alle omstandigheden de uit de vertrouwensfunctie voortvloeiende plichten getrouwelijk zal volbrengen of indien het veiligheidsonderzoek onvoldoende gegevens heeft kunnen opleveren om daarover een oordeel te geven (art. 8 WVO). Als eenmaal een VGB is afgegeven kan de Minister besluiten een nieuw veiligheidsonderzoek te doen instellen als dit wordt gerechtvaardigd door gegevens uit de justitiële documentatie van betrokkene (art. 9 WVO). Voorts is de Minister bevoegd een VGB in te trekken als hem blijkt dat onvoldoende waarborgen aanwezig zijn dat de betrokkene onder alle omstandigheden de uit zijn vertrouwensfunctie voortvloeiende plichten getrouwelijk zal volbrengen, dan wel een nieuw veiligheidsonderzoek onvoldoende gegevens heeft kunnen opleveren om vast te stellen dat voldoende waarborgen aanwezig zijn. Als een verklaring is ingetrokken moet betrokkene zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen acht weken uit zijn vertrouwensfunctie worden ontheven (art. 10 WVO).

3.2. De uitvoering van veiligheidsonderzoeken is nader geregeld in de Beleidsregel veiligheidsonderzoeken 2021. 5 Art. 3 van de Beleidsregel bepaalt dat bij de beoordeling van gegevens als bedoeld in art. 7 lid 2 onder a WVO – justitiële gegevens – in elk geval rekening gehouden wordt met (a) de aard van het gegeven 6 , (b) het aantal binnen de beoordelingsperiode vastgelegde gegevens 7 , (c) de strafbedreiging 8 , (d) de pleegdatum van het strafbare feit 9 , (e) de zwaarte van de straf of maatregel waarop het gegeven betrekking heeft, (f) de leeftijd van betrokkene op de pleegdatum 10 en (g) de relatie van dit gegeven tot de specifieke (te vervullen) vertrouwensfunctie 11 . Volgens de toelichting op art. 3 van de Beleidsregel geldt in het algemeen dat, indien een vrijheidsstraf van ten minste 20 dagen, dan wel een taakstraf van ten minste 40 uur of een geldboete van ten minste € 1.000,- is opgelegd, sprake is van een 'zware straf'. Dat wil zeggen een straf die zodanige twijfel oproept aan betrokkenes plichtvervulling dat hij niet over een VGB behoort te beschikken. Voor het weigeren of intrekken van een VGB bestaat echter slechts aanleiding als aannemelijk is dat het gegeven onaanvaardbare risico's oplevert voor uitoefening van de desbetreffende vertrouwensfunctie (vgl. art. 12g lid 2 Militaire ambtenarenwet).

In de – niet-limitatieve – opsomming van omstandigheden waarmee volgens art. 3 van de Beleidsregel rekening gehouden moet worden ligt besloten dat oplegging van een sanctie zonder meer geen beletsel voor het afgegeven van een VGB hoeft te zijn. 12 Volgens art. 10 WVO is immers doorslaggevend of voldoende waarborgen aanwezig zijn dat de betrokkene onder alle omstandigheden de uit zijn vertrouwensfunctie voortvloeiende plichten getrouwelijk zal volbrengen. En bij de beslissing daaromtrent moet de Minister behalve op de zwaarte van de sanctie in elk geval acht slaan op het aantal antecedenten (en de naar aanleiding daarvan genomen beslissingen), de ouderdom van de desbetreffende feiten, de leeftijd van betrokkene en de relatie van de antecedenten tot betrokkenes vertrouwensfunctie. Dus een recente veroordeling tot een aanzienlijke straf, ter zake van een ernstig strafbaar feit zal wel tot gevolg hebben dat een VGB wordt ingetrokken, terwijl ook herhaalde sancties ter zake van bagatellen daartoe niet behoeven te leiden. Het komt aan op de omstandigheden van het geval, in samenhang bezien.

3.3. Een kwestie waaraan het Hof geen aandacht besteedt, betreft eventuele rechtspositionele consequenties van veroordeling. Die zijn bepaald niet denkbeeldig, want volgens art. 12g lid 2 Wet ambtenaren defensie kan aan de militaire ambtenaar eervol ontslag worden verleend, indien hij op grond van art. 10 lid 2 WVO uit een vertrouwensfunctie moet worden ontheven. Maar gezien de ongewisse consequenties van veroordeling voor verdachtes VGB behoefde het Hof ook niet te onderzoeken of verdachte bij het kwijtraken daarvan ontslagen zou worden. Bovendien verplicht de Wet ambtenaren defensie niet tot ontslag (net zomin als de WVO tot intrekking van een VGB verplicht). Daaraan doet niet af dat alle militaire functies als vertrouwensfuncties zijn aangewezen (zodat een militair die zijn VGB kwijtraakt niet kan worden geplaatst in een functie waarvoor hij die niet nodig heeft).

4. De kwestie waarop het hier besproken arrest betrekking heeft, nodigt uit tot een vergelijking met de civiele rechtspraak inzake de gevolgen van veroordeling voor het verkrijgen van een V[erklaring]O[omtrent het]G[edrag]. Regelmatig wordt een beroep gedaan op de consequenties die bestraffing zou kunnen hebben voor de verkrijging van een VOG, want weigering of intrekking daarvan wordt als een (extra) straf ervaren. De strafrechter gaat echter niet over VOG's: die worden afgegeven door de minister van Justitie en Veiligheid en tegen weigering of intrekking kan bij de bestuursrechter worden opgekomen. 13 Maar dat neemt niet weg dat de schaduw van weigering of intrekking van een VOG over de strafzaak kan hangen 14 , en strafrechters zijn zich daarvan ook bewust 15 . Exemplarisch daarvoor is een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 16 februari 2023. 16 In die zaak was de redelijke termijn geschonden, wat ook gevolgen had voor de verkrijging van een VOG (die verdachte nodig had voor haar stage). De terugkijktermijn voor het aanvragen van een VOG vangt nl. pas aan op de datum van het vonnis. Dat acht de rechtbank niet redelijk, in aanmerking genomen dat verdachtes voorlopige hechtenis geschorst was, het schorsingstoezicht goed verlopen was en zij geen nieuwe strafbare feiten had begaan. Bovendien is haar medeverdachte reeds in september 2021 veroordeeld. Een en ander kan er volgens de rechtbank echter niet aan afdoen dat de beslissing over de verkrijging van een VOG is voorbehouden aan de minister van Justitie en Veiligheid, c.q. het C[entraal]O[rgaan]V[erklaring]O[mtrent het]G[edrag]. Die kan op grond van de beleidsregels inz. het afgeven van VOG's met de omstandigheden van het geval rekening houden. 17 De feiten en omstandigheden die de rechtbank relevant acht heeft zij in de strafmotivering vermeld en kunnen door verdachte bij het COVOG kenbaar gemaakt worden. Mocht een VOG geweigerd worden, dan kan verdachte naar de bestuursrechter stappen. Ten slotte overweegt de rechtbank dat het niet aan haar is zich te mengen in of vooruit te lopen op een beslissing in de VOG-beoordelingsprocedure, hoewel zij zich kan voorstellen dat de ontwikkelingen die verdachte heeft doorgemaakt sinds de bewezen verklaarde diefstal in haar voordeel kunnen meewegen bij de beoordeling van een VOG-aanvraag, gelet ook op artikel 3 van het Verdrag inzake de Rechten van het Kind. Daarmee matigt de rechtbank zich geen oordeel aan dat haar rechtens niet toekomt, maar geeft zij onmiskenbaar een vingeraanwijzing voor de beoordeling van een VOG-aanvraag. 18 Dat heeft het Hof Arnhem-Leeuwarden – door te verwijzen naar de goede beoordeling van betrokkene door zijn commandant – ook gedaan. 19

 MMD

Naar boven