Onderwerp: Bezoek-historie

25 jaar herziening militaire strafrechtspraak

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Bijdrage I

25 Jaar herziening militaire strafrechtspraak.

Door mr. R. van den Heuvel1

Inleiding

Per 1 januari 1991 werd de militaire straf- en tuchtrechtspraak ingrijpend gewijzigd. Bij de lezers van het MRT mogen de hoofdlijnen van deze herziening wel bekend worden verondersteld:

  • er werd een scherpe scheiding aangebracht tussen strafbare feiten en tuchtvergrijpen; en

  • het overheersende militaire element bij de vervolging en berechting van strafbare feiten verkeerde in zijn tegendeel: voortaan was de civiele inbreng het omvangrijkst.

 

Normaliter zou een 25-jarig jubileum een gepaste gelegenheid zijn om terug te blikken, maar in dit geval is in 2011 al uitgebreid stilgestaan bij 20 jaar herziening militaire strafrechtspraak. Op 3 november 2011 vond in het Huis van de Provincie Gelderland een symposium plaats, waar vanuit diverse invalshoeken de herziene militaire strafrechtspraak werd belicht. Om het bipolaire karakter van deze oervorm van CIMIC te benadrukken spraken zowel de minister van Veiligheid en Justitie als de minister van Defensie en kwamen ook verder zowel militairen als burgers aan het woord.

Over dit symposium heeft het MRT een themanummer uitgebracht, waar ik graag naar verwijs.2

 

Nu, vijf jaar later, kan daarom worden volstaan met een in omvang beperkte update, zonder vlagvertoon of tromgeroffel. Maar wel – vooral op het gebied van de wetgeving – met een zeker gevoel van tevredenheid.

relaties6

Ontwikkelingen in de wetgeving

Op 1 juli 2013 trad eindelijk3 de “Rijkswet van 13 december 2012 tot aanpassing van de Wet militaire strafrechtspraak, het Wetboek van Militair Strafrecht en de Wet militair tuchtrecht in verband met gewijzigde regelgeving en herstel van technische onvolkomenheden” in werking.4

Daarna5 is art. 37 van de Wet militaire strafrechtspraak nog aangepast aan de inwerkingtreding van de Wet herziening ten nadele, maar verder is het rustig aan dit front6.

 

De “gewijzigde regelgeving” waar in de titel van de rijkswet op wordt gedoeld betreft vooral de modernisering van de rechterlijke organisatie per 1 januari 2002 (!), de herziening van de wettelijke strafmaxima per 1 februari 2006 (!) en de herziening van de gerechtelijke kaart per 1 januari 2013 en 1 april 2013.

Steeds stond het karakter van rijkswet, waarin het militaire straf(proces)- en tuchtrecht nu eenmaal moet worden geregeld, in de weg aan het gelijk oplopen met de in “gewone” wetten voorziene wijzigingen. Dat zal nooit helemaal uitgebannen kunnen worden, maar doordat nu in de Wet militaire strafrechtspraak vaker wordt verwezen naar de commune wetgeving in plaats van daaruit te citeren, wordt dat euvel wel kleiner.

 

Een aantal van de in de rafelige wetgeving ontstane klitten waren in de jurisprudentie al weggeborsteld – zoals de toch niet onbelangrijke vraag wie bevoegd is om in hoger beroep te oordelen over vonnissen van de militaire kantonrechter -, maar het is toch wel prettig als het antwoord op dergelijke vragen gewoon in de wet staat.

 

Het “herstel van technische onvolkomenheden” is naar zijn aard niet spectaculair. Het vervangen van het woord “wet” door “rijkswet” komt nog het meest voor. Evenwel niet onbelangrijk en wellicht een rem op de soms – vooral bij amendement - opduikende neiging om óók de militaire strafwetgeving bij gewone wet te willen wijzigen.

 

Tenslotte is een aantal wensen vanuit de praktijk gehonoreerd, zoals verlenging van de maximale zittingsduur van de militaire leden van rechtbank en hof. Die is van tweemaal vier jaar naar driemaal vier jaar gegaan.

relaties2

Jurisprudentie

De militaire strafrechtspleging is een klein specialisme, een niche. Dat kan ook niet anders, met een kleine groep potentiële daders, die – door de bank genomen – gezagsgetrouw, plichtsgetrouw, full employed en redelijk tot goed betaald zijn.

Het aantal door de militaire kamer van het gerechtshof afgedane zaken schommelt al jaren ergens tussen de dertig en de veertig. De rechtbank, met niet alleen een meervoudige kamer, maar met ook de militaire politierechter en de militaire kantonrechter, doet er natuurlijk veel meer af.

Bij een aantal van die zaken staat het militaire aspect op de voorgrond. En dan wordt ook direct duidelijk waarom de aanwezigheid van een militair lid belangrijk is. Parate kennis van het militaire vak, gemakkelijke toegang tot achtergrondinformatie en regelingen en directe inbreng van dat alles bij de discussie in raadkamer. Inmiddels worden er ook al twintig jaar geen dienstplichtigen meer opgeroepen, dus eigen en zeker actuele kennis bij de burgerleden wordt steeds zeldzamer.

 

Bij vrijwel alle wat serieuzer zaken speelt de problematiek van de VGB, de op de Wet veiligheidsonderzoeken gebaseerde verklaring van geen bezwaar, die iedere militair moet hebben. Ingevolge de Beleidsregel veiligheidsonderzoeken Defensie7, meer in het bijzonder de toelichting daarop, zal in het algemeen tenminste 20 dagen vrijheidsstraf, danwel 40 uur taakstraf of € 1.000,- geldboete als voldoende zwaar worden aangemerkt om een weigering of intrekking van de verklaring te rechtvaardigen. En leden van de KMar kunnen zich in principe helemaal geen veroordeling wegens misdrijf permitteren.

De bestuursrechter schaaft zonodig wel wat scherpe kantjes van dit beleid af8, maar dan is het kalf al zowat half verdronken. De militaire kamer van het gerechtshof doet er in grensgevallen liever zelf al wat af, om het automatisme van ontslag te voorkomen en een rechtspositionele beoordeling op zijn eigen merites mogelijk te maken.

 

Een paar zaken uit de verslagperiode zijn het waard om genoemd te worden.

 

Met het arrest van de Hoge Raad van 28 januari 20149 kwam er een definitief einde aan het strafrechtelijke staartje van de draadaanvaring van een Apache op 12 december 2007. Dat arrest zelf is niet bijzonder informatief (de HR paste art. 81, eerste lid, RO toe); wel de conclusie van advocaat-generaal Aben10. En uiteraard de vonnissen van de rechtbank van 7 juni 201111 en de arresten van het hof van 1 juni 2012.12 Het hof gebruikte in de ene zaak de bevindingen van de Onderzoeksraad voor Veiligheid wel in het voordeel van de verdachte, maar in de andere niet in het nadeel van zijn collega. Dat vergt enige juridische balanceerkunst.

 

Géén militaire strafzaken, maar wel vermeldenswaard zijn de arresten van de Hoge Raad van 22 december 2015 over de piraterijmissie bij Somalië.13 De zaken maken duidelijk dat de commandanten van Nederlandse oorlogsschepen en (dus) hun LEGAD’s goed voorbereid moeten zijn op hun justitiële taken. Het ging in dit geval (nèt) goed, in tegenstelling tot de zaak Hassan e.a. tegen Frankrijk, waarin het EHRM in zijn arrest van 4 december 2014 een schending van het EVRM aannam.14

 

Interessanter in het laatste lustrum zijn de zaken waren het Openbaar Ministerie juist niet tot vervolging is overgegaan en waarin bij de militaire kamer van het hof op basis van artikel 12 Sv. is geklaagd over die niet-vervolging.

 

In de beschikking van 7 april 200815 wees het hof de klacht af, die was ingediend wegens het niet vervolgen van een Nederlandse luitenant die op 21 april 2004 bij een roadblock in Irak een Irakese burger zou hebben doodgeschoten. In zijn uitspraak van 20 november 201416oordeelde het EHRM dat het slachtoffer binnen de Nederlandse jurisdictie viel en dat de procedurele waarborgen van artikel 2 EVRM (het recht op leven) waren geschonden. Het EHRM viel er over dat niet alle relevante stukken aan de beklagkamer ter beschikking waren gesteld (die kwamen niet via Justitie maar via Buitenlandse Zaken in Straatsburg terecht) en dat er tekortkomingen waren aan te wijzen in het onderzoek ter plaatse van de gebeurtenissen. Een positief aspect was dat het EHRM (weer eens17) een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid bij (het militaire lid van) de militaire kamer van de hand wees.18

 

Op 29 april 2015 gaf het hof zijn eindbeschikking in de beklagzaak Srebrenica.19Daaraan waren een beslissing van de wrakingskamer20 en een tussenbeschikking21 vooraf gegaan. Het beklag werd in al zijn onderdelen afgewezen.

Inmiddels hebben de raadslieden van klagers een klacht in Straatsburg ingediend. We zullen moeten afwachten of daarop binnen de eerstkomende vijf jaar een beslissing van het EHRM valt.

relaties11

Uitleiding

Meestal is het business as usual, maar soms poppen er onverwacht uitzonderlijke zaken op met vèrgaande complicaties en implicaties. Daarom blijft het militaire strafrecht een vak apart en moet het als specialisme behouden blijven. Op naar de honderd!

Naar boven