Onderwerp: Bezoek-historie

Woonplaatsperikelen

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

 

Afdeling strafrecht

Parketnummer:            21-003525-14

Uitspraak d.d.: 5 november 2015

TEGENSPRAAK

 

 

Verkort arrest van de militaire kamer

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de militaire kamer van de rechtbank Gelderland van 16 juni 2014 met parketnummer 05-901486-11 in de strafzaak tegen

 

[naam],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],

wonende te [adres],

eertijds luitenant-kolonel, [registratienummer],

[plaatsing].

 

 

Het hoger beroep

 

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 2 april 2015 en 22 oktober 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot bevestiging van het vonnis waarvan beroep behoudens de opgelegde straf. De advocaat-generaal heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.

Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,

mr. B.D.W. Martens, naar voren is gebracht.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:

 

1:
hij op of omstreeks 03 november 2011 te [A.], althans in Nederland of [C.], althans in Duitsland, een Aanvraagformulier huisvesting door Defensie (Verzoek toekenning huisvesting) - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte valselijk op voornoemd Aanvraagformulier huisvesting voor Defensie vermeld dat verdachtes woonplaats vanaf 1 december 2011 in Nederland zou zijn en/of dit aanvraagformulier heeft ondertekend, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

2:
hij op meerdere tijdstippen althans op enig tijdstip in of omstreeks de periode van 1 oktober 2010 tot en met 1 december 2011 te [A.], in elk geval in Nederland, en/of te [B.] en/of [C.], in elk geval in Duitsland in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten de BFG-registratie 2004, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten het aan verdachte verstrekken van brandstofbonnen en/of de teruggaaf van BTW en BPM, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft verdachte aan zijn werkgever geen mededeling gedaan dat hij in de periode oktober/november 2010 verhuisd was van [B.] naar [A.];

3:
hij op of omstreeks 01 februari 2011 te [A.], Nederland en/of [C.] althans in Duitsland, een Declaratieformulier voedingskosten (declaratie periode januari 2011) - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte valselijk op genoemd declaratieformulier het adres [adres] te [B.] ingevuld, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

4:
hij op of omstreeks 1 maart 2011 te [A.], Nederland en/of te [C.], althans in Duitsland, een Aanvraagformulier tegemoetkoming woon-werkverkeer dagelijks reizen militairen (met eigen huishouding) - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte valselijk op genoemd Aanvraagformulier het adres [adres] te [B.] ingevuld, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

5:
hij op of omstreeks 1 maart 2011 te [A.], Nederland en/of [C.] in Duitsland, een formulier Beëindiging huisvesting door Defensie - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte valselijk op genoemd formulier het adres [adres] te [B.] ingevuld, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.

 

Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen

Bewezenverklaring

Ten aanzien van de feiten 1, 3, 4 en 5 is het volgende gebleken:

Op 3 november 2011 heeft verdachte op een Aanvraagformulier huisvesting door defensie (Verzoek toekenning huisvesting) vermeld dat hij vanaf 1 december 2011 in Nederland woonachtig is en dit formulier ondertekend. Op 29 november 2011 is de aanvraag door het bevoegd gezag toegewezen.

 

Op 1 februari 2011 heeft verdachte op een declaratieformulier voedingskosten (declaratieperiode januari 2011) als adres vermeld, [adres] te [B.] en dit formulier ondertekend. Op 1 februari 2011 heeft de functionele chef van verdachte zijn akkoord gegeven.

 

Op 1 maart 2011 heeft verdachte op een formulier Aanvraag tegemoetkoming woon-werkverkeer dagelijks reizen militairen (met eigen huishouding) en op een formulier Beëindiging huisvesting door Defensie, telkens als adres [adres] te [B.] vermeld en deze formulieren ondertekend.

De aanvraag tegemoetkoming woon-werkverkeer dagelijks reizen militairen (met eigen huishouding) is op 10 maart 2011 door DCHR/DIV ontvangen.  Het bevoegd gezag heeft op 3 maart 2011 besloten dat de aan verdachte verleende huisvesting door defensie niet langer wordt verleend.

 

Ten aanzien van feit 2 is gebleken dat verdachte op 27 mei 2011 heeft verzocht om toekenning van een rantsoen brandstof in verband met zijn woon-werkverkeer tussen [B.] en [C.]. Deze aanvraag werd op 30 mei 2011 door DCIOD gehonoreerd.

 

Verdachte stelt dat hij in de periode van juni 2009 tot en met november 2011 met zijn gezin aan [adres] in [B.] woonde. Verdachte had weliswaar een nieuwbouwwoning gekocht aan [adres] in [A.] maar, omdat die woning nog niet gereed was, is hij pas in december 2011 met zijn gezin naar [A.] verhuisd.

Door de verdediging is aangevoerd dat verdachte tussen eind 2010 en december 2011 wel regelmatig in de woning in [A.] was om te klussen en dat ook de kinderen [kinderen] daar regelmatig verbleven omdat zij onder meer in [A.] sportten.

 

De nieuwbouwwoning aan de [adres] in [A.] is medio oktober 2010 opgeleverd.

Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat de woning van verdachte in oktober 2010 klaar was en dat verdachte in die periode ook naar zijn nieuwe woning in [A.] is verhuisd. Getuige [getuige 1] zag vanaf die tijd ook beide auto’s van verdachte en zijn echtgenote op de oprit van de woning aan [adres] te [A.] staan.

 

Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij de Nederlandse familie die tegenover haar woonde aan [adres] te [B.], dagelijks zag tot vlak voor Kerst in 2010 en daarna vrijwel nooit meer.

 

Gebleken is dat verdachte op 31 maart 2010 meubilair heeft gekocht en dat dit meubilair op 1 november 2010 is afgeleverd op het adres [adres] te [A.].

Op 6 september 2011 is op hetzelfde adres in [A.] door verdachte gekochte (dure) audio- en video-apparatuur van Bang en Olufsen geïnstalleerd. De monteur trof een bewoonde en volledig ingerichte woning aan.

Getuige [getuige 3] heeft in februari 2011 gezien dat het huis in [A.] erg mooi was ingericht en dat het niet de meubels waren die voorheen in het huis aan [adres] in [B.] stonden. Zij trof toen niemand aan bij het huis in [A.].

De conclusie van de verdediging dat, gelet op de constatering van de getuige [getuige 3] dat het andere meubels waren dan in [B.], de woning in [B.] dus nog bewoond werd, volgt het hof niet. Het hof volgt evenmin dat door het niet aantreffen van verdachte en zijn gezin in de woning in [A.] door getuige [getuige 3], bevestigd wordt dat verdachte dus nog in [B.] woonde.

In de verklaring van [getuige 3] dat zij in december 2010 een kerstkaart van het gezin van verdachte had ontvangen met daarop het nieuwe adres in [A.], ziet het hof wel een aanwijzing dat verdachte en zijn gezin naar [A.] waren verhuisd.

 

Uit de jaarafrekening 2010 en de eindafrekening (d.d. 14 december 2011) van Stadtwerke [B.] blijkt dat het stroom-, gas en watergebruik in de periode 1 januari 2011 –

1 december 2011 aanmerkelijk lager was dan in de periode 1 januari 2010 – 31 december 2010. Het energieverbruik in de woning in [A.] bedroeg in de periode van september 2010 tot en met augustus 2011 ongeveer evenveel als het energieverbruik in de woning in [B.] in 2010.

Dat de meterstanden van de woning in [B.] mogelijk verkeerd zijn gelezen als gevolg van een andere schrijfwijze van de cijfers in Duitsland, acht het hof niet aannemelijk geworden.

Het hof merkt voorts op dat verdachte voor het adres [adres] te [A.] een abonnement Internet Plus Bellen + Interactieve Televisie heeft afgesloten bij KPN voor de periode van 12 oktober 2010 tot en met 1 november 2011.

Ook heeft verdachte een abonnement op de [Regionale Courant] voor de periode 22 november 2010 tot en met 1 februari 2011 en voor de periode van 7 februari 2011 tot en met 30 mei 2011 afgesloten. Deze krant werd bezorgd in [A.]. Ter terechtzitting van het hof heeft verdachte verklaard dat hij niet wist dat die krant ook in [B.] bezorgd kon worden. Het hof acht deze verklaring niet aannemelijk.

 

Dat er al meubels in de woning in [A.] stonden om - ter voorkoming van inbraak - die woning een bewoonde indruk te laten geven, acht het hof niet aannemelijk. Zoals reeds vermeld, betrof het nieuwe meubels en nieuw aangeschafte geluids- en videoapparatuur met een dusdanige waarde, dat hun aanwezigheid eerder als inbraakbevorderend moet worden aangemerkt.

 

Op grond van het hiervoor overwogene, in onderlinge samenhang bezien, is het hof van oordeel dat verdachte en zijn gezin reeds in de tenlastegelegde periode in [A.] zijn gaan wonen.

Dat tijdens observaties de woning in [B.] in de tenlastegelegde periode een bewoonde indruk maakte doet aan het vorenstaande niet af. Het hof acht aannemelijk dat verdachte nog met enige regelmaat in de woning in [B.] kwam en ook in [B.] boodschappen deed en daar geld pinde.

Dat verdachte met de brandstofbonnen tankte bij het ARAL-tankstation in [B.] rechtvaardigt niet de conclusie dat verdachte en zijn gezin dus nog in [B.] woonden. [B.] ligt immers op de route [A.]-[C.]. Verdachte kon een tankbeurt nabij de woning aan de [adres] dus ook zonder noemenswaardige moeite combineren met een bezoek aan die woning.

 

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:

 

1:
hij op of omstreeks 03 november 2011 te [A.], althans in Nederland of [C.], althans in Duitsland, een Aanvraagformulier huisvesting door Defensie (Verzoek toekenning huisvesting) - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte valselijk op voornoemd Aanvraagformulier huisvesting voor Defensie vermeld dat verdachtes woonplaats vanaf 1 december 2011 in Nederland zou zijn en/of dit aanvraagformulier heeft ondertekend, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

2:
hij op meerdere tijdstippen althans op enig tijdstip in of omstreeks de periode van 1 oktober 2010 tot en met 1 december 2011 te [A.], in elk geval in Nederland, en/of te [B.] en/of [C.], in elk geval in Duitsland in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten de BFG-registratie 2004, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten het aan verdachte verstrekken van brandstofbonnen en/of de teruggaaf van BTW en BPM, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft verdachte aan zijn werkgever geen mededeling gedaan dat hij in de periode oktober/november 2010 verhuisd was van [B.] naar [A.];

3:
hij op of omstreeks 01 februari 2011 te [A.], in Nederland en/of [C.] althans in Duitsland, een Declaratieformulier voedingskosten (declaratie periode januari 2011) - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte valselijk op genoemd declaratieformulier het adres [adres] te [B.] ingevuld, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

4:
hij op of omstreeks 1 maart 2011 te [A.], in Nederland en/of te [C.], althans in Duitsland, een Aanvraagformulier tegemoetkoming woon-werkverkeer dagelijks reizen militairen (met eigen huishouding) - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte valselijk op genoemd Aanvraagformulier het adres [adres] te [B.] ingevuld, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

5:
hij op of omstreeks 1 maart 2011 te [A.], in Nederland en/of [C.] in Duitsland, op een formulier Beëindiging huisvesting door Defensie - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte valselijk op genoemd formulier het adres [adres] te [B.] ingevuld, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.

 

Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde levert op, telkens:

valsheid in geschrift.

 

Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:

in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, en terwijl hij weet of redelijkerwijze moet vermoeden dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn of eens anders recht op die verstrekking of tegemoetkoming dan wel voor de hoogte of de duur van een dergelijke verstrekking of tegemoetkoming.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

Verdachte heeft door het plegen van de bewezenverklaarde feiten het vertrouwen van zijn werkgever geschonden en misbruik gemaakt van de voorzieningen en secundaire arbeidsvoorwaarden voor in het buitenland geplaatste militairen en daarmee Defensie en de gemeenschap welbewust schade toegebracht.

 

In het bijzonder in aanmerking genomen hetgeen omtrent de persoon van verdachte is gebleken, is het hof van oordeel dat oplegging van een taakstraf van de hierna aan te geven duur, passend en geboden is. Het hof zal een lagere taakstraf dan in eerste aanleg opleggen. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de omstandigheid dat het door verdachte gepleegde feit al grote gevolgen voor hem heeft gehad. Hij is vlak voor zijn FLO ontslagen. Ook houdt het hof er rekening mee dat verdachte inmiddels een andere baan heeft gevonden waarvoor hij veel reistijd kwijt is.

relaties2

Beslissing

Het hof:

 

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

 

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan.

 

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

 

Verklaart het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

 

Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 50 (vijftig) dagen hechtenis.

 

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

 

 

 

 

 

Aldus gewezen door

mr. R. van den Heuvel, voorzitter,

mr. R.H. Koning, lid, en brigadegeneraal mr. J.S. van Duurling, militair lid,

in tegenwoordigheid van J.R.M. Roetgerink, griffier,

en op 5 november 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

 

Mr. J.S. van Duurling en J.R.M. Roetgerink zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

 

 

Afdeling strafrecht

 

Parketnummer:            21-003524-14

Uitspraak d.d.: 5 november 2015

TEGENSPRAAK

ONTNEMINGSZAAK

 

 

Verkort arrest van de militaire kamer

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen de beslissing van de militaire kamer van de rechtbank Gelderland van 16 juni 2014 met parketnummer 05-901486-11 op de vordering ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak tegen

 

[Naam],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],

wonende te [adres],

eertijds luitenant-kolonel, [registratienummer],

[plaatsing].

Het hoger beroep

De veroordeelde heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 2 april 2015 en 22 oktober 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door veroordeelde en zijn raadsman, mr. B.D.W. Martens, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich niet met het vonnis waarvan beroep zodat dit behoort te worden vernietigd en opnieuw moet worden rechtgedaan.

                                                

Vordering

 

De inleidende schriftelijke vordering van de officier van justitie strekt tot schatting van het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel op € 42.466,13 en tot oplegging van de verplichting tot betaling aan de Staat van datzelfde bedrag. De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel overeenkomstig het vonnis van de rechtbank wordt geschat op

€ 41.427,84 en dat aan veroordeelde wordt opgelegd de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van datzelfde bedrag.

 

 

De vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel

 

De veroordeelde is bij arrest van dit hof van 5 november 2015 (parketnummer 21-003524-14) ter zake van valsheid in geschrift en - kort gezegd - het in strijd met een hem bij wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, veroordeeld tot straf.

 

Uit het strafdossier en bij de behandeling van de vordering ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat veroordeelde uit het bewezenverklaarde handelen financieel voordeel heeft genoten.

 

Aan de inhoud van wettige bewijsmiddelen ontleent het hof de schatting van dat voordeel op een bedrag van € 28.912,74, overeenkomstig hetgeen door de raadsman van veroordeelde is aangevoerd.

Het hof merkt daarbij op dat het zowel claimen van voedingskosten (onder de aanname dat veroordeelde in Duitsland zou zijn gelegerd) als van de toelage tegemoetkoming dagelijks reizen (hetgeen veronderstelt dat veroordeelde in Nederland woont) dubieus is. Nu de berekening door de advocaat-generaal niet is weersproken zal het hof, in het voordeel van veroordeelde, de raadsman in zijn berekening volgen.

 

Uitgaande van de situatie dat veroordeelde in de periode van november 2010 tot en met november 2011 in Enschede woonde, had veroordeelde recht op verschillende toelages.

 

 

Ontvangen volgens loonstrook

Bij wonen in Nederland

Verschil is WVV

Kindtoelage

€ 17.109,56

€        0,00

€ 17.109,56

Buitenlandtoelage

€ 29.555,09

€ 16.546,32

€ 13.008,77

Tegemoetkoming zorgverzekering

€     455,00

€        0,00

€      455,00

Reiskosten

€ 2.361,04

€ 3.044,73

€      683,69 -/-

Voeding

€        0,00

€    976,90                      

€      976,90 -/-

 

 

 

 

Wederrechtelijk verkregen voordeel

 

 

€     28.912,74

 

 

De verplichting tot betaling aan de Staat

 

Het hof zal de verplichting tot betaling aan de Staat stellen op voornoemd bedrag.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

 

Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Beslissing

Het hof:

 

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

 

Stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van € 28.912,74 (achtentwintigduizend negenhonderdtwaalf euro en vierenzeventig cent).

 

Legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van € 28.912,74 (achtentwintigduizend negenhonderdtwaalf euro en vierenzeventig cent).

 

 

 

 

Aldus gewezen door

mr. R. van den Heuvel, voorzitter,

mr. R.H. Koning, lid, en brigadegeneraal mr. J.S. van Duurling, militair lid,

in tegenwoordigheid van J.R.M. Roetgerink, griffier,

en op 5 november 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

 

Mr. J.S. van Duurling en J.R.M. Roetgerink zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Naschrift

Woonplaatsperikelen

 

Door mr. M.R. Aaron

 

Een oud-militair (luitenant-kolonel) wordt door het Hof (in hoger beroep) veroordeeld voor het plegen van valsheid in geschrift en frauduleuze gedragingen, vanwege het opzettelijk valselijk invullen van defensieformulieren en het nalatig zijn om tijdig gegevens aan Defensie te verstrekken. Mede als gevolg hiervan heeft de luitenant-kolonel gelden ontvangen waarop hij geen aanspraak maakte. Het Hof veroordeelt de luitenant-kolonel daarom ook om dit ‘wederrechtelijk verkregen voordeel’, terug te betalen.

 

Defensie-ambtenaren (waaronder militairen) kunnen op functies in het buitenland worden geplaatst. Dit wordt ook wel gezien als een van de charmes van werken bij Defensie. In de regel maken in het buitenland geplaatste defensie-ambtenaren aanspraak op aanvullende (financiële) voorzieningen, zoals een buitenlandtoelage. De hoogte van deze toelage hangt af van onder meer door Defensie (op tamelijk complexe wijze) periodiek vastgestelde koopkrachtcomponenten, maar ook bijvoorbeeld de woonplaats van het gezin van de defensie-ambtenaar. Wonen de kinderen van een defensie-ambtenaar bij hem in het buitenland, dan kan de toelage van de defensie-ambtenaar worden verhoogd. Ook kan er in bepaalde gevallen aanspraak worden gemaakt op bijvoorbeeld vergoeding van zorgkosten en zorgverzekering en andere tegemoetkomingen. De voorwaarden voor het krijgen van dergelijke voorzieningen en de omvang daarvan is geregeld in het Voorzieningenstelsel Buitenland Defensiepersoneel (VBD).

 

In onderhavig arrest is sprake van een verdachte oud-militair (in de rang van luitenant-kolonel) die geplaatst was in Duitsland en op enig moment in zowel Duitsland als Nederland een woning heeft. Op diverse defensieformulieren geeft de officier (in elk geval vanaf het begin van 2011)  aan dat hij in Duitsland woont. In november 2011 geeft de verdachte aan dat hij vanaf december dat jaar in Nederland zal gaan wonen. Maar uit onder meer getuigenverklaringen, een energierekening en abonnementen, leidt het Hof af dat de verdachte al reeds een jaar eerder met zijn gezin in Nederland woonde. Op basis hiervan acht het Hof wettig en overtuigend bewezen dat de luitenant-kolonel defensieformulieren opzettelijk valselijk heeft ingevuld. Dit om (waarschijnlijk) aanspraak te houden op gelden waarop hij feitelijk geen recht had. Uit de bewezenverklaring volgt dat de verdachte  immers in werkelijkheid met zijn gezin in Nederland in plaats van Duitsland woonde. Ingevolge het VBD maakte de verdachte daarom aanspraak op minder hoge toelagen en vergoedingen dan hij deed voorkomen. Ook had de luitenant-kolonel bovendien eerder aan Defensie moeten doorgeven dat hij was verhuisd. Nu hij dit niet heeft gedaan wordt de luitenant-kolonel door het Hof veroordeeld wegens valsheid in geschrift (artikel 225 Sr) en frauduleuze gedragingen (artikel 227b Sr).

 

Bij een plaatsing in een buurland van Nederland kan het om allerlei redenen voor de hand liggen om (met het gezin) in Nederland te blijven wonen. Een defensie-ambtenaar kan in sommige gevallen ervoor kiezen om vanuit zijn woonplaats (in Nederland of daarbuiten) dagelijks naar het werk te reizen of huisvesting door Defensie (legering) in het buitenland aan te vragen en in de weekenden of op andere vrije dagen naar huis te gaan. De keuze die in dit verband door de defensie-ambtenaar wordt gemaakt heeft echter invloed op de hoogte van de buitenlandtoelage en aanspraken op tegemoetkomingen. Voor de luitenant-kolonel in onderhavige zaak leek het hebben van woonhuizen in zowel Nederland als Duitsland en de hem misschien welgevallige uitkomst van een rekensom, te verleidelijk om formulieren naar waarheid in te vullen. Dit blijkt behalve strafbaar, ook onverstandig. Zeker niet als (hem achteraf) blijkt dat energierekeningen, verklaringen van buren en internetabonnementen tot bewijs kunnen dienen.  De verdachte geeft overigens niet toe dat hij opzettelijk formulieren niet naar waarheid invulde of naliet gegevens te verstrekken (integendeel), maar het Hof vindt hem niet geloofwaardig.

 

Dit alles komt de luitenant-kolonel duur te staan. Omdat blijkt dat de luitenant-kolonel met het begaan van deze strafbare feiten financieel voordeel heeft genoten, wordt hij door het Hof, zo blijkt uit het arrest van het Hof in de ontnemingszaak, verplicht om dit voordeel (een kleine 29.000 euro) terug te betalen.

Naar boven