Onderwerp: Bezoek-historie

De Koninklijke Marechaussee in het Caribisch gebied

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Bijdrage – Praktijk

De Koninklijke Marechaussee in het Caribisch gebied

Door KLTZ(LD) mr. dr. M.D. Fink en mr. A.A.W.M. Hakvoort 1

Inleiding

Een promotievideo van de Brigade Caribisch gebied van de Koninklijke Marechaussee (KMar) vertelt ons dat 'Op het oog lijken de werkzaamheden van de marechaussee op al die eilanden vrijwel hetzelfde. Maar omdat de status van de eilanden onderling verschilt en er per eiland andere afspraken gelden, zijn er toch flink wat verschillen.'2 De inzet van de KMar in het Caribisch gebied vindt plaats op basis van verschillende juridische grondslagen, afhankelijk van de taak en geografische plek waar deze taak wordt uitgevoerd. De staatsrechtelijke herindeling in 2010 van het Koninkrijk, de wijziging die in werking trad in 2019 van de Wet politiegegevens (Wpg), de recente verlenging van verschillende samenwerkingsverbanden tussen de landen en recente bijstandsverzoeken ten behoeve van de inzet van de krijgsmacht tijdens de COVID-19 maatregelen in de eerste helft van 2020 geven aanleiding de inzet van de KMar in het Caribisch gebied vanuit een juridisch perspectief te belichten. Deze bijdrage geeft een kort overzicht van de taken en grondslagen voor inzet van de KMar in het Caribisch gebied.

Het Koninkrijk

Om de diversiteit aan taken en grondslagen van de KMar in het Caribisch gebied helder voor ogen te krijgen, is het ter introductie aardig om hier kort in herinnering te brengen hoe het Koninkrijk sinds 10 oktober 2010 staatrechtelijk is opgebouwd. Het Koninkrijk omvat sinds die datum vier landen3:Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten.4 De drie landen in het Caribisch gebied worden gezamenlijk ook wel het Caribisch deel van het Koninkrijk genoemd. Daarnaast bestaat het zogenaamde Caribisch Nederland, waartoe de eilanden Bonaire, Sint-Eustatius en Saba behoren, en dat onderdeel uitmaakt van het staatsbestel van Nederland.5 De drie, (afgekort BES-)eilanden worden staatsrechtelijk bestempeld als openbare lichamen.6 Het bestuur van een openbaar lichaam kent een gezaghebber die, kort gezegd, fungeert als burgemeester van het eiland.7 Caribisch Nederland kent ook een Rijksvertegenwoordiger. Deze functionaris vertegenwoordigt verschillende ministeries op deze eilanden en fungeert onder meer als tussenschakel op het moment dat de gezaghebbers om bijstand verzoeken. Met betrekking tot de landen in het Caribisch gedeelte van het Koninkrijk is het anders geregeld. De landen in het Caribisch deel van het Koninkrijk hebben elk een eigen regering. Aan het hoofd van iedere regering staat een gouverneur, als vertegenwoordiger van de Koning.8 De gouverneur speelt een rol bij het doorzetten van bijstandsverzoeken aan het ministerie van Defensie. Op dit onderwerp zal verder op in dit artikel uitgebreid worden ingegaan. Indien gehonoreerd, kan de gouverneur vervolgens op grond van het bijstandsverzoek over dat deel van de krijgsmacht dat hij toegewezen krijgt beschikken ter verdediging van het Koninkrijk of de krijgsmacht aan de regering van de landen ter beschikking stellen ten behoeve van de inwendige veiligheid en interne orde.9 Voor het optreden van de KMar is in staatsrechtelijke zin van belang dat Defensie een aangelegenheid van het Koninkrijk is, terwijl de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde een autonome landsaangelegenheid betreft.10 Dit betekent dat er slechts één krijgsmacht voor het Koninkrijk bestaat,11 maar binnen het Koninkrijk meerdere politiekorpsen, openbaar ministeries en ministers van justitie bestaan.12 Afhankelijk van de taak waarin de KMar op de verschillende eilanden wordt ingezet, kan het gezag over de inzet van de KMar dus verschillen.

Taak en grondslag

Een manier om de taken van KMar in het Caribisch gebied te onderscheiden, is door een onderverdeling te maken in de militaire politiezorgtaak (MPZ-taak) en 'andere politietaken'. De 'andere politietaken' omvatten, onder meer, de grenspolitietaak, de algemene (civiele) politietaak en de bewakings- en beveiligingstaak.13

Militaire politiezorgtaak

Op basis van artikel 4 lid 1 onder b en e Politiewet 2012 is de KMar belast met de uitvoering van de politietaak ten behoeve van de Nederlandse strijdkrachten en de uitvoering van de politietaak op plaatsen onder beheer van de Minister van Defensie. Deze taak wordt opgevat als overal ter wereld geldend daar waar Nederlandse militairen of plaatsen onder het beheer van Defensie zijn.14 De opsporingsbevoegdheid van de KMar voor (onder meer15) de MPZ-taak volgt uit artikel 141 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Artikel 1, derde lid van de Wet Militaire Strafrechtspraak (WMS) verklaart vervolgens het Nederlandse Wetboek van Strafvordering van toepassing op de militaire strafrechtspraak. Volgens Walgemoed en Van Hoek betekent het feit dat het rechtsgebied volgens artikel 3 WMS van de militaire kamers van de rechtbank Gelderland te Arnhem onbegrensd is, ook dat de opsporingsbevoegdheid van de KMar ten aanzien van militairen daarmee wereldwijd16 strekt.17 Het uitgangspunt ontstaat daarmee dus dat niet alleen binnen het Koninkrijk maar ook buiten het Koninkrijk opsporingsbevoegdheid bestaat voor de KMar over Nederlandse militairen. Art. 17 WMS bepaalt in het bijzonder voor het Caribisch gebied (zowel de landen als Caribisch Nederland) dat niet de rechtbank Gelderland, maar het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en het Gerecht van Bonaire, St. Eustatius en Saba rechtsmacht hebben over Nederlandse militairen binnen het bevelsgebied van de Commandant der Zeemacht in het Caribisch gebied. Met betrekking tot MPZ in het Caribisch gebied betekent dit dat de KMar in het gehele Koninkrijk opsporingsbevoegdheid geniet voor de MPZ-taak en die taak, in beginsel,18 in het Caribisch gebied uitvoert binnen de kaders van het Nederlandse Wetboek van Strafvordering. Het maken van een geografisch onderscheid tussen Caribisch Nederland en de Caribisch delen van het Koninkrijk met betrekking tot de MPZ-taak is daarmee niet aan de orde. Dit is anders, zoals hierna wordt belicht, voor de andere politietaken van de KMar.

Politietaken BES

Het Caribisch gebied kent vier politiekorpsen:19 het Korps Politie Curaçao (KPC), Sint Maarten (KPS), Caribisch Nederland (KPCN)20 en Aruba (KPA).21 Ten behoeve van de politiekorpsen van Curaçao, Sint Maarten en Caribisch Nederland bestaat de Rijkswet politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: Rijkswet politie). Aruba valt niet onder deze rijkswet. De Rijkswet politie richt zich op de organisatie, gezagsstructuren en onderlinge samenwerking tussen de drie politiekorpsen. De Rijkswet bepaalt in artikel 11, eerste lid, dat de politietaken voor de BES-eilanden bij wet kunnen worden opgedragen aan de KMar.22 Deze mogelijkheid is verder uitgewerkt in artikel 5 van de Veiligheidswet BES (VwBES). De daarin opgenomen taken komen, met voor het Caribisch gebied toepasselijke verschillen,23 grotendeels overeen met de aan de KMar in artikel 4 van de Politiewet 2012 opgedragen taken.24 Ook voor de BES-eilanden kunnen de taken van de KMar, naast de MPZ-taak, worden opgesomd als grenspolitietaken, algemene politietaken en bewakings- en beveiligingstaken. Aangezien het Statuut van het Koninkrijk der Nederlanden (het Statuut) erkent dat vanwege het insulaire karakter, de bevolkingsomvang, de geografie en andere factoren andere regels kunnen gelden in Caribisch Nederland dan in Nederland, kent Caribisch Nederland andere lokale regels op basis waarvan de KMar haar taken op deze eilanden uitvoert.25 Zo is voor de uitvoering van de grensbewaking op de lucht- en zee grensdoorlaatposten de Wet toelating en uitzetting BES van toepassing in plaats van de Vreemdelingenwet 2000.26 De opsporingsbevoegdheden van de KMar zijn gebaseerd op artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering BES, in plaats van het Wetboek van Strafvordering.27 Vermeldenswaardig in de context van taken in Caribisch Nederland is dat de KMar ook de (reguliere) basispolitiezorg op Sint Eustatius en Saba uitvoert onder verantwoordelijkheid van de korpschef,28 onverminderd de taken van het PKCN, en bovendien integraal meedraait in de algemene politiediensten op de eilanden.29 Ten slotte is interessant om te vermelden dat de KMar tevens belast is met de informatievoorziening ten behoeve van de opsporing van misdrijven door de Kustwacht in het Caribisch gebied.30

Politietaak Curaçao, Aruba en Sint-Maarten

Anders dan voor Caribisch Nederland, bestaat voor de landen in het Caribische deel van het Koninkrijk geen wettelijk vastgelegde politietaak voor de KMar. De Rijkswet politie geeft die mogelijkheid niet. Dit betekent echter niet dat de KMar geen taken uitvoert in en ten behoeve van de landen. Naast de mogelijkheid van bijstand, waarop later in dit artikel zal worden ingegaan, bestaan er samenwerkingsverbanden die de basis vormen voor de inzet van de KMar in de landen in het Caribische deel van het Koninkrijk. Deze samenwerkingsverbanden zijn gebaseerd op artikel 38 Statuut, waarin is opgenomen dat de landen onderling regelingen kunnen treffen.31

Ten eerste is het Protocol inzake inzet van personeel vanuit de flexibel inzetbare pool Koninklijke Marechaussee (Flexpool protocol) van belang.32 Sinds 2008 heeft de KMar een flexibele pool van medewerkers (de flexpool) in het Caribisch gebied gestationeerd ten behoeve van samenwerking met de landen in het Caribisch gebied. Deze inzet was aanvankelijk geboren uit de behoefte ondersteuning te leveren aan de gemeenschappelijke grenscontrole teams (GGCT).33 Na de staatkundige wijziging in 2010 is de samenwerking met betrekking tot de flexpool voortgezet op basis van een nieuw (bovengenoemd) protocol, waar zowel Aruba,34 Curaçao als Sint Maarten partij bij zijn. In 2019 is het Flexpool protocol voor onbepaalde tijd verlengd. Het Protocol somt onder punt 6 en 9 de taken op waarin personeel van de KMar de lokale autoriteiten kan ondersteunen.35 Deze taken zijn breder dan de grenscontrole taak alleen en sluiten aan bij de gebruikelijke taken van de KMar.36 Kort gezegd betekent dit dat tussen de landen is overeengekomen dat de KMar ook personele ondersteuning kan leveren in de landen van het Caribisch deel van het Koninkrijk. De inzet van de KMar in de landen vindt plaats onder gezag van de ministers van Justitie van Aruba, Curaçao of Sint Maarten.37

De wereldwijde opsporingsbevoegdheid van de KMar voor wat betreft de MPZ-taak, zoals eerder is toegelicht, geldt niet voor de politietaken die de KMar in de Caribische landen van het Koninkrijk uitvoert. Dat betekent dat deze op basis van een andere grondslag tot stand moet komen. Artikel 10 Rijkswet politie voorziet in de mogelijkheid tot aanwijzing van buitengewone agenten van politie (BAVPOL). Indien nodig voor de taakuitvoering, kan KMar-personeel worden aangewezen als BAVPOL. De bevoegdheden die daarmee tot stand komen, zijn onder meer de bevoegdheden opgesomd in artikel 13 van de Rijkswet politie.

Een tweede samenwerkingsverband betreft de Onderlinge regeling versterking grenstoezicht Sint Maarten, tussen Nederland en Sint Maarten.38 Hierin hebben beide landen in 2017 onderlinge afspraken gemaakt over de uitvoering en versterking van het grenstoezicht door de KMar en de Douane Nederland op Sint Maarten. Artikel 1, 5 en 6 van deze regeling geven aan dat KMar-personeel ter beschikking wordt gesteld voor het grenstoezicht, en specifiek voor de persoonscontrole. Deze regeling is per 1 januari 2020 met een jaar verlengd.

Bijstand in het Caribisch gebied

Naast de MPZ-taak, de permanente taken in Caribisch Nederland op grond van de VwBES en de ondersteunende taken in de landen van het Caribisch deel van het Koninkrijk op grond van samenwerkingsverbanden, bestaat ook de mogelijkheid om bijstand te verlenen. Met betrekking tot bijstand kan onderscheid gemaakt worden tussen bijstand in Caribisch Nederland en bijstand in het Caribisch deel van het Koninkrijk.

Bijstand Caribisch Nederland

Bijstand door de KMar voor Caribisch Nederland is geregeld in de Rijkswet politie en de VwBES.39 De Rijkswet kent net als de Politiewet 2012 een gelaagdheid voor het verlenen van bijstand. In het tweede lid van artikel 11 Rijkswet politie is opgenomen dat de KMar bijstand kan verlenen aan de politiekorpsen van de BES-eilanden op grond van nader vast te stellen regels. Op grond van dit artikel kan, in bijzondere gevallen, ook om bijstand door andere onderdelen van de krijgsmacht verzocht worden.40 Artikel 11 van de Rijkswet is nader uitgewerkt in artikel 6 en 7 VwBES. Uit deze artikelen volgt dat op verzoek van de gezaghebber (ten behoeve van de handhaving van de openbare orde) of de procureur-generaal (ten behoeve van de handhaving van de strafrechtelijke orde)41 bijstand wordt verleend door de KMar, tenzij dringende redenen zich daartoe verzetten.42 Een dergelijk verzoek moet door tussenkomst van de Rijksvertegenwoordiger aan het ministerie van defensie worden verzonden.43

Bijstand Caribische delen van het Koninkrijk

Hoewel de Rijkswet politie ook van toepassing is op Curaçao en Sint Maarten, voorziet deze wet niet in een bijstandsconstructie voor deze landen in het Caribisch gebied. Bijstand voor de landen komt tot stand op basis van het Koninklijk besluit van 1987inzake de inzet van de krijgsmacht in Aruba, Curaçao en Sint Maarten44en de Aanwijzingen inzake de inzet van de krijgsmacht in Aruba, Curaçao en Sint Maarten.45 De Aanwijzing vermeldt dat de krijgsmacht ter beschikking komt van de gouverneur van de landen 'ter handhaving van de onafhankelijkheid en verdediging van Aruba, van Curaçao, onderscheidenlijk van Sint Maarten', en dat de gouverneur de krijgsmacht aan de regering ter beschikking kan stellen 'ten behoeve van militaire bijstand ter handhaving van de inwendige veiligheid en de openbare orde.'46 Als onderdeel van de krijgsmacht kan ook de KMar deel uitmaken van deze inzet.

De twee genoemde vormen van bijstand betekenen dat de KMar (en de krijgsmacht) in het Caribisch gebied op twee verschillende grondslagen om bijstand kan worden gevraagd, afhankelijk van welk deel van de eilanden in het Caribisch gebied dit verzoekt. Indien de KMar bijstand levert in de Caribische delen van het Koninkrijk dan kan daaraan, afhankelijk van de taak waarvoor de inzet bedoeld is, ook verbonden zijn dat de KMar als BAVPOL moet worden aangewezen zodat zij de benodigde bevoegdheden verkrijgen.

Ambts- en geweldsinstructies

Het bovenstaande maakt duidelijk dat de inzet van de KMar in het Caribisch gebied gebaseerd kan zijn op verschillende wettelijke grondslagen. Afhankelijk van het soort inzet en waar die inzet plaatsvindt, kan ook de ambtsinstructie voor geweldgebruik verschillen. De Nederlandse ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke Marechaussee en andere opsporingsambtenaren47 is niet van toepassing. De taken in Caribisch Nederland worden, ingevolge artikel 5 van de VwBES uitgevoerd op basis van de Onderlinge regeling houdende een ambtsinstructie voor de politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (onderlinge ambtsinstructie). Wanneer de KMar in bijstand optreedt op de BES-eilanden is deze ambtsinstructie ook van toepassing. Voor de uitvoering van ondersteunende (flexpool) taken op Aruba, Curaçao en Sint Maarten kan in geval van de laatste twee landen teruggevallen worden op de onderlinge ambtsinstructie.48 Aangezien Aruba geen onderdeel is van de Rijkswet politie, geldt dit niet voor Aruba.

De inzet van de KMar als onderdeel van militaire bijstand op basis van het Besluit van 1987 in de landen van het Caribisch deel van het Koninkrijk, heeft geen vooraf vastgestelde ambts- of geweldsinstructie en is afhankelijk van de taak die de KMar gaat uitvoeren. Ter illustratie: wanneer een majoor van de KMar in het kader van bijstand aan Sint Maarten optreedt als liaison bij een uitgezonden detachement mariniers, geldt de geweldsinstructie die de mariniers voor de opdracht hebben meegekregen. Indien de opdracht het beteugelen van woelingen inhoudt, zal de betreffende geweldsinstructie van toepassing zijn. Indien de inzet bedoeld is ter ondersteuning in de politietaak, kan via de BAVPOL-constructie de onderlinge ambtsinstructie van toepassing zijn.

Gegevensverstrekking

Gegevensuitwisseling is een belangrijke voorwaarde voor de effectieve taakuitvoering van de politiekorpsen en de KMar in het Caribisch gebied. De staatkundige structuur heeft ook effect op het verstrekken van politiegegevens voor de uitvoering van de politietaken. Aangezien de militaire wetgeving is opgenomen in rijkswetten die het gehele Koninkrijk aangaan, is voor wat de MPZ-taak geen sprake van gegevensverstrekking van het ene naar het andere land. Voor de andere politietaken moet wel onderscheid worden gemaakt. In grote lijnen moet onderscheid gemaakt worden tussen drie verstrekkingsrelaties: tussen Europees Nederland en Caribisch Nederland, tussen Caribisch Nederland en de Caribisch delen van het Koninkrijk en tussen Europees Nederland en de Caribische delen van het Koninkrijk.

Sinds de nieuwe Wet politiegegevens (Wpg) naar aanleiding van een nieuwe EU-Richtlijn49 in 2019 in werking is getreden, worden gebieden buiten de Europese Unie als zogenoemde 'derde land' gezien. De memorie van toelichting bij de Wpg geeft aan dat de Europese Richtlijn:

'van toepassing is op de verwerking van persoonsgegevens op het grondgebied van de lidstaten. De richtlijn is dus niet van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens op Bonaire, Sint Eustatius en Saba (BES).'50

Dit betekent dat verstrekking van persoonsgegevens die in het kader van de uitvoering van de politietaken worden verwerkt (hierna: politiegegevens) aan derde landen (en internationale organisaties) in beginsel onder het verstrekkingsregime van artikel 17a Wpg valt. Kort gezegd bepaalt dit regime dat verstrekking van politiegegevens (ten eerste) noodzakelijk moet zijn voor de goede uitvoering van de politietaak en (ten tweede) dat de EU moet hebben besloten dat de gegevens in het derde land voldoende beschermd zijn. Dit oordeel is dan vastgelegd in zogenoemde adequaatheidsbesluiten. Wanneer er geen adequaatheidsbesluit is, moeten het derde land passende waarborgen voor gegevensbescherming bieden, welke moeten zijn vastgelegd in juridische bindende instrumenten. Als deze waarborgen ook niet bestaan, kan alleen in noodzakelijke gevallen tot gegevensverstrekking worden overgegaan.51 Aangezien voor het Caribisch deel van het Koninkrijk op dit moment geen adequaatheidsbesluiten van de EU bestaan, gaat het in die relatie altijd over de vraag of passende waarborgen voor de verwerking van politiegegevens bestaan, en zo nee of verstrekking per individueel geval noodzakelijk is.

Uitwisseling Caribisch Nederland en Nederland

Anders dan vanuit het staatsrechtelijk perspectief dat Caribisch Nederland behoort tot het Nederlands staatsbestel, moet vanuit het perspectief van de EU-richtlijn voor gegevensverstrekking de relatie tussen Europees Nederland en Caribisch Nederland worden beschouwd als een verstrekking aan een derde land. Daarmee is het bovengenoemde regime van 17a Wpg van toepassing. Zoals hiervoor reeds is aangegeven, is er voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba geen adequaatheidsbesluit afgeven. Dit betekent dat moet worden beoordeeld of de BES passende waarborgen voor de bescherming van persoonsgegevens heeft vastgelegd in juridisch bindende instrumenten, zoals een wet. Het antwoord op deze vraag moet bevestigend worden beantwoord, nu de Wpg expliciet aangeeft dat deze wet mede van toepassing is op de BES-eilanden.52 Dit betekent dat politiegegevens die in Nederland in het kader van de uitvoering van de in artikel 4 Politiewet 2012 genoemde taken worden verwerkt, mogen worden verstrekt aan, onder meer de KMar, de politie en het Openbaar Ministerie op de BES.

Uitwisseling Caribisch Nederland en landen in Caribisch deel Koninkrijk

Artikel 39 Rijkswet politie geeft aan dat politiegegevens door Caribisch Nederland aan de politiekorpsen van Curaçao, van Sint Maarten met inachtneming van de daarvoor geldende voorschriften kunnen worden verstrekt voor zover dat nodig is voor een goede uitoefening van de politietaken. Zoals hiervoor reeds is aangegeven, volgen de taken van de KMar op de BES uit artikel 5 VwBES. De politiegegevens die in het kader van de uitvoering van deze taken worden verwerkt vallen, gelet op het bepaalde in artikel 36b, onder a Wpg, onder de reikwijdte van de Wpg. Voor gegevensverstrekking tussen Caribisch Nederland en de zelfstandige landen van het Koninkrijk bepaalt artikel 36c, tweede lid, van de Wpg dat het derde landenregime van artikel 17a Wpg niet van toepassing is. In plaats daarvan vindt verstrekking plaats onder de voorwaarden van artikel 36e onder 5 t/m 7 van de Wpg. Voor verstrekking van Sint Maarten of Curaçao aan Caribisch Nederland wordt in artikel 57 Rijkswet politie verwezen naar een onderlinge regeling. Deze onderlinge betreft de Onderlinge regeling tussen Curaçao, Sint Maarten en Nederland betreffende de verwerking van politiegegevens (hierna: Onderlinge regeling).53 Voor verstrekkingen aan Aruba bestaan geen regelingen.

Uitwisseling landen in Caribisch deel Koninkrijk en Nederland

Voor het verstrekken van politiegegevens van Nederland aan de landen in het Caribisch gebied geldt het regime van 17a Wpg. Op dit moment zijn er geen adequaatheidsbesluiten voor de landen, zodat moet worden beoordeeld of de landen passende waarborgen in juridisch bindende instrumenten hebben vastgelegd. De landen hebben geen wetgeving op dit gebied, waarmee alleen de Onderlinge Regeling over blijft. Vooralsnog is niet geconcludeerd dat de Onderlinge regeling als een passende waarborg kan dienen. Dat betekent dat voor wat betreft de gegevensverstrekking tussen Nederland en de Caribische landen van het Koninkrijk alleen in noodzakelijke gevallen, zoals verwoord in artikel 17a, derde lid, van de Wpg, mogelijk is.

Conclusie

De staatkundige complexiteit van het Caribisch gebied is een lappendeken die niet altijd even helder is als het gaat om de juridische grondslagen voor de inzet van het personeel van de KMar, de toepasselijke ambtsinstructies voor het gebruik van geweld en voor gegevensverstrekking. De staatsrechtelijke wijziging van 2010 heeft bovendien een extra dimensie gevoegd aan de wijze waarop bijstand in het Caribisch gebied tot stand komt.54 Waar voorheen het Koninklijk Besluit van 1987 'houdende aanwijzingen inzake de inzet van de krijgsmacht in de Nederlandse Antillen en Aruba' de basis vormde, is dit nu gesplitst in een besluit van 1987 en de Rijkswet politie. De EU-richtlijn met betrekking tot de bescherming van politiegegevens die in 2019 heeft geleid tot een nieuwe Wet politiegegevens, noopt bovendien tot een hernieuwde kijk op verstrekking van politiegegevens in het Caribisch gebied. Dit artikel heeft gepoogd enig inzicht te brengen in de genoemde juridische lappendeken op grond waarvan de KMar in het Caribisch gebied haar taken uitvoert. Hoewel die taken volgens de promotievideo inderdaad op het oog vrijwel hetzelfde lijken, mag nu duidelijk zijn dit vanuit juridisch perspectief zeker niet zo is.

Naar boven