Onderwerp: Bezoek-historie

Inzet van marine-juristen in het kader van EMASOH

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Bijdrage - Praktijk

Inzet van marine-juristen in het kader van EMASOH

Door LTZ2 (LD) mr. F.B. Vogel 1 , LTZ1 (LD) mr. drs. W.B. Kooijman-Zegelaar 2 en LTZ 2 OC mr. J.J. Schut 3

Inleiding

In mei en juni 2019 vindt een aantal incidenten plaats in de Golf van Oman en de Straat van Hormuz, waarbij in totaal 6 olietankers door explosies werden getroffen. Bij brief van 15 juli 2019 is de Tweede Kamer geïnformeerd over een schriftelijk verzoek van de Verenigde Staten van 9 juli 2019, waarin naar aanleiding van deze incidenten aan Nederland is verzocht om een bijdrage te leveren aan het waarborgen van vrije en veilige doorvaart in de Straat van Hormuz en Golf van Oman.4 In deze brief is tevens aangegeven dat het kabinet de wenselijkheid en mogelijkheid zal onderzoeken om bij te dragen aan een verhoging van de maritieme veiligheid in de Golfregio.

Naast de incidenten van mei en juni 2019, werd op 19 juli 2019 door Iran een olietanker enige tijd vastgehouden en een andere olietanker in beslag genomen.5 Dergelijke incidenten die de scheepvaart ontregelen, de daarmee samenhangende onzekerheid en stijgingen van de olieprijzen, zijn schadelijk voor de wereldeconomie en daarmee ook voor Nederland. Voor de beeldvorming; gemiddeld zijn er circa 35 Nederlands gevlagde schepen dagelijks actief in de Golfregio (deels niet onderweg, denk aan baggeraars). Daarnaast zijn er circa 63 schepen actief in de Golfregio, die niet Nederlands gevlagd zijn maar wel Nederlandse eigenaren hebben. Het vorenstaande toont het Nederlandse belang aan bij de waarborging van de continuïteit en veiligheid van het maritieme verkeer in de Golfregio.

In dit artikel zal de inzet van Nederland in de Golfregio en met name de juridische ondersteuning hiervan besproken worden. Hierbij zal er ten eerste ingegaan worden op de Nederlandse inzet en zal er vervolgens gesproken worden over de rol van LEGAD in het force headquarters (FHQ) van de missie EMASOH en de overige werkzaamheden van de LEGAD tijdens deze missie.

Besluit tot Nederlandse inzet

Naar aanleiding van de incidenten in mei, juni en juli 2019 in de Golf van Oman en de Straat van Hormuz zijn verschillende veiligheidsinitiatieven tot stand gekomen. Het kabinet heeft in haar onderzoek naar de mogelijkheid en wenselijkheid een bijdrage te leveren aan maritieme veiligheid in de Golfregio een keuze gemaakt tussen de door de VS geleide maritieme missie International Maritime Security Construct (IMSC), Operation Sentinel, en het Franse initiatief voor een Europees-geleide coalitie voor maritieme veiligheid in de Golfregio, genaamd European-led Maritime Awareness in the Strait of Hormuz (EMASOH). De missie EMASOH omvat een brede strategie die berust op twee sporen, namelijk het militaire spoor met de inzet van militaire middelen in een maritime surveillance and situational awareness missie en het diplomatieke spoor waarbij diplomatieke middelen worden ingezet voor het de-escaleren van spanningen onder andere door de dialoog aan te gaan met de regeringen van de landen in de regio, academici en andere sleutelfiguren uit de regio. De missie IMSC beschikt niet over een diplomatiek spoor en deze missie is bovendien minder gefocust op de-escalatie.

Gelet op de focus van de missie EMASOH op de-escalatie, zowel bij de inzet van militaire middelen als bij de inzet van diplomatieke middelen, heeft het kabinet besloten om met ingang van eind januari 2020 een schip met boordhelikopter en een aantal stafofficieren voor het Frans geleide FHQ te Abu Dhabi in te zetten voor de versterking van de maritieme veiligheid in de Golfregio. De juridische grondslag voor de Nederlandse inzet is het internationale zeerecht, in het bijzonder het VN-Zeerechtverdrag. Zie voor een uitgebreidere bespreking van deze grondslag het artikel van KLTZ (LD) mr. dr. M.D. Fink in dit tijdschrift6. De Tweede Kamer is over het besluit van het kabinet geïnformeerd door middel van de artikel 100-brief van 29 november 2019.

Aanwijzing voor de missie

Zodra de Tweede Kamer is geïnformeerd, gaan de ontwikkelingen snel. En dat is ook noodzakelijk. Immers, eind januari moeten het schip en de stafofficieren al worden ingezet. Voor auteur 1 is op 29 november duidelijk geworden dat zij als Ondergeschikt Hoofd Logistieke Dienst (OGHLD) op Zr. Ms. De Ruyter een bijdrage zal leveren aan de EMASOH missie. Als marine-jurist is zij in haar functie als OGHLD, naast de logistiek adviseur tevens juridisch adviseur van de commandant. Deze taak bestaat aan boord voornamelijk uit het ondersteunen van de commandant bij de toepassing van het militair tuchtrecht, maar kan zich ook uitstrekken tot vragen over bijvoorbeeld de Rules of Engagement (ROE) en de Instructie Kaart Geweldgebruik (IK-Geweldgebruik)7. Zeker als deze vragen zich voordoen in een situatie waarin contact met de wal nauwelijks mogelijk is. Aangezien gedurende de hele inzetperiode van Zr.Ms. De Ruyter goede juridische ondersteuning op de wal aanwezig was, werd er voornamelijk van die expertise gebruikgemaakt.

De twee andere auteurs van dit stuk zijn half december benaderd met de vraag of zij interesse hebben in deelname aan de EMASOH missie als legal advisor (LEGAD) / military assistant (MA) in het FHQ. Zij zijn uiteindelijk in de derde week van januari geïnformeerd dat zij daadwerkelijk zullen worden aangewezen. Auteur 2 zal van begin februari tot eind april 2020 worden ingezet, waarna zij zal worden opgevolgd door auteur 3 die conform planning tot eind juni zal worden ingezet. Deze late aanwijzing toont aan dat er ook van een LEGAD flexibiliteit wordt verwacht. Het laat bovendien de noodzaak voor een LEGAD zien om, waar mogelijk, altijd te werken aan inzetgereedheid zowel ten aanzien van de fysieke gereedheid (waaronder de Defensie Conditie Proef) als ten aanzien van het onderhouden van kennis van het operationeel recht.

Aankomst in het missiegebied

Zr. Ms. De Ruyter is op 28 januari 2020 vanuit Nederland richting het missiegebied8 vertrokken. Om de gereedheid van het schip en de bemanning op voldoende niveau te krijgen voor het uitvoeren van een missie heeft de transit naar het missiegebied in het teken gestaan van de Pre Deployment Training. Gedurende twee weken werd het schip klaargestoomd voor allerhande scenario's die zich tijdens de missie voor zouden kunnen doen. Ook was er aandacht voor de leden van het guard team en het Fire Support Team (FST)9 met betrekking tot de ROE en de IK-Geweldgebruik voor deze missie. Om deze voorlichting goed te laten verlopen heeft een marine-jurist van de afdeling Juridische Zaken van het Commando Zeestrijdkrachten een aantal dagen meegevaren om alle juridische vragen met betrekking tot deze missie te beantwoorden.

Bij aankomst van de Nederlandse stafleden in het missiegebied was EMASOH een nog niet bestaande missie. Een belangrijk takenpakket voor de eerste rotatie stafleden was het opstarten van de missie, inclusief het opbouwen en gereedstellen10 van het FHQ alsmede het vormgeven van de operatie. Vanwege persoonlijke verplichtingen en formele procedures kwamen de vier Nederlandse stafleden allemaal op verschillende data in het FHQ te Abu Dhabi aan. De LEGAD arriveerde begin februari als laatste van de vier Nederlandse stafleden. De overige stafleden van de eerste rotatie kwamen ook allemaal gespreid aan. Veel Franse collega's waren al aanwezig, de Belgische collega kwam tegelijkertijd met de LEGAD aan, de Griekse collega twee weken later en het duurde nog een maand voordat de Deense collega's aankwamen en de staf compleet was. Dit zorgde ervoor dat een aantal functies in het begin niet werden vervuld en dat was gelet op de werkbelasting duidelijk merkbaar in een kleine staf. Het was dan ook goed om te zien hoe binnen dit multinationale team iedereen bereid was een stapje meer te zetten en zo de lege plekken op te vangen. Het zorgde voor de LEGAD overigens ook voor extra werk, omdat met iedere nieuw arriverende Battle Watch Captain of Senior National Representative weer even de tijd moest worden genomen om één op één door het juridisch kader en de ROE te lopen.

EMASOH FHQ en de rol van de LEGAD

Bij aankomst van de LEGAD bleek dat de Force Commander (FCDR) en de LEGAD van het Franse Operational Headquarters (OHQ) in afwachting waren van de Nederlandse LEGAD. De FCDR gaf direct aan dat hij verwachtte dat de LEGAD zich zou focussen op de juridische werkzaamheden en dat het takenpakket behorende bij het MA gedeelte van de functie pas na één of twee weken mocht worden opgepakt. De urgentie ten aanzien van de juridische werkzaamheden lag op het gebied van de ROE. Het Nederlandse schip was eind januari vertrokken met een Nederlandse ROE-set, maar deze set was nog niet bekend binnen het Franse OHQ. Het was daarom van belang om in een overzichtelijke matrix een vergelijking te maken tussen de Nederlandse set en de EMASOH ROE en daarmee aan alle partijen inzicht te geven in de verschillen en overeenkomsten tussen beide ROE-sets. Dat klinkt overigens eenvoudiger dan dat het in de praktijk was. Er bleek namelijk weliswaar sprake te zijn van veel dezelfde ROE qua nummering, maar de formulering en uitleg van de ROE was veelal afwijkend. Een overzicht waarbij in één oogopslag duidelijk zou zijn wat de verschillen waren voor een schip opererend onder de Nederlandse ROE en een schip opererend onder de EMASOH ROE11 was in zekere zin dan ook een illusie.

De Franse LEGAD van het OHQ en de Nederlandse LEGAD van het FHQ hebben ondanks het vorenstaande toch een begrijpelijke vergelijkende matrix op kunnen stellen. De samenwerking met het Franse OHQ en het Franse Permanent Joint Headquarters (PJHQ) in Parijs was hierbij uitstekend12. Hoewel de Nederlandse ROE-set al in beton was gegoten, gold dat nog niet voor de EMASOH ROE-set. Dit had als voordeel dat suggesties van de Nederlandse LEGAD voor tekstaanpassingen, het schrappen van bepaalde ROE en toevoegingen van ROE gedeeltelijk zijn overgenomen. Dit heeft het opstellen van de vergelijkende matrix uiteindelijk wel iets vereenvoudigd. De matrix is vormgegeven conform een onderverdeling in verschillende activiteiten in plaats van een onderverdeling naar nummering zoals in de ROE-set, denk bijvoorbeeld aan de activiteit van de positionering van schepen en het oefenen. Daarbij is als omschrijving niet gebruik gemaakt van de formulering conform één van beide ROE-sets, maar is juist geprobeerd om een omschrijving te geven die voor beide ROE-sets van toepassing was. Vervolgens is aangegeven naar welk ROE-nummer de omschrijving per set refereert en zijn per land aangegeven wat eventuele bijzonderheden zijn, denk hierbij aan aanvullende regels of consequenties van de uitleg van de ROE. Een consequentie van de uitleg van bepaalde ROE zou kunnen zijn, dat een schip onder nationaal tactisch commando valt als het schip opereert conform nationale bepalingen die ruimer zijn dan hetgeen EMASOH-ROE voor ogen heeft. Uiteindelijk is de vergelijkende matrix op 25 februari 2020 definitief vastgesteld met behulp van de laatste versie van de EMASOH-ROE. Op diezelfde dag was ook het gereedstellingstraject van de missie afgerond en is het FHQ gevalideerd als full operational capable (FOC). Tevens is daarbij het militaire spoor van de EMASOH missie, Operation AGENOR, formeel gelanceerd.

De FOC betekende niet dat het takenpakket van de Nederlandse stafleden ten aanzien van het opstarten van de missie, inclusief het opbouwen en gereed stellen van het hoofdkwartier alsmede het vormgeven van de operatie, was afgerond. De basis voor de operatie was het Operations Plan (OPLAN)13 en verder lagen er weinig documenten aan ten grondslag. Langzamerhand werd dat, ook op verzoek van de schepen, uitgebreid. De staf van het FHQ was echter klein en bestond ten tijde van de inzet uit 16 militairen, waarvan 8 Franse militairen, 4 Nederlandse militairen, 2 Deense militairen, een Belgische militair en een Griekse militair. Als gevolg hiervan werd veel stafwerk gezamenlijk door een klein kernteam geschreven waarbij onder leiding van de N514 in ieder geval de inzet en inbreng van de N215, N316, Naval Cooperation and Guidance for Shipping (NCAGS)17 en de LEGAD werd gevraagd. Zo werd met behulp van het 7-questions model18 een Operations Order (OPORD) geschreven en vervolgens het Formatted general operational message (OPGEN). Daarnaast is door de eerste rotatie de campaign effectiveness assessment tool ontwikkeld, waarbij de voortgang van de missie en eventuele risico's aan de hand van de decisive conditions uit het OPLAN werd gemonitord. Voorts is de structuur voor een maandelijks FHQ EMASOH Activity Report opgesteld om over de voortgang van de missie te rapporteren richting alle PJHQs. Er is eveneens besloten om de koopvaardij te informeren over de voortgang van de missie door middel van een tweemaandelijks ongeclassificeerd bulletin. Ten slotte is een bijdrage geleverd aan de contingency planning voor het geval zich onvoorziene omstandigheden zouden voordoen.

Tijdens het schrijven van bovengenoemde documenten kwamen verschillende vraagstukken en discussiepunten naar voren, waarbij de inbreng van een LEGAD gewenst was. Zo bleek dat het karakter van de missie in het EMASOH OPLAN niet consequent op eenduidige wijze werd omschreven en was er geen Political Policy Indicator (PPI)19bij de EMASOH ROE gegeven. Vervolgens werd het karakter van de missie in het OPORD door onze internationale collega's omschreven op een manier die niet strookte met de PPI van de Nederlandse ROE-set. Dit is een voorbeeld van iets waar wellicht snel overheen gelezen wordt, maar wat aangepast moet worden om het een document te laten zijn waar elk aan de missie deelnemend land achter kan staan. Daarnaast is het als LEGAD verstandig om in praktische zin mee te denken met betrekking tot de operationele processen, maar tegelijkertijd kritisch te blijven luisteren. Zo kan het gebeuren dat gepland wordt volgens het 7-questions model en de beantwoording van een bepaalde vraag zich ontwikkelt in een richting die niet in lijn is met het OPLAN. Dan moet iemand met kracht van argument daarop wijzen zodat de planners vervolgens kritisch naar het eigen werk gaan kijken en de beantwoording van de vraag gaan herformuleren. Samenwerken met behoud van de kritische houding zorgde er voor dat de LEGAD bij alle processen werd betrokken.

Voorts is tijdens de inzetperiode van Zr. Ms. De Ruyter goed samengewerkt met diverse functionarissen aan boord, waaronder de commandant en het Hoofd Operationele Dienst. Met name tijdens de eerste periode, kwamen ondanks de goede voorbereiding en het opwerktraject van de bemanning, toch enkele juridische vragen naar boven. Dit ziet dan op zaken die op voorhand heel duidelijk waren, maar waar in de praktijk toch meer haken en ogen aan zitten en dat levert dan vooral praktische vragen op. Vragen over de uitleg van bepaalde ROE, vragen over het verschil tussen monitoring, accompaniment en escort20, vragen over de aard van oefeningen in relatie tot het karakter van de missie. Dergelijke vragen zijn niet altijd juridisch, soms meer beleidsmatig, maar in alle gevallen wordt advies van de LEGAD verwacht.

Begin juni kon de functie LEGAD/MA worden overgedragen aan auteur 3. Vanwege de restricties die Abu Dhabi had ingevoerd om de verspreiding van COVID-19 tegen te gaan, was het voor mensen zonder VAE-verblijfsvergunning niet mogelijk om Abu Dhabi binnen te komen. Als gevolg daarvan vond de aflossing later plaats dan gepland en verwacht. Dit gold overigens voor bijna alle functies binnen de FHQ-staf. De eerste week van juni stond dan ook volledig in het teken van de wisseling van de wacht en het overdragen van de werkzaamheden aan de nieuwe rotatie. Binnen enkele dagen brieften nieuwe gezichten een nieuwe FCDR en binnen een week was het roer binnen het FHQ geheel overgenomen door de nieuwe rotatie.

Bij een vrijwel geheel nieuwe staf is het verstandig om het juridisch kader van de missie voor iedereen duidelijk te maken. De LEGAD heeft dit opgepakt door het verzorgen van een legal clinic waarbij de staf een beginnersrondleiding kreeg door het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee. Verschillende onderwerpen passeerden de revue. Denk daarbij bijvoorbeeld aan de territoriale wateren en de ontstaansgeschiedenis van de afbakening van de breedte van dit zeegebied tot een grens niet verder dan 12 zeemijl gemeten van de basislijnen van de kuststaat. Die basislijn in de zin van het VN-Zeerechtverdrag bleek alleen al een niet te passeren onderwerp. KLTZ Fink stelde in een eerdere bijdrage in het Militair Rechtelijk Tijdschrift dan ook dat 'betwijfeld wordt of de basislijnen zoals door Iran aangegeven op alle punten overeenkomen met de voorwaarden zoals neergelegd in het VN-Zeerechtverdrag.'21 Dit gaf de LEGAD voldoende houvast om hier met stafleden van gedachten over te wisselen. Immers, wanneer de basislijnen van een kuststaat betwist worden, kan discussie ontstaan over de vraag wanneer men binnen of buiten de territoriale zee van een kuststaat vaart. Ook het recht van onschuldige doorvaart door territoriale zeeën gaf reden voor discussie, net zoals het recht van doortocht.

Het recht van onschuldige doorvaart is een maritiem juridisch principe dat schepen van alle staten toestaat om door de territoriale wateren van een andere staat te mogen varen. Deze doorvaart dient onschuldig te zijn. Dit betekent dat schepen zich dienen te onthouden van het ontplooien van enige vorm van activiteiten die een gevaar kunnen opleveren voor de vrede, de orde of de veiligheid van de kuststaat. Zo mogen schepen bijvoorbeeld geen luchtvaartuigen doen opstijgen of doen landen, mogen zij in beginsel de visserij niet uitoefenen22 in deze vreemde territoriale wateren en mogen zij geen oefeningen met wapens van enigerlei aard ontplooien.

Het recht van doortocht is wellicht nog interessanter omdat dit recht vanuit zowel een academisch perspectief als vanuit het perspectief van de statenpraktijk nog verre van volledig uitgekristalliseerd is. Het recht van doortocht wordt, aldus het VN-Zeerechtverdrag, door alle schepen en luchtvaartuigen genoten in zeestraten die voor de internationale scheepvaart worden gebruikt tussen het ene deel van de volle zee of van een exclusieve economische zone (EEZ) en het andere deel van de volle zee of van een EEZ. Een recht dat door kuststaten niet opgeschort of belemmerd mag worden.23 De Straat van Hormuz is zo'n internationale zeestraat; een gebied dat veel (juridische) discussie oplevert. Zo neemt Iran het standpunt in dat vreemde oorlogsschepen die toegang tot zijn territoriale zee willen voorafgaande toestemming daarvoor dienen te hebben. De Nederlandse regering deelt dit standpunt niet.24 Zij stelt dat alle schepen en luchtvaartuigen, dus ook die van militaire aard, het recht van doortocht genieten en dat voorafgaande aan de uitoefening van dit recht geen toestemming benodigd is van de kuststaat door wiens territoriale wateren gevaren wordt. Alleen al dit standpuntverschil maakt het operatiegebied in en rondom de Straat van Hormuz interessant.

Een van de voornaamste verschillen tussen enerzijds het recht van onschuldige doorvaart en anderzijds het recht van doortocht is het feit dat dit laatstgenoemde recht ook van toepassing is op luchtvaartuigen. In een operatiegebied waar, naast de participerende oorlogsschepen, eveneens een maritime patrol aircraft (MPA) patrouilleerde, kon dit principe op regelmatige basis in de praktijk worden gebracht.

'And, LEGAD, what about the Danish Straits then? Is this so-called transit passage25 also applicable there?' Met verschillende Deense stafofficieren op het FHQ kwam deze vraag niet uit de lucht vallen. Het bleek dat zij de Straat van Hormuz en deze Deense wateren op dezelfde wijze wilden benaderen. Beide zeegebieden worden echter door verschillend toepasselijk recht bestreken en het was aan de LEGAD om het verschil te duiden. Dit voorbeeld is tekenend voor het werkveld van de LEGAD in een internationale staf. De LEGAD moet rekening houden met het feit dat niet alle stafleden volledig op de hoogte zullen zijn van de juridische bijzonderheden van het operatiegebied. Voorlichting en een continu aanwezig discussieforum, waarbij een milieu wordt gecreëerd waarin stafleden ook juridische vragen stellen, draagt in sterke mate bij aan situational awareness, een juridisch omgevingsbewustzijn, in de staf. Dit laat de toegevoegde waarde zien van de LEGAD binnen het operationele domein.

In de legal clinic werd ook de nodige aandacht besteed aan het luchtrecht, wat voortkwam uit de wens van de multinationale staf om hier wat meer juridische duidelijkheid te verschaffen. Dit zou hen de mogelijkheid geven op een meer eenduidige en juridisch correcte wijze het maritime patrol aircraft (MPA) op pad te sturen. Hoe verhoudt het luchtruim boven soevereine staten zich tot het VN-Zeerechtverdrag? Waar mag wel en waar mag niet (zonder meer) gevlogen worden? Kent de Golf-regio territoriale geschillen waar we enige terughoudendheid moeten ontplooien als we het militaire luchtvaartuig in de nabijheid van die eventuele betwiste gebieden laten patrouilleren? Hoe dient het vliegtuig zich te gedragen als het haar recht van doortocht uitoefent in de Straat van Hormuz? Geldt de high seas freedom of overflight ook boven de EEZ van kuststaten? Met andere woorden: geldt deze vrijheid ook buiten de territoriale wateren in de Perzische Golf? Hoe dienen militaire luchtvaartuigen zich te gedragen in de lucht? Wat behelst de regel van 'due regard'? Voorts is stilgestaan bij flight information regions (FIR) en air defense identification zones (ADIZ). Hoe verhouden deze afgebakende blokken luchtruim zich tot de soevereine reikwijdte van een kuststaat boven haar territoriale wateren? Is dit geen extensie van de arm van statelijke soevereiniteit waardoor staten ook in FIR's invloed kunnen uitoefenen op in beginsel vrije vliegbewegingen? Het stellen van deze en vele andere vragen en met name de beantwoording daarvan werd buitengewoon positief ontvangen door zowel de stafleden als de bemanning van de MPA.

Zo stond de LEGAD met enige regelmaat met de bemanning van de MPA over een grote uitgeprinte zeekaart van het operatiegebied gebogen. In de dialogen die aldaar ontstonden, speelden de ROE en aanvullende richtlijnen van de Operational Commander een sleutelrol. Hieruit volgde namelijk waar wel en waar niet gevlogen mocht worden in de Perzische Golf. De modus operandi in dezen was daar te vliegen waar het VN-Zeerechtverdrag dat ook toestond, in de Straat van Hormuz bijvoorbeeld. Verder was het devies een gepaste afstand te bewaren tot de grens van het scala aan territoriale wateren dat de Golf kent. Denk alleen al aan de vele eilanden die de Golf rijk is. Om de onbedoelde, maar ook ongewenste confrontatie met kuststaatautoriteiten te vermijden, werd daarom een veiligheidsmarge ingebouwd waarbij op permanente basis een zekere afstand tot de (vermeende) territoriale wateren bewaard moest worden. Een sprekend voorbeeld betreft hier de naburige eilanden Al-Arabiyah (Saoedi-Arabië) en Farsi (Iran) in het noordwesten van de Golf26. Ook deze eilanden kennen de eerder genoemde basislijnen met daarop voortbordurend een territoriale zee van 12 zeemijlen. De MPA kon daar (in de buurt) niet zonder meer vliegen. Waar expliciet wel gevlogen mocht worden, werd in detail met de LEGAD besproken. Dat, in het licht van de PPI van de operatie, confrontatie met een van de kuststaten van de Golf vermeden diende te worden, moge duidelijk zijn. Dit alles gold in zekere zin ook voor de operationele eenheden op zee. Ook zij opereerden in beginsel27 waar het VN-Zeerechtverdrag hen dat toestond, waarbij telkens het de-escalatoire karakter van de operatie tot uitgangspunt genomen werd.

Overige werkzaamheden van de FHQ LEGAD tijdens EMASOH

De functie LEGAD/MA was een gecombineerde functie, waarbij het zwaartepunt van de werkzaamheden bij aanvang van de missie op het MA-gedeelte leek te liggen vanwege de ongecompliceerdheid van de missie op juridisch vlak. Zeker in het begin van de missie toen er nog geen COVID-19 beperkende maatregelen golden, was er veel werk voor de MA als gevolg van de bezoeken van buitenaf die aan het EMASOH-FHQ werd gebracht. Er kwam voorafgaand aan de FOC een delegatie van het Nederlandse ministerie van buitenlandse zaken, waaronder de minister en de Senior Civilian Representative (SCR)28 voor de EMASOH missie, op bezoek. De Commandant Zeestrijdkrachten kwam tijdens de lancering van de operatie en de FOC-verklaring het FHQ en het Nederlandse schip bezoeken. Verder zijn nog een Franse minister en een Italiaanse defensieattache op bezoek geweest. Deze bezoeken moesten door de MA worden voorbereid voor wat betreft de logistieke ondersteuning, het uitwisselen van de Curricula Vitae van de bezoekende en ontvangende delegatie en het voorbereiden van de presentatie die de FCDR tijdens het bezoek zou geven. Naast de werkzaamheden bij bezoeken en het bijhouden van de agenda van de FCDR, werden door de MA ook de speeches van de FCDR geschreven. Zo werden onder andere de speeches geschreven voor vergaderingen waarbij EMASOH geïntroduceerd kon worden bij de koopvaardij, zoals the 8th Industry Strategy video conference meeting en de informal shipowners security forum.

Als gevolg van de COVID-19 maatregelen was het takenpakket voor MA iets lichter dan bij aanvang van de missie werd ingeschat. Dit gaf ruimte voor ondersteuning op een gebied waar de operatie gedurende de eerste maanden in tekort schoot, namelijk Strategic Communication (STRATCOM). Dankzij het initiatief van de LEGAD is een EMASOH STRATCOM working group opgericht, waarin zowel stafleden van het OHQ als het FHQ waren vertegenwoordigd. Deze werkgroep kwam wekelijks bijeen om de planning van Key Leader Engagements29, activiteiten in het kader van Operation AGENOR en publicaties van EMASOH te bespreken en te waarborgen dat dit geheel in samenhang was met het STRATCOM framework uit het OPLAN. Voorts is ondersteuning gegeven aan de berichtgeving op EMASOH social media en aan artikelen in tijdschriften en nieuwsbrieven. De activiteiten met betrekking tot STRATCOM werden gesteund door de secties J3, J5 en J930 bij de Directie Operaties van de Defensiestaf en door de SCR. Als gevolg hiervan stond STRATCOM uiteindelijk hoog op de agenda bij diverse bijeenkomsten waaronder de EMASOH Political-Military Contact Group31.

Conclusie

Deze uitzending toonde weer eens aan dat het werk als marine-jurist veelzijdig is en dat je op diverse manieren kunt worden ingezet. De manier waarop de marine-jurist wordt ingezet, is beslist niet altijd alleen juridisch en heeft vaak een link met andere -operationele- werkzaamheden. Tijdens deze uitzending was het voordeel dat er sprake was van een kleine FHQ-staf, waardoor de LEGAD bij veel meer interessante taken werd betrokken dan in een grote staf het geval zou zijn geweest. De LEGAD heeft tijdens deze missie op verschillende manieren aangetoond een nuttige schakel te zijn in allerlei stafprocessen. Van het creëren van een zeker juridisch omgevingsbewustzijn tot het ontwikkelen van strategische communicatie.

Naar boven