Onderwerp: Bezoek-historie

De invoering van de dienstplicht voor vrouwen per 1 januari 2020 betreft een principieel onderwerp: de gelijkwaardigheid van man en vrouw.

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Ontwikkelingen in Wet- en Regelgeving

De invoering van de dienstplicht voor vrouwen per 1 januari 2020 betreft een principieel onderwerp: de gelijkwaardigheid van man en vrouw.

Door mr. M.J.E.A. Smit 1

Vanaf 1 mei 1997 bestaat de Nederlandse krijgsmacht uit beroepsmilitairen en uit reservepersoneel dat onder de wapenen is. De dienstplicht bestaat nog steeds, maar de opkomstplicht is opgeschort. Men wordt dus geregistreerd als potentieel dienstplichtige, maar wordt niet meer opgeroepen en is daarmee niet verplicht om op te komen. Beëindiging van deze opschorting is vooralsnog niet aan de orde. Toch bleek een dienstplicht zonder onderscheid naar geslacht voor de Tweede Kamer een principieel punt2. Vrouwen hebben inmiddels een gelijkwaardige plaats in de samenleving bereikt. Vrouwen hebben niet alleen gelijke rechten, maar waar mogelijk ook gelijke plichten. De landsverdediging kan daarop geen uitzondering meer vormen. In verband hiermee zijn de Kaderwet dienstplicht en de Wet gewetensbezwaren militaire dienst zo aangepast, dat deze per 1 januari 2020 ook op vrouwen betrekking hebben.

De huidige Kaderwet dienstplicht heeft alleen betrekking op mannen. Bij de totstandkoming van de wet wees de Raad van State er op dat in de Grondwet ten aanzien van de krijgsmacht (artikel 98, eerste lid) geen onderscheid wordt gemaakt tussen man en vrouw. De Grondwet biedt daarmee de mogelijkheid dat vrouwen gelijk aan mannen een bijdrage leveren aan de taken die de krijgsmacht uitvoert. Op aanwijzing van de Raad van State3 is destijds in de toelichting op de Kaderwet dienstplicht aangegeven welke objectieve en redelijke grond afwijking van het gelijkheidsbeginsel van artikel 1 van de Grondwet rechtvaardigde. Uit de toelichting op de wet blijkt dat de regering het niet opportuun achtte om de dienstplicht voor vrouwen mogelijk te maken zolang de maatschappelijke positie van mannen en vrouwen niet gelijkwaardig was voor wat betreft inkomen, status en macht. Dat de maatschappelijke positie van vrouwen in 1995 achterbleef ten opzichte van mannen, maakte de regering op uit het door de overheid gevoerde emancipatiebeleid4.

Inmiddels zijn we 24 jaar verder. De sociaal-economische positie van de vrouw is nu zozeer gelijkwaardig aan die van de man, dat man en vrouw in dat opzicht kunnen worden aangemerkt als 'gelijke gevallen'. In 2018 bedroeg de arbeidsdeelname van vrouwen tussen 20-40 jaar 81,2 %. De arbeidsdeelname van oudere vrouwen (die in 1995 20 jaar of ouder waren) is een stuk lager: 51,4 %. Belangrijker is dat naar huidig inzicht het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen zwaarder weegt dan een eventuele achterstand op de arbeidsmarkt. Het ligt daarom voor de hand om artikel 98, eerste lid, van de Grondwet letterlijk uit te leggen en de dienstplicht daar op aan te passen, zonder onderscheid in sekse, zodat vrouwen gelijk aan mannen een bijdrage kunnen leveren aan de taken die de krijgsmacht uitvoert.

Indien wordt besloten tot beëindiging van de opschorting van de opkomstplicht, wordt de dienstplicht gereactiveerd. Het is nu niet te voorspellen of dit ooit zal plaatsvinden. In geval van reactivering van de dienstplicht zullen op grond van de artikelen 12, 13, 14 en 17 van de Kaderwet dienstplicht nadere, algemene regels worden gesteld over uitstel, ontheffing en vrijstelling. Voor deze constructie is gekozen omdat het tijdstip van beëindiging van de opschorting van de opkomstplicht onbekend is en tot dat moment ongewis is welke individuele omstandigheden precies legitieme uitstel-, vrijstellings-, of ontheffingsgronden zullen vormen. Maar grofweg kan daarbij worden gedacht aan bepaalde familie-, loopbaan- of studie-omstandigheden. Ook onder de oude Dienstplichtwet konden de zorg voor kinderen of andere gezins- of familieleden, het vervullen van een onmisbare functie of het voltooien van een studie aanleiding vormen voor vrijstelling van de dienstplicht. De nadere regels worden geformuleerd aan de hand van de dan geldende inzichten, met inachtneming van op dat moment geldend recht en van daarmee samenhangende waarborgen. Op die manier kan optimaal rekening worden gehouden met de meest actuele inrichting van de maatschappij. Met de nadere regels kunnen bijvoorbeeld maatschappelijk ongewenste situaties zoals gelijktijdige oproeping van twee ouders of verzorgers van een kind, worden voorkomen. In hoeverre dit werkelijk een probleem is, zal nog moeten blijken, omdat bij reactivering van de dienstplicht alleen en stapsgewijs de bevolking van 18 jaar zal worden opgeroepen, zoals vroeger gebruikelijk was, zodat de kans dat zich onder de opgeroepenen mensen bevinden die (samen) de zorg hebben voor een gezin, relatief klein is.

Het is de vraag of Defensie behoefte heeft aan en ooit toegerust kan zijn op het oproepen van grotere bevolkingsgroepen. De krijgsmacht was een relatief omvangrijk kadermilitieleger, bestaand uit een kern van beroepsmilitairen, aangevuld met dienstplichtigen en vrijwilligers, voornamelijk gericht op nationale landsverdediging. De laatste 22 jaar heeft de krijgsmacht zich ontwikkeld tot een uit beroepsmilitairen bestaande organisatie die niet alleen is gericht op nationale inzet, maar in sterk toegenomen mate ook is gericht op missies ten behoeve van handhaving en bevordering van de internationale rechtsorde. Dienstplichtigen zouden op dit moment alleen kunnen worden ingezet als aanvulling op de professionele krijgsmacht -niet als vervanging van beroepsmilitairen- omdat zij minder snel en minder breed inzetbaar zijn. Dienstplichtigen hebben immers een significant lager trainingsniveau dan beroepsmilitairen. Dit speelt een grotere rol dan voorheen, gelet op de huidige moderne oorlogsvoering met geavanceerde wapensystemen. Hierbij komt dat dienstplichtigen alleen op vrijwillige basis kunnen worden uitgezonden naar conflictgebieden waar wordt opgetreden in het hoogste geweldsspectrum. Herintroductie van dienstplichtigen in de krijgsmacht zal voorts een tijdrovend en kostbaar proces zijn omdat voor de dienstplichtigen moet worden voorzien in onderdak, medische keuringen en opleiding.

Dit betekent dat reactivering van de dienstplicht in feite alleen aan de orde is in een zeer specifieke situatie, zijnde een wezenlijke, naar verwachting langdurige, territoriale dreiging en een politieke wil tot het beschikbaar stellen van tijd en geld. Gelet op het voorgaande ligt het voor de hand dat bij reactivering van de dienstplicht een beperkt aantal dienstplichtigen wordt opgeroepen, zoals ook onder de oude Dienstplichtwet het geval was.

Naar boven