Onderwerp: Bezoek-historie

Militaire “sorrow-riding”

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Rechtbank Gelderland

Meervoudige militaire kamer

19 maart 2018

ECLI:NL:RBGEL:2018:1205

Voorzitter: mr. J.B.J. Driessen, lid: mr. I.D. Jacobs, militair lid: kolonel mr. H.C.M. Snellen

Militaire “sorrow-riding”

De militaire kamer heeft een ex-militair veroordeeld voor militaire joyriding. De ex-militair gebruikte bijna een jaar lang voertuigen van de krijgsmacht voor woonwerk-verkeer, om naar zijn gezin te gaan en om leningen te regelen, terwijl hij wist dat dit niet was toegestaan.

 

Verstek

vonnis van de meervoudige militaire kamer

in de zaak van

de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland

tegen

[verdachte]

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,

wonende te [adres] .

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 maart 2018.

 

1. De Inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

hij als militair op meerdere tijdstippen althans op enig tijdstip in of omstreeks de periode van 1 juni

2015 tot en met 31 mei 2016, te of nabij Schaarsbergen, gemeente Arnhem, en/of

's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk wederrechtelijk een motorrijtuig,

(personenauto), bij de krijgsmacht in gebruik, als bestuurder heeft gebruikt.

 

2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs1

Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het

Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.

Bewijsmiddelen:

- het proces-verbaal PL27MV/16-053988, aanvullend opgemaakt d.d. 15 september 2017;

- het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 37 t/m 39;

- het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 28 en 29;

- het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 43 en 44;

- het proces-verbaal, p. 40.

 

3. Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten

laste gelegde heeft begaan, te weten dat:

hij als militair op meerdere tijdstippen althans op enig tijdstip in of omstreeks de periode van 1 juni

2015 tot en met 31 mei 2016, te of nabij Schaarsbergen, gemeente Arnhem, en/of

's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk wederrechtelijk een motorrijtuig,

(personenauto), bij de krijgsmacht in gebruik, als bestuurder heeft gebruikt.

Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.

Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

 

4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:

opzettelijk wederrechtelijk enig motorrijtuig dat bij de krijgsmacht in gebruik is, gebruiken,

meermalen gepleegd.

 

5. De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

 

6. De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de

strafbaarheid van verdachte uitsluit.

 

7. Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

 

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden

veroordeeld tot het verrichten van 90 uren werkstraf, te vervangen door 45 dagen hechtenis.

 

Beoordeling door de militaire kamer

De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van

hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de

persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter

terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:

- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 16 januari 2018;

- een reclasseringsadvies van Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, opgemaakt door

[naam] , reclasseringswerker, gedateerd 19 februari 2018.

 

De militaire kamer overweegt in het bijzonder het navolgende. Verdachte heeft gedurende een

periode van bijna een jaar zonder toestemming zeer regelmatig voertuigen in gebruik bij de

krijgsmacht gebruikt voor privédoeleinden. Verdachte heeft ruim 23.000 kilometer gereden op kosten van zijn werkgever. De militaire kamer acht dit een ernstige zaak, omdat verdachte het in hem door zijn werkgever gestelde vertrouwen gedurende langere tijd heeft beschaamd, terwijl hij meerdere keren door zijn leidinggevende was gewaarschuwd dat dit niet was toegestaan. Naar het oordeel van de militaire kamer getuigt het bovendien van gebrek aan respect voor eigendommen van zijn werkgever en de regels die ter zake gelden.

 

Uit het uittreksel justitiële documentatie blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke strafbare

feiten is veroordeeld.

 

In het reclasseringsadvies is overwogen dat de financiële situatie en de thuissituatie van verdachte

ten grondslag hebben gelegen aan het delict. Vanwege een huurachterstand die veroorzaakt was

door zijn broer, werd verdachte verantwoordelijk gehouden voor de schuldenlast die uiteindelijk is

opgelopen tot ongeveer € 50.000,-. Daarnaast raakte zijn (inmiddels) ex-vriendin na 6 maanden

relatie onverwachts zwanger en bleek zij nog getrouwd te zijn met een andere man die op dat

moment gedetineerd was. Verdachte kon vanwege het loonbeslag en het afbetalen van zijn schulden

niet langer zijn eigen vervoer bekostigen en maakte naar eigen zeggen noodgedwongen gebruik van

een militair voertuig. Op deze manier wilde hij geen gezichtsverlies lijden bij zijn werkgever en

probeerde hij te schipperen tussen werk en het thuisfront, dat onder spanning stond. Vanwege

onderhavig delict werd verdachte geschorst, verloor hij uiteindelijk zijn baan en liep zijn relatie 2 jaar

geleden definitief stuk.

Na door een diep dal te zijn gegaan, heeft verdachte zich weer herpakt. Zijn schuldenlast is inmiddels

grotendeels afbetaald, hij heeft een vaste aanstelling als shopmanager in ’s-Gravenhage en hij heeft

daar een eigen huurwoning. Enerzijds heeft verdachte spijt van wat er is gebeurd, anderzijds had hij

gehoopt op meer steun vanuit defensie.

De kans op recidive wordt ingeschat op laag/gemiddeld. Verdachte beschikt over een inkomen en

heeft afbetalingsregelingen getroffen voor zijn (resterende) schuldenlast.

Indien verdachte schuldig wordt bevonden, wordt geadviseerd hem een geheel voorwaardelijke

(werk-)straf op te leggen. Indien een onvoorwaardelijk deel van toepassing, wordt geadviseerd om

verdachte een werkstraf of schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Daarbij wordt wel de

kanttekening gemaakt dat verdachte een resterende schuldenlast heeft die hij aan het afbetalen is.

 

Gelet op het vorenstaande is de militaire kamer van oordeel dat de oplegging van een werkstraf voor

de duur van 60 uren, te vervangen door 30 dagen hechtenis, passend en geboden is. Deze straf is

lager dan door de officier van justitie is geëist, omdat dit naar het oordeel van de militaire kamer meer recht doet aan de aard en de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit.

 

8. De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d van het Wetboek van Strafrecht, alsmede artikel 166 van het Wetboek van Militair Strafrecht.

 

9. De beslissing

De militaire kamer:

verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;

verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven

bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;

verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;

verklaart verdachte hiervoor strafbaar;

veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een werkstraf gedurende 60 (zestig)

uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal

worden toegepast voor de duur van 30 (dertig) dagen.

 


 

Rechtbank Gelderland

Meervoudige militaire kamer

19 maart 2018

ECLI:NL:RBGEL:2018:1206

 

Voorzitter: mr. J.B.J. Driessen, lid: mr. I.D. Jacobs, militair lid: kolonel mr. H.C.M.

Snellen

 

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De militaire kamer heeft een ex-militair de verplichting opgelegd het wederrechtelijk verkregen voordeel ten gevolge van militaire joyrding terug te betalen aan de staat. Het wederrechtelijk verkregen voordeel is geschat door het gereden aantal kilometers te vermenigvuldigen met het bedrag dat voor de goedkoopste categorie van huurvoertuigen geldt, omdat aannemelijk is dat de ex-militair vanwege zijn financiële situatie zelf een zo goedkoop mogelijke auto zou hebben gehad waarmee een vergelijking moet worden gemaakt.

 

Verstek

Uitspraak van de meervoudige militaire kamer

in de zaak van

de officier van justitie van het arrondissementsparket Oost-Nederland

tegen

naam : [veroordeelde] (hierna te noemen: veroordeelde),

geboren op :  [datum ] te [geboorteplaats] ,

[adres]

 

1. De inhoud van de vordering

De officier van justitie vordert dat de rechtbank, conform artikel 36 e, vijfde lid, van het Wetboek van

Strafrecht, het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat en de

veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel, welk

voordeel voorlopig wordt geschat op € 9034,30.

 

2. De procedure

Ter terechtzitting van 5 maart 2018 heeft de officier van justitie de ontnemingsvordering aanhangig

gemaakt.

 

3. Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 5 maart 2018 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is veroordeelde niet verschenen.

De officier van justitie, mr. S. Wiarda, heeft ter terechtzitting gepersisteerd bij de vordering.

 

4. De beoordeling van de vordering

Bij de beoordeling van de onderhavige vordering heeft de militaire kamer kennisgenomen van het op

19 maart 2018 tegen veroordeelde gewezen vonnis.

De militaire kamer is van oordeel dat aannemelijk is dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft

genoten. De beslissing dat veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.2

Anders dan de officier van justitie is de militaire kamer van oordeel, dat het wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden geschat op € 8528,98. Hiertoe is van belang dat het gaat om de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel met betrekking tot een auto die verdachte zelf zou hebben gehad. Het gaat niet om de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel met betrekking tot de voertuigen die verdachte daadwerkelijk heeft gebruikt. Gelet op zijn financiële

situatie is aannemelijk dat verdachte een kleine auto (mini klasse) zou hebben gehad, die zo min

mogelijk zou kosten in het gebruik. Verdachte heeft 23.691,6 kilometer op kosten van zijn werkgever

gereden. Uitgaande van € 0,36 per kilometer, hetgeen in het algemeen gehanteerd wordt voor een

miniklasse voertuig, bedraagt het wederrechtelijk verkregen voordeel €8528,98.

 

5. De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

 

6. De beslissing

Stelt vast het bedrag waarop het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt

geschat op een bedrag van € 8528,98 (zegge: achtduizendvijfhonderdachtentwintig euro en

achtennegentig cent).

Legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat ter ontneming van het

wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van € 8528,98 (zegge:

achtduizendvijfhonderdachtentwintig euro en achtennegentig cent).

Naschrift

Door mr. M.R. Aaron

 

De militair die in strijd met de regels een dienstvoertuig gebruikt is ingevolge artikel 166 van het Wetboek van Militair Strafrecht (WvMS) strafbaar. Zo ook de verdachte in onderhavige zaak. Dit strafbare feit wordt ook wel militaire joyriding genoemd, maar in dit geval lijkt van enige “joy”  geen sprake te zijn geweest. Er was eerder sprake van militaire “sorrow-riding”. Het was volgens eigen zeggen namelijk de penibele situatie in de privésfeer waardoor de inmiddels ex-militair zichzelf genoodzaakt voelde langdurig en zonder toestemming een dienstvoertuig te gebruiken voor privédoeleinden. Hoewel zijn persoonlijke situatie allerminst plezierig was, doet dat niet af aan het feit dat de gedragingen strafbaar zijn.

 

Het gaat hier om een aanzienlijk aantal “onrechtmatige” kilometers. Berekend is dat de militair ruim 23000 kilometer op kosten van Defensie heeft gereden. De militaire kamer acht dit een “ernstige zaak.” De militair heeft het in hem gestelde vertrouwen beschaamd en bovendien getuigt dit onrechtmatige gebruik van een dienstvoertuig van een gebrek aan respect voor de eigendommen van Defensie en de regels die hierover zijn opgesteld.

 

Defensie heeft interne regelgeving die ziet op het gebruik van dienstvoertuigen. In dit kader zijn relevant de “Regeling civiele dienstauto’s” en de “Regeling rijopdrachten Defensie.” In de eerstgenoemde regeling wordt onder meer aangegeven wanneer (en hoe) een defensiemedewerker aanspraak maakt op permanent gebruik van een dienstvoertuig, waaronder gebruik ten behoeve van woon-werkverkeer. De regeling geeft hier als voorbeeld defensiemedewerkers met een “reizende functie” en in bezit van een “woonplaats-standplaats”-beschikking. Het is evident dat dit in onderhavige zaak niet het geval is.

 

De laatstgenoemde regeling regelt het gebruik van de (inmiddels redelijk ouderwetse) rijopdrachten of rittenstaten, waarop voor elke afzonderlijke rit onder meer de kilometerstand, de naam van de bestuurder en de plaats van vertrek en bestemming moet worden ingevuld. Controle op het correct invullen van de rittenstaten en het gebruik van dienstauto’s is niet altijd even gemakkelijk. Zeker als het wagenpark omvangrijk is.

 

Vandaag de dag wordt er in de dienstauto’s echter veelal gebruik gemaakt van een geautomatiseerd systeem: het “Civiele Dienstauto Geautomatiseerde Informatie Systeem (CGIS).” In dat geval is de Regeling rijopdrachten Defensie niet van toepassing en hoeven geen rittenstaten te worden ingevuld. Voor de gebruiker van het dienstvoertuig is dat gemakkelijk, maar dat is het ook voor de werkgever. De ritten die een defensiemedewerker met een dienstvoertuig maakt zijn vermoedelijk met één druk op de knop inzichtelijk. Een defensiemedewerker die systematisch onrechtmatig gebruik maakt van een dienstvoertuig, zoals de militair in onderhavige zaak, kan (terecht) snel tegen de lamp lopen. In het onderhavige vonnis staat niet of de ex-militair reed in dienstauto’s waarbij een rittenstaat moest worden ingevuld of waarin gebruik werd gemaakt van het geautomatiseerd systeem. In elk geval is het opvallend dat hij zoveel kilometers kon rijden voordat er een einde aan kwam.

 

Nu veel civiele dienstauto’s van Defensie de beschikking hebben over zo’n geautomatiseerd systeem rijst de vraag of het voor defensiemedewerkers voldoende inzichtelijk is in welke gevallen en welke functionarissen de ritgegevens mogen opvragen of bekijken en hoelang deze gegevens bewaard blijven. In elk geval laat onderhavige zaak, maar ook eerdere jurisprudentie, zien dat ook vanuit straf- en tuchtrechtelijk perspectief zo’n systeem zijn waarde heeft.

De ex-militair in onderhavige zaak wordt veroordeeld tot het verrichten van een werkstraf en het terugbetalen van het financiële voordeel dat hij heeft gehad aan het rijden in een dienstauto op kosten van Defensie. Met betrekking tot dit laatste komt hij goed weg omdat de militaire kamer niet uitgaat van de daadwerkelijke kosten die het onrechtmatig gebruik van het voertuig behelsde, maar uitgaat van een voertuig die de verdachte zo min mogelijk zou kosten in het gebruik. Hier gaat de militaire kamer uit van de veronderstelling dat de verdachte, zou hij een eigen voertuig hebben aangeschaft, een kleinere auto zou hebben gereden. Een schrale troost gelet op het feit dat de militair ook zijn baan is kwijtgeraakt en nog steeds schulden aan het afbetalen is.

Naar boven