Onderwerp: Bezoek-historie

Handleiding militair keuringsreglement

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Hoofdstuk 1

1. Algemeen

Ten behoeve van de keuringen voor de krijgsmacht gelden bepaalde normen voor de lichamelijke en geestelijke geschiktheid van de te keuren personen.

Bij de beslissing een persoon geschikt te verklaren, dient terdege te worden ingeschat, welke zware prestaties, tijdens en na opleiding en oefening van de keurling verwacht worden.

Een zeer grondige anamnese van het functioneren voorafgaande aan de indienstneming is, uiteraard aangevuld met een degelijk lichamelijk onderzoek, dan ook van het grootste belang.

2. Ongeschiktheid voor de militaire dienst

Teneinde goed te kunnen functioneren in de militaire dienst, dient een persoon;

a. Niet te lijden aan aandoeningen en/of gebreken, waardoor de kans op:

  1. frequent of langdurig verzuim ontstaat;
  2. verslechtering van de gezondheid door dienstverrichtingen, leidend tot dienstongeschiktheid, optreedt;

b. Niet beperkt te zijn in de volgende algemene activiteiten van het dagelijkse leven in de militaire dienst;

  1. het kunnen volgen van elementaire vorming of basisopleiding voor wat betreft intelligentie en fysieke vaardigheid;
  2. het kunnen onderhouden van een goede communicatie voor wat betreft spraak, gehoor, gezichtsvermogen en uiterlijk voorkomen;
  3. het kunnen handhaven van een goede (persoonlijke) hygiëne;
  4. het zich kunnen aanpassen en handhaven in een voor hem/haar vreemde, disciplinair ingestelde, groepssituatie;
  5. het mogen nuttigen en kunnen verdragen van verstrekte militaire voeding;
  6. het gebruik kunnen maken van militaire legeringsfaciliteiten, gevechtsvoertuigen, vliegtuigen, schepen;
  7. het kunnen dragen en verdragen van militaire kleding, schoeisel en uitrustingsstukken.

Personen, die nog niet in werkelijke dienst zijn of zijn geweest, moeten ongeschikt worden verklaard indien zij:

a. lijden en/of geleden hebben aan een afwijking genoemd in de lijst van aandoeningen, behorend bij het Militair Keuringsreglement (MKR) 1985, en waarvan blijvend herstel binnen één jaar niet mogelijk wordt geacht (art. 4.1.a. en 5.1.a. van het MKR 1985). Indien volledig herstel binnen één jaar wel mogelijk wordt geacht, dient de keurling tijdelijk ongeschikt verklaard te worden voor de periode van 3, 6, 9, of 12 maanden. Bij de tweede keuring dient een definitieve beslissing omtrent de (on)geschiktheid te worden genomen.

b. geen afwijking hebben, doch hun gesteldheid doet verwachten, dat zij niet bestand zullen zijn tegen belasting, die de militaire dienst van hen vraagt (art. 4.1.b. en 5.1.b. van het MKR 1985).

Personen, die in werkelijke dienst zijn of zijn geweest, en die lijden aan een afwijking, genoemd in de lijst van aandoeningen, behorend bij het MKR 1985, kunnen toch geschikt voor de militaire dienst geacht worden, indien verwacht kan worden, dat zij de dienst naar behoren kunnen verrichten, zonder hun gezondheid of die van anderen te schaden (art. 4.2. en 5.2. van het MKR 1985).

In bovenbedoelde gevallen beslist de Inspecteur Geneeskundige Dienst van het betrokken krijgsmachtdeel.

Indien een persoon, die nog niet in werkelijke dienst is, lijdt aan een afwijking, die slechts verholpen kan worden door een chirurgische ingreep, dient deze ongeschikt te worden verklaard, indien hij weigert deze ingreep te ondergaan (art. 2.3. MKR 1985).

De Inspecteur Geneeskundige Dienst kan machtiging verlenen tot het verrichten van diensten volgens een betere ABOHZIS-classificatie, dan waartoe de keurling volgens deze Aanwijzingen zou behoren, zo nodig met bepaalde voorwaarden (art. 5.3. MKR 1985).

3

Personen, die in aanmerking wensen te komen voor een aanstelling als vrijwillig dienende, moeten behalve geschikt zijn volgens de termen van het MKR 1985, bovendien voldoen aan eventuele bijzondere functies-eisen, welke door of vanwege de Minister zijn gesteld.

Deze eisen zijn verschillend per krijgsmachtdeel, wapen of dienstvak en bestaan uit minimaal een ABOHZIS-classificatie. Voor enkele functie (groepen) (b.v. luchtvarenden, duikers, personeel van de onderzeedienst) kunnen bijzondere functie-eisen vastgesteld worden. (art. 5.1.c. MKR 1985)

Bovendien komen sommige functie-eisen niet in de ABOHZIS tot uiting, zoals het kleuronderscheidingsvermogen, lengte enz.

4. ABOHZIS

Hoewel het indelen niet tot de taak van de keurend arts behoort, dient van elke geschiktverklaarde keurling de zg. ABOHZIS-classificatie te worden opgemaakt.

Deze classificatie dient als hulpmiddel bij de indeling c.q. plaatsing.

De betekenis van de verschillende rubrieken is als volgt:

  • A: Algemene fysieke toestand: lichamelijke ontwikkeling, de relatie tussen lengte en gewicht, geschiktheid tot het volgen van militaire training.
  • B: Bovenste ledematen: vorm en functie van de bovenste ledematen en nek.
  • O: Onderste ledematen: vorm en functie van de onderste ledematen en rug.
  • H: Horen: toestand en functie van het gehoororgaan.
  • Z: Zien: toestand en functie van het gezichtsorgaan.
  • I: Intelligentie
  • S: (Psychische) Stabiliteit

De mate van geschiktheid wordt voor iedere rubriek afzonderlijk vastgesteld.

De waardering geschiedt door het toekennen van het klasse cijfer 1, 2, of 3 voor iedere rubriek (zie schema)

5. In die gevallen, waarin deze Aanwijzingen niet of onvoldoende voorzien, beslist, afhankelijk van de soort keuring, de Directeur Militair Geneeskundig Beleid of de Inspecteur Geneeskundige Dienst van het betrokken krijgsmachtdeel.

A

B

O

H

Z

I

S

Geschikt om na oefening grote inspanning te kunnen verdragen en voldoende conditie te bezitten om in een gevechtsfunctie te functioneren

In staat om:

1.minimaal 20 kg boven het hoofd te tillen;

2. zware voertuigen te besturen;

3.alle gevechtshandelingen te verrichten zoals graven, klimmen, geweerschieten;

4. zware lasten te dragen

In staat om:

1. na oefening minimaal 30 km per dag te marcheren;

2. te graven, te klimmen, te kruipen en hard te lopen;

3. zware lasten te dragen

Goed gehoor op beide oren

Goede gezichtsscherpte zonder corrigerende hulpmiddelen

Voldoende intelligentie om te worden opgeleid tot militair, met inbegrip van vak- en specialistenopleiding

Voldoende psychisch adaptatie- en incasseringsvermogen, zodat de functie onder alle omstandigheden vervuld kan worden

Geschikt om na oefening normale inspanning te kunnen verdragen, echter minder geschikt voor gevechtsfuncties

In staat om:

1. 20 kg boven het hoofd te tillen;

2. zware voertuigen te besturen;

3. te schieten, te graven, handgranaat te werpen, maar niet in gevechtsfuncties

In staat om:

1.na oefening minimaal 8 km per dag te marcheren en in noodgevallen 30 km te lopen

2. te graven, te klimmen en te kruipen

In staat om:

te functioneren in functies, waarin medische beperkingen wel toelaatbaar zijn, zoals zwemverbod, het niet mogen dragen van hoofdtelefoons etc.

Goede gezichtsscherpte met corrigerende hulpmiddelen.

Verlies levert geen bezwaar voor betrokkene en anderen

Voldoende intelligentie om te worden opgeleid tot militair, echter niet geschikt voor een vak- of specialisten opleiding

Voldoende psychisch adaptatie-vermogen, zodat functioneren in de militaire dienst mogelijk is, echter niet in gevechtsfuncties

Slechts geschikt, zelfs na oefening, voor fysiek weinig inspanning vergende functies

In staat om:

1. 10 kg boven het hoofd te tillen;

2. lichte voertuigen te besturen;

3. in geval van nood (geweer) te schieten

In staat om:

1. 8 km per dag te lopen;

2. gedurende beperkte tijd te staan

 

Redelijke visus;

afhankelijk van bril of contactlenzen en derhalve niet geschikt voor gevechtsfuncties

 

Zodanige persoonlijkheidsstructuur, dat met aanpassing aan de dienst moeilijkheden te verwachten zijn

Hoofdstuk 2 De keuring

1.

Het geneeskundig onderzoek zal steeds met grote nauwgezetheid en lege artis uitgevoerd moeten worden. Alle gevonden afwijkingen worden uitgebreid en duidelijk op het keuringsformulier vermeld, mede gezien eventueel later te nemen beslissingen (b.v. pensioenclaims). Waar in deze Aanwijzingen wordt gesproken over keurling, kan hieronder zowel een vrouw als een man worden verstaan.

2. Anamnese

Een nauwkeurige anamnese vormt de basis van elk geneeskundig onderzoek.

Bijzondere aandacht dient geschonken te worden aan de psychosociale- en familie anamnese, waarbij minimaal aan de orde dienen te komen: schoolopleiding, toekomstplannen, werkervaring, sportbeoefening, vrije tijdsbesteding, familie-anamnese, beroep en gezondheid ouders, huwelijkssituatie ouders, dienstmotivatie, eventuele heimweeproblematiek en politiecontacten c.q. crimineel gedrag.

De keurlingen zullen veelal gebruik maken van een (vooraf) ingevuld anamnese-formulier, wat later door de keurend arts nader zal worden uitgediept.

Alle informatie dient nauwkeurig vermeld te worden. Een blanco anamnese en geconstateerde afwijkingen bij het onderzoek of omgekeerd, dienen zeer nauwkeurig vastgelegd te worden.

N.B.: Voor de keuring van vrouwelijke adspiranten dient een aanvullende gynaecologische/obstetrische anamnese ingevuld en ondertekend te worden.

3. Het lichamelijk onderzoek

Allereerst wordt overgegaan tot bepaling van de lengte en het gewicht.

Een lengte van meer dan 2.00 m. of minder dan 1.60 m. zal bij ingeschrevenen voor de dienstplicht leiden tot ongeschiktverklaring door de Directeur Dienstplichtzaken (art. 10 lid 1 sub a van het Dienstplichtbesluit). In voorkomende gevallen zal van een verder geneeskundig onderzoek worden afgezien.

Een lengte tussen 1.57 m. en 1.60 m. bij een te gering lichaamsgewicht, echter waarbij de mogelijkheid tot verdere groei aannemelijk wordt geacht, leidt tot tijdelijke ongeschiktverklaring voor de periode van één jaar (volgens nr. 1.3. van de lijst van aandoeningen).

Indien bij de tweede keuring lengte, gewicht en habitus dit toelaten, kan de keurling alsnog geschikt verklaard worden, eventueel met een A2 of A3 classificatie (z.c. nr. 783.4).

Indien de dienstplichtige voor opkomst in werkelijke dienst alsnog een lengte van meer dan 2.00 m. bereikt, kan deze bij een Indelingsraad opnieuw worden vastgesteld.

In voorkomende gevallen zal een nadere bestemming tot buitengewoon dienstplichtige volgen.

Bij iedere keurling wordt huidplooidiktemeting te vaststelling van het vetpercentage verricht (zie aanw. onder 278).

Na deze metingen zal het algemeen lichamelijk onderzoek zorgvuldig en lege artis uitgevoerd worden, waarbij in het bijzonder de volgende aspecten aan de orde dienen te komen:

1. Hoofd en hals:

1.1. Ogen: Refractie. Voor het onderzoek van de ongecorrigeerde gezichtsscherpte wordt de keurling zittend, op 5 meter afstand van de oculuskast, onderzocht.

Tijdens de bepaling van de ongecorrigeerde gezichtsscherpte neemt de keurling eventuele contactlenzen uit.

De gezichtscherpte wordt voor elk oog afzonderlijk en tenslotte met beide ogen tezamen, bepaald.

Indien de visus op één van de ogen minder bedraagt dan 0,8 volgt refractie.

Bij deze refractie moet de sterkte van de eventueel gebruikte glazen worden vermeld, alsmede de gezichsscherpte, welke met corrigerende glazen ontstaat.

Na refractie wordt de classificatie vastgesteld volgens het gestelde onder nr. 367 van de "Aanwijzingen".

1.2. Voor enkele functies bij de krijgsmacht is het noodzakelijk, dat het stereoscopisch zien in meer dan voldoende mate aanwezig is.

Indien betrokkene voor deze functies in aanmerking kan komen wordt de steoptertest afgenomen.

1.3. Het kleuronderscheidingsvermogen (KOV):

Voor een aantal functies bij de krijgsmacht is een goed kleuronderscheidingsvermogen vereist. Voor de bepaling van het KOV is de volgende test voorhanden:

De pseudo-isochromatische tafels van Ishihara (Britse nadruk van de 9e Japanse uitgave).

De Ishihara test is een gevoelig middel om het KOV te bepalen, al is deze niet geschikt voor een nauwkeurige differentiatie en graduering tussen de verschillende afwijkingen.

Voor het afnemen van de test worden de keurling 16 platen (nr. 2 t/m 17) getoond. Men houdt de platen op ± 70 cm. afstand. De uitslag van de test wordt uitgedrukt in een breuk en onderverdeeld in 2 groepen:

  1. volkomen: ≥ 10 platen (≥ 10/16) correct gelezen

  2. onvolkomen: < 10 platen (< 10/16) correct gelezen.

De uitslag van de test dient in deze breukvorm vermeld te worden in het keuringsformulier. Hoewel het KOV geen consequenties heeft voor de Z-classificatie, dient bij een uitslag van minder dan 10/16 het bijbehorende ziektecodenummer (368.5) vermeld te worden.

NB: 1. De kleurentest dient te worden verlicht met behulp van een fluorescentie TL-buis 40W/57 met een lengte van 1.20 m., die ± 1.25 m. boven de lessenaar is gemonteerd.

2. Indien de test langere tijd niet gebruikt wordt, dient deze, teneinde verschieten van de kleuren te voorkomen, te worden afgedekt.

De Ishihara test dient tenminste elke 3 jaar vernieuwd te worden.

3. Bij de krijgsmachtdelen zijn voor een eventuele verdere differentiatie andere tests voorhanden.

1.4. Oren en gehoorfunctie:

Bij iedere keurling worden de uitwendige gehoorgangen en de trommelvliezen geïnspecteerd. Een eventueel aanwezige cerumen prop dient verwijderd te worden, tenzij deze handeling anamnestisch is gecontraindiceerd.

In voorkomende gevallen kan een specialistisch advies noodzakelijk zijn.

De gehoorfunctie wordt vastgesteld d.m.v. een gehooranamnese en een audiometrisch onderzoek.

Bij dienstplicht- en aanname keuringen luidt de uitslag geschikt (H1) of ongeschikt. Bij periodiek geneeskundige onderzoeken van werkelijk dienenden kunnen de tussenclassificaties H2 en H3 gegeven worden. (Zie Aanwijzingen onder nr. 389)

Bij een status na geslaagde myringoplastiek vindt H-classificatie plaats op basis van resultaten van het audiometrisch onderzoek.

Status na keten-reconstructie en mastoidectomie leiden, afhankelijk van het audiogram, in principe tot ongeschiktverklaring.

1.5. De neus:

Onderzoek de neus op eventuele luchtpassage belemmeringen te gevolge van een scheef neustussenschot, poliepen e.d.

1.6. De mond:

Onderzoek de mond op afwijkingen aan verhemelte, -bogen, kaakanomaliën, tong en pharynx.

Noteer de status waarin het gebit zich bevindt en eventueel aanwezige spraakgebreken.

1.7. De hals:

Onderzoek de hals op de aanwezigheid van lymfomen, vergrote schildklier, trachea afwijkingen en carotispulsaties en/of -souffles.

2. Thorax

Inspectie: (a)symmetrie, beweeglijkheid, ademhalingsexcursies, mammae

Palpatie: afwijkingen van het sternum, ribben, mammae

Percussie/auscultatie: De organen van de thorax worden zorgvuldig onderzocht.

Bloeddrukmeting.

3. Abdomen

Inspectie: breuken, littekens, vaattekening, abnormale contouren, anus, uitwendige geslachtsorganen enz.

Ausculatie: darmgeruisen, souffles

Percussie: grootte van lever en milt, tympanie

Palpatie: breuken, abnormale weerstanden, grootte lever/milt, afwijkingen van de uitwendige geslachtsorganen.

Bij vrouwelijke adspiranten kan op grond van anamnestische gegevens een onderzoek in speculo en een vaginaal touché noodzakelijk zijn. Dit dient alleen op indicatie te geschieden. Indien afwijkingen gevonden worden kan een specialistisch advies noodzakelijk zijn.

Zwangerschap leidt tot tijdelijke ongeschiktheid tot 6 weken post partum (art. 4.1.b.).

4. Het bewegingsapparaat

4.1. De rug

4.1.1. Algemene inspectie:

De keurling moet op enige afstand worden bekeken bij staan, bewegen en lopen. Tijdens dit gedeelte van het onderzoek is de keurling geheel ontkleed.

Let op het volgende:

  • huid

  • beharing van de lendenstreek

  • algemene houding bij ontspannen staan ( recht of scheef, te dun of te dik, astheen of gespierd, kan de ’houding’ aannemen).

4.1.2. Uitwendige vormen:

4.1.2.1. Bekijk de keurling van achteren en let op de belasting van beide benen, de schouderhoogte en de bekkenstand.

Elke scoliose is, na compensatie van een eventueel aanwezig beenlengteverschil, pathologisch. Noteer de convexiteit en de plaats van de bocht(en).

Door de keurling te laten bukken kan worden waargenomen of sprake is van torsie. In dit geval zullen de ribben aan één kant uitpuilen (= gibbus costarum).

Noteer eveneens of de scoliose al dan niet gefixeerd is.

4.1.2.2. Bekijk de keurling van opzij:

Een abnormale kyphose bevindt zich meestal thoracaal en is in het algemeen gelijkmatig boogvormig (arcuair). Een hoekvormige (angulaire) kyphose wijst veelal op een locaal proces.

Bij een versterkte lumbale lordose is de rug te hol en promineren buik en billen.

4.1.2.3. Bij beweging in het frontale vlak met gestrekte benen en horizontaal bekken naar links en rechts kan men beoordelen hoever de keurling zijdelings de rug kan buigen. Laat de keurling tijdens deze handeling met de hand langs het been glijden.

Buigen voorover laat men verrichten met gestrekte knieën. Let goed op eventuele fixaties. De beweginsexcursie is te meten met de handgreep van Schober.

4.1.3. Palpatie:

Klop krachtig op alle processi spinosi en vraag of, en zo ja waar dit pijn doet. Palpeer de lange rugspier en beoordeel deze op tonus. Let op verspringen van de wervels (’trapje’)

Palpeer tevens de S.I. gewrichten.

4.2. De schouder

4.2.1. Algemene inspectie:

Tijdens dit deel van het onderzoek is het bovenlichaam ontbloot en wordt de keurling aan de voor en achterzijde bekeken.

Let op het volgende:

  • huid

  • contouren (spiermassa, schouderronding, sleutelbeen, acromion, fossa infra- en supraclavicularis)

  • stand van de wervelkolom, positie van schouderbladen, sternoclaviculaire gewricht en sternum

  • positie van de armen.

4.2.2. Beweeglijkheid:

De actieve (en evt. passieve) beweeglijkheid wordt in graden uitgedrukt. Het onderzoek gaat uit van de ruststand.

Laat beide armen tegelijk bewegen.

4.2.2.1. Flexie (elevatie): De keurling heft beide gestrekte armen naar voren en omhoog.

Deze gecombineerde beweging van schoudergewricht en -gordel loop van 00 - 1800.

4.2.2.2. Extensie: de keurling beweegt beide armen naar achteren.

De uitslag loop tot 600.

4.2.2.3. Abductie: De keurling heft beide armen zijwaarts omhoog.

Deze gecombineerde beweging loop van 0 - 1800. De scapula volgt deze beweging ’met halve snelheid’.

4.2.2.4. Endo- en exorotatie: Door de horizontaal gehouden onderarm naar binnen en buiten te laten bewegen, bepaalt men de draaiing van het humero-scapulaire gewricht:

endorotatie: 0 - 600

exorotatie : 0 - 450

4.2.2.5. Bij alle bewegingen is het noodzakelijk de spierkracht te bepalen tegen een weerstand.

Voorts lette men op een aanwezige atrofie.

4.3. De elleboog

Uitgaande van een gestrekte elleboog bedraagt de flexie 0 - 1600.

Pro- en supinatie worden gemeten met de ellebogen in 900 flexie tegen het lichaam gedrukt, terwijl de duim omhoog wijst.

Supinatie is mogelijk van 0 - 900; pronatie van 0 - 70 à 900.

4.4. Pols en hand

4.4.1. Inspectie:

Let op: huid (kleur/vochtigheid/littekens/contracturen/nagels)

  • stand (afwijkingen/spieratrofie)

  • contouren (misvormingen/mutilaties/abnormale zwellingen)

  • beweeglijkheid; - de polsen strekken/buigen en naar ulnair/radiair bewegen - de vingers spreiden en sluiten - de gestrekte vingers buigen in de metacarpophalangeale gewrichten - de vingers één voor één buigen, terwijl men de andere vingers gestrekt houdt - de duim opponeren achtereenvolgens met alle vingertoppen - bij gestrekte duim de duimtop strekken en buigen.

Pols:   Duim:  
Extensie(dorsale flexie):0-700Eindgewricht:flexie:0-900
Flexie: 0-800Basisgewricht:flexie:0-500
 Abductie naar ulnair:0-300   
Adductie naar radiair: 0-200Vingers:  
   Basisgewrichtflexie:0-900
   Middengewrichtflexie:0-1000
   Eindgewrichtflexie:0-900

4.4.2. Palpatie: Let op abnormale structuren, drukpijnlijke plekken e.d.

4.5. Heup en been

4.5.1. Algemeen

4.5.1.1. Tijdens dit deel van het onderzoek is de keurling geheel ontkleed.

De keurling wordt staande, van voren, van achteren en van opzij en daarna liggend bekeken.

Bij de algemene inspectie staat de keurling ontspannen.

  • Let bij het vooraanzicht op het volgende: Is de wervelkolom in het lood? Staat het bekken horizontaal? Is de luchtfiguur tussen romp en afhangende armen links en rechts gelijk? Zijn de benen even lang? Staan de patellae even hoog, en wijzen zij recht vooruit? Zijn er X- of O-benen? Staan de voeten gelijk op de grond? Steunt de keurling gelijk op beide benen?

  • Let bij het zijaanzicht op de aanwezigheid van een bekkenkanteling.

4.5.1.2. Huid: Littekens/abnormale zwellingen

4.5.1.3. Spieren: contourverschillen/hypertrofie/atrofie

4.5.2. De heup

4.5.2.1. Bij de staande keurling. Bekijk de betrokkene van achteren en laat hem/haar één been optrekken. Bij abductoreninsufficiëntie zal het bekken aan die kant zakken (= positief teken van Trendelenburg).

4.5.2.2. Bij de liggende keurling:

  • meet beiderzijds de anatomische beenlengte tussen de meest prominerende punt van de trochanter via de laterale gewrichtsspleet van de knie en de malleolus lateralis.

  • meet beiderzijds de klinische beenlengte tussen de processus superior anterior via de mediale gewrichtsspleet van de knie en de malleolus medialis. Bij verschil in deze waarden tussen links en rechts dient, bij een gelijke anatomische beenlengte, een heupafwijking te worden uitgesloten.

  • meet de omtrek op vaste punten, uitgaande van de laterale gewrichtsspleet.

  • beweeglijkheid: flexie: 0 - 1200 extensie: 0 - 200 adductie: 0 - 300 abductie: 0 - 450 exorotatie: 0 - 450 endorotatie: 0 - 450

4.6. De knie

4.6.1. Stand en functie:

Bij vrouwen wijken bij aaneen gesloten knieën de enkels vaak iets uiteen (fysiologische genua valga), terwijl bij mannen bij aaneen gesloten enkels de knieën vaak iets uiteen wijken (fysiologische genua vara).

Bij horizontaal bekken dienen op één lijn te liggen:

  • het midden van het ligament van Poupart

  • het midden van de patella

  • het midden van het enkelgewricht

  • het kopje van metatarsale I

Van maximale strekking tot maximale buiging maakt het kniegewricht een uitslag van ongeveer 1600.

4.6.2. Bandapparaat:

De ligamenta collateralia zijn alleen aangespannen bij volledig gestrekte knie, en dienen in deze stand bij de liggende keurling getest te worden.

De ligamenta cruciata worden eveneens bij de liggende keurling met een 900 gebogen knie getest. Bij een schuiflade fenomeen naar achter bestaat een laesie van het ligamentum cruciatum posterior; naar voeren van het ligamentum cruciatum anterior.

4.6.3. Menisci:

Bij exorotatie van het onderbeen wordt de mediale meniscus, bij endorotatie de laterale onder spanning gebracht.

Strekking van het onderbeen versterkt deze compressie-druk.

Hierop berust het verschijnsel van McMurray, hetgeen bij een keurling in buikligging kan worden aangetoond.

Drukpijn op de meniscus wordt vastgesteld door palpatie van de beide bewrichtsspleten opzij van het ligamentum patellae en vóór de collaterale banden bij gestrekte knie.

4.6.4. Kapsel en membrana synovialis:

Deze zijn normaliter niet te palperen.

Vochtophoping duidt op een ontstekingsreactie van de membrana synovialis (hydrops) of een trauma met bloeding (haemarthros), hetgeen kan worden aangetoond door ballottement van de patella.

4.6.5. Gewrichtskraakbeen:

Aandoeningen van het kraakbeen uiten zich vaak door pijn of grof kraken. Dit is te voelen en te horen d.m.v. de zg. grabtest.

4.6.6. Beenderen:

Door de scherpe contouren van de knie zijn de respectievelijke beenderen goed op drukpijn of zwellingen af te tasten.

4.7. Enkel en voet:

Elke keurling wordt onderzocht met behulp van de podometer.

Maak er een gewoonte van om even naar de schoenen te kijken:

verschillen in slijtage aan mediale en laterale zijde van zool en hak, verschillen tussen links en rechts en uitbochtingen van het bovenleer.

4.7.1. Inspectie in rust:

Plaats de keurling recht voor U, met de voeten evenwijdig aan elkaar en iets uiteen. Let op:

  • de huid (eeltvorming, maceratie) en nagels

  • contouren, locale zwellingen (bursae, ganglia, hydrops, oedeem, exostosen, varices)

  • stand van onderbeen, enkels, achtervoet en tenen

  • staat het talo-crurale gewricht in 900?

  • staat de voet recht onder de enkel? Achtervoet naar lateraal = pes valgus = knikvoet; Achtervoet naar mediaal = pes varus

  • normaal mediaal lengte-gewelf? (pes planus, pes cavus, pes plano-valgus)

  • normaal dwarsgewelf? Let op verbreding voorvoet, eeltvorming midden onder de voorvoet, hallux valgus en dig. varus V, uitpuilend kopje van meta tarsale I en evt. bursitis)

  • normale dorsale flexie? (pes calcaneus, pes equinus, pes equino-varus)

  • normale lichte flexie van de tenen? (klauwteen, hamerteen)

4.7.2. Inspectie bij beweging:

Laat de keurling heen en weer lopen en let op de afwikkeling van de voet.

Laat de keurling vervolgens op hakken en tenen lopen.

Onderzoek de bewegingen bij een liggende keurling.

dorsaal flexie: 200

plantair flexie: 500

5. Het lichamelijk onderzoek wordt afgerond met een routine neurologisch onderzoek (reflexen, sensibiliteit, coördinatie, de proef van Romberg), alsmede een onderzoek naar de toestand van de perifere circulatie.

6. Aanvullend onderzoek: urine op glucose en eiwit.

7. Zonodig wordt specialistisch advies ingewonnen.

In eerste instantie worden inlichtingen ingewonnen bij de behandelend arts.

Indien deze geen of onvoldoende informatie oplevert, kan een specialistische verwijzing alsnog noodzakelijk zijn.

8. De keurend arts neemt tijdens de keuring de volgende gedragsregels in acht:

8.1. Een geneeskundig onderzoek wordt uitgevoerd door of namens een door de bevoegde instantie aangewezen geneeskundige instelling.

  • De arts, die het geneeskundig onderzoek uitvoert, vermijdt iedere onnodige inbreuk op de privacy van de keurling.

  • De arts gebruikt bij zijn onderzoek uitsluitend methoden, die volgens de huidige medische standaard deugdelijk worden geacht.

8.2. Voor het begin van het geneeskundig onderzoek wordt de keurling ingelicht over het doel en de wijze van uitvoering van het onderzoek en over zijn rechten met betrekking tot dit onderzoek.

Indien de arts, die het onderzoek uitvoert, ten behoeve van dit onderzoek een andere arts van buiten het Ministerie van Defensie wil consulteren dan wel medische informatie wil inwinnen, vraagt deze hiervoor toestemming aan de keurling.

8.3. De medische bevindingen en de uitslag van het geneeskundig onderzoek worden door de arts c.q. commissie schriftelijk vastgelegd in het onderzoeksformulier.

In het geval van een beperkte geschiktheidsverklaring kunnen medische beperkingen worden vastgesteld, waarvan de betrokkene op de hoogte wordt gesteld.

8.4. De keurend arts stelt de keurling in kennis van de bevindingen van het geneeskundig onderzoek en geeft desgewenst daarop een toelichting.

Het kan uit een oogpunt van de gezondheidszorg op bezwaren stuiten de keurling op de hoogte te stellen van het keuringsresultaat. In dat geval overlegt de keurend arts met de huisarts c.q. onderdeelsarts of, en zo ja door wie van hen en op welke wijze, de keurling wordt ingelicht.

De keurling heeft het recht de uitslag van het geneeskundig onderzoek van commentaar te voorzien.

Uitsluitend de adspirant vrijwillig dienende heeft het recht zich voortijdig uit de procedure terug te trekken.

De keurling heeft desgevraagd recht op inzage van zijn/haar onderzoeksformulier.

9. Wanneer de keurling zich wil verweren tegen de uitslag van het geneeskundig onderzoek en een bezwaarschrift indient wordt hij/zij zo spoedig mogelijk onderworpen aan een hernieuwd geneeskundig onderzoek, indien op grond van de door de betrokkene verstrekte gegevens een ander resultaat hiervan valt te verwachten.

Het hernieuwd geneeskundig onderzoek wordt uitgevoerd door of namens een door de bevoegde instanties aangewezen militair geneeskundige instelling.

001 - 079

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
 Infectieziekten en parasitaire ziekten (001 - 139)    
001-009Infectieziekten v.h. maag-darmkanaalVoor de hiergenoemde infectieziekten geldt: Indien restloos genezen: A1 
  Indien restafwijkingen: zie aldaar

Indien bacteriologisch/serologisch bewezen drager:

2.8.

 

 
001Cholera

0. Door Vibrio cholerae

1. Door Vibrio cholerae el tor

9. Niet gespecificeerde cholera

    
002Tyfus abdominalis en paratyfus

 

0. Tyfus

2. Paratyfus A

3. Paratyfus B

9. Niet gespecificeerde paratyfus

    
003Overige Salmonella infecties

 

0. Salmonella gastro-enteritis

1. Salmonella sepsis

2. Gelokaliseerde salmonella infecties

8. Overige gespecificeerde salmonella infecties

9. Niet gespecificeerde salmonella infectie

    
004Shigellose

0. Shigella A (dysenteriae) (Shiga) (Schmitz)

1. Shigella B (Flexner)

2. Shigella C (Boyd)

3. Shigella D (Sonne)

8. Overige gespecificeerde Shigella infecties

9. Niet gespecificeerde Shigella infectie

    
005Overige (bact.) voedselvergiftiging

0. Door stafylokokken

1. Botulisme

2. Door clostridium perfringens

3. Door andere clostridia

4. Door vibrio parahaemolyticus

8. Overige bacteriële voedselvergiftiging

9. Niet gespecificeerde voedselvergiftiging

    
006Amoebiasis

0. Acute amoeben dysenterie zonder vermelding van abces

1. Chronische intestinale amoebiasis zonder vermelding van abces

2. Niet-dysenterische colitis door amoeben

3. Leverabces door amoeben

4. Longabces door amoeben

5. Hersenabces door amoeben

6. Huidulceratie door amoeben

8. Amoeben infectie met andere gespecificeerde lokalisaties

9. Niet gespecificeerde amoebiasis

    
007Overige darmziekten door protozoën

0. Balantidiasis

1. Giardiasis

2. Coccidiosis

3. Intestinale trichomoniasis

8. Overige gespecificeerde darmziekten door protozoën

9. Niet gespecificeerde darmziekte door protozoën

    
008Darminfecties door andere micro-organismen

0. Escherichia coli

1. Arizonagroep van paracoli bacteriën

2. Aërobacter aerogenes

3. Proteus (mirabilis) (morganii)

4. Overige gespecificeerde bacteriën

5. Niet gespecificeerde bacteriële enteritis

6. Enteritis door gespecificeerd virus

8. Overige micro-organismen, niet elders geclassificeerd

    
009Niet scherp omschreven maagdarminfecties

0. Infectieuze colitis, enteritis en gastroenteritis

1. Colitis, enteritis en gastroenteritis van vermoedelijk infectieuze aard

2. Infectieuze diarree

3. Diarree van vermoedelijk infectieuze aard

    

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
010-018TuberculoseZie aanwijzingen onder nr. 011 - longtuberculose

Zie aanwijzingen onder nr. 137 voor late gevolgen van tuberculose

2.8.  
010Primaire tuberculose

0. Tuberculeus primair complex

1. Tuberculeuze pleuritis bij primair progressieve tuberculose

8. Overige primair progressieve tuberculose

9. Niet gespecificeerde primaire tuberculeuze infectie

    
011LongtuberculoseA. Een anamnese van actieve longtuberculose, mits behoorlijk gestaafd met betrouwbare bewijsstukken (indien mogelijk sanatorium- of consultatiebureaurapporten of X-foto’s), leidt tot ongeschiktverklaring, uitgezonderd in gevallen van primaire tuberculose en pleuritis.2.8.  
  In deze gevallen dient de betrokkene met verkregen inlichtingen ter beoordeling naar de longarts te worden verwezen. Deze zal bij het vaststellen van zijn advies rekening houden met de ernst, het tijdstip en de restverschijnselen van de doorgemaakte ziekte.

Ook de aard van de toegepaste behandeling speelt een rol. Ee niet lege artis met tuberculostatica behandelde casus, heeft een slechtere prognose en zal als regel tot ongeschiktverklaring leiden.

2.8.  
  Omgekeerd is een lege artis behandelde primo-infectie, waarvan geen of slechts geringe restafwijkingen zijn overgebleven geen bezwaar tot plaatsing in klasse A1.

In elk geval dient de behandeling minsten één jaar voor de keuring te zijn beëindigd. Een recente met goede bewijzen gestaafde conversie van de Mantoux reactie moet in principe beschouwd worden als een primo-infectie zonder restverschijnselen.

Indien betrokkene adequaat met tuberculostatica is behandeld en de conversie heeft plaatsgevonden één jaar voor de verwachte datum van indiensttreding, kan betrokkene in klasse A1 geplaatst worden.

 

 

A1 
  Indien het tijdstip, waarop de conversie werd vastgesteld korter dan 1 jaar geleden is, voor het verwachte tijdstip van indiensttreding, dient betrokkene tijdelijk ongeschikt verklaard te worden voor de periode van één jaar.2.8.  
  B. Indien bij een persoon, die overigens geen afwijkingen heeft, uit de familie-anamnese blijkt dat één of meer personen in het gezin lijden aan tuberculose, wordt deze nadat inlichtingen zijn ingewonnen bij de huisarts en/of het consultatiebureau, verwezen naar een longarts.

Dit dient ook te geschieden, indien uit de familie anamnese blijkt, dat één of meer leden uit dezelfde of voorgaande generatie lijdende zijn aan tuberculose of in de afgelopen 10 jaar aan deze ziekte hebben geleden.

Wanneer een keurling een BCG-vaccinatie kreeg, of nog een negatieve Mantoux reactie heeft, kan A1 mogelijk zijn. Bij positieve Mantoux-reactie en belastende familie-anamnese dient de keurling naar de longarts te worden verwezen.

C. In twijfelgevallen van longtuberculose moet een longarts worden geconsulteerd.

 A1 
 

0. Infiltratieve longtuberculose

1. Nodulaire longtuberculose

2. Caverneuze longtuberculose

3. Bronchus tuberculose

4. Tuberculeuze fibrose van de long

5. Tuberculeuze bronchiëctasie

6. Tuberculeuze pneumonie (elke vorm)

7. Tuberculeuze pneumothorax

8. Overige gespecificeerde longtuberculose

9. Niet gespecificeerde longtuberculose

    
012Overige vormen van tuberculose van de tractus respiratorius

0. Tuberculeuze pleuritis

1. Tuberculose van intrathoracale lymfklieren

2. Geïsoleerde tracheale of bronchiale tuberculose

3. Tuberculeuze laryngitis

8. Overige gespecificeerde tuberculose van de tractus respiratorius

  

 

  
013Tuberculose van meningen en centraal zenuwstelsel

0. Tuberculeuze meningitis

1. Tuberculoom van de meningen

2. Tuberculoom van de hersenen

3. Tuberculeus abces van de hersenen

4. Tuberculoom van het ruggemerg

5. Tuberculeus abces van het ruggemerg

6. Tuberculeuze encefalitis of myelitis

8. Overige gespecificeerde vormen van  tuberculose van het centrale zenuwstelsel

9. Niet gespecificeerde tuberculose van het centrale zenuwstelsel

De hiergenoemde aandoeningen leiden tot ongeschiktverklaring:

2.8.

  
014Tuberculose van darmen, peritoneum en mesenteriale klierenEen anamnese van ’klieren in de buik’, zelfs al zijn deze door een chirurg gezien, leidt niet tot ongeschiktverklaring. A1 
  Slechts indien de diagnose buiklymfkliertuberculose pathologisch-anatomisch is bevestigd, wordt de betrokkene ongeschikt verklaar, tenzij genezing vóór het einde van het 14e levensjaar heeft plaats gehad, in welk geval plaatsing in A3 dient te geschieden, mits aan dezelfde voorwaarden, als gesteld onder nr. 001 - longtuberculose - is voldaan. A3 
  Alle andere vormen van actieve of doorgemaakte abdominale tuberculose leiden tot ongeschiktverklaring:2.8.  
 

0. Tuberculeuze peritonitis

8. Overige

    
015Tuberculose van beenderen en gewrichten

0. Wervelkolom

1. Heup

2. Knie

7. Overige gespecificeerde gewrichten

9. Niet gespecificeerde beender- of gewrichtstuberculose

Een bestaande of doorgemaakte tuberculeuze aandoening van gewrichten of beenderen leidt tot ongeschiktverklaring:

2.8

  
016Tuberculose van het urogenitaal stelsel

0. Nier

1. Blaas

2. Ureter

3. Overige urinewegorganen

4. Epididymis

5. Overige mannelijke geslachtsorganen

6. Tuberculeuze oöphoritis en salpingitis

7. Overige vrouwelijke geslachtsorganen

9. Niet gespecificeerde tuberculose van het urogenitaal stelsel

Een bestaande of doorgemaakte tuberculeuze aandoening van het urogenitaal stelsel leidt tot ongeschiktverklaring:

2.8.

  
017Tuberculose van overige organen

 

0. Huid en subcutis

1. Erythema nodosum met overgevoeligheidsreactie bij tuberculose

2. Perifere lymfklieren

3. Oog

4. Oor

5. Schildklier

6. Bijnier

7. Milt

8. Oesofagus

9. Overige gespecificeerde organen

Een bestaande of doorgemaakte tuberculeuze aandoening van alle overige organen leidt tot ongeschiktverklaring:

2.8.

  
018Miliaire tuberculose

0. Acuut

8. Overige gespecificeerde vormen van miliaire tuberculose

9. Niet gespecificeerde miliaire tuberculose

Een bestaande of doorgemaakte miliaire tuberculose leidt tot ongeschiktverklaring:2.8.  

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
020-027Bacteriële ZoönosenVoor de hiergenoemde bacteriële zoönosen geldt: Indien restloos genezen: A1 
  Indien restafwijkingen: zie aldaar

Indien chronisch/recidiverend karakter:

2.8.

  
020Pest

0. Bubonen

1. Cellulocutane vorm

2. Septische vorm

3. Primaire pneumonische vorm

4. Secundair pneumonische vorm

5. Niet gespecificeerde pneumonische vorm

8. Overige gespecificeerde vormen van pest

9. Niet gespecificeerde pest

    
021Tularemie

0. Ulceroglandulaire tularemie

1. Tularemie van de darmen

2. Pulmonaire tularemie

3. Oculoglandulaire tularemie

8. Overige gespecificeerde vormen van tularemie

9. Niet gespecificeerde tularemie

    
022Anthrax

0. Cutane anthrax

1. Pulmonale anthrax

2. Gastro-intestinale anthrax

3. Anthrax septikemie

8. Overige gespecificeerde vormen van anthrax

9. Niet gespecificeerde anthrax

    
023Brucellose

0. Brucella melitensis

1. Brucella abortus

2. Brucella suis

3. Brucella canis

8. Overige vormen van brucellose

9. Niet gespecificeerde brucellose

    
024Malleus    
025Melioidosis    
026Rattebeetziekte

0. Spirillum minus

1. Streptobacillus moniliformis

9. Niet gespecificeerde rattebeetziekte

    
027Overige zoönosen

0. Listeriosis

1. Erysipelothrix infectie

2. Pasteurellosis

8. Overige gespecificeerde bacteriële zoönosen

9. Niet gespecificeerde bacteriële zoönose

    

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
030-041Overige bacteriële ziekten    
030Lepra

0. Lepromateuze vorm (type L)

1. Tuberculoïde vorm (type T)

2. Indeterminata (groep 1)

3. Borderline (groep B)

8. Overige gespecificeerde vormen van lepra

9. Niet gespecificeerde lepra

Een beginnende, bestaande of doorgemaakte besmetting leidt tot ongeschiktverklaring:

2.8.

  
031Ziekten door andere mycobacteriën

0. Long

1. Huid

8. Overige gespecificeerde ziekten door mycobacteriën

9. Niet gespecificeerde ziekte door mycobacteriën

Een beginnende, bestaande of doorgemaakte mycobacteriële besmetting leidt tot ongeschiktverklaring:

2.8.

  
032Difterie

0. Keel

1. Neus-keelholte

2. Voorste neusholte

3. Larynx

8. Overige gespecificeerde vormen van difterie

9. Niet gespecificeerde difterie

Indien restloos genezen:

Indien restafwijkingen: zie aldaar

 A1 
033Kinkhoest

0. B. pertussis

1. B. parapertussis

8. Kinkhoest door overige gespecificeerde micro-organismen

9. Kinkhoest door niet gespecificeerd microorganisme

Indien restloos genezen:

Indien restafwijkingen: zie aldaar

 A1 
034Streptokokken angina en roodvonk

 

0. Streptokokken angina

1. Roodvonk

Indien restloos genezen:

Indien restafwijkingen: zie aldaar

 A1 
035ErysipilasIndien restloos genezen: Indien restafwijkingen: zie aldaar A1 
  Indien chronisch/recidiverend karakter:

2.8.

  
036Meningokokken infectiePersonen die aan één of andere vorm van meningitis (uitgezonderd de tuberculeuze meningitis) hebben geleden, doch volledig zijn hersteld zonder restverschijnselen, kunnen A1 worden geclassificeerd. A1 
  Plaatsing in A2, A3 of ongeschiktverklaring is afhankelijk van de aard van de restverschijnselen tenminste één jaar na klinisch herstel. A2/A3 
  Indien dit jaar nog niet verstreken is en de eerste maal uitspraak moet worden gedaan, dient ook zonder het bestaan van restverschijnselen tijdelijke ongeschiktverklaring te volgen:(2.8.)  
  Elke vorm van encefalitis, ook de postvaccinale encefalitis, uitgezonderd de tuberculeuze encefalitis, welke is genezen zonder restverschijnselen, kan A1 worden geclassificeerd.

De beslissing mag alleen na specialistisch onderzoek worden genomen.

 

A1

 
 0. Meningokokken meningitis

1. Meningokokken encefalitis

2. Meningokokkemie

3. Waterhouse-Friderichsen syndroom, door meningokokken

4. Meningokokken carditis

8. Overige gespecificeerde meningokokken infecties

9. Niet gespecificeerde meningokokken infectie

    
037TetanusIndien restloos genezen:

Indien restafwijkingen: zie aldaar

 A1 
038Sepsis en pyemie

0. Streptokokken sepsis

1. Stafylokokken sepsis

2. Pneumokokken sepsis

3. Sepsis door anaërobe bacteriën

4. Sepsis door overige gram-negatieve microorganismen

8. Overige gespecificeerde vormen van sepsis en pyemie

9. Niet gespecificeerde sepsis of pyemie

Indien restloos genezen:

Indien restafwijkingen: zie aldaar

 A1 
039ActinomycoseEen bestaande of doorgemaakt actinomycose besmetting van de huid leidt tot classificatie: A1 
 

0. Huid

1. Long

2. Abdominaal

3. Hals en gelaat

4. Madura Voet

8. Overige gespecificeerde lokalisaties

9. Niet gespecificeerde lokalisatie

Een bestaande of doorgemaakte besmetting op de hier verder genoemde overige lokalisaties leidt tot ongeschiktverklaring:

2.8.

 

 

 

 
040Overige bacteriële ziekten

 

0. Gasgangreen

1. Rhinoscleroom

2. Ziekte van Whipple

3. Necrobacillose

8. Overige gespecificeerde bacteriële ziekten

De hiergenoemde overige bacteriële ziekten (bestaand of doorgemaakt) leiden tot ongeschiktverklaring:

2.8.

  
041Bacteriële infectie bij elders geclassificeerde aandoeningen en met niet gespecificeerde lokalisatie

0. Streptokokken

1. Stafylokokken

2. Pneumokokken

3. Bacil van Friedländer

4. Escherichia coli

5. Haemophilus influenzae

6. Proteus (mirabilis) (morganii)

7. Pseudomonas

8. Overige gespecificeerde bacteriële infecties

9. Niet gespecificeerde bacteriële infectie

Indien restloos genezen:

Indien restafwijkingen: zie aldaar

 A1 

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
045-049Poliomyelitis en overige niet door arthropoden overgebrachte virusziekten van het centrale zenuwstelsel    
045Acute poliomyelitisPersonen, die aan een acute poliomyelitis geleden hebben, doch volledig herstelden zonder restverschijnselen, kunnen in A1 worden geplaatst. A1 
  Plaatsing in A2 of ongeschiktverklaring is afhankelijk van de aard der restverschijnselen. De beoordeling, die zo mogelijk tenminste één jaar na klinisch herstel moet plaats vinden, dient mede op grond van een specialistisch advies te geschieden. A2 
  Voor late gevolgen: zie onder nr. 138(2.8.)  
 0. Acute paralytische poliomyelitis, gespecificeerd als bulbair

1. Acute poliomyelitis met verlamming

2. Acute poliomyelitis zonder verlamming

9. Niet gespecificeerde acute poliomyelitis

    
046"Slow virus" infectie van het centrale zenuwstelsel

0. Kuru

1. Ziekte van Jakob-Creutzfeldt

2. Subacute scleroserende panencefalitis

3. Progressieve multifocale leukoencefalopathie

8. Overige gespecificeerde "slow virus" infecties van het CZS

9. Niet gespecificeerde "slow virus" infectie van het CZS

Een bestaande of doorgemaakte "slow virus" infectie van het CZS leidt tot ongeschiktverklaring:

2.8.

  
047Meningitis door enterovirus

 

0. Coxsackie virus

1. ECHO virus

8. Overige gespecificeerde virus meningitis

9. Niet gespecificeerde virus meningitis

Indien restloos genezen:

Indien restafwijkingen: zie aldaar

Zie ook aanwijzingen onder nr. 036.0 - meningokokken meningitis.

 A1 
048Overige enterovirus ziekten van het centrale zenuwstelselIndien restloos genezen:

Indien restafwijkingen: zie aldaar

 A1 
049Overige niet door arthropoden overgebrachte virusziekten van het centrale zenuwstelsel

0. Lymfocytaire choriomeningitis

1. Meningitis door adenovirus

8. Overige gespecificeerde niet door arthropoden overgebrachte virusziekten van het centrale zenuwstelsel

9. Niet gespecificeerde niet door arthropoden overgebrachte virusziekte van het centrale zenuwstelsel

Indien restloos genezen:

Indien restafwijkingen: zie aldaar

Zie ook aanwijzingen onder nr. 036.0 - meningokokken meningitis.

 A1 

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
050-057Virusziekten gepaard gaande met exantheem    
050PokkenIndien restloos genezen: A1 
 0. Variola major

1. Variola minor (Alastrim)

2. Gemodificeerde pokken

9. Niet gespecificeerde pokken

Ernstige mismaaktheid door littekens leidt tot ongeschiktverklaring:

1.4.

  
051Koepokken en paravacciniaIndien restloos genezen: A1 
 0. Koepokken

1. Pseudo Koepokken

2. Besmettelijke pustulaire dermatitis

9. Niet gespecificeerde paravaccinia

Ernstige mismaaktheid door littekens leidt tot ongeschiktverklaring:

1.4.

  
052Waterpokken

0. Postvaricella encefalitis

1. Varicella pneumonitis

7. Met overige gespecificeerde complicaties

8. Met niet gespecificeerde complicatie

9. Varicella zonder vermelding van complicatie

Ernstige mismaaktheid door littekens leidt tot ongeschiktverklaring:

Zie ook aanwijzingen onder nr. 036.1 - meningokokken encefalitis -

1.4.

  
053Herpes zoster

0. Met meningitis

Indien restloos genezen: Indien restafwijkingen: zie aldaarZie ook aanwijzingen onder nr. 036.1 - meningokokken encefalitis A1 
 1. Met andere complicaties van het centrale zenuwstelselEen bestaande of doorgemaakte herpes zoster infectie met andere complicaties van het centrale zenuwstelsel dan meningitis, leidt tot ongeschiktverklaring:2.8.  
 2. Met complicaties aan het oogEen bestaande of doorgemaakte herpes zoster infectie met oog complicaties leidt tot ongeschiktverklaring:2.8.  
 7. Met andere gespecificeerde complicatiesEen bestaande of doorgemaakte herpes zoster infectie met oor complicaties leidt tot ongeschiktverklaring:2.8.  
 8. Met niet gespecificeerde complicatieIndien restloos genezen: Indien restafwijkingen: zie aldaar A1 
 

9. Zonder complicatie

Indien chronisch/recidiverend karakter:

2.8.

  
054Herpes simplex    
 0. Eczema herpeticumIndien restloos genezen: A1 
 1. Herpes genitalisIndien restafwijkingen: zie aldaar   
 2. Herpetische gingivostomatitisIndien chronisch/recidiverend karakter:2.8.  
 3. Herpetische meningo-encefalitis    
 4. Herpes simplex met complicaties aan het oogEen bestaande of doorgemaakt herpes simplex infectie met oogcomplicaties leidt tot ongeschiktverklaring:2.8.  
 5. Herpetische sepsisIndien restloos genezen: A1 
 6. Herpetische paronychiaIndien restafwijkingen: zie aldaar   
 7. Met andere gespecificeerde complicatieIndien chronisch/recidiverend karakter:2.8.  
 8. Met niet gespecificeerde complicatie

9. Herpes simplex zonder vermelding van complicatie

    
055Mazelen

0. Encefalitis na mazelen

1. Pneumonie na mazelen

2. Otitis media na mazelen

7. Met andere gespecificeerde complicaties

8. Met niet gespecificeerde complicatie

9. Mazelen zonder vermelding van complicatie

Indien restafwijkingen: zie aldaar

Indien chronisch/recidiverend karakter:

6.1.

A1 
056Rode hond

0. Met neurologische complicaties

7. Met andere gespecificeerde complicaties

8. Met niet gespecificeerde complicatie

9. Rode hond zonder vermelding van complicatie

Indien restafwijkingen: zie aldaar

Indien chronisch/recidiverend karakter:

 A1 
057Overige virus exanthemen

0. Erythema infectiosum (vijfde ziekte)

8. Overige gespecificeerde virus exanthemen

9. Niet gespecificeerde virus exanthemen

De hiergenoemde exanthemen leiden tot classificatie: A1 

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
060-066Door arthroden overgebrachte virusziekten    
060Gele koorts

0. Sylvatische gele koorts

2. "Urban yellow fever" (urbane gele koorts)

9. Niet gespecificeerde gele koorts

Indien restloos genezen:

Indien restafwijkingen: zie aldaar

 A1 
061DengueIndien restloos genezen:

Indien restafwijkingen: zie aldaar

 A1 
062Door muggen overgebrachte virus encefalitis

0. Encefalitis japonica

1. "Westerse equine encefalitis"

2. "Oosterse equine encefalitis"

3. St. Louis encefalitis

4. Australische encefalitis

5. "California virus encefalitis"

8. Overige gespecificeerde door muggen overgebrachte virus encefalitis

9. Niet gespecificeerd door muggen overgebrachte virus encefalitis

Zie aanwijzingen onder nr. 036.1   
063Door teken overgebrachte virus encefalitis

0. Russische taiga encefalitis

1. "Louping ill"

2. Centraaleuropese encefalitis

8. Overige gespecificeerde door teken overgebrachte virus encefalitis

9. Niet gespecificeerde door teken overgebracht encefalitis

Zie aanwijzingen onder nr. 036.1   
064Virus encefalitis overgebracht door andere en niet gespecificeerde arthropodenZie aanwijzingen onder nr. 036.1   
065Door arthropoden overgebrachte hemorragische koorts

0. Hemorragische Krim koorts

1. Hemorragische Omsk koorts

2. "Kyasanur Forest disease"

3. Overige door teken overgebrachte hemorragische koorts

4. Door muggen overgebrachte hemorragische koorts

8. Overige gespecificeerde door arthropoden overgebrachte hemorragische koorts

9. Niet gespecificeerde door arthropoden overgebrachte hemorragische koorts

Indien restloos genezen:

Indien restafwijkingen: zie aldaar

 A1 
066Overige door arthropoden overgebracht virusziekten

0. Phlebotomus koorts

1. Door teken overgebrachte koorts

2. Venezolaanse equine koorts

3. Overige door muggen overgebrachte koorts

8. Overige gespecificeerde door arthropoden overgebrachte virusziekten

9. Niet gespecificeerde door arthropoden overgebracht virusziekten

Indien restloos genezen:

Indien restafwijkingen: zie aldaar

 A1 

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
070-079Overige ziekten door virussen en chlamydiae    
070Virus hepatitis    
 0. Virus hepatitis A met hepatisch comaEen virus hepatitis A infectie met vermelding van hepatisch coma leidt tot ongeschiktverklaring2.8.  
 1. Virus hepatitis A zonder vermelding van hepatisch comaIndien restloos genezen: Indien restafwijkingen: zie aldaar A1 
 2. Virus hepatitis B met hepatisch coma    
 3. Virus hepatitis B zonder vermelding van hepatisch coma

4. Overige gespecificeerde virus hepatitis met hepatisch coma

Een virus hepatitis B infectie met vermelding van hepatisch coma leidt tot ongeschiktverklaring:

Bij bewezen doorgemaakte hepatitis B dient bepaling plaats te vinden op de aanwezigheid van Australiëantigeen.

2.8.  
  Indien deze bepaling positief uitvalt, dient dit op het keuringsformulier vermeld te worden. A1 
  Indien restloos genezen: Indien restafwijkingen: zie aldaar A1 
 5. Overige gespecificeerde virus hepatitis zonder vermelding van hepatisch comaOverige gespecificeerde virus hepatitis met vermelding van hepatisch coma leidt tot ongeschiktverklaring:2.8.  
  Indien restloos genezen: A1 
 6. Niet gespecificeerde virus hepatitis met hepatisch comaIndien restafwijkingen: zie aldaar

Een niet gespecificeerde virus hepatitis met vermelding van hepatisch coma leidt tot ongeschiktverklaring:

2.8.  
  Indien restloos genezen: A1 
 9. Niet gespecificeerde virus hepatitis zonder vermelding van hepatisch coma

Indien restafwijkingen: zie aldaar

   
071RabiesIndien restloos genezen: Indien restafwijkingen: zie aldaar A1 
072Bof    
 0. Bof orchitisIndien restloos genezen: Indien restafwijkingen: zie aldaar A1 
 1. Bof meningitisZie aanwijzingen onder 036.0   
 2. Bof encefalitisZie aanwijzingen onder 036.1   
 3. Bof pancreatitis

7. Bof met andere gespecificeerde complicaties

8. Bof met niet gespecificeerde complicatie

9. Bof zonder vermelding van complicatie

Indien restloos genezen: Indien restafwijkingen: zie aldaar

 

A1

 
073Ornithosis

0. Met pneumonie

7. Met overige gespecificeerde complicaties

8. Niet gespecificeerde complicatie

9. Niet gespecificeerde ornithosis

Indien restloos genezen:

Indien restafwijkingen: zie aldaar

 A1 
074Ziekten door Coxsackie virus    
 0. Herpangina

1. Epidemische pleurodynie

Indien restloos genezen:

Indien restafwijkingen: zie aldaar

 A1 
 2. Coxsackie carditisEen coxsackie carditis, welke is genezen zonder restverschijnselen, kan A1 worden geclassificeerd:

De beslissing mag alleen na specialistisch onderzoek worden genomen.

(9.12)A1 
 3. Hand-, voet- en mondziekten door Coxsackie virus

8. Overige gespecificeerde ziekten door Coxsackie virus

Indien restloos genezen:

Indien restafwijkingen: zie aldaar

 

A1

 
075Mononucleosis infectiosaIndien restloos genezen, zo nodig op geleide van de leverfuncties: A1 
  Bij ernstig gestoorde leverfuncties dient de keurling tijdelijk ongeschikt verklaard te worden:

Indien restafwijkingen: zie aldaar

10.13  
076Trachoom

0. Initiëel stadium

1. Actief stadium

9. Niet gespecificeerd trachoom

Een bestaande of doorgemaakte chlamydia trachomatis infectie leidt tot ongeschiktverklaring:

2.8.

  
077Overige ziekten van de conjunctiva door virussen en Chlamydiae

0. Inclusie conjunctivitis

1. Epidemische keratoconjunctivitis

2. Faryngoconjunctivale koorts

3. Overige conjunctivitis door adenovirus

4. Epidemische hemorragische conjunctivitis

8. Overige gespecificeerde vormen van virus conjunctivitis

9. Niet gespecificeerde ziekte van de conjunctiva door virussen en Chlamydiae

Indien restloos genezen zonder aantasting van de gezichtsscherpte:

Indien restafwijkingen: zie aldaar

 Z1 
078Overige ziekten door virussen en Chlamydiae

0. Molluscum contagiosum

1. Wratten, door virussen veroorzaakt

2. "Sweating fever" (zweetziekte)

3. Kattekrabziekte

4. Mond- en klauwzeer

5. Cytomegale inclusie ziekte

6. Hemorragische nefrosonefritis

7. Arenavirus hemorragische koorts

8. Overige gespecificeerde ziekten door virussen en Chlamydiae

Indien restloos genezen:

Indien restafwijkingen: zie aldaar

 A1 
079Virusinfectie bij elders geclassificeerde aandoeningen en met niet gespecificeerde lokalisatie

0. Adenovirus

1. ECHO virus

2. Coxsackie virus

3. Rhinovirus

8. Overige gespecificeerde virusinfecties

9. Niet gespecificeerde virusinfectie

Indien restloos genezen:

Indien restafwijkingen: zie aldaar

 

 A1 

 

137 - 139

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
137-139Late gevolgen van infectieziekten en parasitaire ziekten    
137Late gevolgen van tuberculose

0. Late gevolgen van tuberculose van de ademhalingsorganen of van niet gespecificeerde tuberculose

1. Late gevolgen van tuberculose van het centrale zenuwstelsel

2. Late gevolgen van tuberculose van het urogenitaalstelsel

3. Late gevolgen van tuberculose van beenderen en gewrichten

4. Late gevolgen van tuberculose van andere gespecificeerde organen

Late gevolgen van tuberculose leiden tot ongeschiktverklaring:2.8.  
138Late gevolgen van acute poliomyelitisLate gevolgen, die het functioneren in dienst ernstig belemmeren, leiden tot ongeschiktverklaring:

Een specialistisch advies kan noodzakelijk zijn.

2.8./6.4.

  
139Late gevolgen van overige infectieziekten en parasitaire ziekten

0. Late gevolgen van virus encefalitis

1. Late gevolgen van trachoom

8. Late gevolgen van overige en niet gespecificeerde infectieziekten en parasitaire ziekten

Late gevolgen van overige infectieziekten leiden tot ongeschiktverklaring:

2.8.

  

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 

140-149

Nieuwvormingen (140-239)

Maligne neoplasma van lip, mondholte en farynx

De hiergenoemde neoplasmata van lip, mondholte en farynx leiden tot ongeschiktverklaring:

3.1.

  
140Maligne neoplasma van de lip

0. Bovenlip, lippenrood

1. Onderlip, lippenrood

3. Bovenlip, binnenzijde

4. Onderlip, binnenzijde

5. Lip, niet gespecificeerd, binnenzijde

6. Commissuur van de lip

8. Andere lokalisaties van de lip

9. Lip, niet gespecificeerd, lippenrood

    
141Maligne neoplasma van de tong

0. Tongbasis

1. Dorsaal oppervlak van de tong

2. Punt en zijrand van de tong

3. Ventraal oppervlak van de tong

4. Voorste tweederde deel van de tong, boven of onderkant niet gespecificeerd

5. Verbindingszone

6. Tonsilla lingualis

8. Andere lokalisaties van de tong

9. Tong, niet gespecificeerd

    
142Maligne neoplasma van grote speekselklieren

 

0. Glandula parotis

1. Glandula submandibularis

2. Glandula sublingualis

8. Andere grote speekselklieren

9. Speekselklier, niet gespecificeerd

    
143Maligne neoplasma van het tandvlees

0. Tandvlees van de bovenkaak

1. Tandvlees van de onderkaak

8. Andere lokalisaties van het tandvlees

9. Tandvlees, niet gespecificeerd

    
144Maligne neoplasma van de mondbodem

0. Voorste deel

1. Laterale deel

8. Andere lokalisaties van de mondbodem

9. Mondbodem, niet gespecificeerde lokalisatie

    
145Maligne neoplasmata van andere en niet gespecificeerde delen van de mond

0. Mucosa van de wang

1. Vestibulum oris

2. Harde verhemelte

3. Zachte verhemelte

4. Uvula

5. Verhemelte, niet gespecificeerd

6. Het retromolaire gebied

8. Andere gespecificeerde delen van de mond

9. Mond, niet gespecificeerd

    
146Maligne neoplasma van de orofanrynx

0. Tonsillen

1. Tonsilnis (fossa tonsillaris)

2. Tonsilplooien (voor) (achter)

3. Vallecula

4. Voorzijde van de epiglottis

5. Overgangsgebied

6. Laterale wand van de orofarynx

7. Achterwand van de orofarynx

8. Overige gespecificeerde lokalisaties van de orofarynx

9. Orofarynx, niet gespecificeerd

 

 

   
147Maligne neoplasma van de nasofarynx

0. Bovenwand

1. Achterwand

2. Zijwand

3. Voorwand

8. Overige gespecificeerde lokalisaties van de nasofarynx

9. Nasofarynx, niet gespecificeerd

    
148Maligne neoplasma van hypofarynx

0. Regio postcricoidalis

1. Sinus pyriformis

2. Plica aryepiglottica, hypofaryngeale zijde

3. Achterwand van de hypofarynx

8. Overige gespecificeerde lokalisaties van de hypofarynx

9. Hypofarynx, niet gespecificeerd

    
149Maligne neoplasma van overige en niet scherp omschreven lokalisaties van lippen, mondholte en farynx

0. Farynx, niet gespecificeerd

1. Ring van Waldeyer

8. Overige

9. Niet scherp omschreven

    

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
150-159Maligne neoplasma van tractus digestivus en peritoneumDe hiergenoemde neoplasmata van de tractus digestivus en peritoneum leiden tot ongeschiktverklaring:

3.1.

  
150Maligne neoplasma van de oesofagus

0. Cervicaal

1. Thoracaal

2. Abdominaal

3. Bovenste derde deel

4. Middelste derde deel

5. Onderste derde deel

8. Overige niet gespecificeerde delen

9. Oesofagus, niet gespecificeerd

    
151Maligne neoplasma van de maag

0. Cardia

1. Pylorus

2. Antrum pylori

3. Maagfundus

4. Corpus ventriculi

5. Kleine curvatuur, niet gespecificeerd

6. Grote curvatuur, niet gespecificeerd

8. Overige gespecificeerde lokalisaties van de maag

9. Maag, niet gespecificeerd

    
152Maligne neoplasma van dunne darm, inclusief duodenum

0. Duodenum

1. Jejunum

2. Ileum

3. Meckels divertikel

8. Overige gespecificeerde lokalisaties van de dunne darm

9. Dunne darm, niet gespecificeerd

    
153Maligne neoplasmata van het colon

0. Flexura hepatica

1. Colon transversum

2. Colon descendens

3. Colon sigmoideum

4. Coecum

5. Appendix

6. Colon ascendens

7. Flexura lienalis

8. Overige gespecificeerde lokalisaties van het colon

9. Colon, niet gespecificeerd

    
154Maligne neoplasma van rectum, overgang van sigmoid in rectum, en anus

0. Overgang van sigmoid in rectum

1. Rectum

2. Anaal kanaal

3. Anus, niet gespecificeerd

8. Overige

    
155Maligne neoplasma van lever en intrahepatische galwegen

0. Lever, primair

1. Intrahepatische galwegen

9. Lever, niet gespecificeerd als primair of metastase

    
156Maligne neoplasma van galblaas en extrahepatische galwegen

0. Galblaas

1. Extrahepatische galwegen

2. Ampulla Vateri

8. Overige gespecificeerde lokalisaties van galblaas en extrahepatische galwegen

9. Galgang, niet gespecificeerd

    
157Maligne neoplasmata van het pancreas

0. Pancreaskop

1. Corpus van het pancreas

2. Cauda van het pancreas

3. Ductus pancreaticus

4. Eilandjes van Langerhans

8. Overige gespecificeerde lokalisaties van het pancreas

9. Pancreas, niet gespecificeerd

    
158Maligne neoplasma van peritoneum en retroperitoneaal weefsel

0. Retroperitoneaal weefsel

8. Gespecificeerde delen van het peritoneum

9. Peritoneum, niet gespecificeerd

    
159Maligne neoplasma van overige en niet scherp omschreven lokalisaties van tractus digestivus en peritoneum

0. Tractus intestinalis, niet gespecificeerde lokalisatie

1. Milt, niet elders geclassificeerd

8. Overige lokalisaties van tractus digestivus en intra-abdominale organen

9. Niet scherp omschreven

    

 

080 - 136

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
080-088Rickettsiosen en andere door arthropoden overgebrachte ziektenVoor de rickettsiosen en andere door arthropoden overgebracht ziekten geldt: Indien restloos genezen: A1 
  Indien restafwijkingen: zie aldaar Indien chronisch/recidiverend karakter:2.8.  
080Epidemische door luizen overgebrachte vlektyfus    
081Overige vormen van vlektyfus

 

0. Murine (endemische) vlektyfus (door vlooien overgebracht)

1. Ziekte van Brill

2. "Scrub typhus" (door mijten overgebrachte vlektyfus)

9. Niet gespecificeerde vlektyfus

    
082Door teken overgebrachte rickettsiosen

0. "Spotted fevers"

1. "Fièvre boutonneuse"

2. Noordaziatische tekenkoorts

3. Queensland teken vlektyfus

8. Overige gespecificeerde door teken overgebrachte rickettsiosen

9. Niet gespecificeerde door teken overgebrachte rickettsiose

    
083Overige rickettsiosen

0. Q koorts

1. "Trench fever" (loopgravenkoorts)

2. Rickettsia pokken

8. Overige gespecificeerde rickettsiosen

9. Niet gespecificeerde rickettsiose

    
084Malaria

0. Malaria falciparum (tertiana maligna)

1. Malaria vivax (tertiana benigna)

2. Malaria quartana

3. Malaria ovale

4. Overige vormen van malaria

5. Malaria veroorzaakt door meer dan één

parasiet (gemengde malaria)

6. Niet gespecificeerde malaria)

7. Kunstmatig opgewekte malaria

8. Zwartwaterkoorts

9. Overige kwaadaardige complicaties van malaria

    
085Leishmaniasis

0. Viscerale vorm (kala-azar)

1. Cutane vorm (stedelijk)

2. Cutane vorm (Aziatische)

3. Cutane vorm (Ethiopische)

4. Cutane vorm (Amerikaanse)

5. Mucocutane vorm (Amerikaanse)

9. Niet gespecificeerde leishmaniasis

    
086Trypanosomiasis

0. Ziekte van Chagas met aandoening van het hart

1. Ziekte van Chagas met aandoening van andere organen

2. Ziekte van Chagas zonder vermelding van orgaan aandoening

3. Trypanosomiasis gambiense

4. Trypanosomiasis rhodesiense

5. Niet gespecificeerde Afrikaanse trypanosomiasis

9. Niet gespecificeerde trypanosomiasis

Een specialistisch advies kan noodzakelijk zijn(2.8.)  
087Febris recurrens ("relapsing fever")

0. Door luizen overgebracht

1. Door teken overgebracht

9. Niet gespecificeerde febris recurrens

    
088Overige door arthropoden overgebrachte ziekten

0. Bartonellosis

8. Overige gespecificeerde door arthropoden

overgebrachte ziekten

9. Niet gespecificeerde arthropoden overge-

brachte ziekte

    

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
090-099Syfilis en andere venerische ziekten    
090Congenitale syfilis (lues)    
 0. Vroege congenitale syfilis, met symptomenPersonen met een primaire of secundaire lues, alsmede personen met een tertiaire huidlues, en lues latens of congenitale lues, kunnen in A1 worden geplaatst, als deze naar beoordeling van een venereoloog voldoende zijn behandeld. A1 
  Alle andere vormen van lues leiden tot ongeschiktverklaring:

In alle daarvoor in aanmerking komende gevallen dient bericht te worden gezonden aan de behandelend arts.

2.8.  
 1. Vroege congenitale syfilis, latentZie aanwijzingen onder nr. 090.0   
 2. Niet gespecificeerde vroege congenitale syfilisZie aanwijzing onder nr. 090.0   
 3. Interstitiële luetische keratitisIndien restloos genezen op geleide van de visus ter beoordeling door de specialist: Indien restafwijkingen: zie aldaar(7.28)A1/Z1 
 4. Juveniele neuroleus

5. Overige late congenitale syfilis, met symptomen

6. Late congenitale syfilis, latent

7. Niet gespecificeerde late congenitale syfilis

9. Niet gespecificeerde congenitale syfilis

De hieronder genoemde vormen leiden tot ongeschiktverklaring

2.8.

 

 

 

 

 
091Vroege syfilis, met symptomen

 

0. Genitale syfilis (primair)

1. Primaire anale syfilis

Zie aanwijzingen onder nr. 090.0

- congenitale syfilis -

 

   
 2. Overige primaire syfilis

3. Secundaire syfilis van huid of slijmvliezen

4. Adenopathie ten gevolge van secundaire syfilis

5. Uveitis door secundaire syfilis

6. Secundaire syfilis van ingewanden en beenderen

7. Secundaire syfilis, recidief

8. Overige gespecificeerde vormen van secundaire syfilis

9. Niet gespecificeerde secundaire syfilis

De hieronder genoemde vormen leiden tot ongeschiktverklaring:

2.8

  
092Vroege syfilis, latent

0. Vroege syfilis, latent, serologisch recidief na behandeling

9. Niet gespecificeerde vroege syfilis latent

Zie aanwijzingen onder nr. 090.0   
093Cardiovasculaire syfilis

0. Aneurysma van aorta, gespecificeerd als luetisch

1. Luetische aortitis

2. Luetische endocarditis

8. Overige gespecificeerde cardiovasculaire syfilis

9. Niet gespecificeerde cardiovasculaire syfilis

Een bestaande of doorgemaakte cardiovasculaire syfilis, leidt tot ongeschiktverklaring:

2.8.

  
094Neurosyfilis

0. Tabes dorsalis

1. Algemene parese

2. Luetische meningitis

3. Asymptomatische neurosyfilis

8. Overige gespecificeerde vormen van neurosyfilis

9. Niet gespecificeerde neurosyfilis

Een bestaande of doorgemaakte neurosyfilis leidt tot ongeschiktverklaring

2.8.

  
095Overige vormen van late syfilis met symptomen

0. Luetische episcleritis

1. Syfilis van de long

2. Luetische peritonitis

3. Syfilis van de lever

4. Syfilis van de nier

5. Syfilis van bot

6. Syfilis van spieren

7. Syfilis van synoviale membranen, pezen en bursae

8. Overige gespecificeerde vormen van late symptomatische syfilis, met symptomen

Overige bestaande of doorgemaakte vormen van late syfilis met symptomen leiden tot ongeschiktverklaring:

2.8.

  
096Late syfilis, latentEen bestaande of doorgemaakte latente late syfilis leidt tot ongeschiktverklaring:2.8.  
097Overige niet gespecificeerde vormen van syfilis

0. Niet gespecificeerde late syfilis

1. Niet gespecificeerde latente syfilis

9. Niet gespecificeerde syfilis

Bestaande of doorgemaakte overige en niet gespecificeerde vormen van syfilis leiden tot ongeschiktverklaring:

2.8.

  
098Gonokokkeninfecties

0. Acute gonorroe van het onderste deel van de tractus urogenitalis

1. Acute gonorroe van het bovenste deel van de tractus urogenitalis

2. Chronische gonorroe van het onderste deel van de tractus urogenitalis

3. Chronische gonorroe van het bovenste deel van de tractus urogenitalis

4. Gonokokkeninfectie van het oog

5. Gonokokkeninfectie van gewrichten

6. Gonokokkeninfectie van de farynx

7. Gonokokkeninfectie van anus en rectum

8. Gonokokkeninfectie met andere gespecificeerde lokalisaties

Indien restloos genezen:

Chronische gonorroe leidt, afhankelijk van de restverschijnselen, tot ongeschiktverklaring:

 

2.8.

A1 
099Overige venerische ziekten

 

0. Ulcus molle (chanchroid)

1. Lymphogranuloma venereum

2. Granuloma inguinale

3. Ziekte van Reiter

4. Overige niet door gonokokken veroorzaakte

urethritis

8. Overige gespecificeerde venerische ziekten

9. Niet gespecificeerde venerische ziekte

Indien restloos genezen: Indien restafwijkingen: zie aldaar

Indien chronisch/recidiverend karakter:

 

2.8.

A1 

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
100-104Overige spirochetosenIndien restloos genezen: Indien restafwijkingen: zie aldaar A1 
100Leptospirosis

0. Leptospirosis icterohaemorrhagica (ziekte van Weil)

8. Overige gespecificeerde leptospira infecties

9. Niet gespecificeerde leptospirosis

    
101Angina van Plaut-Vincent    
102Framboesia

0. Initiale afwijkingen

1. Multipele papillomata en "wet crab yaws"

2. Overige vroege huidafwijkingen

3. Hyperkeratose

4. Gummata en ulcera

5. Gangosa

6. Beender- en gewrichtsafwijkingen

7. Overige gespecificeerde vormen

8. Latente framboesia

9. Niet gespecificeerde framboesia

    
103Pinta

0. Primaire afwijkingen

1. Overgangsafwijkingen

2. Late afwijkingen

3. Gemengde afwijkingen

9. Niet gespecificeerde pinta

    
104Overige spirochetosen

0. Niet-venerische endemische syfilis

8. Overige gespecificeerde spirochetosen

9. Niet gespecificeerde spirochetose

    

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
110-118Mycosen    
110Dermatofytosen

0. Van behaarde hoofd en baard

1. Van nagels

2. Van de hand

3. Van lies en perianaalstreek

4. Van de voet

5. Van de romp

6. Diepe dermatofytose

8. Met andere gespecificeerde lokalisaties

9. Met niet gespecificeerde lokalisaties

Indien plaats en uitbreiding geen belemmering vormen voor het functioneren kan, eventueel na consultatie van een specialist A1/B1/O1 worden geclassificeerd:

(2.8.)

A1/B1/O1

 
111Overige en niet gespecificeerde dermatomycosen

0. Pityriasis versicolor

1. Tinea nigra

2. Tinea blanca

3. "Black piedra"

8. Overige gespecificeerde dermatomycosen

9. Niet gespecificeerde dermatomycose

Zie aanwijzingen onder nr. 110.0   
112Candidiasis

0. Van de mond

1. Van vulva en vagina

2. Van overige urogenitale lokalisaties

3. Van huid en nagels

4. Van de long

5. Gedissemineerde candidiasis

8. Met andere gespecificeerde lokalisaties

9. Met niet gespecificeerde lokalisatie

Zie aanwijzingen onder nr. 110.0   
114Coccidioidomycose

0. Primaire coccidioidomycose (van de long)

1. Primaire extrapulmonaire coccidioidomycose

2. Coccidioides meningitis

3. Andere vormen van progressieve coccidioidomycose

9. Niet gespecificeerde coccidioidomycose

Indien restloos genezen:

Indien restafwijkingen: zie aldaar

 A1 
115Histoplasmose

0. Infectie door Histoplasma capsulatum

1. Infectie door Histoplasma duboisii

9. Niet gespecificeerde histoplasmose

Indien restloos genezen:

Indien restafwijkingen: zie aldaar

 A1 
116Blastomycotische infecties

 

0. Blastomycose

1. Paracoccidioidomycose

2. Lobomycose

Indien restloos genezen:

Indien restafwijkingen: zie aldaar

 A1 
117Overige mycosen

0. Rhinosporidiose

1. Sporotrichose

2. Chromoblastomycose

3. Aspergillose

4. Mycotische mycetomen

5. Cryptococcosis

6. Allescheriosis

7. Zygomycosis

8. Phaehyphomycosis

9. Overige en niet gespecificeerde mycosen

Indien restloos genezen:

Indien restafwijkingen: zie aldaar

Bij twijfel is het oordeel van een specialist gewenst.

 

(2.8.)

A1 
118Opportunistische mycosen (mycosen veroorzaakt door facultatief pathogene schimmels)Indien restloos genezen:

Indien restafwijkingen: zie aldaar

Bij twijfel is het oordeel van een specialist gewenst.

(2.8.)A1 

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
120-130HelminthiasisIndien restloos genezen:

Indien restafwijkingen: zie aldaar

 A1 
120Schistosomiasis (bilharziasis)

 

0. Schistosoma haematobium

1. Schistosoma mansoni

2. Schistosoma japonicum

3. Cutane vorm

8. Overige gespecificeerde schistosomiasis

9. Niet gespecificeerde schistosomiasis

    
121Overige trematoden infecties

 

0. Opisthorchiasis

1. Clonorchiasis

2. Paragonimiasis

3. Fascioliasis

4. Fasciolopsiasis

5. Metagonimiasis

6. Heterophyiasis

8. Overige gespecificeerde trematoden infecties

9. Niet gespecificeerde trematoden infectie

    
122Echinococcose

0. Echinococcus granulosus infectie van de lever

1. Echinococcus granulosus infectie van de long

2. Echinococcus granulosus infectie van de schildklier

3. Overige gespecificeerde infecties door Echinococcus granulosus

4. Niet gespecificeerde infectie door Echinococcus granulosus

5. Echinococcus multilocularis infectie van de lever

6. Overige gespecificeerde infecties door Echinococcus multilocularis

7. Niet gespecificeerde infectie door Echinococcus multilocularis

8. Echinococcus van de lever, niet gespecificeerd

9. Overige en niet gespecificeerde Echinococcus infecties

    
123Overige cestoden infecties

 

0. Taenia solium infectie (intestinale vorm)

1. Cysticercose

2. Taenia saginata infectie

3. Niet gespecificeerde taeniasis

4. Diphyllobothriasis, intestinale vorm

5. Sparganosis door diphyllobothriasis larve

6. Hymenolepiasis

8. Overige gespecificeerde cestode infecties

9. Niet gespecificeerde cestode infectie

Een manifeste of doorgemaakte cysticercose leidt tot ongeschiktverklaring:

2.8.

  
124Trichinosis    
125Filariasis en dracontiasis

 

0. Filariasis bancrofti

1. Maleise filariasis

2. Loiasis

3. Onchocerciasis

4. Dipetalonemiasis

5. Mansonella ozzardi infectie

6. Overige gespecificeerde vormen van filariasis

7. Dracontiasis

9. Niet gespecificeerde filariasis

    
126Ancylostomiasis en necatoriasis

 

0. Ancylostoma duodenale

1. Necator americanus

2. Ancylostoma braziliense

3. Ancylostoma ceylanicum

8. Overige gespecificeerde Ancylostoma infecties

9. Niet gespecificeerde ancylostomiasis en necatoriasis

    
127Overige intestinale helminthiasis

0. Ascariasis

1. Anisakiasis

2. Strongyloidiasis

3. Trichuriasis

4. Enterobiasis

5. Capillariasis

6. Trichostrongyliasis

7. Overige gespecificeerde intestinale helminthiasis

8. Gemengde intestinale helminthiasis

9. Niet gespecificeerde intestinale helminthiasis

    
128Overige en niet gespecificeerde vormen van helminthiasis

0. Toxocariasis

1. Gnathostomiasis

8. Overige gespecificeerde helminthiasis

9. Niet gespecificeerde helminthiasis

    
129Niet gespecificeerd intestinaal parasitisme    

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
130-136Overige infectieziekten en parasitaire ziektenIndien restloos genezen: Indien restafwijkingen: zie aldaar A1 
130Toxoplasmose

0. Meningo-encefalitis door toxoplasmose

1. Conjunctivitis door toxoplasmose

2. Chorioretinitis door toxoplasmose

3. Myocarditis door toxoplasmose

5. Hepatitis door toxoplasmose

7. Toxoplasmose met andere gespecificeerde lokalisaties

8. Gedissemineerde toxoplasmose van meerdere orgaanstelsels

9. Niet gespecificeerde toxoplasmose

    
131Trichomoniasis

0. Urogenitale trichomoniasis

8. Overige gespecificeerde lokalisaties van trichomoniasis

9. Niet gespecificeerde trichomoniasis

    
132Pediculosis en phthirus besmetting

0. Pediculus capitis (hoofdluis)

1. Pediculus corporis (lichaamsluis)

2. Phthirus pubis (schaamluis)

3. Gemengde besmetting

9. Niet gespecificeerde pediculosis

    
133Acariasis

0. Scabies

8. Overige gespecificeerde vormen van acariasis

9. Niet gespecificeerde acariasis

    
134Overige vormen van infestatie

0. Myiasis

1. Besmetting door overige arthropoden

2. Hirudiniasis

8. Overige gespecificeerde infestaties

9. Niet gespecificeerde infestatie

    
135Sarcoidosis (M. Besnier-Boeck-Schaumann)Een specialistisch advies is noodzakelijk.(2.11)  
136Overige en niet gespecificeerde infectieuze en parasitaire ziekten

0. Ainhum

1. Behçet’s syndroom

2. Specifieke infecties door vrij levende amoeben

2. Pneumocystosis

4. Psorospermiasis

5. Sarcosporidiosis

8. Overige gespecificeerde infectieziekten en parasitaire ziekten

9. Niet gespecificeerde infectie ziekten en parasitaire ziekten

    

 

160 - 165

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
160-165Maligne neoplasma van tractus respiratorius en intrathoracale organenDe hiergenoemde neoplasmata van de tractus respiratorius en intrathoracale organen leiden tot ongeschiktverklaring:

3.1.

  
160Maligne neoplasma van neusholten, middenoor en neusbijholten

0. Neusholten

1. Buis van Eustachius, middenoor en mastoïdcellen

2. Sinus maxillaris

3. Sinus ethmoïdalis

4. Sinus frontalis

5. Sinus sphenoïdalis

8. Overige

9. Sinus paranasales, niet gespecificeerd

    
161Maligne neoplasma van de larynx

0. Glottis

1. Supraglottis

2. Subglottis

3. Larynx kraakbeen

8. Overige gespecificeerde lokalisaties van de larynx

9. Larynx, niet gespecificeerd

    
162Maligne neoplasma van trachea, bronchus en long

0. Trachea

2. Hoofdbronchus

3. Bovenkwab, bronchus of long

4. Middenkwab, bronchus of long

5. Onderkwab, bronchus of long

8. Overige delen van bronchus of long

9. Bronchus en long, niet gespecificeerd

    
163Maligne neoplasma van de pleura

0. Pleura pariëtalis

1. Pleura visceralis

8. Overige gespecificeerde lokalisaties van de pleura

9. Pleura, niet gespecificeerd

    
164Maligne neoplasma van thymus, hart en mediastinum

0. Thymus

1. Hart

2. Mediastinum anterior

3. Mediastinum posterior

8. Overige

9. Mediastinum, deel niet gespecificeerd

    
165Maligne neoplasma van overige en niet scherp omschreven lokalisaties van tractus respiratorius en intrathoracale organen

 

0. Bovenste luchtwegen, niet nader gespecificeerd

8. Overige

9. Niet scherp omschreven lokalisaties van de tractus respiratorius

    

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
170-175Maligne neoplasma van beenderen, bindweefsel, huid en mammaDe hiergenoemde neoplasmata van beenderen, bindweefsel, huid en mamma, leiden tot ongeschiktverklaring:

3.1.

  
170Maligne neoplasma van beenderen en gewrichtskraakbeen

0. Beenderen van schedel en aangezicht, behalve onderkaak

1. Onderkaak

2. Wervelkolom behalve sacrum en os coccygis

3. Ribben, sternum en clavicula

4. Scapula en lange beenderen van de bovenste extremiteit

5. Beenderen van pols en hand

6. Bekkenbeenderen, os sacrum, os coccygis

7. Lange beenderen van de onderste extremiteit

8. Patella en beenderen van enkel en voet

9. Niet gespecificeerde lokalisatie van bot of gewrichtskraakbeen

    
171Maligne neoplasma van bindweefsel en ander mesenchymaal weefsel

0. Hoofd, gelaat en hals

2. Bovenste extremiteit, inclusief de schouder

3. Onderste extremiteit, inclusief de heup

4. Thorax

5. Abdomen

6. Pelvis

7. Romp, niet gespecificeerd

8. Overige gespecificeerde lokalisaties van bindweefsel en andere mesenchymale weefsels

9. Bindweefsel en andere mesenchymale weefsel, lokalisatie niet gespecificeerd

    
172Maligne melanomen van de huid

0. Lip

1. Oogleden, inclusief de ooghoeken

2. Oor en de uitwendige gehoorgang

3. Overige en niet gespecificeerde delen van het gelaat

4. Schedel, hals en nek

5. Romp, behalve het scrotum

6. Bovenste extremiteit, inclusief de schouder

7. Onderste extremiteit, inclusief de heup

8. Overige gespecificeerde lokalisaties van de huid

9. Melanoom van de huid, lokalisatie niet gespecificeerd

    
173Overige maligne neoplasmata van de huid

 

0. Lip

1. Oogleden, inclusief ooghoeken

2. Oor en de uitwendige gehoorgang

3. Overige en niet gespecificeerde delen van het gelaat

4. Schedel, hals en nek

5. Romp, behalve het scrotum

6. Bovenste extremiteit, inclusief de schouder

7. Onderste extremiteit, inclusief de heup

8. Overige gespecificeerde lokalisaties van de huid

9. Huid, lokalisatie niet gespecificeerd

    
174Maligne neoplasma van de mamma (van de vrouw)

 

0. Tepel en tepelhof

1. Centraal deel

2. Bovenste- en binnenste kwadrant

3. Onderste- binnenste kwadrant

4. Bovenste- buitenste kwadrant

5. Onderste- buitenste kwadrant

6. Axillaire uitloper

8. Overige gespecificeerde lokalisaties van de vrouwelijke borst

9. Vrouwelijke borst, niet gespecificeerd

    
175Maligne neoplasma van de mannelijke mamma

 

0. Tepel en tepelhof

9. Overige en niet gespecificeerde lokalisaties van de mannelijke borst

    

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
179-189Maligne neoplasma van de tractus urogenitalisDe hiergenoemde neoplasmata van de tractus urogenitalis leiden tot ongeschiktverklaring:

3.1.

  
179Maligne neoplasma van de uterus, deel niet gespecificeerd    
180Maligne neoplasma van de cervix uteri

0. Endocervix

1. Exocervix

8. Overige gespecificeerde lokalisaties van de cervix

9. Cervix uteri, niet gespecificeerd

    
181Maligne neoplasma van de placenta    
182Maligne neoplasma van het corpus uteri

0. Corpus uteri, behalve onderste uterussegment

1. Onderste uterussegment

8. Overige gespecificeerde lokalisaties van het corpus uteri

    
183Maligne neoplasma van ovarium en overige uterusadnexa

0. Ovarium

2. Tuba Fallopii

3. Ligamentum latum

4. Parametrium

5. Ligamentum rotundum

8. Overige gespecificeerde lokalisaties van uterusadnexa

9. Uterusadnexa, niet gespecificeerd

    
184Maligne neoplasma van overige en niet gespecificeerd vrouwelijke geslachtsorganen

0. Vagina

1. Labia majora

2. Labia minora

3. Clitoris

4. Vulva, niet gespecificeerd

8. Overige gespecificeerde lokalisaties van de vrouwelijke geslachtsorganen

9. Vrouwelijke geslachtsorganen, lokalisatie niet gespecificeerd

    
185Maligne neoplasma van de prostaat    
186Maligne neoplasma van de testis

0. Van niet ingedaalde testis

9. Overige en niet gespecificeerde testis

    
187Maligne neoplasma van penis en overige mannelijke geslachtsorganen

1. Preputium

2. Glans penis

3. Corpus cavernosum

4. Penis, deel niet gespecificeerd

5. Epididymis

6. Zaadleider

7. Scrotum

8. Overige gespecificeerde lokalisaties van mannelijke geslachtsorganen

9. Mannelijke geslachtsorganen, lokalisatie niet gespecificeerd

    
188Maligne neoplasma van de blaas

0. Trigonum vesicae

1. Koepel van de blaas

2. Zijwand van de blaas

3. Voorwand van de blaas

4. Achterwand van de blaas

5. Blaashals

6. Uretermond (orificium) in de blaas

7. Urachus

8. Overige gespecificeerde lokalisaties van de blaas

9. Niet gespecificeerd deel van de urineblaas

    
189Maligne neoplasmata van nier en overige niet gespecificeerde urineorganen

0. Nier, behalve nierbekken

1. Nierbekken

2. Ureter

3. Urethra

4. Para-urethrale klieren

8. Overige gespecificeerde lokalisaties van de blaas

9. Blaas, deel niet gespecificeerd

    

 

190 - 199

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
190-199Maligne neoplasma van overige en niet gespecificeerde lokalisatiesDe hiergenoemde neoplasmata van overige en niet gespecificeerde lokalisaties leiden tot ongeschiktverklaring:

3.1.

  
190Maligne neoplasma van het oog

0. Oogbol, behalve conjunctiva, cornea retina en chorioidea

1. Orbita

2. Traanklier

3. Conjunctiva

4. Cornea

5. Retina

6. Chorioidea

7. Traankanaal

8. Overige gespecificeerde lokalisaties van het oog

9. Oog, deel niet gespecificeerd

    
191Maligne neoplasma van de hersenen

0. Cerebrum, behalve kwabben en ventrikels

1. Frontaalkwab

2. Temporaalkwab

3. Pariëtaalkwab

4. Occipitaalkwab

5. Ventrikels

6. Cerebellum

7. Hersenstam

8. Overige delen van de hersenen

9. Hersenen, niet gespecificeerd

    
192Maligne neoplasma van overige en niet gespecificeerde delen van het centrale zenuwstelsel

0. Hersenzenuwen

1. Hersenvliezen

2. Ruggemerg

3. Ruggemergsvliezen

8. Overige gespecificeerde lokalisaties vanhet centrale zenuwstelsel

9. Centraal zenuwstelsel, deel niet gespecificeerd

    
193Maligne neoplasma van de glandula thyreoidea    
194Maligne neoplasma van overige endocriene klieren en verwante organen

0. Bijnier

1. Glandula parathyreoidea

3. Hypofyse en ductus craniopharyngeus

4. Glandula pinealis

5. Glomus caroticum

6. Corpus aorticum en overige paraganglia

8. Overige gespecificeerde endocriene klieren

9. Endocriene klier, niet gespecificeerd

    
195Maligne neoplasma van overige en niet scherp omschreven lokalisaties

0. Schedel, gelaat en hals

1. Thorax

2. Abdomen

3. Pelvis

4. Bovenste extremiteit

5. Onderste extremiteit

8. Overige gespecificeerde lokalisaties

    
196Lymfklier-metastasen en niet gespecificeerde maligne neoplasmata van lymfklieren

0. Schedel, gelaat en hals

1. Intrathoracaal

2. Intra-abdominaal

3. Axillair en van de bovenste extremiteit

5. Inguinaal en van de onderste extremiteit

6. Pelvis

8. Multipele lokalisaties

9. Niet gespecificeerde lokalisatie van lymfklier-metastasen

    
197Metastasen in tractus respiratorius en tractus digestivus

0. Long

1. Mediastinum

2. Pleura

3. Overige organen van de tractus respiratorius

4. Dunne darm, inclusief het duodenum

5. Colon en rectum

6. Peritoneum en retroperitoneaal weefsel

7. Lever

8. Overige organen van de tractus digestivus en de milt

    
198Metastasen van overige gespecificeerde lokalisaties

0. Nier

1. Overige urinewegorganen

2. Huid

3. Hersenen en ruggemerg

4. Overige delen van het zenuwstelsel

5. Beenderen en beenmerg

6. Ovarium

7. Bijnieren

8. Overige gespecificeerde lokalisaties

    
199Maligne neoplasma zonder specificatie van lokalisatie

0. Carcinomatosis

1. Overige

    

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
200-208Maligne neoplasmata van lymfatisch en bloedvormend weefselDe hieronder genoemde neoplasmata van lymfatisch en bloedvormend weefsel leiden tot ongeschiktverklaring:3.1.  
200Lymfosarcoom en reticulosarcoom

0. Reticulosarcoom

1. Lymfosarcoom

2. Burkitt-lymfoom

8. Overige gespecificeerde varianten

    
201Ziekte van Hodgkin

0. Paragranuloom van Hodgkin

1. Granuloom van Hodgkin

2. Sarcoom van Hodgkin

4. Lumfohistiocytaire vorm

5. Nodulaire sclerose

6. Gemengdcelligheid

7. Lymfocytaire depletie

9. Ziekte van Hodgkin, niet gespecificeerd

    
202Overige maligne neoplasmata van lymfoïd en histoicytair weefsel

0. Nodulair lymfoom

1. Mycosis fungoides

2. Ziekte van Sézary

3. Maligne histiocytose

4. Leukemische reticulo-endotheliose

5. Ziekte van Letterer-Siwe

6. Maligne mestcel tumoren

8. Overige lymfomen

9. Overige en niet gespecificeerde maligne neoplasmata van lymfoïd en histiocytair weefsel

    
203Mulipel myeloom en immunoproliferatieve neoplasmata

0. Multipel myeloom

1. Plasmacel leukemie

8. Overige immunoproliferatieve neoplasmata

    
204Lymfatische leukemie

0. Acuut

1. Chronisch

2. Subacuut

8. Overige lymfatische leukemieën

9. Niet gespecificeerde lymfatische leukemie

    
205Myeloïde leukemie

0. Acuut

1. Chronisch

2. Subacuut

3. Myeloïd sarcoom

8. Overige myeloïde leukemieën

9. Niet gespecificeerde myeloïde leukemie

    
206Monocytaire leukemie

0. Acuut

1. Chronisch

2. Subacuut

8. Overige monocytaire leukemieën

9. Niet gespecificeerde monocytaire leukemie

    
207Overige gespecificeerde leukemieën

0. Acute erytremie en erytroleukemie

1. Chronische erytremie

2. Megakaryocytaire leukemie

8. Overige gespecificeerde leukemieën

    
208Leukemie van niet gespecificeerde celtype

0. Acuut

1. Chronisch

2. Subacuut

8. Overige leukemieën van niet gespecificeerd celtype

9. Niet gespecificeerde leukemie

    

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
210-229Benigne neoplasmataGenezen benigne neoplasmata kunnen A1 worden geclassificeerd: A1 
  

Incurabele benigne neoplasmata en/of benigne neoplasmata, die aanleiding geven tot in het oog lopende mismaaktheid en/of belemmering in het functioneren worden ongeschikt verklaard:

3.2.

 

 
210Benigne neoplasma van lippen, mondholte en farynx

0. Lippen

1. Tong

2. Grote speekselklieren

3. Mondbodem

4. Overige en niet gespecificeerde delen van de mond

5. Tonsil

6. Overige delen van de orofarynx

7. Nasofarynx

8. Hypofarynx

9. Farynx, niet gespecificeerd

    
211Benigne neoplasma van overige delen van de tractus digestivus

0. Oesofagus

1. Maag

2. Dunne darm, inclusief duodenum

3. Colon

4. Rectum en anaalkanaal

5. Lever en galwegen

6. Pancreas, behalve eilandjes van Langerhans

7. Eilandjes van Langerhans

8. Peritoneum en retroperitoneaal weefsel

9. Overige en niet gespecificeerde lokalisaties

    
212Benigne neoplasma van de tractus respiratorius en de intrathoracale organen

0. Neusholten, middenoor en neusbijholten

1. Larynx

2. Trachea

3. Bronchus en long

4. Pleura

5. Mediastinum

6. Thymus

7. Hart

8. Overige gespecificeerde lokalisaties

9. Lokalisatie niet gespecificeerd

    
213Benigne neoplasmata van beenderen en gewrichtskraakbeen

0. Beenderen van schedel en gelaat

1. Onderkaak

2. Wervelkolom, behalve os sacrum en os coccygis

3. Ribben, sternum en clavicula

4. Scapula en lange beenderen van de bovenste extremiteit

5. Korte beenderen van de bovenste extremiteit

6. Bekken, os sacrum en os coccygis

7. Lange beenderen van de onderste extremiteit

8. Korte beenderen van de onderste extremiteit

9. Beenderen en gewrichtkraakbeen, lokalisatie niet gespecificeerd

    
214Lipoom

0. Huid en onderhuids weefsel van het gelaat

1. Overige huid en onderhuids weefsel

2. Intrathoracale organen

3. Intra-abdominale organen

4. Funiculus spermaticus

8. Overige gespecificeerde lokalisaties

9. Lipoom, lokalisatie niet gespecificeerd

    
215Overige benigne neoplasmata van bindweefsel en ander mesenchymaal weefsel

0. Schedel, gelaat, hals en nek

2. Bovenste extremiteit, inclusief de schouder

3. Onderste extremiteit, inclusief de heup

4. Thorax

5. Abdomen

6. Pelvis

7. Romp, niet gespecificeerd

8. Overige gespecificeerde lokalisaties

9. Niet gespecificeerde lokalisatie

    
216Benigne neoplasma van de huid

0. Lippen

1. Oogleden, inclusief ooghoeken

2. Oor en uitwendige gehoorgang

3. Huid van overige en niet gespecificeerde delen van het gelaat

4. Schedel, hals en nek

5. Romp, behalve scrotum

6. Bovenste extremiteit, inclusief de schouder

7. Onderste extremiteit, inclusief de heup

8. Overige gespecificeerde lokalisaties van de huid

9. Niet gespecificeerde lokalisatie van de huid

    
217Benigne neoplasma van de mamma    
218Leiomyoma uteri

0. Submuceus leiomyoom van de uterus

1. Intramuraal leiomyoom van de uterus

2. Subsereus leiomyoom van de uterus

9. Leiomyoom van de uterus, niet gespecificeerd

    
119Overige benigne neoplasmata van de uterus

 

0. Cervix uteri

1. Corpus uteri

8. Overige gespecificeerde delen van de uterus

9. Uterus, deel niet gespecificeerd

    
220Benigne neoplasma van het ovarium    
221Benigne neoplasma van overige vrouwelijke geslachtsorganen

0. Tuba en uterusligamenten

1. Vagina

2. Vulva

8. Overige gespecificeerde lokalisaties van de vrouwelijke geslachtsorganen

9. Vrouwelijke geslachtsorganen, lokalisatie niet gespecificeerd

    
222Benigne neoplasma van de mannelijke geslachtsorganen

0. Testis

1. Penis

2. Prostaat

3. Epididymis

4. Scrotum

8. Overige gespecificeerde lokalisaties van de mannelijke geslachtsorganen

9. Mannelijke geslachtsorganen, lokalisatie niet gespecificeerd

    
223Benigne neoplasma van nier en overige urinewegen

0. Nier, behalve nierbekken

1. Nierbekken

2. Ureter

3. Urineblaas

8. Overige gespecificeerde lokalisaties van urinewegorganen

9. Urinewegorganen, niet gespecificeerde lokalisatie

    
224Benigne neoplasma van het oog

0. Oogbol, behalve conjunctiva cornea, retina en chorioidea

1. Orbita

2. Traanklier

3. Conjunctiva

4. Cornea

5. Retina

6. Chorioidea

7. Traankanaal

8. Overige gespecificeerde delen van het oog

9. Oog, deel niet gespecificeerd

    
225Benigne neoplasma van hersenen en overige delen van het centrale zenuwstelsel

0. Hersenen

1. Hersenzenuwen

2. Hersenvliezen

3. Ruggemerg

4. Ruggemergsvliezen

8. Overige gespecificeerde lokalisaties van het centrale zenuwstelsel

9. Zenuwstelsel, deel niet gespecificeerd

    
226Benigne neoplasma van de glandula thyreoidea    
227Benigne neoplasma van overige endocriene klieren en verwante organen

0. Bijnier

1. Glandula parathyreoidea

3. Hypofyse en ductus craniopharyngeus

4. Glandula pinealis

5. Glomus caroticum

6. Glomus aorticum en overige paraganglia

8. Overige

9. Endocriene klier, lokalisatie niet gespecificeerd

    
228Hemangioom en lymfangioom alle lokalisaties

 

0. Hemangioom, alle lokalisaties

1. Lymfangioom, iedere lokalisatie

    
229Benigne neoplasma van overige en niet gespecificeerde lokalisaties

0. Lymfklieren

8. Overige gespecificeerde lokalisatie

9. Lokalisatie niet gespecificeerd

    

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
230-234Carcinoma in situAlle carcinomata in situ leiden tot ongeschiktverklaring3.1.  
230Carcinoma in situ van de tractus digestivus

 

0. Lip, mondholte en farynx

1. Oesofagus

2. Maag

3. Colon

4. Rectum

5. Anaal kanaal

6. Anus, niet gespecificeerd

7. Overige en niet gespecificeerde delen van de darm

8. Lever en galwegen

9. Overige en niet gespecificeerde delen van de tractus digestivus

    
231Carcinoma in situ van de tractus respiratorius

0. Larynx

1. Trachea

2. Bronchus en long

8. Overige gespecificeerde delen van de tractus respiratorius

9. Niet gespecificeerd deel van de tractus respiratorius

    
232Carcinoma in situ van de huid

0. Huid van de lippen

1. Oogleden, inclusief ooghoeken

2. Oor en uitwendige gehoorgang

3. Huid van overige en niet gespecificeerde delen van het gelaat

4. Schedel, hals en nek

5. Romp, behalve scrotum

6. Bovenste extremiteit, inclusief de schouder

7. Onderste extremiteit, inclusief de heup

8. Overige gespecificeerde lokalisaties van de huid

9. Huid, lokalisatie niet gespecificeerd

    
233Carcinoma in situ van de mamma en de tractus urogenitalis

0. Mamma

1. Cervix uteri

2. Overige en niet gespecificeerde delen van de uterus

3. Overige en niet gespecificeerde vrouwelijke geslachtsorganen

4. Prostaat

4. Prostaat

5. Penis

6. Overige en niet gespecificeerde mannelijke geslachtsorganen

7. Urineblaas

9. Overige en niet gespecificeerde urinewegorganen

    
234Carcinoma in situ van overige en niet gespecificeerde lokalisaties

0. Oog

8. Overige gespecificeerde lokalisaties

9. Lokalisatie niet gespecificeerd

    

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
235-238Neoplasmata met onzeker gedragDe neoplasmata met onzeker gedrag leiden tot ongeschiktverklaring:

3.1.

  
235Neoplasmata met onzeker gedrag van tractus digestivus en respiratorius

0. Grote speekselklieren

1. Lip, mondholte en farynx

2. Maag, darm en rectum

3. Lever en galwegen

4. Peritoneum en retroperitoneaal weefsel

5. Overige en niet gespecificeerde organen van de tractus digestivus

6. Larynx

7. Trachea, bronchus en long

8. Pleura, thymus en mediastinum

9. Overige en niet gespecificeerde organen van de tractus respiratorius

    
236Neoplasma met onzeker gedrag van de tractus urogenitalis

0. Uterus

1. Placenta

2. Ovarium

3. Overige en niet gespecificeerde vrouwelijke geslachtsorganen

4. Testis

5. Prostaat

6. Overige en niet gespecificeerde mannelijke geslachtsorganen

7. Urineblaas

9. Overige en niet gespecificeerde urinewegorganen

    
237Neoplasma met onzeker gedrag van endocriene klieren en zenuwstelsel

0. Hypofyse en ductus craniopharyngeus

1. Glandula pinealis

2. Bijnier

3. Paraganglia

4. Overige en niet gespecificeerde endocriene klieren

5. Hersenen en ruggemerg

6. Hersenvliezen

7. Neurofibromatose

9. Overige en niet gespecificeerde delen van het zenuwstelsel

    
238Neoplasma met onzeker gedrag van overige en niet gespecificeerde lokalisaties en weefsels

0. Beenderen en gewrichtskraakbeen

1. Bindweefsel en andere zachte weefsels

2. Huid

3. Mamma

4. Polycythemia vera

5. Histiocyten en mestcellen

6. Plasmacellen

7. Overig lymfatisch en bloedvormend weefsel

    
239Neoplasma van niet gespecificeerde aard

 

0. Tractus digestivus

1. Tractus respiratorius

2. Beenderen, weke delen en huid

3. Mamma

4. Urineblaas

5. Overige organen van de tractus urogenitalis

6. Hersenen

7. Endocriene klieren en overige delen van het zenuwstelsel

8. Overige gespecificeerde lokalisaties

9. Niet gespecificeerde lokalisatie

    

 

 

240 - 246

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 

 

 

Endocriene, voedings- en stofwisselingsziekten en immuundeficienties (240 - 279)    
240-246Ziekten van de glandula thyreoidea (240-246)    
240Struma simplex en niet gespecificeerd strumaPersonen met een klein atoxisch diffuus struma komen in aanmerking voor A1 classificatie. A1 
  Indien het struma zeer groot is, last veroorzaakt met de boord of druksymptomen geeft (verplaatsing van de trachea) wordt betrokkene ongeschikt verklaard:8.2.  
  

In gevallen van een retrosternaal struma is een specialistisch advies gewenst.

Bij personen, die wegens een atoxisch struma geopereerd blijken te zijn is een specialistisch advies eveneens gewenst.

(8.2.)  
 

0. Struma, gespecificeerd als simplex

9. Struma, niet gespecificeerd

  

A1

 
241Atoxisch nodulair strumaPersonen, zelfs met een klein atoxisch nodulair struma worden ongeschikt verklaard:8.2.  
 

0. Atoxisch uninodulair struma

1. Atoxisch multinodulair struma

9. Niet gespecificeerd atoxisch nodulair struma

Na operatie kan A1 worden geclassificeerd, indien sprake is van euthyreoidie.

 

A1

 
242Thyreotoxicose met of zonder strumaPersonen met een thyreotoxicose met of zonder struma (hetzij diffuus, hetzij nodulair), worden ongeschikt verklaard:8.2.  
 

0. Toxisch diffuus struma

1. Toxisch uninodulair struma

2. Toxisch multinodulair struma

3. Toxisch nodulair struma, niet gespecificeerd

4. Thyreotoxicose door ectopisch schildklierweefsel

8. Thyreotoxicose van andere gespecificeerde oorsprong

9. Thyreotoxicose zonder vermelding van struma of andere oorzaak

Een persoon, geopereerd wegens hyperthyreoidie, komt niet in aanmerking voor aanname, tenzij tenminste één jaar is verstreken na de operatie, en wordt dan nog slechts in A3 geplaatst, zelfs als hij/zij na specialistisch onderzoek als genezen kan worden beschouwd.

 

A3

 
243Congenitale hypothyreoïdieEen bestaande of doorgemaakt congenitale hypothyreoïdie leidt tot ongeschiktverklaring:

2.3.

  
244Verworven hypothyreoïdie

0. Postoperatieve hypothyreoïdie

1. Overige vormen van thyreoïdie na uitschakeling van schildklierweefsel

2. Jodium hypothyreoïdie

3. Overige iatrogene hypothyreoïdie

8. Overige gespecificeerde vormen van verworven hypothyreoïdie

Een bestaande of doorgemaakt congenitale hypothyreoïdie leidt tot ongeschiktverklaring:

2.3.

  
245Thyreoïditis

0. Acute thyreoïditis

1. Subacute thyreoïditis

2. Chronische lymfocytaire thyreoïditis

3. Chronische fibreuze thyreoïditis

4. Iatrogene thyreoïditis

8. Overige en niet gespecificeerde chronische thyreoïditis

9. Niet gespecificeerde thyreoïditis

Een bestaande of doorgemaakte thyreoïditis leidt tot ongeschiktverklaring:

2.3.

  
246Overige aandoeningen van de glandula thyreoïdea

0. Stoornissen van de thyreocalcitonine secretie

1. Dyshormonogeen struma

2. Cyste

3. Bloeding en infarct

8. Overige gespecificeerde aandoeningen van de glandula thyreoïdea

9. Niet gespecificeerde aandoening van de glandula thyreoïdea

Personen die lijden of hebben geleden aan één van de hiergenoemde aandoeningen van de schildklier worden in principe ongeschikt verklaard:

Een specialistisch advies kan noodzakelijke zijn.

(2.3.)

  

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
250-259Ziekten van de overige endocriene klieren    
250Diabetes mellitusHet aantonen van glucose in de urine wijst niet altijd op diabetes mellitus. Glucosurie kan worden veroorzaakt door diabetes mellitus, maar komt ook voor bij renale glucosurie, hypofyse-, schildklier- of bijnierstoornissen, cerebrale aandoeningen en door gebruik van bepaalde medicament, zoals corticosteroïden, ascorbinezuur, salicylaten en methyldopa.

In verband met het bovenstaande dient elke positieve glucosereactie in de urine aanleiding te zijn tot bepaling van de nuchtere bloedglucosewaarde en het bloedglucosegehalte 2 uur na een opvolgende maaltijd (een zgn. dagcurve).

Indien de nuchter bloedsuikerwaarde hoger is dan 7.0 mmol/l en ook het capillaire bloedsuikergehalte 2 uur na het toedienen van glucose hoger is dan 10,0 mmol/l, staat de diagnose diabetes mellitus vast en dient betrokkene ongeschikt verklaard te worden.

Waarden die liggen tussen 5,5 en 7,0 mmol/l nuchter en tussen 6,0 en 10,0 mmol/ 2 uur na een maaltijd gelden als dubieus, en zijn aanleiding tot specialistische verwijzing.

Bij twijfelgevallen dient een glucosetolerantietest onder standaardcondities verricht te worden.

Deze standaardcondities zijn:

tenminste 3 dagen voor de proef een koolhydraatrijk dieet (250-300 gram koolhydraten per dag);

rust tijdens de proef en niet roken; bepaling van het bloedsuikergehalte nuchter en na belasting met 75 gram glucose om het half uur tot 2,5 uur na belasting.

Een glucosetolerantietest is gestoord wanneer:

a. de nuchtere bloedsuikerwaarde meer bedraagt dan 7,0 mmol/l (capillair bloed);

b. de hoogste bloedsuikerwaarde meer bedraagt dan 12 mmol/l (capillair bloed);

c. de 2-uurs waarde hoger is dan 7,0 mmol/l (capillair bloed).

Een gestoorde glucosetolerantietest leidt tot ongeschiktverklaring:

Voor renale glucosurie zie aanwijzingen onder nr. 271.4.

Indien in de familie-anamnese, zowel aan vaders- als aan moeders zijde, diabetes mellitus voorkomt, dienen ook al is de glucose in de urine negatief, bloedsuikerwaarden bepaald te worden.

2.3.

  
 

0. Zonder vermelding van complicatie

1. Met keto-acidose

2. Met hyperosmolair coma

3. Met andere vorm van coma

4. Met nierafwijkingen

5. Met oogafwijkingen

6. Met neurologische afwijkingen

7. Met afwijkingen van de perifere circulatie

8. Met overige gespecificeerde afwijkingen

9. Met niet gespecificeerde complicatie

 

2.3.

  
251Overige afwijkingen van de interne secretie van het pancreas

0. Hypoglycemisch coma

1. Overige vormen van hyperinsulinisme

2. Hypoglycemie, niet gespecificeerd

3. Postoperatieve hypo- insulinemie

4. Abnormale secretie van glucagon

5. Abnormale secretie van gastrine

8. Overige gespecificeerde afwijkingen van de interne secretie van het pancreas

9. Niet gespecificeerde afwijking van de interne secretie van het pancreas

Personen die lijden of hebben geleden aan één van de hiergenoemde afwijkingen van de interne secretie van het pancreas worden ongeschikt verklaard:

2.3.

  
252Aandoeningen van de glandulae parathyreoïdeae

 

0. Hyperparathyreoïdie

1. Hypoparathyreoïdie

8. Overige gespecificeerde aandoeningen van

de glandulae parathyreoïdeae

9. Niet gespecificeerde aandoening van de glandula parathyreoïdeae

Personen die lijden of hebben geleden aan één van de hiergenoemde aandoeningen van de glandulae parathyreoïdeae worden ongeschikt verklaard:

 

2.3.

  
253Aandoeningen van de hypofyse en de hypothalamische controle daarvan

0. Acromegalie en gigantisme

1. Overige en niet gespecificeerde hyper-

functie van de hypofyse voorkwab

2. Panhypopituitarisme

3. Hypofysaire dwerggroei

4. Overige aandoeningen van de hypofyse voorkwab

5. Diabetes insipidus

6. Overige aandoeningen van de neurohypofyse

7. Iatrogene aandoeningen van de neurohypofyse

8. Overige gespecificeerde aandoeningen van de hypofyse en overige syndromen van diëncefaalhypofysaire oorsprong

9. Niet gespecificeerde aandoeningen van de hypofyse en de hypothalamische controle daarvan

Personen die lijden of hebben geleden aan één van de hiergenoemde dysfuncties kunnen in klasse A1 geplaatst worden.

Een specialistisch advies kan noodzakelijk zijn.

(2.3.)

A1

 
254Ziekten van de thymusIndien restloos genezen: A1 
 

0. Persisterende hyperplasie van de thymus

1. Abces

8. Overige gespecificeerde ziekten van de thymus

9. Niet gespecificeerde ziekte van de thymus

Indien restverschijnselen:

2.3.

  
255Aandoening van de bijnieren

0. Cushing syndroom

1. Hyperaldosteronisme

2. Adrenogenitale aandoeningen

3. Overige vormen van hyperfunctie van de bijnierschors

4. Bijnierschors insufficiëntie

5. Overige vormen van hypofunctie van de bijnier

6. Hyperfunctie van het bijniermerg

8. Overige gespecificeerde aandoeningen van de bijnieren

9. Niet gespecificeerde aandoening van de bijnieren

Personen die lijden of hebben geleden aan één van de hiergenoemde aandoeningen van de bijnieren worden ongeschikt verklaard:

2.3.

  
256Dysfunctie van de ovaria

0. Hypersecretie van oestrogenen

1. Overige vormen van hyperfunctie van het ovarium

2. Ovarium insufficiëntie na ablatie

3. Overige vormen van ovarium insufficiëntie

4. Polycysteuze ovaria

8. Overige gespecificeerde vormen van dysfunctie van de ovaria

9. Niet gespecificeerde dysfuncties van de ovaria

Personen die lijden of hebben geleden aan één van de hiergenoemde ovaria-dysfuncties kunnen in klasse A1 geplaatst worden. Een specialistisch advies kan noodzakelijk zijn.

(2.3.)

A1

 
257Dysfunctie van de testikels

0. Hyperfunctie van de testis

1. Hypofunctie van de testis na ablatie

2. Overige vormen van hypofunctie van de testis

8. Overige gespecificeerde vormen van dysfunctie van de testis

9. Niet gespecificeerde dysfunctie van de testis

Personen die lijden of hebben geleden aan één van de hiergenoemde testis-dysfuncties kunnen in klasse A1 geplaatst worden. Een specialistisch advies kan noodzakelijk zijn

(10.23)

A1

 
258Polyglandulaire dysfunctie en verwante aandoeningen

0. Polyglandulaire activiteit bij multipele endocriene adenomatose

1. Overige combinatie van endocriene dysfunctie

8. Overige gespecificeerde vormen van polyglandulaire dysfunctie

9. Niet gespecificeerde polyglandulaire dysfunctie

Personen die lijden of hebben geleden aan één van de hiergenoemde polyglandulaire dysfuncties en verwante aandoeningen worden ongeschikt verklaard:

2.3.

  
259Overige endocriene stoornissen    
 0. Vertraagde seksuele ontwikkeling en puberteit, niet elders geclassificeerdPersonen met een vertraagde seksuele ontwikkeling en puberteit behoren tijdelijk ongeschikt verklaard te worden. Indien na één jaar onvoldoende progressie heeft plaats gevonden wordt betrokkene ongeschikt verklaard:2.3.  
 1. Vervroegde seksuele ontwikkeling en puberteit, niet elders geclassificeerdPersonen met een vervroegde seksuele ontwikkeling en puberteit, kunnen in klasse A1 geplaatst worden. A1 
 2. Carcinoïd syndroomPersonen die lijden of hebben geleden aan een carcinoïd syndroom worden ongeschikt verklaard:2.3./3.2.  
 3. Ectopische hormoonsecretie, niet elders geclassificeerdPersonen die lijden of hebben geleden aan een ectopische hormoon secretie worden ongeschikt verklaard:2.3./3.2.  
 4. Dwerggroei, niet elders geclassificeerdPersonen die lijden aan dwerggroei worden, bij aanname, indien hun lengte minder dan 1.57 m. bedraagt, ongeschikt verklaard:1.3.  
 

8. Overige gespecificeerde endocriene stoornissen

9. Niet gespecificeerde endocriene stoornis

Personen die lijden of hebben geleden aan de hiergenoemde endocriene stoornissen worden ongeschikt verklaard:

2.3.

  

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
260-269Voedingsdeficiënties    
260KwashiorkorEen bestaande kwashiorkor leidt tot ongeschiktverklaring:1.5.  
  

Indien restloos genezen kan A1 worden geclassificeerd:

 

A1

 
261Marasmus door ondervoedingEen bestaande marasmus door ondervoeding leidt tot ongeschiktverklaring:1.5.  
  

Indien restloos genezen kan A1 worden geclassificeerd:

 

A1

 
262Overige ernstige proteïne-calorische malnutritiePersonen met een ernstige vorm van proteïne-calorische ondervoeding worden ongeschikt verklaard:1.5.  
  

Op geleide van een specialistisch advies kan de betrokkene eventueel tijdelijk ongeschikt verklaard worden voor een periode van ten hoogste één jaar

(1.5.)

  
263Overige en niet gespecificeerde vormen van proteïne-calorische ondervoeding

0. Matige ondervoeding

1. Lichte ondervoeding

2. Ontwikkelingsstilstand na proteïne-

calorische ondervoeding

8. Overige gespecificeerde vormen van proteïne-calorische ondervoeding

9. Niet gespecificeerde proteïne-calorische ondervoeding

Zie aanwijzingen onder nr. 262.

Bij de hiergenoemde vormen van ondervoeding kan een specialistisch advies gewenst zijn.

 

(1.5.)

  
264Vitamine A-deficiëntieIndien restloos genezen: A1 
  

Indien irreversibele afwijkingen:

Bij twijfel is een specialistisch advies gewenst, waarna eventueel een tijdelijke ongeschiktverklaring kan volgen:

2.4.  
 

0. Met xerose van de conjunctiva

1. Met Bitot’s vlekken en xerose

2. Met xerose van de cornea

3. Met ulceratie en xerose van de cornea

4. Met keratomalacie

5. Met nachtblindheid

6. Met xeroftalmische littekens van de cornea

7. Overige oogverschijnselen van vitamine A-deficiëntie

8. Overige verschijnselen van vitamine A-deficiëntie

9. Niet gespecificeerde vitamine A-deficiëntie

 

 

2.4.

  
265Thiamine en niacine deficiëntie toestanden

 

0. Beriberi

1. Overige en niet gespecificeerde verschijnselen van thiaminedeficiëntie

2. Pellagra

Zie aanwijzingen onder nr. 264   
266Deficiëntie van overige componenten uit het vitamine B complex

0. Ariboflavinose

1. Vitamine B6-deficiëntie

2. Overige vitamine B complex deficiënties

9. Niet gespecificeerde vitamine B-deficiëntie

Zie aanwijzingen onder nr. 264   
267Vitamine C (Ascorbinezuur)-deficiëntieZie aanwijzingen onder nr. 264   
268Vitamine D-deficiëntie

 

0. Actieve rachitis

1. Niet gespecificeerde osteomalacie

9. Niet gespecificeerde vitamine D-deficiëntie

Personen die lijden of hebben geleden aan één van de hiergenoemde vormen van vitamine D-deficiëntie worden ongeschikt verklaard:

 

2.4.

  
269Overige vormen van voedingsdeficiënties

 

0. Vitamine K-deficiëntie

1. Overige vitamine-deficiënties

2. Niet gespecificeerde vitaminedeficiëntie

3. Mineraal-deficiëntie, niet elders geclassificeerd

8. Overige gespecificeerde vormen van voedingsdeficiëntie

9. Niet gespecificeerde voedingsdeficiëntie

Zie aanwijzingen onder nr. 264   

 

270 - 279

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
270-279Overige stofwisselingsziekten en immuundeficiënties    
270Stoornissen van het aminozuur transport en metabolisme

0. Stoornissen in het aminozuur transport

1. Fenylketonurie

2. Overige metabole stoornissen van aromatische aminozuren

3. Metabole stoornissen van aminozuren met vertakte ketens

4. Metabole stoornissen van zwavelhoudende aminozuren

5. Metabole stoornissen van histidine

6. Metabole stoornissen van de ureum cyclus

7. Overige metabole stoornissen van aminozuren met rechte ketens

8. Overige gespecificeerde stoornissen van het aminozuur metabolisme

9. Niet gespecificeerde stoornis van het aminozuur metabolisme

Personen die lijden of hebben geleden aan één van de hiergenoemde vormen van stoornissen van het aminozuurtransport en metabolisme, worden ongeschikt verklaard:

2.12

  
271Stoornissen van het koolhydraat transport en metabolisme

0. Glycogenose

1. Galactosemie

2. Hereditaire fructose-intolerantie

3. Intestinale disaccharidase deficiënties en disaccharide malabsorptie

Personen die lijden aan één van de hiergenoemde vormen van stoornissen van het koolhydraat transport en metabolisme, worden ongeschikt verklaard:2.12  
 4. Renale glucosureBij renale glucosurie (gekarakteriseerd door uitscheiding van glucose met urine bij normale bloedsuiker waarden) zonder andere afwijking (zoals b.v. Fanconi-syndroom, algemene nierfunctiestoornis), wordt de betrokkene in A1 geplaatst, indien het glucosegehalte van de urine niet hoger is dan 4%; A1 
  is het glucosegehalte van de urine wel hoger dan 4% dan wordt de persoon ongeschikt verklaard:(10.19)  
 

8. Overige gespecificeerde stoornissen van het koolhydraat transport en metabolisme

9. Niet gespecificeerde stoornis van het koolhydraat transport en metabolisme

Personen die lijden aan een van de hier genoemde vormen van stoornissen van het koolhydraat transport en metabolisme, worden ongeschikt verklaard:

2.12

  
272Stoornissen van de lipoïd stofwisseling

 

0. Essentiële hypercholesterolemie

1. Essentiële hyperglyceridemie

2. Hyperlipidemie, mengvorm

3. Hyperchylomicronemie

4. Overige en niet gespecificeerde vorm van hyperlipidemie

5. Lipoproteïne-deficiënties

6. Lipodystrofie

7. Lipoïdosen

8. Overige gespecificeerde stoornissen van de lipoïd stofwisseling

9. Niet gespecificeerde stoornis van de lipoïd stofwisseling

Personen die lijden aan één van de hier genoemde lipoïd stofwisselingsstoornissen kunnen op geleide van het advies van de specialist ongeschikt verklaard worden:

(2.12)

  
273Stoornissen van het plasma proteïne metabolisme

0. Polyclonale hypergammaglobulinemie

1. Monoclonale paraproteïnemie

2. Overige vormen van paraproteïnemie

3. Macroglobulinemie

8. Overige gespecificeerde stoornissen van het plasma proteïne metabolisme

9. Niet gespecificeerde stoornis van het plasma proteïne metabolisme

Personen die lijden aan één van de hiergenoemde stoornissen van het plasma proteïne metabolisme kunnen op geleide van het advies van de specialist ongeschikt verklaard worden:

(2.12)

  
274Jicht

0. Jicht artropathie

1. Jicht nefropathie

8. Jicht met overige gespecificeerde manifestaties

9. Niet gespecificeerde jicht

Personen die lijden aan één van de hiergenoemde jicht-manifestaties worden ongeschikt verklaard:

2.5.

  
275Stoornissen van de mineraalstofwisseling

 

0. Stoornissen van de ijzerstofwisseling

1. Stoornissen van de koperstofwisseling

2. Stoornissen van de magnesiumstofwisseling

3. Stoornis van de fosforstofwisseling

4. Stoornissen van de calciumstofwisseling

8. Overige gespecificeerde stoornissen van de mineraalstofwisseling

9. Niet gespecificeerde stoornis van de mineraalstofwisseling

Personen die lijden aan één van de hier genoemde stoornissen van de mineraalstofwisseling worden, zonodig op geleide van het advies van de specialist, ongeschikt verklaard:

2.4.

  
276Stoornissen van het vocht, elektrolyten en zuur-base evenwicht

0. Hyperosmolaliteit en/of hypernatriëmie

1. Hypo-osmolaliteit en/of hyponatriëmie

2. Acidose

3. Alkalose

4. Gemengde zuur-base evenwicht stoornis

5. Ondervulling van het vaatstelsel en de extracellulaire ruimte (dehydratie)

6. Overvulling van het vaatstelsel en de extracellulaire ruimte (vochtretentie)

7. Hyperkaliëmie

8. Hypokaliëmie

9. Niet elders geclassificeerde stoornissen in vocht en elektrolytenbalans

Indien restloos genezen:

Indien niet restloos genezen, op geleide van specialistisch advies:

 

2.12

A1 
277Overige en niet gespecificeerde stofwisselingsstoornissen

0. Fibrosis cystica

1. Stoornissen van de porfyrine stofwisseling

2. Overige stoornissen van de purine en

pyrimidine stofwisseling

3. Amyloïdose

Personen die lijden aan één van de hiergenoemde vormen van stofwisselingsstoornissen worden ongeschikt verklaard:2.12  
 4. Stoornissen in de bilirubine uitscheidingPersonen die lijden aan een stoornis in de bilirubine uitscheiding kunnen, indien nodig op geleide van het advies van de specialist, ongeschikt verklaard worden:(2.12.)  
 

5. Mucopolysaccharidose

6. Overige deficiënties van circulerende enzymen

8. Overige gespecificeerde stofwisselingsstoornissen

9. Niet gespecificeerde stofwisselingsstoornis

Zie aanwijzingen onder nr. 277.0,1,2,3

   
278Obesitas en andere vormen van overvoeding

 

0. Obesitas

Bij alle keurlingen wordt huidplooidiktemeting lege artis en nauwkeurig verricht.

Bij dienstplicht en aannamekeuring gelden t.a.v. het vetpercentage de volgende waarden:

   
  Mannen: 17 - 31 jaar: < 20%: 20% - 25%: 25% - 35%: > 35%:2.12

A1 A2 A3

 
  

Mannen: 31 - 41 jaar: 22,5%: 22,5% - 27,5%: 27,5% - 37,5%: > 37,5%:

2.12

A1 A2 A3

 
  

Mannen: > 41 jaar < 25%: 25% - 30%: 30% - 40%: > 40%:

2.12

A1 A2 A3

 
  

Vrouwen: 17 - 31 jaar: < 30%: 30% - 35%: 35% - 45%: > 45%:

2.12

A1 A2 A3

 
  

Vrouwen: 31 - 41 jaar: < 32,5%: 32,5% - 37,5%: 37,5% - 47,5%: > 47,5%:

2.12

A1 A2 A3

 
  

Vrouwen: > 41 jaar: > 35%: 35% - 40%: 40% - 50%: > 50%:

2.12

A1 A2 A3

 
 

1. Gelokaliseerde adipositas

2. Hypervitaminose A

3. Hypercarotinemie

4. Hypervitaminose D

8. Overige gespecificeerde vormen van overvoeding

Als de hiergenoemde aandoeningen anamnestisch aanwezig zijn, is een specialistisch advies gewenst.

Indien betrokkene van de aandoening geen hinder ondervindt:

Bij ernstige klachten volgt ongeschiktverklaring:

 

 

2.12

A1 
279Stoornissen in het immuniteitsmechanisme

 

0. Deficiënties van de humorale immuniteit

1. Deficiënties van de celgebonden immuniteit

2. Gecombineerde immuundeficiëntie

3. Niet gespecificeerde immuniteitsdeficiëntie

Personen die lijden aan één van de hiergenoemde immuniteitsstoornissen worden ongeschikt verklaard:2.10  
 

4. Auto-immuun ziekte, niet elders geclassificeerd

8. Overige gespecificeerde stoornissen van het immuniteitsmechanisme

9. Niet gespecificeerde stoornis van het immuniteitsmechanisme

Personen die lijden aan één van de hiergenoemde vormen van auto-immuunziekten worden ongeschikt verklaard:

Zie aanwijzingen onder nr. 279.0

2.11

  

 

280 - 289

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
 

Ziekten van bloed en bloedvormende organen (280 - 289)

    
280-285AnemieënOnder anemie wordt verstaan een hemoglobinegehalte lager dan 8,0 mmol/l voor mannen en lager dan 7,0 mmol/l voor vrouwen.

Anemie kan reden zijn tot specialistische consultatie.

   
280 IJzergebreksanemie t.g.v. chronisch bloedverlies en/of t.g.v. onvoldoende ijzeropname in de voeding zijn aanleiding tot tijdelijke ongeschiktverklaring voor de duur van 6 maanden.

Indien bij de daarop volgende keuring de ijzergebreksanemie niet verbeterd is, dient betrokkene ongeschikt verklaard te worden:

(2.1.)  
 IJzergebreksanemie

0. T.g.v. bloedverlies (chronisch)

1. T.g.v. onvoldoende ijzeropname met de voeding

8. Overige gespecificeerde ijzergebreksanemieën

9. Niet gespecificeerde ijzergebreksanemie

Andere ijzergebreksanemieën leiden tot ongeschiktverklaring:

2.1.

  
281Overige deficiëntie anemieën

0. Pernicieuze anemie

1. Overige anemieën door vitamine B12-deficiëntie

2. Anemie door foliumzuur deficiëntie

3. Overige gespecificeerde megaloblastaire

anemieën, niet elders geclassificeerd

4. Anemie door proteïne-deficiëntie

8. Anemie bij overige gespecificeerde voedingsdeficiënties

9. Anemie ten gevolge van niet gespecificeerde deficiëntie

De hiergenoemde deficiëntie-anemieën leiden tot ongeschiktverklaring:

2.1.

  
282Hereditaire hemolytische anemieën

0. Hereditaire sferocytose

1. Hereditaire elliptocytose

2. Anemie t.g.v. stoornissen van het glutathion metabolisme

3. Overige hemolitische anemieën t.g.v. enzym-deficiëntie

4. Thalassemieën

De hiergenoemde hereditaire hemolytische anemieën leiden tot ongeschiktverklaring:

Zie de uitzondering bij de nrs. 282.5, 282.6.

 

2.1.  
 

5. Sikkelcel ’trait’

6. Sikkelcel anemie

Op geleide van het bloedbeeld:

homozygote vorm: ongeschikt

heterozygote vorm: geschikt

 A1 
 

7. Overige hemoglobinopathieën

8. Overige gespecificeerde hereditaire hemolytische anemieën

9. Niet gespecificeerde hereditaire hemolytische anemie

    
283Verworven hemolytische anemieën

0. Auto-immune hemolytische anemieën

1. Niet-auto-immune hemolytische anemieën

2. Hemoglobinurie ten gevolge van hemolyse door uitwendige oorzaken

9. Niet gespecificeerde verworven hemolytische anemie

De hiergenoemde hemolytische anemieën leiden tot ongeschiktverklaring:

2.1.

  
284Aplastische anemie

0. Congenitale aplastische anemie

8. Overige gespecificeerde aplastische anemieën

9. Aplastische anemie, niet gespecificeerd

Een aplastische anemie leidt tot ongeschiktverklaring:2.1.  
285Overige en niet gespecificeerde anemieën    
 0. Sidero-achrestische anemieEen sidero-achrestische anemie leidt tot ongeschiktverklaring:2.1.  
 1. Acute posthemorragische anemieEen anemie t.g.v. acuut bloedverlies leidt tot tijdelijke ongeschiktverklaring voor de duur van 6 maanden. Zie aanwijzingen onder nr. 280.   
 

8. Overige gespecificeerde anemieën

9. Anemie, niet gespecificeerd

Overige en niet gespecificeerde anemie-vormen leiden tot ongeschiktverklaring:

2.1.

  
286Stollingsstoornissen

0. Congenitale factor VIII-deficiëntie

1. Congenitale factor IX-deficiëntie

2. Congenitale factor XI-deficiëntie

3. Congenitale deficiëntie van overige stollingsfactoren

4. Ziekte van Von Willebrand

5. Hemorragische ziekte t.g.v. circulerende anticoagulantia

6. Defibrinatie syndroom

7. Verworven stollingsfactor deficiëntie

9. Overige en niet gespecificeerde stollingsstoornissen

De hiergenoemde stollingsstoornissen leiden tot ongeschiktverklaring:

2.1.

  
287Purpura en overige hemorragische diathesenDe hiergenoemde hemorragische diathesen leiden in principe tot ongeschiktverklaring:2.1.  
 0. Allergische purpuraEen doorgemaakte, restloos genezen, purpura van Henoch-Schönlein leidt niet tot ongeschiktverklaring, met dien verstande, dat gezien de kans op een chronische nieraandoening de nierfuncties bepaald dienen te worden. (A1) 
 

1. Thrombocytopathie

2. Overige niet-thrombocytopenische purpura’s

3. Primaire thrombocytopenie

4. Secundaire thrombocytopenie

5. Niet gespecificeerde thrombocytopenie

8. Overige gespecificeerde hemorragische diathesen

9. Niet gespecificeerde hemorragische diathese

 

 

 

 

 

 

 

 
288Aandoeningen van de leukocyten    
 0. AgranulocytoseAgranulocytose leidt tot ongeschiktverklaring:2.1.  
 1. Functionele stoornissen van neutrofiele polymorfkernige leukocytenFunctionele stoornissen van polymorfkernige neutrofiele cellen leiden tot ongeschiktverklaring:2.1.  
 2. Genetische afwijkingen van de leukocytenGenetische leukocyten afwijkingen leiden tot ongeschiktverklaring:2.1.  
 3. EosinofilieIndien gepaard met allergische reacties: zie aldaar.   
 8. Overige gespecificeerde aandoeningen van de leukocytenSymptomatische leukocytose: zie onderliggende oorzaak.   
 

9. Niet gespecificeerde aandoening van de leukocyten

Overige ziekten van witte bloedcellen leiden tot ongeschiktverklaring:

2.1.

  
289Overige ziekten van het bloed en de bloedvormende organen    
 0. Secundaire polycytemieEen polycytemie leidt tot ongeschiktverklaring:2.1.  
 1. Chronische lymfadenitisEen chronische lymfadenitis leidt tot ongeschiktverklaring:5.2.  
 2. Niet specifieke lymfadenitis mesenterialisIndien restloos genezen: A1 
  Indien chronisch/recidiverend karakter:5.2.  
 3. Niet gespecificeerde lymfadenitis met uitzondering van mesenteriale lymfadenitisIndien restloos genezen: A1 
  Indien chronisch/recidiverend karakter:5.2.  
 4. HypersplenieHypersplenie en andere miltaandoeningen kunnen reden zijn voor een specialistisch advies.(10.16)  
 5. Overige ziekten van de miltAndere miltaandoeningen zijn reden tot specialistisch advies.(10.16)  
 6. Familiaire polycytemieZie nr. 289.0.   
 7. MethemoglobinemieEen methemoglobinemie leidt tot ongeschiktverklaring:2.1.  
 

8. Overige gespecificeerde ziekten van bloed en bloedvormende organen

9. Niet gespecificeerde ziekte van bloed en bloedvormende organen

Overige en niet gespecificeerde ziekten van bloed- en bloedvormende organen kunnen leiden tot een specialistisch advies.

(2.1.)

  

 

290 - 319

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
 Psychische stoornissen (290 - 319)    
290-294Organische psychotische aandoeningenOnder organische psychotische aandoeningen worden verstaan syndromen, waarbij een vermindering bestaat van oriëntatie, geheugen, begrip, rekenvaardigheid, leervermogen en oordeel. Dit zijn de essentiële kenmerken, maar tevens kunnen oppervlakkigheid of labiliteit van het gevoelsleven voorkomen of een meer persisterende verstoring van de stemming, verlaging van ethische normen en het aan de dag treden of overdrijven van bepaalde persoonlijkheidstrekken en verminderen van het vermogen onafhankelijk beslissingen te nemen.   
290Seniele en preseniele organische psychotische aandoeningen

0. Seniele dementie, ongecompliceerd

Onder seniele dementie wordt verstaan: dementie, gewoonlijk optredend na het 65e levensjaar, waarbij cerebrale pathologie, anders dan seniele atrofische veranderingen, redelijkerwijs kan worden uitgesloten.Zie ook nr. 294.1 Personen die lijden aan seniele dementie worden ongeschikt verklaard:

6.8.  
 1. Preseniele dementie

Onder preseniele dementie wordt verstaan: Een dementie die gewoonlijk vóór de leeftijd van 65 jaar optreedt bij patiënten met de relatief zeldzame ziektebeelden diffuse of lobaire cerebrale atrofie. De daarbij bestaande neurologische aandoening (bijv. ziekte van Alzheimer, ziekte van Pick, ziekte van Jakob-Creutzfeldt) dient tevens als diagnose te worden geregistreerd.Zie ook nr. 294.1 Personen die lijden aan preseniele dementie worden ongeschikt verklaard:

1.7.  
 2. Seniele dementie met paranoïde of depressieve trekkenOnder depressieve vorm wordt verstaan:

een vorm van seniele dementie, gekenmerkt door het ontstaan op zeer hoge leeftijd, progressief van aard, waarbij depressieve kenmerken van lichte of ernstige vormen van manisch-depressieve affectieve psychose tevens aanwezig zijn.

Verstoring van de slaap-waak cyclus en preoccupatie met overledenen treden vaak bijzonder op de voorgrond.

Vorm van wanen: Een vorm van seniele dementie, gekenmerkt door het ontstaan op zeer hoge leeftijd, progressief van aard, waarbij wanen, van eenvoudige slecht gevormde paranoïde wanen tot zeer hoog ontwikkelde paranoïde waantoestanden, en hallucinaties ook aanwezig zijn.

Personen die lijden aan één van deze vormen worden ongeschikt verklaard:

6.8.  
 3. Seniele dementie met acute verwardheidstoestand

Hieronder wordt verstaan: Seniele dementie met een daarop gesuperponeerde reversibele episode van acute verwardheid.

Personen die lijden aan deze vorm van seniele dementie worden ongeschikt verklaard:

6.8.  
 4. Arteriosclerotische dementie

Onder arteriosclerotische dementie wordt verstaan:

dementie die wegens lichamelijke symptomen (bij onderzoek van het centrale zenuwstelsel) toegeschreven kan worden aan degeneratieve arteriële hersenziekte.

Symptomen die duiden op haardlesie van de hersenen komen geregeld voor. Er kan een fluctuerende of lacunaire intellectuele stoornis zijn, gepaard gaande met inzicht, en een intermitterend verloop wordt vaak gezien. Klinische differentiatie van seniele of preseniele dementie die tegelijkertijd kan bestaan, kan heel moeilijk of onmogelijk zijn. De diagnose cerebrale arterosclerose dient ook vastgelegd te worden.

Personen die lijden aan deze vorm van dementie worden ongeschikt verklaard:

6.8.  
 

8. Overige gespecificeerde seniele psychotische aandoeningen

9. Niet gespecificeerde seniele psychotische aandoening

Personen die lijden aan de hiergenoemde psychotische aandoening worden ongeschikt verklaard:

6.8.

  
291Alcohol psychosenAlcohol psychosen: Organische psychotische toestanden die in hoofdzaak een gevolg zijn van overmatig gebruik van alcohol; voedingstekorten spelen hierbij vermoedelijk een belangrijke rol.   
 0. Delirium tremens

Alcohol onthoudingsdelirium (delirium tremens): Acute of subacute organische psychotische toestanden bij alcoholici, gekenmerkt door verlaagd bewustzijn, desoriëntatie, vrees, illusies, wanen, hallucinaties van iedere soort, speciaal visueel en tactiel, rusteloosheid, tremor en soms koorts.

Personen die lijden aan delirium tremens worden ongeschikt verklaard:

6.8.  
 1. Psychose van Korsakow, alcoholisch

Alcohol amnestisch syndroom: een syndroom met een opvallende en blijvende vermindering van de geheugen capaciteit, met inbegrip van een opvallend verlies van recente herinnering, een gestoord besef van tijd en confabulatie, dat bij alcoholici optreedt in aansluiting aan een acute alcohol psychose (vooral delirium tremens), of, wat zeldzamer is, in het verloop van chronisch alcoholisme. Het gaat meestal gepaard met perifere neuritis en soms met encefalopathie van Wernicke.

6.8.  
 2. Overige vormen van alcohol dementie

Alcohol dementie: Niet-hallucinatore dementie die in samenhang met alcoholisme optreedt, maar die niet gekenmerkt wordt door de verschijnselen van het alcohol onthoudings delirium (delirium tremens) of het alcohol amnestisch syndroom (alcohol psychose van Korsakow).

Personen die lijden aan alcoholdementie worden ongeschikt verklaard:

6.8.  
 3. Alcohol abstinentie hallucinose

Alcohol onthoudingshallucinose: een psychose met een duur van gewoonlijk minder dan 6 maanden, zonder of met geringe daling van het bewustzijn en met veel angstige rusteloosheid waarbij gehoorhallucinaties meest met stemmen die beledigingen of bedreigingen uiten, op de voorgrond staan.

Personen die lijden aan een alcohol abstinentie hallucinose worden ongeschikt verklaard:

6.8.  
 

4. Alcohol intoxicatie door idiosyncrasie

Hieronder wordt verstaan: Acute psychotische episoden veroorzaakt door betrekkelijk kleine hoeveelheden alcohol. Deze worden beschouwd als individuele overgevoeligheidsreacties op alcohol, niet door overmatig gebruik en zonder opvallende neurologische symptomen van intoxicatie.

Personen die lijden aan deze vorm van alcohol intoxicatie worden ongeschikt verklaard:

6.8.

  
 5. Alcoholische jaloersheidswaanAlcohol jaloersheidswaan: chronische paranoïde psychose, gekenmerkt door jaloezie met waandenkbeelden en verband houden met alcoholisme.

Personen die lijden aan deze vorm van alcohol psychose worden ongeschikt verklaard:

6.8.  
 8. Overige gespecificeerde alcohol psychosen

Hieronder wordt o.a. onthoudingssyndromen of symptomen van alcohol verstaan, met als verschijnselen: tremor van handen, tong en oogleden na ophouden met langdurig zwaar drinken van alcohol.

Misselijkheid en braken, een droge mond, hoofdpijn, sterk zweten, onrustige slaap, acute angstaanvallen, stemmingsdaling, gevoelens van schuld en wroeging, en prikkelbaarheid zijn bijkomende verschijnselen.

Personen die lijden aan deze vormen van alcohol psychosen worden ongeschikt verklaard:

6.8.  
 

9. Niet gespecificeerde alcohol psychose

Personen die lijden aan niet gespecificeerde vormen van alcohol psychosen worden ongeschikt verklaard:

6.8.

  
292’Drug’ psychosenOnder drug psychosen wordt verstaan:

organische psychiatrische syndromen, die het gevolg zijn van het gebruik van drugs (vooral amfetamines, barbituraten, opiaten en middelen uit de LSD groep) en oplosmiddelen. Sommige syndromen in deze groep zijn niet zo ernstig als de meeste aandoeningen die de naam ’psychotisch’ dragen.

Het middel dient te worden geïdentificeerd en ook de diagnose verslaving aan drugs dient, indien aanwezig, te worden vermeld.

   
 

0. Drug abstinentie syndroom

 

 

 

Drug onthoudingssyndroom: toestanden verband houdend met de onthouding van drugs, die kunnen variëren van ernstige toestanden, zoals gespecificeerd voor alcohol onthoudings delirium (delirium tremens) tot minder ernstige, gekarakteriseerd door één of meer symptomen zoals convulsies, tremoren, angst, rusteloosheid, gastro-intestinale- en spierklachten en lichte desoriëntatie en geheugenstoornissen.

Personen die lijden aan een drug abstinentie syndroom worden ongeschikt verklaard:

6.8.

  
 1. Paranoïde en/of hallucinatore toestanden veroorzaakt door drugsDoor drugs veroorzaakte hallucinose:

Hallucinatore toestanden, die langer dan een paar dagen maar niet meer dan enkele maanden duren, verband houdend met langdurig of aanzienlijk druggebruik, vooral uit de amfetamine of LSD groep. Gehoorhallucinaties overheersen gewoonlijk en er kan angst of rusteloosheid bestaan. Toestanden na LSD of andere hallucinogenen, die slecht enkele dagen of korter duren (’bad trips’) zijn niet inbegrepen.

Door drugs veroorzaakt organisch waansyndroom: Paranoïde toestanden die langer dan enkele dagen maar niet meer dan enkele maanden duren, verband houdend met aanzienlijk of langdurig druggebruik, vooral uit de amfetamine of LSD groep.

Personen die lijden aan door drugs geïnduceerde paranoïde en/of hallucinatore toestanden worden ongeschikt verklaard:

6.8.  
 2. Pathologische drug intoxicatie

Pathologische drug intoxicatie: individuele overgevoeligheidsreactie (idiosyncrasie) op betrekkelijk kleine hoeveelheden van een drug, die de vorm aannemen van een acute, kortdurende psychotische toestand, van welke aard dan ook.

Personen die lijden aan drug intoxicatie worden ongeschikt verklaard:

6.8.  
 8. Overige gespecificeerde door drugs geïnduceerde psychische stoornissenPersonen die lijden aan overige dan hierboven genoemde door drugs veroorzaakte psychische stoornissen worden ongeschikt verklaard:6.8.  
 

9. Niet gespecificeerde door drugs geïnduceerde psychische stoornis

Personen die lijden aan niet gespecificeerde door drugs veroorzaakte psychische stoornissen worden ongeschikt verklaard:

6.8.

  
293Passagère organische psychotische aandoeningen

0. Acuut delier

1. Subacuut delier

Onder delirium wordt verstaan: voorbijgaande organische psychotische aandoeningen met een kort beloop, met een zich snel ontwikkelde desorganisatie van hogere mentale processen, gekenmerkt door enige vermindering van de verwerking van informatie, verminderde of abnormale aandacht, perceptie, geheugen en denken.

Verminderd bewustzijn, verwardheid, desoriëntatie, wanen, illusies en vaak levendige hallucinaties overwegen in het klinische beeld.

Acuut: kortdurende vormen, met een duur van uren of dagen, van het bovengenoemde ziektebeeld.

Subacuut: vormen van bovengenoemd ziektebeeld, waarbij de verschijnselen - vaak minder uitgesproken - verschillende weken of langer aanhouden, met vaak duidelijk fluctuaties in intensiteit.

Personen die lijden aan delirium worden ongeschikt verklaard:

6.8.  
 

8. Overige gespecificeerde passagère organische psychische stoornissen

9. Niet gespecificeerde passagère organische psychische stoornis

Personen die lijden aan de hiergenoemde voorbijgaande organische psychische stoornissen worden ongeschikt verklaard:

6.8.

  
294Overige organische psychotische aandoeningen (chronisch)    
 0. Psychose of syndroom van Korsakow (niet alcoholisch)

Amnestisch syndroom: een syndroom met een in het oog vallende en blijvende vermindering van de geheugencapaciteit met een opvallend verlies van recente herinnering, gestoord tijdsbesef en confabulatie. De meest voorkomende oorzaken zijn chronisch alcoholisme, alcohol amnestisch syndroom (alcohol psychose van Korsakow), chronische verslaving aan barbituraten en ondervoeding.

Een amnestisch syndroom kan de meest op de voorgrond tredende stoornis zijn in de vroege stadia van preseniele en seniele dementie, arteriosclerotische dementie, bij encefalitis en bij andere ontstekings- en degeneratieve ziekten, waarbij vooral bilaterale aantasting van de temporaalkwabben voorkomt, en bij bepaalde tumoren van de temporaal kwab.

Personen die lijden aan een amnestisch syndroom worden ongeschikt verklaard:

6.8.  
 1. Dementie bij elders geclassificeerde  aandoeningen

Onder dementie wordt verstaan: een vermindering van intellectueel functioneren van voldoende ernst om het werken of het maatschappelijk functioneren, dan wel beide, te bemoeilijken. Er bestaat vermindering van het geheugen en het abstracte denken, het vermogen nieuwe bekwaamheden aan te leren en problemen op te lossen en het oordelen.

Er bestaan ook persoonlijkheidsveranderingen of vermindering van de impulscontrole. Dementie bij organische psychosen kan van chronische of progressieve aard zijn, welke, indien onbehandeld, gewoonlijk irreversibel en terminaal is.

Personen die lijden aan dementie worden ongeschikt verklaard:

6.8.  
 

8. Overige gespecificeerde organische hersensyndromen (chronisch)

9. Niet gespecificeerde organisch hersensyndroom (chronisch)

Personen die lijden aan overige organische hersensyndromen (chronisch) worden ongeschikt verklaard;

6.8.

  

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
295-299Overige psychosen

 

    
295Schizofrene stoornissenSchizofrenie: een groep van psychosen met een fundamentele verstoring van persoonlijkheid, een karakteristieke verwardheid van het denken, vaak een gevoel door vreemde krachten te worden beheerst, vaak bizarre wanen, gestoorde perceptie, abnormale affecten zonder verband met de werkelijke situatie, en autisme. Desondanks blijven helder bewustzijn en de intellectuele vermogens gewoonlijk behouden.

De persoonlijkheidsstoornis betreft de meest basale functies, die de normale mens zijn gevoel van individualiteit, uniekheid en zelfbestemming geven.

De meest intieme gedachten, gevoelens en daden worden vaak bekend geacht aan of gemeenschappelijk geacht met die van anderen en verklarende wanen kunnen zich ontwikkelen in die zin dat natuurlijke of bovennatuurlijke krachten aan het werk zijn om de gedacht en daden van de schizofrene persoon te beïnvloeden op een wijze die vaak bizar is. Hij beschouwt zichzelf soms als de spil waar alles wat gebeurt om draait.

Gewoonlijk komen hallucinaties voor, vooral gehoorhallucinaties en deze kunnen dingen over de patiënt zeggen of hem toespreken.

De perceptie is vaak op andere wijze gestoord; er kan verwardheid zijn, irrelevante zaken kunnen alles overheersen worden en, vergezeld door passiviteitsgevoelens kunnen zij ertoe leiden dat de patiënt gelooft dat alledaagse voorwerpen en omstandigheden een speciale gewoonlijk sinistere, betekenis hebben speciaal bedoeld voor hem.

Bij de karakteristieke schizofrene denkstoornis worden bijkomstige en irrelevante factoren uit een totaalconcept, die bij een normaal gerichte geestelijke activiteit onderdrukt worden, naar voren gebracht en gebruikt in plaats van de elementen, die relevant zijn en van toepassing op de situatie.

Zo wordt het denken vaag en duister en de verbale uitdrukking ervan soms onbegrijpelijk. Onderbrekingen en interpolaties in de stroom van opeenvolgende opdrachten komen vaak voor en de patiënt kan ervan overtuigd zijn, dat zijn gedachten door een invloed weggezogen worden.

De stemming kan oppervlakkig, grillig en incongruent zijn.

Ambivalentie en wisselstoornissen kunnen naar voren treden als inertie, negativisme of stupor. Katatonie kan aanwezig zijn.

De diagnose schizofrenie behoort niet te worden gesteld, tenzij er karakteristieke denkstoornissen, stoornissen van de perceptie, de stemming, het gedrag of de persoonlijkheid aanwezig zijn of tijdens dezelfde ziekte aanwezig zijn geweest en bij voorkeur in tenminste twee van deze gebieden.

De diagnose behoort niet beperkt te worden tot aandoeningen die een langdurig, verslechterend of chronisch verloop hebben.

Als aanvulling op het stellen van de diagnose op bovengenoemde criteria dient een poging gedaan te worden om één van de onderstaande subtypen te specificeren, overeenkomstig de meest op de voorgrond tredende symptomen.

   
 0. Eenvoudige vormEenvoudige vorm (simplex): een psychose met een zich verraderlijk ontwikkelend vreemd gedrag, onvermogen om een maatschappelijke eisen te voldoen en een achteruitgang van het totale functioneren. Wanen en hallucinaties zijn niet duidelijk aanwezig en de aandoening is minder uitgesproken psychotisch dan bij de hebefrene, de katatone of de paranoïde vorm van schizofrenie. Bij de toenemende maatschappelijke achteruitgang kan vagebondage optreden en de patiënt wordt in zichzelf gekeerd, lui en lusteloos. Daar de schizofrene symptomen niet uitgesproken aanwezig zijn, zou deze diagnose zelden, zo al ooit, gesteld dienen te worden. Personen die lijden aan de eenvoudige vorm, van schizofrenie, worden ongeschikt verklaard:6.8.  
 

1. Hebefrene vorm

Hebefrenie: een vorm van schizofrenie, waarbij affectieve veranderingen op de voorgrond treden, wanen en hallucinaties vluchtig en fragmentarisch zijn, het gedrag onverantwoordelijk en onvoorspelbaar is en manierismen veel voorkomen.

De stemming is oppervlakkig en inadequaat, vergezeld door giechelen, of door een hooghartig gedrag, grimassen, gemaniereerdheid, gekke streken, hypochondrische klachten en het steeds herhalen van uitspraken. Het denken is gedesorganiseerd.

Er is een tendens om alleen te blijven en het gedrag lijkt doelloos en gevoelloos. Deze vorm van schizofrenie begint gewoonlijk op een leeftijd tussen 15 en 25 jaar.

Personen die lijden aan hebefrenie worden ongeschikt verklaard:

6.8.  
 2. Katatone vorm

Katatone vorm: omvat als essentieel kenmerk op de voorgrond tredende psychomotorische stoornissen, vaak alternerend tussen uitersten zoals hyperkinesie en stupor of automatische gehoorzaamheid en negativisme.

Onnatuurlijke houdingen kunnen gedurende lange tijd worden gehandhaafd: indien de ledematen van de patiënt in de een of andere onnatuurlijke houding worden geplaatst, kan deze houding gedurende enige tijd worden gehandhaafd nadat de uitwendige invloed is opgehouden. Heftige opwinding kan een typisch verschijnsel zijn van deze aandoening.

Depressieve of hypomane begeleidende verschijnselen kunnen voorkomen.

Personen die lijden aan katatone schizofrenie worden ongeschikt verklaard:

6.8.  
 3. Paranoïde vorm

Paranoïde vorm: de vorm van schizofrenie waarbij relatief stabiele wanen, die vergezeld kunnen zijn door hallucinaties, in het klinische beeld overheersen. De wanen zijn vaak vervolgingswanen, maar kunnen ook andere vormen aannemen (b.v. jaloersheidswanen, de waan van hoge geboorte te zijn, Messiaswanen of de waan lichamelijk veranderd te zijn). Hallucinaties en grillig gedrag kunnen voorkomen; in sommige gevallen is het gedrag van het begin af aan ernstig gestoord; de denkstoornis kan eveneens ernstig zijn en affectieve vervlakking met fragmentarische wanen en hallucinaties kan zich ontwikkelen.

Personen die lijden aan paranoïde schizofrenie worden ongeschikt verklaard:

6.8.  
 

4. Acute schizofrene episode

Acute episode: schizofrene stoornissen, anders dan eenvoudige (simplex), hebefrenie, katatonie en paranoïde vorm, waarbij er een droomachtige toestand bestaat met lichte omneveling van het bewustzijn en verwardheid.

Voorwerpen, mensen en gebeurtenissen om hem heen kunnen voor de patiënt beladen worden met een persoonlijke betekenis.

Er kunnen betrekkingsideeën zijn en emotionele verwarring. Vaak vindt een remissie plaats binnen enkele weken of maanden, zelfs zonder behandeling.

Personen die lijden of hebben geleden aan een acute episode van schizofrenie, worden ongeschikt verklaard:

6.8.

  
 5. Latente schizofrenie

Latent: Het is niet mogelijk gebleken een algemeen aanvaardbare omschrijving te geven van deze aandoening. Dit begrip wordt niet aanbevolen voor algemeen gebruik, maar een omschrijving wordt gegeven voor hen die menen dat deze nuttig is: een aandoening met excentriek of inconsequent gedrag en affectafwijkingen, die de indruk van schizofrenie geven, hoewel er geen duidelijke en karakteristieke schizofrene kenmerken aanwezig zijn of geweest zijn.

Personen die lijden aan een latente schizofrenie worden ongeschikt verklaard:

6.8.  
 6. Defect-schizofrenie

Defect-schizofrenie: een chronische vorm van schizofrenie waarbij de symptomen, die overblijven uit de acute fase, meest hun uitgesproken karakter hebben verloren.

De emotionele respons is afgestompt en de denkstoornis verhindert, zelfs als deze aanzienlijk is, het verrichten van routinewerk niet.

Personen die lijden aan defect-schizofrenie worden ongeschikt verklaard:

6.8.  
 7. Schizo-affectieve vorm

Schizo-affectieve vorm: een psychose waarbij uitgesproken manische of depressieve verschijnselen dooreengemengd zijn met schizofrene kenmerken en die tendeert tot remissie zonder permanent defect, maar die gemakkelijk recidiveert.

De diagnose dient slechts gesteld te worden indien zowel de affectieve als de schizofrene verschijnselen uitgesproken aanwezig zijn.

Personen die lijden aan de schizo-affectieve vorm van schizofrenie worden ongeschikt verklaard:

6.8.  
 

8. Overige specificeerde vormen van schizofrenie

9. Niet gespecificeerde schizofrenie

Personen die lijden aan de hier genoemde vormen van schizofrenie, worden ongeschikt verklaard:

6.8.

  
296Affectieve psychosenAffectieve psychosen: psychische stoornissen gewoonlijk met een cyclisch verloop, waarbij een ernstige afwijking van de stemming (meestal bestaand uit depressie en angst, maar zich ook uitend als uitbundigheid of opwinding) optreedt en die vergezeld gaan van één of meer van de volgende symptomen:

waandenkbeelden, verwardheid, een gestoorde houding jegens zichzelf, een gestoorde waarneming en gedrag; deze passen allemaal bij de stemming die op dat moment overheerst (evenals hallucinaties, als deze optreden).

Er is vaak een sterke neiging tot zelfdoding.

Om praktische redenen kunnen ook lichte stemmingsafwijkingen hiertoe gerekend worden als de symptomen nauw overeenkomen met de gegeven omschrijvingen; dit geldt in het bijzonder voor lichte hypomanie.

   
 0. Manische stoornis, enkele episode

1. Manische stoornis, herhaalde episode

Manische vorm: een manisch-depressieve psychose die gekenmerkt wordt door toestanden van uitbundigheid of opwinding die niet in overeenstemming zijn met de omstandigheden van het individu en die variëren van vergrote levendigheid (hypomanie) tot hevige, bijna oncontroleerbare opwinding.

Agressie en woede, indeeënvlucht en afleidbaarheid, verminderd oordeel en grootheidsideeën komen veel voor.

Personen die lijden aan een manische affectieve psychose worden ongeschikt verklaard:

6.8.  
 

2. Ernstige depressieve stoornis, enkele episode

3. Ernstige depressieve stoornis, herhaalde episode

Depressieve vorm: een manisch-depressieve psychose waarbij een uitgebreide depressieve stemming bestaat met somberheid en rampzaligheid en enige angst. Vaak bestaat een beperking van de activiteit, maar soms treedt rusteloosheid en opwinding op.

Er bestaat een duidelijke neiging tot recidief; soms gebeurt dit met regelmatige tussenpozen.

Personen die lijden aan een depressieve vorm van de affectieve psychose worden ongeschikt verklaard:

6.8.  
 

4. Bipolaire affectieve stoornis, manisch

5. Bipolaire affectieve stoornis, depressief

6. Bipolaire affectieve stoornis, gemengd

7. Bipolaire affectieve stoornis, niet gespecificeerd

Bipolair: een manisch-depressieve psychose, waarbij zowel de depressieve als de manische vorm zijn opgetreden, hetzij afwisselend, hetzij onderbroken door een normaal interval.

Atypisch: een episode van affectieve psychose met sommige maar niet alle vorm van de ziekte bij personen die een voorafgaande episode van de andere vorm hebben gehad.

Depressief: manisch-depressieve psychose van het circulaire type waarbij de depressieve vorm op dit moment aanwezig is.

Gemengd: een manisch-depressieve psychose van het circulaire type waarbij de manische vorm op dit moment aanwezig is.

Manisch: een manisch-depressieve psychose van het circulaire type waarbij de manische vorm op dit moment aanwezig is.

Personen die lijden aan één van de hiergenoemde vormen van bipolaire affectieve stoornissen worden ongeschikt verklaard:

6.8.

  
 

8. Overige en niet gespecificeerde vormen van manisch-depressieve psychose

9. Overige en niet gespecificeerde affectieve psychosen

Personen die lijden aan één van de hier genoemde affectieve psychosen worden ongeschikt verklaard:

6.8.

  
297Paranoïde toestanden    
 0. Paranoïde toestand, eenvoudige vorm

Eenvoudige paranoïde: een psychose, acuut of chronisch, niet classificeerbaar als schizofrenie of affectieve psychose, waarbij wanen, vooral over beïnvloeding, vervolging op een speciale manier behandeld te worden, de voornaamste verschijnselen zijn. De wanen zijn tamelijk gefixeerd, uitgewerkt en gesystematiseerd.

Personen die lijden aan een eenvoudige paranoïdie worden ongeschikt verklaard:

6.8.  
 

1. Paranoïa

Een zeldzaam voorkomende chronische psychose, waarbij zich geleidelijk aan logisch opgebouwde waanvoorstellingen hebben ontwikkeld, zonder tegelijk bestaande hallucinaties of de schizofrene vorm gestoord denken. Het betreft meestal grootheidswanen (profetische of uitvinderswanen) vervolgingswanen of wanen een lichamelijke afwijking te bezitten.

Personen die lijden aan paranoïa worden ongeschikt verklaard:

6.8.

  
 2. ParafrenieParafrenie: paranoïde psychose met opvallende hallucinaties, vaak in verschillende modaliteiten.

Affectieve symptomen en gedesorganiseerd denken overheersen, indien ze al aanwezig zijn, het klinische beeld niet en de persoonlijkheid is goed in stand gebleven.

Personen die lijden aan parafrenie worden ongeschikt verklaard:

6.8.  
 3. Geïnduceerde paranoïde stoornis

Hieronder wordt verstaan: een psychose vooral gekenmerkt door wanen, gewoonlijk chronisch en vaak zonder floride kenmerken, die zich lijkt te hebben ontwikkeld ten gevolge van een nauwe, zo niet afhankelijke relatie met een andere persoon die reeds een dergelijke psychose heeft. De wanen zijn tenminste gedeeltelijk gemeenschappelijk.

De zeldzame gevallen waarbij meerdere personen zijn betrokken, behoren ook hieronder te worden begrepen.

Personen die lijden aan geïnduceerde paranoïde stoornis worden ongeschikt verklaard:

6.8.  
 

8. Overige gespecificeerde paranoïde toestanden

9. Niet gespecificeerde paranoïde toestand

Personen die lijden aan één van de hiergenoemde paranoïde toestanden worden ongeschikt verklaard:

6.8.

  
298Overige niet-organische psychosen    
 Depressieve vorm van psychosen

Depressieve vorm: een depressieve psychose, die wat symptomatologie betreft gelijken kan op een manisch-depressieve psychose, de depressieve vorm, maar blijkbaar opgewekt door droevig makende stress zoals het verlies van geliefde personen, of een ernstige teleurstelling of frustratie. Er kunnen minder dagschommelingen voorkomen dan bij de depressieve vorm van de manisch-depressieve psychose, en de wanen zijn vaker begrijpelijker in de context van de levenservaringen.

Er bestaat gewoonlijk een ernstige verstoring van het gedrag, b.v. ernstige poging tot zelfdoding.

Personen die lijden aan een depressieve psychose worden ongeschikt verklaard:

6.8.  
 

1. Psychotische opwindingstoestand

Personen die lijden aan een psychotische opwindingstoestand worden ongeschikt verklaard:

6.8.

  
 2. Reactieve verwardheid

 

 

 

 

 

3. Acute paranoïde reactie

 

 

 

 

 

 

4. Psychogene paranoïde psychose

 

 

 

8. Overige en niet gespecificeerde reactieve

psychosen

9. Niet gespecificeerde psychose

Reactieve verwardheid: psychische stoornissen met omneveld bewustzijn, desoriëntatie (hoewel minder uitgesproken dan bij organische verwardheid) en vermindering van excessieve activiteit en klaarblijkelijk opgewekt door emotionele stress.

Personen die lijden aan een reactieve verwardheid worden ongeschikt verklaard:

Paranoïde reactie, acuut: Paranoïde toestand, kennelijk veroorzaakt door emotionele stress.

De stress wordt vaak misverstaan als een aanval of bedreiging. Deze toestanden treden vooral op bij gevangenen of als acute reactie op een vreemde of bedreigende omgeving, b.v. bij immigranten.

Personen die lijden aan een acute paranoïde reactie worden ongeschikt verklaard:

Iedere psychogene of reactieve paranoïde psychose die meer geprotaheerd is dan de vormen beschreven onder nr. 298.3.

Personen die lijden aan een psychogene paranoïde psychose worden ongeschikt verklaard:

De hiergenoemde psychosen leiden tot ongeschiktverklaring:

 

 

 

 

 

6.8.

 

 

 

 

 

 

6.8.

 

 

 

6.8.

6.8.

  
299Psychosen, waarvan de oorsprong gebonden is aan de kinderleeftijdKinderpsychosen: een groep stoornissen bij kinderen, gekenmerkt door verstoringen van de fasering, de snelheid en de volgorde van ontstaan van vele psychische functies, onder andere taalontwikkeling en maatschappelijke relaties, waarbij de ernstige kwalitatieve afwijkingen niet normaal zijn voor welk ontwikkelingsstadium dan ook.   
 

0. Infantiel autisme

Autisme, infantiel: een syndroom dat van de geboorte af aanwezig is of dat bijna altijd in de eerste 30 maanden begint.

Reacties op gehoorsstimuli en soms ook op gezichtsstimuli zijn abnormaal en er bestaan meestal ernstige problemen bij het begrijpen van de gesproken taal. De spraak is vertraagd en als deze zich al ontwikkelt, wordt zij gekenmerkt door echolalie, omkeren van voornaamwoorden, onrijpe grammaticale opbouw en onvermogen abstracte termen te gebruiken.

Er is in het algemeen een belemmering in het sociale gebruik zoals van de verbale als de gebarentaal.

Problemen met sociale relaties zijn het ernstigst vóór de leeftijd van 5 jaar en bestaan onder meer in een beperking van de ontwikkeling van het oog-contact, van sociale hechtingen en van spel met anderen.

Ritualistisch gedrag komt veel voor en omvat onder meer abnormale gewoonten, weerstand tegen verandering gehechtheid aan zonderlinge voorwerpen en stereotype spelpatronen.

Het vermogen tot abstract of symbolisch denken en voor spel waarbij de verbeelding een rol speelt is beperkt.

De intelligentie varieert van ernstig subnormaal tot normaal of daarboven. De prestaties zijn meest beter bij taken die afhankelijk zijn van een machinaal geheugen of van vaardigheden die ruimtelijk inzicht vragen dan bij die welke symbolische of linguïstische vaardigheden vergen.

Personen die lijden aan infantiel autisme worden ongeschikt verklaard:

6.8.  
 

1. Desintegratie psychose

 

Desintegratie psychose: een stoornis bij kinderen, waarbij de normale of bijna normale ontwikkeling gedurende de eerste paar jaren wordt gevolgd door verlies van sociale vaardigheden en van de spraak, samen met een ernstige stoornis van de emoties, het gedrag en de relaties.

Gewoonlijk vindt dit verlies van de spraak en van de sociale mogelijkheden plaats binnen een periode van enkele maanden en wordt het vergezeld door het optreden van hyperactiviteit en stereotypieën.

Meestal bestaat een vermindering van het intellect, maar dit is geen obligaat onderdeel van de afwijking.

De aandoening kan volgen op een duidelijke hersenziekte, zoals mazelen encefalitis, maar kan ook voorkomen zonder de aanwezigheid van enige bekende organische hersenziekte of -beschadiging.

Een tevens bestaande neurologische stoornis dient ook te worden geregistreerd.

Personen die lijden aan een desintegratie psychose worden ongeschikt verklaard:

6.8.

  
 8. Overige gespecificeerde psychosen van de vroege kinderleeftijd

9. Niet gespecificeerde psychose van de kinderleeftijd

Personen die lijden aan één van de hiergenoemde psychosen van de kinderleeftijd worden ongeschikt verklaard:6.8.  

 

300 - 316

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
300-316Neurotische stoornissen, persoonlijkheidsstoornissen en overige niet psychotische psychische stoornissen (300-316)    
300Neurotische stoornissenNeurotische stoornissen: psychische stoornissen zonder aantoonbare organische oorzaak waarbij de betrokken persoon een aanzienlijk ziekte-inzicht kan hebben en een niet verminderd realiteitsoordeel, omdat hij gewoonlijk zijn ziekelijke subjectieve ervaringen niet verwart met de uitwendige werkelijkheid.

Het gedragspatroon kan in aanzienlijke mate beïnvloed zijn, hoewel het in het algemeen binnen sociaal aanvaardbare grenzen blijft, maar de persoonlijkheid is niet gedesorganiseerd.

De voornaamste kenmerken omvatten excessieve angst, hysterische symptomen, fobieën, obsessionele en dwangmatige symptomen en depressie.

   
 0. Angsttoestanden

Angsttoestanden: diverse combinaties van lichamelijke en psychische uitingen van angst, niet terug te brengen tot werkelijk gevaar en optredend, hetzij in aanvallen of als een voortdurende toestand.

De angst is gewoonlijk diffuus en kan zich uitbreiden tot paniek. Andere neurotische kenmerken, zoals obsessionele of hysterische symptomen kunnen aanwezig zijn, maar overheersen het klinische beeld niet.

Personen die lijden aan een neurotische angsttoestand worden ongeschikt verklaard:

6.9.  
 

1. Hysterie

Hysterie: een neurotische stoornis, waarbij motieven, waarvan de patiënt zich niet bewust lijkt, hetzij een beperking van het bewustzijn veroorzaken, hetzij een verstoring van een motorische of sensorische functie die psychologisch voordeel of symbolische waarde kan hebben. Er zijn drie subtypen:

Conversie vorm: De belangrijkste of enige symptomen van de hysterische neurose bestaan uit psychogene stoornissen van de functie van enige lichaamsdeel, b.v. paralyse, tremor, blindheid, toevallen.

Dissociatieve vorm: Het meest belangrijke kenmerk van de hysterische neurose is de vernauwing van het bewustzijn, die een onbewust doel schijnt te dienen en gewoonlijk wordt vergezeld of gevolgd door een selectieve amnesie. Er kunnen dramatische maar in essentie oppervlakkige persoonlijkheidsveranderingen zijn (meervoudige persoonlijkheid) of soms raakt de patiënt aan het zwerven (fugue).

Nagemaakte ziekte: Lichamelijk of psychologische verschijnselen die niet werkelijk, echt of natuurlijk zijn en die worden geproduceerd door de betrokkene en onder de controle van zijn wil staan.

Personen die lijden aan een hysterische neurose worden ongeschikt verklaard:

6.9.  
 2. Fobische stoornissen

Fobische toestanden: Neurotische toestanden met abnormaal intense vrees voor bepaalde voorwerpen of specifieke omstandigheden die normaal deze uitwerking niet zouden hebben.

Indien de angst de neiging heeft zich uit te breiden van een specifieke situatie of voorwerp tot een ruimer gebied van omstandigheden, komt het dichtbij of wordt het identiek met een angsttoestand en behoort het als zodanig te worden geclassificeerd.

Personen die lijden aan fobische stoornissen worden ongeschikt verklaard:

6.9.  
 

3. Dwangsyndromen

Dwangsyndromen: toestanden, waarbij het meest op de voorgrond tredende symptoom een gevoel van subjectieve dwang is, waaraan tegelijk weerstand moet worden geboden.

Deze dwang kan zijn de een of andere actie uit te voeren, over een bepaald denkbeeld te blijven piekeren, een ervaring terug te roepen, of een abstract gegeven te overwegen. De niet gewenste gedachten die binnendringen, het zich op de voorgrond blijven dringen van woorden of ideeën, heroverwegingen of denkpatronen, worden door de betrokkene beleefd als ongepast of onzinnig.

De obsessionele drang wordt herkend als vreemd aan de persoonlijkheid, maar wel afkomstig vanuit het zelf.

Dwangmatige gedragingen kunnen een quasi-ritueel karakter dragen waarvan een verlichting van angst uitgaat, bijv. handen wassen om besmetting te bestrijden.Pogingen de onwelkome gedachten of aandrangen te verdrijven kunnen tot ernstige innerlijke strijd leiden, met intense angstgevoelens.

Personen die lijden aan een dwangsyndroom worden ongeschikt verklaard:

6.9.

  
 4. Neurotische depressie

Neurotische depressie: een neurotische stoornis, gekenmerkt door een onevenredig zware depressie, gewoonlijk herkenbaar voortgekomen uit een onaangename ervaring: er komen geen wanen of hallucinaties voor en er bestaat vaak pre-occupatie met het psychotrauma dat aan de ziekte voorafging, bijv. het verlies van een geliefd persoon of bezit.

Angst is ook vaak aanwezig en gemengde toestanden van angst en depressie horen onder deze beschrijving thuis.

Het onderscheid tussen depressieve psychose en neurose behoort niet alleen op grond van de mate van depressie te worden gemaakt maar ook op de aanwezigheid van andere neurotische of psychotisch kenmerken, en op de mate van verstoring van het gedrag van betrokkene.

Personen die lijden aan een neurotisch depressie worden ongeschikt verklaard:

6.9.  
 5. Neurasthenie

Neurasthenie: een neurotische stoornis, gekenmerkt door vermoeidheid, prikkelbaarheid, hoofdpijn, depressie, slapeloosheid, concentratie moeilijkheden en gebrek aan mogelijkheid te genieten (anhedonie).

Ze kan een infectie of uitputtingstoestand vergezellen of volgen, of ontstaan uit een voortdurende emotionele stress. Indien neurasthenie samenhangt met een lichamelijke stoornis, dient de laatste eveneens te worden geregistreerd als diagnose.

Indien de neurasthenie stoornis niet verenigbaar is met het functioneren als militair, wordt betrokkene ongeschikt verklaard:

Eventueel is de classificatie S2/S3 te overwegen.

6.9.  
 

6. Depersonalisatiesyndroom

Depersonalisatie: een neurotische stoornis met een onaangename soort gestoorde waarneming, waarbij uitwendige voorwerpen of delen van het eigen lichaam beleefd worden als veranderd in hun kwaliteit, of als onwerkelijk, op afstand of geautomatiseerd.

De patiënt is zich bewust van de subjectieve aard van de door hem ervaren veranderingen.

Indien depersonalisatie optreedt als een verschijnsel bij angst, schizofrenie of een andere psychische stoornis, wordt de aandoening geclassificeerd overeenkomstig de voornaamste psychiatrische stoornis.

Personen die lijden aan een depersonalisatie syndroom worden ongeschikt verklaard;

6.9.  
 7. Hypochondrie

Hypochondrie: een neurotische stoornis waarbij de in het oog springende kenmerken een excessieve bezorgdheid over de eigen gezondheid in het algemeen of de integriteit en het functioneren van enig deel van iemands lichaam of, minder vaak, zijn geest zijn.

Deze afwijking gaat gewoonlijk gepaard met angst en depressie. Het beeld kan voorkomen als verschijnsel van een andere ernstige psychische stoornis (bijv. manisch-depressieve psychose, depressieve vorm, hysterie, schizofrenie) en in dat geval dient geclassificeerd te worden overeenkomstig deze ernstige stoornis.

Personen die in ernstige mate lijden aan hypochondrie worden ongeschikt verklaard:

6.9.  
 

8. Overige neurotische stoornissen

9. Niet gespecificeerde neurotische stoornis

Personen die in ernstige mate lijden aan een neurotische stoornis worden ongeschikt verklaard:

6.9.

  
301PersoonlijkheidsstoornissenPersoonlijkheidsstoornissen: Diep verankerde patronen van slechte aanpassing van het gedrag, in het algemeen herkenbaar ten tijde van de adolescentie of eerder en voortdurend tijdens het grootste deel van het volwassen leven, hoewel vaak minder uitgesproken wordend op middelbare en oudere leeftijd.

De persoonlijkheid is afwijkend in de evenwichtigheid van zijn samenstellende delen, in hun kwaliteit en uitdrukking, dan wel in zijn totaliteit. Door deze afwijking of psychopatie lijdt de patiënt zelf of moeten anderen lijden en er bestaat een negatieve uitwerking op het individu of de gemeenschap.

Dit beeld omvat wat soms betiteld wordt als psychopatische persoonlijkheid, maar indien dit primair bepaald wordt door slecht functioneren van de hersenen, dient het geclassificeerd te worden als een van de niet-psychotische organische hersensyndromen. Indien de patiënt een persoonlijkheidsanomalie vertoont, die direct verband houdt met zijn neurose of psychose, bijv. schizoïde persoonlijkheid en schizofrenie of anankastische persoonlijkheid en obsessief-dwangmatige neurose, dan dient de betrokken neurose of psychose, waarvan sprake is, aanvullend te worden gediagnostiseerd en geregistreerd.

   
 0. Paranoïde persoonlijkheidsstoornis

Paranoïde vorm: een persoonlijkheidsstoornis waarbij er een excessieve overgevoeligheid bestaat om achtergesteld te worden en voor wat voor vernedering en afwijzing gehouden wordt, de neiging ervaringen te verdraaien door neutrale of vriendelijke gedragingen van anderen op te vatten als vijandig of minachtend, en een strijdlustig en vasthoudend bestaan tot jaloezie of een overdragen gevoel van eigen belangrijkheid.

Deze mensen kunnen zich hulpeloos vernederd en beetgenomen voelen; anderen, even excessief overgevoelig, zijn agressief en vasthoudend.

In alle gevallen betrekt betrokkene de dingen in uitzonderlijke mate op zichzelf.

Personen die in ernstige mate lijden aan een paranoïde persoonlijkheidsstoornis worden ongeschikt verklaard:

6.9.  
  Personen met paranoïde persoonlijkheidsstoornis, welke nog aanvaardbaar wordt geacht, kunnen in klasse S2 geplaatst worden: S2 
 

1. Affectieve persoonlijkheidsstoornis

Affectieve vorm: een chronische persoonlijkheidsstoornis, gekenmerkt door een overheersen van een uitgesproken stemming.

De ziekte heeft geen duidelijk begin en er kunnen perioden van gestoorde stemming zijn, van elkaar gescheiden door perioden van normale stemming.

Personen die in ernstige mate lijden aan een affectieve persoonlijkheidsstoornis ongeschikt verklaard:

6.9.

 

 
 2. Schizoïde persoonlijkheidsstoornisSchizoïde vorm: een persoonlijkheidsstoornis waarbij betrokkene zich terugtrekt uit gevoelsmaatschappelijke en andere contacten met en introspectieve terughoudendheid.

Het gedrag kan licht excentriek zijn, of wijzen op het vermijden van mededingingsituaties.

Schijnbare koelheid en gereserveerdheid kunnen een onmacht om gevoelens te uiten maskeren.

Personen die in ernstige mate lijden aan een schizoïde persoonlijkheidsstoornis worden ongeschikt verklaard:

6.9.  
  Personen met een schizoïde persoonlijkheidsstoornis welke nog aanvaardbaar wordt geacht, kunnen in klasse S2 worden geplaatst: S2 
 3. Explosieve persoonlijkheidsstoornis

Explosieve vorm: een persoonlijkheidsstoornis gekenmerkt door onevenwichtigheid van de stemming met geneigdheid tot onbeheerste uitbarstingen van woede, haat, geweld of aanhankelijkheid.

Agressie kan zijn uitdrukking vinden in woorden of in lichamelijk geweld. De uitbarstingen kunnen niet gemakkelijk door de betrokkenen, die overigens niet geneigd zijn tot antisociaal gedrag, worden beheerst.

Personen die in ernstige mate lijden aan een explosieve persoonlijkheidsstoornis worden ongeschikt verklaard:

6.9.  
  Personen met een explosieve persoonlijkheidsstoornis welke nog aanvaardbaar wordt geacht, kunnen in klasse S2 geplaatst worden: S2 
 

4. Dwangmatige persoonlijkheid

Dwangmatige vorm: een persoonlijkheidsstoornis gekenmerkt door gevoelens van persoonlijke onzekerheid, twijfel en onvolledigheid die lijdt tot een excessieve nauwgezetheid, controleren, koppigheid en voorzichtigheid.

Er kunnen aanhoudende en onwelkome gedachten of impulsen zijn, die echter niet de ernst van een dwangneurose bereiken.

Er bestaat perfectionisme en een pietluttige accuratesse alsmede een behoefte tot herhaaldelijk controleren in een poging dit te bereiken.

Starheid en excessieve twijfel kunnen opvallend zijn.

Personen die in ernstige mate lijden aan een dwangmatige persoonlijkheid worden ongeschikt verklaard:

6.9.

 

 
  Personen met een dwangmatige persoonlijkheid, welke nog aanvaardbaar wordt geacht, kunnen in klasse S2 geplaatst worden: S2 
 5. Theatrale persoonlijkheid

Theatrale vorm: een persoonlijkheidsstoornis gekenmerkt door een oppervlakkig en labiel gevoelsleven, afhankelijkheid van anderen, smeken om aandacht en waardering, suggestibel zijn en theatraal gedrag.

Vaak bestaat er sexuele onrijpheid, bijv. frigiditeit en overprikkelbaarheid voor stimuli. Onder stress kunnen zich hysterische symptomen ontwikkelen (neurose).

Personen die in ernstige mate lijden aan een theatrale persoonlijkheid worden ongeschikt verklaard:

6.9.  
  Personen met een theatrale persoonlijkheid, welke nog aanvaardbaar wordt geacht, kunnen in klasse S2 geplaatst worden: S2 
 6. Afhankelijke persoonlijkheid

Afhankelijke vorm: een persoonlijkheidsstoornis gekenmerkt door passieve meegaandheid met de wensen van ouders en anderen en een zwakke niet adequate respons op de eisen van het dagelijks leven. Gebrek aan vitaliteit kan blijken in de intellectuele of de emotionele sfeer;

zij zijn slecht in staat ergens van te genieten.

Personen die in ernstige mate lijden aan een afhankelijke persoonlijkheid worden ongeschikt verklaard:

6.9.  
  Personen met een afhankelijke persoonlijkheid, welke nog aanvaardbaar wordt geacht, kunnen in klasse S2 geplaatst worden: S2 
 

7. Antisociale persoonlijkheidsstoornis

 

 

 

 

 

Antisociale vorm: een persoonlijkheidsstoornis gekenmerkt door veronachtzamen van maatschappelijke verplichtingen, gebrek aan gevoel voor anderen heftig geweld of ongevoelige onachtzaamheid.

Er is een groot verschil tussen het gedrag en de gebruikelijke maatschappelijke normen. Het gedrag is niet gemakkelijk corrigeerbaar door ervaring, inclusief bestraffing.

Personen met deze persoonlijkheid zijn vaak gevoelsmatig koud en kunnen abnormaal agressief of onverantwoordelijk zijn.

Hun frustratietolerantie is laag; ze geven anderen de schuld of geven plausibele rationalisaties voor het gedrag dat hen in conflict met de maatschappij brengt.

Personen die in ernstige mate lijden aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis worden ongeschikt verklaard:

6.9.

 

 

 
  Personen met een antisociale persoonlijkheidsstoornis, welke nog aanvaardbaar wordt geacht, kunnen in klasse S2 geplaatst worden: S2 
 

8. Overige gespecificeerde persoonlijkheidsstoornissen

9. Niet gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis

Personen die in ernstige mate lijden aan overige persoonlijkheidsstoornissen worden ongeschikt verklaard:

Personen met een persoonlijkheidsstoornis, welke nog aanvaardbaar wordt geacht, kunnen in klasse S2 worden geplaatst:

6.9.

 

S2

 
302Sexuele deviaties en stoornissenGedurende het afnemen van de anamnese dient het routinematig informeren naar sexuele geaardheid, gedrag en ervaringen, achterwege te blijven.

Uiteraard bestaat de mogelijkheid hieromtrent wel vragen te stellen indien de bevindingen uit de anamnese of het lichamelijk onderzoek daartoe aanleiding geven en/of indien de keurling zijn sexuele geaardheid zelf ter sprake brengt.

Indien de keurling te kennen geeft met zijn sexuele geaardheid geen problemen te verwachten in militaire dienst, kan hij S1 geclassificeerd worden.

 S1 
  Geeft de keurling achter te kennen ernstige problemen te verwachten ten gevolge van zijn sexuele geaardheid, dan kan hij op grond van het onderzoek van de arts als onindeelbaar worden geclassificeerd (ziektecode 309.9) S3 
  

Indien het afwijkende gedrag alleen manifest wordt tijdens een psychose of een andere psychische stoornis, dient de aandoening geclassificeerd te worden onder de hoofddiagnose. Vaak komt meer dan één anomalie bij dezelfde persoon voor; in dat geval wordt de meest op de voorgrond tredende afwijking geclassicificeerd.

Het verdient aanbeveling geen sexuele afwijkingen te diagnostiseren bij personen die afwijkend sexueel gedrag vertonen, wanneer de normale sexuele mogelijkheden voor hen niet beschikbaar zijn.

 

 

 
 1. ZoöfilieZoöfilie:sexuele of anale geslachtsgemeenschap met dieren.   
 2. PedofiliePedofilie: sexuele afwijking waarbij een volwassene sexuele handelingen pleegt met een kind van hetzelfde of andere geslacht.   
 3. TransvestitismeTransvestitisme: sexuele afwijking met herhaald en voortdurend dragen van kleding van het andere geslacht, en, in het eerste stadium van de ziekte, met het doel sexuele opwinding te bereiken.   
 4. ExhibitionismeExhibitionisme: sexuele afwijking, waarbij sexueel genot en bevrediging voornamelijk wordt bereikt door het tonen van genitalia aan iemand van het andere geslacht.   
 5. Trans-sexualisme

Trans-sexualisme: een psychosexuele identiteitsstoornis gecentreerd rond de vaste overtuiging, dat het eigen anatomische geslacht verkeerd is.

Het daaruit voortkomende gedrag is gericht op het veranderen van de geslachtsorganen door operatie, dan wel op het geheel verbergen van het anatomische geslacht door zowel de kleding als het gedrag van de andere sexe aan te nemen.

Advies van een specialist is vereist.

Personen lijdende aan trans-sexualisme worden ongeschikt verklaard:

6.9  
 6. Stoornissen van de psychosexuele identiteit

Psychosexuele geslachtsidentiteitsstoornissen: gedrag, optredend bij adolescenten met onrijpe psychosexualiteit of bij volwassenen, waarbij een discongruentie bestaat tussen het anatomische geslacht en de beleefde geslachtsidentiteit.

Advies van een specialist is vereist.

Personen lijdende aan een stoornis van de psychosexuele identiteit worden ongeschikt verklaard:

6.9  
 7. Psychosexuele dysfunctiePsychosexuele functiestoornissen: een groep van stoornissen, waarbij een herhaalde en persisterende dysfunctie aanwezig is gedurende sexuele activiteit. De dysfunctie kan steeds aanwezig geweest of verkregen zijn, algemeen of situatie bepaald, totaal of partieel.   
 

8. Overige gespecificeerde psycho-sexuele stoornissen

9. Niet gespecificeerde psychosexuele stoornis

Personen die lijden aan een psychosexuele functiestoornis kunnen in klasse S1 geplaatst worden:

 

 

S1

 
303Alcohol verslavings syndroomAlcohol verslavings syndroom: een psychische en meestal ook lichamelijke toestand als gevolg van het gebruik van alcohol en gekenmerkt door gedrags- en andere reacties die altijd een dwang inhouden om alcohol te gebruiken, regelmatig of periodiek, om de psychische gevolgen daarvan te ervaren en soms om het onplezierige gevoel bij het niet gebruiken ervan te vermijden; tolerantie kan wel of niet aanwezig zijn. Een persoon kan verslaafd zijn aan alcohol en aan andere middelen; in dat geval dient ook de diagnose drugsverslaving geregistreerd te worden om het middel vast te stellen. Ook wanneer alcoholverslaving gepaard gaat met alcoholpsychose of met lichamelijke complicaties, dienen beide diagnoses te worden vastgelegd.

Personen met een alcoholverslaving worden ongeschikt verklaard:

6.9.  
 0. Acute alcohol intoxicatieHieronder wordt verstaan: een psychische en lichamelijke toestand als gevolg van alcohol gebruik, gekenmerkt door lallend spreken, onzekere gang, slechte coördinatie, rood aangelopen gezicht, nystagmus, verlaagde reflexen, foetor alcoholica, luid spreken, emotionele onevenwichtigheid (bijv. joligheid gevolgd door somberheid), excessieve jovialiteit, overmatig praten en onbeheerst sexueel en agressief gedrag.   
 

9. Overige en niet gespecificeerde alcoholverslaving

    
304Verslaving aan "drugs"

 

 

Verslaving aan drugs: een toestand, psychisch en soms ook lichamelijk, ontstaan door het gebruik van een ’drug’, gekarakteriseerd door gedragingen en andere reacties, die altijd de drang inhouden een drug te gebruiken, voortdurend of periodiek, met de bedoeling daarvan de psychische effecten te ondervinden, en soms om onthoudingsverschijnselen te vermijden.

Tolerantie kan al of niet aanwezig zijn. Iemand kan verslaafd zijn aan meer dan één drug.

Personen die verslaafd zijn aan één van de hiergenoemde drugs worden ongeschikt verklaard:

6.10

  
 0. Opiaten e.d.

1. Barbituraten of sedativa en hypnotica met verwante werking

2. Cocaïne

3. Cannabis

4. Amfetamine en andere psychostimulantia

5. Hallucinogenen

6. Overige gespecificeerde verdovende middelen

7. Opiaten in combinatie met andere drugs

8. Andere combinaties van drugs dan met opiaten

9. Niet gespecificeerde middelen

    
305Misbruik van ’drugs’ of andere middelen zonder verslavingMisbruik van drugs: omvat gevallen, waarbij een persoon, voor wie geen andere diagnose mogelijk is, onder medische behandeling is gekomen in verband met onaangepast gebruik van een middel waaraan hij niet verslaafd is.

(Zie verslaving aan drugs) en die hij op eigen initiatief heeft ingenomen ten detrimente van zijn gezondheid of zijn maatschappelijk functioneren.

Indien het misbruik van drugs secundair is aan een psychiatrische stoornis, vermeldt dan deze stoornis als een aanvullende diagnose.

   
 0. AlcoholMisbruik van alcohol kan geclassificeerd worden als: S1 
 1. TabakMisbruik van tabak kan geclassificeerd worden als: S1 
 

2. Cannabis

3. Hallucinogenen

4. Barbituraten en tranquillizers

5. Opiaten

6. Cocaïne

7. Amfetamine of sympathicomimetica met verwante werking

8. Antidepressiva e.d.

9. Overige gemengde of niet gespecificeerde middelen

Misbruik van de hier verder genoemde drugs leidt tot ongeschiktverklaring:

6.10

 

 

 
306Fysiologische functiestoornissen, veroorzaakt door psychische factorenPsychofysiologische stoornissen (functionele stoornissen): een veelheid van lichamelijke symptomen of patronen van fysiologische dysfunctie van psychogene oorsprong, zonder weefselbeschadiging, en gewoonlijk teweeggebracht via het autonome zenuwstelsel.

De afwijkingen worden geclassificeerd overeenkomstig het betrokken orgaansysteem. Indien het lichamelijke verschijnsel secundair is aan een psychiatrische afwijking die elders classificeerbaar is, wordt het lichamelijke symptoom niet geclassificeerd als een psychofysiologische stoornis. Indien weefselbeschadiging aanwezig is, dient de diagnose geclassificeerd te worden als psychische factoren bij lichamelijke ziekten (psychosomatische aandoeningen) nr. 316.

Alle hiergenoemde afwijkingen leiden tot ongeschiktverklaring: Een specialistisch advies kan noodzakelijk zijn.

6.9.  
 

0. Van het bewegingsstelsel

1. Van de luchtwegen

2. Van hart en bloedvaten

3. Van de huid

4. Van het spijsverteringskanaal

5. Van het urogenitaal systeem

6. Van endocriene klieren

7. Van zintuigen

8. Overige gespecificeerde psychofysiologische functiestoornissen

9. Niet gespecificeerde psychofysiologischefunctiestoornis

 

 

  
307Speciale niet elders geclassificeerde symptomen of syndromen    
 0. Stamelen en stotteren

Stotteren: stoornissen in het ritme van de spraak, waarbij de betrokkene precies weet wat hij wil zeggen, maar op dat moment niet in staat is het te zeggen door een onopzettelijke zich herhalende verlenging of afbreking van een klank.

Personen die in ernstige mate stamelen en/of stotteren worden ongeschikt verklaard:

6.9.  
 1. Anorexia nervosa

Anorexia nervosa: een stoornis waarbij de voornaamste verschijnselen hardnekkige actieve voedselweigering en opvallend gewichtsverlies zijn.

Het niveau van activiteit en alertheid is karakteristiek hoog in verhouding tot de mate van uittering. In het typische geval begint de stoornis bij meisjes in de tienerleeftijd, maar zij kan ook beginnen vóór de puberteit en komt zeldzaam voor bij mannen.

Er treedt gewoonlijk amenorroe op en er kan een aantal andere fysiologische veranderingen zijn waaronder een langzame pols en ademhaling, lage lichaamstemperatuur en statisch oedeem.

Ongewone eetgewoonten en instellingen t.o.v. voedsel zijn typisch en soms wisselen perioden van volledig hongeren en overeten elkaar af.

Er kunnen uiteenlopende psychiatrische symptomen bij voorkomen.

Personen die in ernstige mate lijden aan anorexia nervosa worden ongeschikt verklaard:

6.9.  
 

2. Tics

Tics: Stoornissen zonder bekende organische oorzaak, waarvan het opvallende kenmerk het bestaan is van snelle onopzettelijke, kennelijk doelloze, en vaak herhaalde bewegingen, die geen gevolg zijn van een neurologische aandoening. Ieder lichaamsdeel kan erbij betrokken zijn, maar de meest voorkomende lokalisatie is het gelaat.

Soms is er maar één vorm van tic aanwezig, maar er kan ook een combinatie, afwisselend of opeenvolgend voordoen.

Personen die in ernstige mate lijden aan tics worden ongeschikt verklaard:

6.9

  
 3. Stereotype zich herhalende bewegingenStereotype herhaalde bewegingen: stoornissen waarbij willekeurige herhaalde stereotype bewegingen, die niet het gevolg zijn van een psychiatrische of neurologische afwijking, het hoofdkenmerk zijn. Dit omvat bonken met het hoofd (jactatio capitis), schommelen, kronkelen, gemaniereerd met de vingers tikken of klikken, en in de ogen wrijven.

Deze bewegingen komen vooral voor in het geval van zwakzinnigheid met een zintuiglijke stoornis of met een eentonige omgeving.

Personen met ernstige stereotype herhaalde bewegingen worden ongeschikt verklaard:

6.9.  
 4. Specifieke slaapstoornissen van niet-organische oorsprongPersonen met ernstige slaapstoornissen van niet organische oorsprong worden ongeschikt verklaard:6.9.  
 5. Overige en niet gespecificeerde eetstoornissen

Eetstoornissen: een groep stoornissen, gekenmerkt door een opvallende verstoring van het eetgedrag.

Personen met ernstige eetstoornissen worden ongeschikt verklaard:

6.9.  
 6. Enuresis

Enuresis: een stoornis met als hoofdkenmerk een persisterende onvrijwillige urinelozing, overdag of ’s nachts, die als niet normaal voor de leeft­d van de betrokkene moet worden beschouwd. Soms is het kind er niet in geslaagd de blaasfunctie te leren beheersen, in andere gevallen zal het deze beheersing bereikt en later weer verloren hebben. Episodische of fluctuerende enuresis wordt hier ook onder begrepen. Deze aandoening zal gewoonlijk niet worden gediagnostiseerd onder de leeftijd van 4 jaar.

Een uitgebreide anamnese met inlichtingen van de huisarts is vereist.

Personen met ernstige (d.i. meer dan 1 maal per week) of niet te genezen enuresis worden ongeschikt verklaard:

6.9.  
 

7. Encopresis

Encopresis: een stoornis, waarvan het hoofdkenmerk is het persisterend, vrijwillig of onvrijwillig deponeren van gevormde ontlasting van normale of bijna-normale consistentie op plaatsen die daartoe, binnen de eigen socio-culturele omgeving niet zijn bestemd.

Soms is het kind er niet in geslaagd de darmfunctie te leren beheersen, en soms heeft het deze beheersing bereikt maar werd later weer encopretisch.

Er kan een grote variatie van ermee gekoppelde psychiatrische symptomen bestaan en er kan sprake zijn van smeren met faeces.

Personen die lijden aan encopresis worden ongeschikt verklaard:

6.9.  
 8. Psychalgie

Psychalgie: pijn van psychische origine, bijv. hoofdpijn of rugpijn waarvoor geen meer nauwkeurige somatische of psychiatrische diagnose kan worden gesteld.

Personen die in ernstige mate lijden aan een vorm van psychalgie worden ongeschikt verklaard:

6.9.  
 

9. Overige en niet gespecificeerde speciale symptomen of syndromen, niet elders geclassificeerd

Personen die in ernstige mate duimzuigen, haar uittrekken, lallen, lispelen, nagelbijten worden ongeschikt verklaard:

6.9.

  
308Acute reactie op stressHieronder wordt verstaan: acute en voorbijgaande stoornissen van iedere ernst en aard op het gebied van emoties, het bewustzijn en psychomotorische toestandsbeelden (alleen of in combinatie), die plaats vinden bij personen, zonder enige duidelijke van tevoren bestaande psychische stoornis, als respons op uitzonderlijke lichamelijke of psychische stress, zoals een natuurramp of een veldslag, en die gewoonlijk slechts enkele uren of dagen duurt.

Een acute reactie op stress met voornamelijk een stoornis in de emoties kan S1 worden geclassificeerd:

 S1 
  Een acute reactie op stress met bewustzijnsstoornissen leidt, eventueel na psychiatrisch advies, tot ongeschiktverklaring:6.9.  
  Een acute reactie op stress met psychomotorische stoornissen leidt, eventueel na psychiatrisch advies tot ongeschiktverklaring:6.9.  
  Andere acute reacties op stress kunnen eventueel na specialistisch advies S1 worden geclassificeerd: S1 
 

0. Voornamelijk verstoring in de emoties

1. Voornamelijk stoornis van het bewustzijn

2. Voornamelijk stoornis van de psychomotoriek

 

 

   
 3. Overige gespecificeerde acute reacties op stress

4. Gemengde stoornissen als reactie op stress

9. Niet gespecificeerde acute reactie op stress

    
309AanpassingsreactiesAanpassingsstoornis of -reactie: lichte of voorbijgaande stoornissen die langer duren dan acute stress reacties en die optreden bij personen van alle leeftijden zonder duidelijke tevoren bestaande psychische stoornis.

Deze stoornissen zijn vaak betrekkelijk omschreven of specifiek voor een situatie; ze zijn meestal reversibel duren gewoonlijk slechts enkele maanden.

Ze zijn gewoonlijk qua tijd en inhoud nauw verbonden met belastende omstandigheden zoals verlies van een geliefde persoon, migratie of andere ervaringen. Reacties op duidelijke stress, langer durend dan een paar dagen, worden hier ook bij gerekend.

Bij kinderen gaan deze stoornissen niet gepaard met een afwijking van enige betekenis in de ontwikkeling.

   
  Depressieve reactie: Depressieve toestanden die niet gespecificeerd kunnen worden als manisch-depressief, psychotisch of neurotisch: S1 
 0. Kortdurende depressieve reactie

1. Langdurige depressieve reactie

Kortdurend: In het algemeen voorbijgaand, waarbij de depressieve symptomen gewoonlijk naar tijd en inhoud nauw verbonden zijn met enigerlei belastende gebeurtenis.

Langerdurend: In het algemeen langdurend en zich ontwikkelend in verband met een langer bestaande expositie aan een belastende situatie.

Zo nodig wordt een specialist geconsulteerd.

Personen met een depressieve aanpassingsreactie worden hooguit in klasse S2 geplaatst:

(6.9.)S2 
 

2. Met voornamelijk stoornis van andere emoties

Emotionele stoornis: een aanpassingsstoornis waarbij de voornaamste symptomen emotioneel van aard zijn (bijv. angst, vreest, tobben), maar niet specifiek depressief.

Personen met een emotionele aanpassingsstoornis worden hooguit in klasse S2 geplaatst:

(6.9.)

S2

 
 3. Met voornamelijk stoornis in het gedragGedragsstoornis: lichte of voorbijgaande stoornissen waarbij de voornaamste stoornis overwegend een afwijkend gedrag inhoudt (bijv. een rouwreactie bij een adolescent die zich uit in agressief of antisociaal gedrag).

Personen met een gedragsstoornis als aanpassingsreactie worden hooguit in klasse S2 geplaatst:

Zo nodig wordt een specialist geconsulteerd.

(6.9.)S2 
 4. Met gemengde stoornis van emoties en gedrag

Gemengde gedrags- en emotionele stoornis: een aanpassingsreactie waarbij zowel emotionele als gedragsstoornissen op de voorgrond tredende kenmerken zijn.

Personen met een gemengde gedrags- en emotionele aanpassingsstoornis worden hooguit in klasse S2 geplaatst:

Zo nodig wordt een specialist geconsulteerd.

(6.9.)S2 
 

8. Overige gespecificeerde aanpassingsreacties

9. Niet gespecificeerde (te verwachten) aanpassingsreactie

Personen met een aanpassingsstoornis worden hooguit in klasse S2 geplaatst:

Zie ziektecodenummer 302.

(6.9.)S2 
310Specifieke niet-psychotische psychische stoornissen t.g.v. organische hersenbeschadiging    
 

0. Syndroom van de frontaalkwab

 

 

 

 

 

 

 

 

Frontaal syndroom: veranderingen in het gedrag na beschadiging van de frontale delen van de hersenen of na onderbreken van de verbindingen met deze gebieden.

Er is een algemene vermindering van de zelfcontrole, het tevoren overwegen, de creativiteit en spontaniteit, die zich kan uiten als verhoogde prikkelbaarheid, zelfzuchtigheid, rusteloosheid en het ontbreken van het rekening houden met anderen. De nauwgezetheid en het vermogen tot concentratie zijn vaak verminderd, maar meetbare vermindering van het intellect of de geheugenfunctie hoeft niet te bestaan.

Het totale beeld houdt vaak een emotionele onbewogenheid in, gebrek aan initiatief, sloomheid; meer, vooral bij personen die tevoren energieke, rusteloze of agressieve kenmerken hadden, kan er een verandering zijn naar impulsiviteit, grootspraak, driftuitbarstingen, onzinnige humor en de ontwikkeling van onrealistische ambities;

de richting van de verandering hangt over het algemeen af van de tevoren bestaande persoonlijkheidsstructuur.

Een aanzienlijke graad van herstel is mogelijk en kan zich uitstrekken over vele jaren.

Personen die lijden aan een frontaalkwab syndroom worden ongeschikt verklaard:

6.1.  
 1. Op organische oorzaak gebaseerd psychosyndroom

Organisch psychosyndroom: een niet-psychotische organische psychische stoornis, die lijkt op het postcommotionele syndroom en die verband houdt met gelokaliseerde ziekten van de hersenen of de omringende weefsels.

Personen die lijden aan een organisch psychosyndroom worden ongeschikt verklaard:

6.1.  
 2. Post commotioneel syndroom

Postcommotioneel syndroom: toestandsbeelden optredend na gegeneraliseerde commotie of contusie van de hersenen, waarbij het symptomenbeeld kan lijken op dat van het frontaal syndroom of dat van een of andere neurotische stoornis, maar waarbij tevens vaak verschijnselen op de voorgrond treden als hoofdpijn, duizeligheid, vermoeidheid, slapeloosheid en een subjectief gevoel van verminderde intellectuele mogelijkheden.

De stemming kan wisselen en heel gewone belasting kan overdreven angst en vrees oproepen. Soms wordt psychische of lichamelijke inspanning bijzonder slecht verdragen, er kan overgevoeligheid voor geluid bestaan of hypochondrische preoccupatie.

Deze verschijnselen komen vooral voor bij personen die tevoren geleden hebben aan neurotische of persoonlijkheidsstoornissen, of wanneer er mogelijkheden tot secundaire ziektewinst bestaan. Dit syndroom komt vooral voor bij gesloten schedelletsel, waarbij de verschijnselen van plaatselijke hersenbeschadiging gering of afwezig zijn, maar kan zich ook bij andere letsels voordoen.

Personen die een schedel-hersentrauma hebben doorgemaakt, doch volledig hersteld zijn zonder restverschijnselen, kunnen in A1 worden geplaatst.

 A1 
  

Bij postcommotionele klachten dient de anamnese gestaafd te worden met gestaafd te worden met gedegen en van kritisch oordeel getuigende verklaringen van huisarts, specialist of onderdeelsarts (voor werkelijk dienende militairen).

Vooral, indien blijkt dat de klachten in het burgerberoep of buiten dienst geen aanleiding geven tot stoornissen van enig belang, is plaatsing in A1 redelijk:

 

A1

 
  

In ernstiger gevallen, afhankelijk van de aard van de restverschijnselen, te beoordelen ten minste één jaar na klinisch herstel kan ongeschiktverklaring noodzakelijk zijn:

Hierbij kan specialistisch advies noodzakelijk zijn.

6.4.  
  Indien dit jaar nog niet is verstreken en voor de eerste maal een uitspraak moet worden gedaan, dient ook zonder het bestaan van restverschijnselen tijdelijke ongeschiktverklaring te volgen:6.4.  
  Indien in de anamnese een lichte commotio cerebri voorkomt, waarvan betrokkene bij de keuring geen klachten meer heeft, kan, ook als nog geen jaar verstreken, A1 worden geclassificeerd: Overigens dient speciale aandacht aan de intelligentie en de stabiliteit te worden geschonken. A1 
  Personen die lijden aan een postcommotioneel syndroom worden ongeschikt verklaard:6.4.  
 

8. Overige gespecificeerde niet-psychotische psychische stoornissen na organische hersenbeschadiging

9. Niet gespecificeerde niet-psychotische psychische stoornis na organische hersenbeschadiging

Indien restloos genezen:

Zo nodig wordt een specialist geconsulteerd

Personen met een niet-psychotische psychische stoornis t.g.v. organische hersenbeschadiging worden ongeschikt verklaard:

 

 

6.4.

A1

 
311Depressieve stoornis, niet elders geclassificeerdDepressie: depressieve toestandsbeelden, gewoonlijk matige, maar soms met aanzienlijke intensiteit, die geen specifiek manisch-depressieve of andere psychotisch depressieve kenmerken hebben en die niet gekoppeld lijken te zijn aan gebeurtenissen met stress of aan andere kenmerken, gespecificeerd onder neurotische depressie.

Een specialistisch advies is gewenst.

Personen die lijden aan een depressieve stoornis worden ongeschikt verklaard:

6.9.  
312Gedragsstoornis, niet elders geclassificeerdGedragsstoornissen: stoornissen met in het algemeen agressie en destructief gedrag en stoornissen met crimineel gedrag.

Dit begrip dient te worden gebruikt voor abnormaal gedrag, bij personen van iedere leeftijd, dat aanleiding geeft tot maatschappelijke afkeuring maar dat geen deel uitmaakt van een andere psychiatrische aandoening. Lichte emotionele stoornissen kunnen eveneens aanwezig zijn.

Om hier onder te vallen moet het gedrag, door zijn frequentie, ernst en aard van het verband met andere symptomen, abnormaal zijn in de gegeven context.

Gedragsstoornissen worden onderscheiden van aanpassingsreacties door een langere duur en door het ontbreken van een nauwe relatie in tijd en inhoud met enige stress. Ze verschillen van een persoonlijkheidsstoornis door de afwezigheid van diep verankerde slecht aangepast gedragspatronen, die vanaf de adolescentie of eerder aanwezig zijn.

   
 

0. Agressieve vorm van gedragsstoornis, niet in groepsverband

1. Niet-agressieve vorm van gedragsstoornis, niet in groepsverband

Niet-agressieve vorm: een stoornis waarbij er een gebrek is in het respecteren van de rechten en de gevoelens van anderen in zodanige mate dat het wijst op het onvermogen een normale mate van genegenheid, empathie of verbondenheid met anderen te voelen Er komen twee gedragspatronen voor.

In het ene is de betrokkene angstig en timide, mist zelfverzekerdheid, vlucht in zelfbeschermend en manupulerend liegen, geeft zich over aan eisend gedrag en woedebuien, voelt zich afgewezen en oneerlijk behandeld en is wantrouwend ten opzichte van anderen In het andere patroon van deze stoornis benadert de betrokkene anderen slechts ten behoeve van zijn eigen voordeel en handelt uitsluitend met het doel te exploiteren en af te dwingen

De betrokkene liegt onbeschaamd en steelt, schijnbaar zonder schuld te voelen en vormt geen sociale betrekkingen met andere personen.

Personen die in ernstige mate lijden aan een (niet-) agressieve gedragsstoornis niet in groepsverband, worden ongeschikt verklaard:

6.9.

  
 2. Gedragsstoornissen in groepsverbandIn groepsverband: gedragsstoornissen bij personen die de waarden of het gedrag hebben aangenomen van een delinquente groep, ten opzichte waarvan zij zich loyaal gedragen en waarmee zij stelen, spijbelen of tot laat in de nacht uitgaan.

Er kan ook sexuele promiscuïteit voorkomen.

Personen met ernstige gedragsstoornissen in groepsverband worden ongeschikt verklaard:

6.9.  
 3. Stoornissen in de impulscontrole, niet elders geclassificeerd

Stoornissen van de impulscontrole: het niet in staat zijn een impuls, aandrang of verleiding te weerstaan om enige actie uit te voeren, die schadelijk is voor de betrokkene of voor anderen.

De impuls kan al of niet bewust worden tegen gegaan, de daad kan al of niet tevoren zijn beraamd of overdacht.

Voorafgaand aan de daad bestaat een toenemend gevoel van spanning en ten tijde van het begaan van de daad is er een ervaring van lust, bevrediging of opluchting.

Onmiddellijk na de daad kan er al dan niet echte spijt, zelfverwijt of schuldgevoel aanwezig zijn.

Personen die lijden aan een stoornis van de impulscontrole dienen ongeschikt verklaard te worden:

6.9.  
 4. Gemengde stoornis van gedrag en emoties

Gemengde gedrags- en emotionele stoornis: een stoornis, gekarakteriseerd door kenmerken van gestoord gedrag, al dan niet in groepsverband, waarbij ook een aanzienlijke emotionele stoornis aanwezig is, blijkend uit b.v. angst of paranoïde verschijnselen.

Personen die lijden aan een gemengde gedrags- en emotionele stoornis worden ongeschikt verklaard:

6.9.  
 

8. Overige gespecificeerde gedragsstoornissen, niet elders geclassificeerd

9. Niet gespecificeerde gedragsstoornis

Personen die lijden aan overige gedragsstoornissen worden ongeschikt verklaard:

6.9.

  
313Stoornissen van de emotie specifiek voor kinderleeftijd en adolescentieEmotionele stoornissen, specifiek voor kinderleeftijd en adolescentie: minder duidelijk gedifferentieerde emotionele stoornissen karakteristiek voor de kinderleeftijd. Indien de emotionele stoornis de vorm van een neurose aanneemt, dient de daarbij behorende diagnose te worden gesteld.

De stoornissen verschillen van aanpassingsreacties door een langere duur en door het ontbreken van een duidelijke relatie naar tijd en inhoud ten opzichte van enige stress.

   
 0. OverbezorgdheidsstoornisOverbezorgdheidsstoornis: een slecht omschreven emotionele stoornis, specifiek voor de kinderleeftijd, waarbij de belangrijkste symptomen angst en vrees inhouden.

Indien restloos genezen:

Bij twijfel is een specialistisch advies gewenst.

(6.9.)S1 
 1. Met zich ellendig en ongelukkig voelen

Ongelukkig en ellendig voelen (misery and unhappiness disorder): een emotionele stoornis, karakteristiek voor de kinderleeftijd, waarbij de belangrijkste symptomen gevoelens van ongelukkig en ellendig voelen zijn.

Er kunnen ook eet- en slaapstoornissen bestaan.

Indien restloos genezen:

Bij twijfel is een specialistisch advies gewenst.

(6.9.)S1 
 2. Met (over-)gevoeligheid, schuwheid en sociaal terugtrekken

Verlegenheidssyndroom van de kinderleeftijd: een persisterend en excessief terugdeinzen voor vertrouwelijkheid of contact met allen die vreemd zijn, van zodanige ernst dat het een normaal omgaan met anderen beperkt, hoewel er normale en bevredigende relaties zijn met gezinsleden.

Een kenmerkend verschijnsel van deze stoornis is dat het ontwijkende gedrag ten opzichte van vreemden blijft bestaan, zelfs na een langere duur of intensiever contact.

Indien restloos genezen:

Bij twijfel is specialistisch advies gewenst.

(6.9.)S1 
 3. Relatieproblemen

Relatieproblemen van de kinderleeftijd: emotionele stoornissen, kenmerkend voor de kinderleeftijd, waarbij de voornaamste verschijnselen betrekking hebben op relatieproblemen.

Indien restloos genezen:

Bij twijfel is een specialistisch advies gewenst.

(6.9.)S1 
 

8. Overige gemengde emotionele stoornissen van kinderleeftijd adolescentie

9. Niet gespecificeerde emotionele stoornis van kinderleeftijd

Voor de hiergenoemde emotionele stoornissen geldt:

Indien restloos genezen:

Bij twijfel is een specialistisch advies gewenst.

(6.9.)

S1

 

 
314Hyperkinetisch syndroom van de kinderleeftijdHyperkinetisch syndroom van de kinderleeftijd:

stoornissen waarbij de hoofdkenmerken beperkte aandachtsconcentratie en verhoogde afleidbaarheid zijn. Bij het jonge kind is het meest opvallende symptoom slecht beheerste, slecht georganiseerde en slecht gereguleerde extreme hyperactiviteit, maar in de adolescentie kan deze vervangen worden door verminderde activiteit. Impulsiviteit, duidelijke stemmingswisselingen en agressie zijn ook gebruikelijke verschijnselen. Vertraging in de ontwikkeling van specifieke vaardigheden is vaak aanwezig en gestoorde, slechte relaties komen veel voor. Indien de hyperkinese symptomatisch is voor een eraan ten grondslag liggende stoornis, dient deze in plaats daarvan te worden geregistreerd.

   
 0. Stoornis met tekort aan aandacht

Verstoring van de aandachtsconcentratie: gevallen van hyperkinetisch syndroom waarbij de beperking van de mogelijkheid tot aandachtsconcentratie, de verhoogde afleidbaarheid en de hyperactiviteit de hoofdkenmerken zijn zonder beduidende verstoring van het gedrag of vertraging in de ontwikkeling van specifieke vaardigheden.

Indien restloos genezen:

Bij twijfel is een specialistisch advies gewenst.

 S1 
 1. Hyperkinetisie met vertraagde ontwikkeling

Hyperkinesie met vertraagde ontwikkeling: gevallen, waarbij het hyperkinetisch syndroom gecombineerd is met vertraagde spraakontwikkeling, leesmoeilijkheden of andere vertragingen bij de ontwikkeling van specifieke vaardigheden.

Indien restloos genezen kan S1 worden geclassificeerd:

Bij twijfel is een specialistisch advies gewenst.

 S1 
 2. Hyperkinetische gedragsstoornis

Hyperkinetische gedragsstoornis: gevallen, waarbij het hyperkinetisch syndroom gecombineerd is met een duidelijke gedragsstoornis, maar zonder vertraagde ontwikkeling.

Indien restloos genezen:

Bij twijfel is een specialistisch advies gewenst.

 S1 
 

8. Overige gespecificeerde uitingen van het hyperkinetische syndroom

9. Niet gespecificeerde hyperkinetisch syndroom

Indien restloos genezen:

Bij twijfel is specialistisch advies gewenst.

 

S1

 
315Specifieke vertraging in ontwikkelingVertraagde ontwikkeling, specifieke stoornissen: een groep stoornissen, waar vertraging in de ontwikkeling het hoofdkenmerk is. Voor velen is de vertraging niet verklaarbaar in termen van algemene intellectuele retardatie of van onvoldoende opleiding.

In ieder geval is de ontwikkeling gerelateerd aan biologische rijping, maar ze wordt ook beïnvloed door niet-biologische factoren.

Een diagnose van specifieke vertraging in de ontwikkeling heeft geen etiologische implicaties.

De diagnose van specifieke vertraging in de ontwikkeling behoort niet te worden gesteld indien deze een gevolg is van een bekende neurologische stoornis.

 

   
 0. Specifieke leesstoornis

Leesstoornis of -retardatie: stoornissen, waarbij het hoofdkenmerk een ernstige vermindering is in de ontwikkeling van het lezen of spellen, die niet verklaarbaar is in termen van algemeen intellectuele retardatie of van onvoldoende opleiding.

Spraak- of taalmoeilijkheden, verminderde rechts-links differentiatie, sensomotorische problemen en codeermoeilijkheden zijn vaak geassocieerd. Soortgelijke problemen komen vaak voor ook bij familieleden.

Ongunstige psychosociale factoren kunnen aanwezig zijn.

Personen die lijden aan een leesstoornis worden ongeschikt verklaard:

6.9.  
 1. Specifieke rekenstoornis

Rekenstoornis: stoornissen waarvan het hoofdkenmerk een ernstige vermindering in de ontwikkeling van rekenkundige vaardigheden is.

Personen die lijden aan een rekenstoornis worden ongeschikt verklaard:

6.9.  
 2. Overige specifieke leermoeilijkhedenPersonen die lijden aan overige vormen van leermoeilijkheden worden ongeschikt verklaard:6.9.  

 

3. Stoornis in de spraak- of taalontwikkeling

Spraak- of taalstoornissen, waarbij het hoofdkenmerk een ernstige remming is in de ontwikkeling van de spraak of de taal (syntactisch), die niet verklaarbaar is in termen van algemene achterstand. Gewoonlijk is er een achterstand in de ontwikkeling van de normale woordklank productie met als gevolg defecten in de articulatie. Weglaten of vervangen van medeklinkers komt het meest voor. Er kan ook een achterstand zijn in de ontwikkeling van de gesproken taal. In uitzonderingsgevallen is er ook een ontwikkelingsachterstand in het begrip van klanken. Hieronder vat men ook vertraagde ontwikkeling, die voornamelijk gevolg is van tekorten in de omgeving.`Personen met een spraak- of taalstoornis worden ongeschikt verklaard:

6.9./7.12

  
 4. Coördinatiestoornis

Coördinatiestoornis: stoornissen, waarvan het hoofdkenmerk een ernstige vermindering in de ontwikkeling van de motorische coördinatie is, die niet verklaarbaar is in termen van algemene intellectuele retardatie.

De onbeholpenheid is gewoonlijk gecombineerd met perceptiemoeilijkheden.

Personen met een coördinatiestoornis worden ongeschikt verklaard:

6.9.  
 5. Gemengde ontwikkelingsstoornis

Gemengde ontwikkelingsstoornis: een vertraging in de ontwikkeling van één specifieke vaardigheid (bijv. lezen, rekenen, spraak of coördinatie) komt vaak voor in combinatie met geringere vertragingen van andere bekwaamheden.

Indien dit voorkomt dient de diagnose te worden gesteld in overeenstemming met de bekwaamheid, die het minst is ontwikkeld. De menggroep behoort slechts te worden gebruikt als in het mengsel van vertraagde vaardigheden niet één bekwaamheid overwegend aangedaan is.

Personen met een gemengde ontwikkelingsstoornis worden ongeschikt verklaard:

6.9.  
 

8. Overige gespecificeerde vertragingen in de ontwikkeling

9. Niet gespecificeerde vertraging in de ontwikkeling

Personen die lijden aan overige en niet gespecificeerde vormen van vertraging in de ontwikkeling worden ongeschikt verklaard:

6.9.

  
316Psychische factoren verband houdend met elders geclassificeerd ziektenPsychische factoren bij lichamelijke ziekten (psychosomatische aandoeningen): Psychische stoornissen of factoren van allerlei aard, die naar men meent een belangrijke rol hebben gespeeld in de etiologie van lichamelijke aandoeningen, gewoonlijk gepaard gaande met weefselbeschadiging, die elders worden geclassificeerd.

De psychische stoornis is gewoonlijk licht en niet specifiek en de psychische factoren (tobben, angst, conflict e.d.) kunnen aanwezig zijn zonder duidelijke psychiatrische afwijking.

Voorbeelden van deze aandoening zijn astma, dermatitis, eczeem, ulcus duodeni, colitis ulcerosa en urticaria, gespecificeerd als gevolg van psychogene factoren.

Gebruik een aanvullende diagnose om de lichamelijke afwijkingen aan te geven.

In het zeldzame geval dat een duidelijke psychiatrische afwijking oorzakelijk van betekenis wordt geacht voor een lichamelijke aandoening, dient de psychiatrische diagnose ook te worden geregistreerd.

Voor classificatie: zie de betreffende ziekte.

Voorlopige richtlijnen t.a.v. de I-classificatie: De vaststelling van de I-classificatie wordt voornamelijk verricht met behulp van de schoolresultaten.

In het algemeen kan worden gesteld:

   
  6 klassen gewoon lager onderwijs, gevolgd door een vervolgopleiding (met of zonder diploma): I1 
  6 klassen gewoon lager onderwijs, met maximaal 2 doublures, gevolgd door een met succes afgeronde LBO B of C: I1 
  6 klassen gewoon lager onderwijs, met maximaal 2 doublures, gevolgd door een met succes afgeronde LBO A: I2 
  buitengewoon lager onderwijs (ITO) zonder vervolgopleiding, maximaal: I2 
  

In twijfelgevallen dient gebruik te worden gemaakt van de Kent-Emergency-Test, waarbij:

een IQ > 85 = I1

een IQ > 70 en < 85 = I2:geen ziektecode vermelden!

een IQ < 70 = ongeschikt

Zie bijgevoegd schema. Red. Is nog niet gemaakt door me, komt later.

   

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
317-319ZwakzinnigheidZwakzinnigheid: een toestand van geremde of onvolledige ontwikkeling van geestelijke vermogens, die vooral wordt gekenmerkt door een verlaagd intelligentieniveau. De codering dient te berusten op het huidige niveau van functioneren van betrokkene onafhankelijk van de aard of oorzaak ervan, zoals psychose of culturele verwaarlozing, syndroom van Down, enz.

Indien er een specifieke cognitieve handicap bestaat -zoals bijv. in de spraak- dient de diagnose zwakzinnigheid gebaseerd te worden op de vaststelling van het ontwikkelingsniveau buiten het gebied van de specifieke handicap.

De vaststelling van het intellectuele niveau dient gebaseerd te worden op alle beschikbare informatie met inbegrip van klinische gegevens, aanpassingsmogelijkheden en psychometrische bevindingen.

De gebruikte IQ niveaus zijn gebaseerd op een test met een gemiddelde van 100 en een standaarddeviatie van 15 zoals in de Wechsler schalen. Zij worden slechts als richtlijn vermeld en dienen niet star te worden toegepast.

Zwakzinnigheid gaat vaak gepaard met psychiatrische stoornissen en ontwikkelt zich vaak als gevolg van een lichamelijke ziekte of verwonding. In deze gevallen dient een aanvullende diagnose te worden geregistreerd om de tevens bestaande aandoening, lichamelijk of psychiatrisch, vast te leggen.

   
317Lichte zwakzinnigheidLicht: IQ criterium 50-70. Personen met dit retardatieniveau zijn gewoonlijk opvoedbaar. Gedurende de periode vóór de school kunnen zij sociale en communicatieve vaardigheden ontwikkelen, minimale achterstand in sensomotorische gebieden hebben, en vaak worden zij pas op latere leeftijd van normale kinderen onderscheiden. Op de schoolleeftijd kunnen zij schoolvaardigheden tot ongeveer het peil van de zesde klas aanleren. Tijdens de jaren van volwassenheid kunnen zij zich gewoonlijk sociale en beroepsvaardigheden eigen maken, voldoende voor een minimum aan zelfonderhoud, maar in tijd van sociale of economische stress kunnen ze bijstand en leiding nodig hebben.

Personen met een lichte zwakzinnigheid worden ongeschikt verklaard:

6.11

  
318Overige vormen van zwakzinnigheid    
 0. Matige zwakzinnigheid

Matig: IQ criterium 35-49. Personen met dit retardatieniveau zijn gewoonlijk te trainen. Tijden de periode vóór school kunnen zij praten of leren om contact te onderhouden. Zij hebben een slecht sociaal bewustzijn en een vrij goede motorische ontwikkeling. Op de schoolleeftijd kunnen zij profiteren van training in sociale en beroepsvaardigheden, maar meestal komen zij niet verder dan het niveau van de tweede klas bij leeronderwerpen.

Tijdens de jaren van volwassenheid kunnen zij zelfhandhaving bij ongeschoold of halfgeschoold werk bereiken onder beschermde omstandigheden.

Zij hebben supervisie en leiding nodig als ze lichte sociale of economische stress ontmoeten.

Personen met een matige zwakzinnigheid worden ongeschikt verklaard:

6.11  
 1. Ernstige zwakzinnigheid

Ernstig: IQ criterium 20-34. Personen met dit retardatieniveau vertonen een geringe motorische ontwikkeling, een minimum aan spraak en zijn meestal niet in staat te profiteren van training en zelfhulp in de periode vóór de school.

Op de schoolleeftijd kunnen zij praten of leren contact te onderhouden, ze kunnen getraind worden in elementaire hygiënische gewoonten en profiteren van systematische training van gewoonten. Tijden de jaren van volwassenheid kunnen ze gedeeltelijk bijdragen aan zelfhandhaving onder volledig toezicht.

Ernstige zwakzinnigheid leidt tot ongeschiktverklaring:

6.11  
 

2. Diepe zwakzinnigheid

Diep: IQ criterium minder dan 20. Personen met dit retardatieniveau vertonen een minimaal vermogen voor sensorisch-motorisch functioneren en hebben verzorging nodig tijden de periode vóór de school. Op de schoolleeftijd vindt soms wel verdere motorische ontwikkeling plaats, en soms reageren zij op minimale of beperkte training in zelfhulp.

Op de volwassen leeftijd kan enige motorische of spraakontwikkeling plaatsvinden, en zij kunnen slechts soms een zeer beperkt niveau van zelfzorg bereiken en hebben verzorging nodig.

Diepe zwakzinnigheid leidt tot ongeschiktverklaring:

6.11  
319Niet gespecificeerde zwakzinnigheidNiet gespecificeerd zwakzinnigheid leidt tot ongeschiktverklaring:6.11  

320 - 389

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
VIZiekten van zenuwstelsel en zintuigen (320 - 389)    
320-326Ontstekingsprocessen van het centrale zenuwstelsel    
320Bacteriële meningitis

0. Haemophilus meningitis

1. Pneumokokken meningitis

2. Streptokokken meningitis

3. Staphylokokken meningitis

7. Meningitis bij andere elders geclassificeerd bacteriële ziekten.

8. Meningitis door overige gespecificeerde bacteriën

9. Meningitis door niet gespecificeerde bacteriën

Zie aanwijzingen onder nr. 036.   
321Meningitis door overige micro-organismen

 

0. Cryptokokken meningitis

1. Meningitis bij andere schimmelziekten

2. Meningitis door virussen, niet elders geclassificeerd

3. Meningitis door trypanosomiasis

4. Meningitis bij sarcoïdose

8. Meningitis door overige elders geclassificeerde niet-bacteriële micro-organismen

Zie aanwijzingen onder nr. 036.   
322Meningitis door niet gespecificeerd oorzaak

 

0. Niet-pyogene meningitis

1. Eosinofiele meningitis

2. Chronische meningitis

9. Niet gespecificeerde meningitis

Zie aanwijzingen onder nr. 036.   
323Encefalitis, myelitis en encefalomyelitis

 

0. Encefalitis bij elders geclassificeerde virusziekten

1. Encefalitis bij elders geclassificeerde rickettsia ziekten

2. Encefalitis bij elders geclassificeerde protozoaire ziekten

4. Overige encefalitis door elders geclassificeerde infecties

5. Encefalitis na immunisatie

6. Postinfectieuze encefalitis

7. Toxische encefalitis

8. Overige gespecificeerde oorzaken van encefalitis

9. Niet gespecificeerde oorzaak van encefalitis

Zie aanwijzingen onder nr. 036.

2.7.

  
324Intracraniaal en intraspinaal abces

0. Intracraniaal abces

1. Intraspinaal abces

9. Niet gespecificeerde lokalisatie

Personen die lijden of hebben geleden aan een intracraniaal en/of intraspinaal abces worden ongeschikt verklaard:

6.1.

  
325Flebitis en thromboflebitis van intracraniale veneuze sinusPersonen die lijden of hebben geleden aan flebitis en/of thromboflebitis van intra-craniale veneuze sinus worden ongeschikt verklaard:

6.1.

  
326Late gevolgen van intracraniaal abces of pyogene infectiePersonen die lijden aan late gevolgen van een intracraniaal abces of pyogene infectie worden ongeschikt verklaard:

6.1.

  

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
330-337Hereditaire en degeneratieve ziekten van het centrale zenuwstelselDe hiergenoemde hereditaire en degeneratieve ziekten van het centrale zenuwstelsel leiden tot ongeschikt verklaring:

6.1./6.7. 6.3.

  
330Cerebrale degeneratie gewoonlijk optredend op de kinderleeftijd

0. Leukodystrofie

1. Cerebrale lipidosen

2. Cerebrale degeneratie bij gegeneraliseerde lipidosen

3. Cerebrale degeneratie op de kinderleeftijd bij overige elders geclassificeerde ziekten

8. Overige gespecificeerde cerebrale degeneraties op de kinderleeftijd

9. Niet gespecificeerde cerebrale degeneratie op de kinderleeftijd

 

6.1.

  
331Overige cerebrale degeneraties

0. Ziekte van Alzheimer

1. Ziekte van Pick

2. Seniele degeneratie

3. Communicerende hydrocefalus

4. Obstructieve hydrocefalus

7. Cerebrale degeneratie bij elders geclassificeerde ziekten

8. Overige gespecificeerde vormen van cerebrale degeneratie

9. Niet gespecificeerde cerebrale degeneratie

 6.1.  
332Ziekte van Parkinson

0. Paralysis agitans

1. Secundair Parkinsonisme

 6.7.  
333Overige extrapyramidale ziekten en aandoeningen met abnormale bewegingen

0. Overige degeneratieve ziekten van de basale ganglia

1. Essentiële en overige gespecificeerde vormen van tremor

2. Myoclonus

3. Tics van organische oorsprong

4. Chorea van Huntington

5. Overige vormen van chorea

6. Idiopathische torsie dystonie

7. Symptomatische torsie dystonie

8. Fragmentaire torsie dystonie

9. Overige en niet gespecificeerde extrapyramidale ziekten en aandoeningen met abnormale bewegingen

 

6.7.

  
334Spinocerebellaire ziekten

0. Ataxie van Friedreich

1. Hereditaire spastische paraplegie

2. Primaire cerebellaire degeneratie

3. Overige vormen van cerebellaire ataxie

4. Cerebellaire ataxie bij elders geclassificeerde ziekten

8. Overige gespecificeerde spinocerebellaire ziekten

9. Niet gespecificeerde spinocerebellaire ziekte

 6.7.  
335Ziekten van de voorhoorncellen

0. Ziekte van Werdnig-Hoffman

1. Spinale spieratrofie

2. Ziekten van motorische neuronen

8. Overige gespecificeerde ziekten van voorhoorncellen

9. Niet gespecificeerde ziekte van voorhoorncellen

 6.7.  
336Overige ziekten van het ruggemerg

0. Syringomyelie en syringobulbie

1. Vasculaire myelopathieën

2. Subacute gecombineerde degeneratie van het ruggemerg

3. Myelopathie bij overige elders geclassificeerd ziekten

8. Overige gespecificeerde vormen van myelopathie

9. Niet gespecificeerde ziekte van het ruggemerg

 6.1.  
337Aandoeningen van het autonome zenuwstelsel

 

0. Idiopatische perifere neuropathie van het autonome zenuwstelsel

1. Perifere neuropathie van het autonome zenuwstelsel bij elders geclassificeerde aandoeningen

9. Niet gespecificeerde aandoening van het autonome zenuwstelsel

  

6.3.

  

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
340-349Overige aandoeningen van het centrale zenuwstelsel    
340Multipele sclerosePersonen die lijden aan multipele sclerose worden ongeschikt verklaard:

6.1.

  
341Overige demyeliniserende ziekten van het centrale zenuwstelsel

0. Neuromyelitis optica

1. Ziekte van Schilder

8. Overige gespecificeerde demyeliniserende ziekten van het centrale zenuwstelsel

9. Niet gespecificeerde demyeliniserende ziekte van het centrale zenuwstelsel

Personen die lijden aan een demyeliniserende ziekte van het CZS worden ongeschikt verklaard:

6.1.

  
342Hemiplegie

0. Hypotone hemiplegie

1. Spastische (hypertone) hemiplegie

9. Niet gespecificeerde hemiplegie

Personen die lijden aan een hemiplegie worden ongeschikt verklaard:

6.1.

  
343Infantiele cerebrale paralyse

0. Diplegische vorm

1. Hemiplegische vorm

2. Quadriplegische vorm

3. Monoplegische vorm

4. Infantiele hemiplegie

8. Overige gespecificeerde vormen van infantiele cerebrale paralyse

9. Niet gespecificeerde infantiele cerebrale paralyse

Personen die lijden aan een infantiele cerebrale paralyse worden ongeschikt verklaard:6.1.  
344Overige paralytische syndromen

0. Tetraplegie

1. Paraplegie

2. Diplegie van de armen

3. Monoplegie van een been

4. Monoplegie van een arm

5. Niet gespecificeerde monoplegie

6. Cauda equina syndroom

8. Overige gespecificeerde paralytische syndromen

9. Niet gespecificeerde paralyse

Personen die lijden aan een van de hiergenoemde paralytische syndromen worden ongeschikt verklaard:6.1.  
345EpilepsiePersonen die lijden aan epilepsie worden ongeschikt verklaard:6.5.  
  Indien een persoon aan een vorm van epilepsie heeft geleden, en ten tijde van de keuring, zonder medicatie langer dan één jaar geheel aanvalsvrij is, kan een geschiktverklaring, na specialistisch advies, overwogen worden: (A1-A3) 
 

0. Gegeneraliseerd, niet convulsief

1. Gegeneraliseerd, convulsief

2. Petit mal status

3. Grand mal status

4. Partiële epilepsie met aantasting van  het bewustzijn

6. Infantiele spasmen

7. Epilepsia partialis continua

8. Overige gespecificeerde vormen van epilepsie

9. Niet gespecificeerde epilepsie

 

 

 

 

 

 

 

 
346MigrainePersonen die in ernstige mate lijden aan één van de hiergenoemde migrainevormen worden ongeschikt verklaard:

Een uitgebreide, goed gedocumenteerde anamnese is van groot belang.

Een specialistisch advies is gewenst.

6.6.  
 

0. Klassieke migraine

1. Gewone migraine

2. Varianten van migraine

8. Overige gespecificeerde vormen van  migraine

9. Niet gespecificeerde migraine

 

 

  
347Kataplexie en narcolepsiePersonen die lijden aan kataplexie en/of narcolepsie worden ongeschikt verklaard:

6.1.

  
348Overige aandoeningen van de hersenen

0. Cerebrale cysten

1. Hersenbeschadiging door anoxie

2. Benigne intracraniële hypertensie

3. Niet gespecificeerde encefalopathie

4. Compressie van de hersenen

5. Hersenoedeem

8. Overige gespecificeerde aandoeningen van

de hersenen

9. Niet gespecificeerde aandoening van de hersenen

Personen die lijden aan één van de hiergenoemde overige vormen van hersenaandoeningen worden ongeschikt verklaard:

6.1.

  
349Overige en niet gespecificeerde aandoeningen van het zenuwstelselIndien restloos genezen: A1 
 

0. Reactie op spinale of lumbale punctie

1. Complicaties op het gebied van het zenuwstelsel van operatief ingeplante apparatuur

2. Aandoeningen van de meningen, niet elders geclassificeerd

8. Overige gespecificeerde aandoeningen van het zenuwstelsel

9. Niet gespecificeerde aandoening van het zenuwstelsel

Personen, met één van de hier verder genoemde aandoeningen van het zenuwstelsel, worden ongeschikt verklaard:

6.1.

 

 

 

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
350-359Aandoeningen van het perifere zenuwstelsel    
350Aandoeningen van de nervus trigeminus

0. Postherpetische trigeminus neuralgie

1. Overige trigeminus neuralgie

2. Atypische aangezichtspijn

8. Overige gespecificeerde aandoeningen van de nervus trigeminus

9. Niet gespecificeerde aandoening van de nervus trigeminus

Personen die in ernstige mate lijden aan één aandoening van de nervus trigeminus kunnen ongeschikt verklaard worden:

Een specialistisch advies is gewenst.

6.2.

  
351Aandoeningen van de nervus facialis

0. Facialis paralyse

1. Ontsteking van het ganglion geniculatum

8. Overige gespecificeerde aandoeningen van de nervus facialis

9. Niet gespecificeerde aandoening van de nervus facialis

Personen die lijden aan een aandoening van de nervus facialis worden ongeschikt verklaard:

Een specialistisch advies is gewenst.

6.2.

  
352Aandoeningen van de andere hersenzenuwen

 

0. Aandoeningen van de nervus olfactorius

1. Neuralgie van de nervus glossopharyngeus

2. Overige aandoeningen van de nervus glossopharyngeus

3. Aandoeningen van de nervus vagus

4. Aandoeningen van de nervus accessorius

5. Aandoeningen van de nervus hypoglossus

6. Multipele verlammingen van hersenzenuwen

9. Niet gespecificeerde aandoening van hersenzenuwen

Personen die lijden aan de hiergenoemde aandoeningen van de andere hersenzenuwen, kunnen ongeschikt worden verklaard:

Een specialistisch advies is gewenst.

(6.1.)

  
353Aandoeningen van ruggemergwortels en plexusIndien restloos genezen: A1 
 0. Aandoeningen van de plexus brachialis

1. Aandoeningen van de plexus lumbosacralis

2. Aandoeningen van cervicale wortels, niet elders geclassificeerd

3. Aandoeningen van thoracale wortels, niet elders geclassificeerd

4. Aandoeningen van lumbosacrale wortels, niet elders geclassificeerd

5. Neuralgische amyotrofie

6. Fantoom sensaties

8. Overige gespecificeerde aandoeningen van plexus en zenuwwortels

9. Niet gespecificeerde aandoening van plexus

Indien restverschijnselen:

Een specialistisch advies is gewenst.

6.2.

  
354Mononeuritis van de bovenste extremiteit en mononeuritis multiplexIndien restloos genezen: A1 
 

0. Carpaaltunnel syndroom

1. Overige aandoeningen van de nervus medianus

2. Aandoening van de nervus ulnarus

3. Aandoening van de nervus radialis

4. Causalgie

5. Mononeuritis multiplex

8. Overige gespecificeerde vormen van mononeuritis van de bovenste extremiteit

9. Niet gespecificeerde mononeuritis van de bovenste extremiteit

Indien restverschijnselen:

6.2.

  
355Mononeuritis van de onderste extremiteitIndien restloos genezen: A1 
 

0. Aandoening van de nervus Ischiadicus

1. Meralgia paraesthetica

2. Overige aandoeningen van de nervus femoralis

3. Aandoeningen van de nervus peroneus communis en vertakkingen

4. Aandoeningen van de nervus tibialis

5. Tarsaaltunnel syndroom

6. Aandoeningen van de nervus plantaris

7. Overige gespecificeerde vormen van  mononeuritis van de onderste extremiteit

8. Niet gespecificeerde mononeuritis van de onderste extremiteit

9. Mononeuritis zonder gespecificeerde  lokalisatie

Indien restverschijnselen:

6.2.

  
356Hereditaire en idiopatische perifere neuropathieën

0. Hereditaire perifere neuropathie

1. Neurogene spieratrofie van de peroneus

2. Hereditaire sensorisch neuropathie

3. Ziekte van Refsum

4. Idiopathische progressieve polyneuropathie

8. Overige gespecificeerde vormen van idiopathische perifere neuropathie

9. Niet gespecificeerde hereditaire of idiopathische perifere neuropathie

Personen die lijden aan hereditaire en/of idiopathische perifere neuropathieën, worden ongeschikt verklaard:

6.2.

  
357Inflammatoire en toxische neuropathiePersonen die lijden aan één van de hiergenoemde neuropathieën worden ongeschikt verklaard:6.2.  
  Indien restloos genezen, kan op geleide van specialistisch advies A1 worden geclassificeerd: A1 
 

0. Acute infectieuze polyneuritis

1. Polyneuropathie bij vasculaire collageenziekte

2. Polyneuropathie bij diabetes mellitus

3. Polyneuropathie bij maligniteiten

4. Polyneuropathie bij andere elders geclassificeerde ziekten

5. Alcoholische polyneuropathie

6. Polyneuropathie door geneesmiddelen

7. Polyneuropathie door overige toxische stoffen

8. Overige gespecificeerde inflammatoire en toxische neuropathieën

9. Niet gespecificeerde inflammatoire of toxische neuropathieën

Indien restverschijnselen:

6.2.

 

 

 
358Neuromusculaire aandoeningen

0. Myasthena gravis

1. Myasthene syndromen bij elders geclassificeerde ziekten

2. Toxische neuromusculaire aandoeningen

8. Overige gespecificeerde neuromusculaire aandoeningen

9. Niet gespecificeerde neuromusculaire aandoening

Personen die lijden aan één van de hiergenoemde neuromusculaire aandoeningen worden ongeschikt verklaard:

6.2.

  
359Spierdystrofieën en andere myopathieën

0. Congenitale hereditaire spierdystrofie

1. Hereditaire progressieve spierdystrofie

2. Myotone aandoeningen

3. Familiaire periodieke paralyse

4. Toxische myopathie

5. Myopathie bij elders geclassificeerde ziekten

6. Symptomatische inflammatoire myopathie bij elders geclassificeerde ziekten

8. Overige gespecificeerde myopathieën

9. Niet gespecificeerde myopathie

Personen die lijden aan één van de hier genoemde spierdystrofieën en andere myopathieën worden ongeschikt verklaard:

6.2.

  

 

360 - 379

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
 Aandoeningen van het oog en adnexa (360-379)    
360Aandoeningen van de oogbol    
 0. Purulente endoftalmitisEen purulente endoftalmitis leidt tot ongeschiktverklaring:7.22  
 1. Overige vormen van endoftalmitisOverige vormen van endoftalmitis leiden tot ongeschiktverklaring:7.22  
 2. Degeneratieve aandoeningen van de oogbolDegeneratieve aandoeningen van de oogbol leiden tot ongeschiktverklaring:7.22  
 3. Hypotonie van het oogHypotonie van het oog, (een oogdruk van 6 mm Hg-druk of minder), leidt tot ongeschiktverklaring:7.22  
 4. Gedegenereerde toestandsbeelden van de oogbolGedegenereerde toestandsbeelden van de oogbol leiden tot ongeschiktverklaring:7.22  
 5. Achtergebleven (oud) corpus alienum, magnetischEen achtergebleven intra-oculair corpus alienum leidt tot ongeschiktverklaring: Een specialistisch advies is gewenst.(3.3.)  
 

6. Achtergebleven (oud) corpus alienum, niet magnetisch

8. Overige gespecificeerde aandoeningen van de oogbol

9. Niet gespecificeerde aandoening van de oogbol

Overige aandoeningen van de oogbol kunnen leiden tot ongeschiktverklaring:

7.22

  
361Netvliesloslating en netvlies defecten

0. Netvliesloslating met netvliesdefect

1. Retinoschisis en retina cysten

2. Sereuze netvliesloslating

3. Netvliesdefecten zonder loslating

8. Overige gespecificeerde vormen van netvliesloslating

9. Niet gespecificeerde netvliesloslating

Een doorgemaakte netvliesloslating en/of netvliesdefecten leiden in principe tot ongeschiktverklaring:

Een specialistisch advies, uitgebracht door de afdeling oogheelkunde van het centraal militair hospitaal is noodzakelijk.

(7.22)

  
362Overige netvliesaandoeningen

0. Diabetische retinopathie

1. Overige vormen van ’background’ retinopathie en vasculaire veranderingen van de retina

2. Overige vormen van proliferatieve retinopathie

3. Vaatafsluiting van de retina

4. Scheiding van retinalagen

5. Degeneratie van de macula en de achterpool van het oog

6. Perifere retina degeneraties

7. Hereditaire retina dystrofieën

8. Overige gespecificeerde aandoeningen van de retina

9. Niet gespecificeerde aandoening van de retina

De hiergenoemde overige netvliesaandoeningen leiden tot ongeschiktverklaring:

7.22

  
363Chorioretinale ontstekingen en littekens en andere aandoeningen van de chorioïdea

0. Focale chorioretinitis en focale retinochorioiditis

1. Chorioretinitis en retinochorioiditis disseminata

2. Overige en niet gespecificeerde vormen van chorioretinitis en retinochorioiditis

3. Chorioretinale littekens

4. Degeneraties van de chorioidea

5. Hereditaire dystrofieën van de chorioidea

6. Bloeding en ruptuur van de chorioidea

7. Loslating van de chorioidea

8. Overige gespecificeerde aandoeningen van de chorioidea

9. Niet gespecificeerde aandoening van de chorioidea

De hiergenoemde chorioretinale ontstekingen en littekens en overige aandoeningen van de chorioïdea leiden in principe tot ongeschiktverklaring:

Een specialistisch advies, uitgebracht door de afdeling oogheelkunde van het centraal militair hospitaal is noodzakelijk.

(7.22)

  
364Aandoeningen van iris en corpus ciliare

 

0. Acute en subacute iridocyclitis

1. Chronische iridocyclitis

2. Bepaalde typen iridocyclitis

3. Niet gespecificeerde iridocyclitis

4. Vasculair stoornissen van iris en corpus ciliare

5. Degeneratieve aandoeningen van iris en corpus

6. Cysten van iris, corpus ciliare en voorste oogkamer

7. Adhesies en verscheuringen van iris en corpus ciliare

8. Overige gespecificeerde aandoeningen van iris en corpus ciliare

9. Niet gespecificeerde aandoening van iris en corpus ciliare

De hiergenoemde aandoeningen van iris en corpus ciliare leiden tot ongeschiktverklaring:

7.22

  
365GlaucoomOnder glaucoom wordt verstaan een oogboldruk van meer dan 20 mm Hg.   
 0. ’Borderline’ glaucoom’Borderline’ glaucoom kan, na specialistisch advies, leiden tot ongeschiktverklaring:(7.26)  
 

1. Open kamerhoek glaucoom

2. Primair gesloten kamerhoek glaucoom

3. Glaucoom veroorzaakt door corticosteroïden

4. Glaucoom bij congenitale anomalieën, dystrofieën en gegeneraliseerde syndromen

5. Glaucoom bij aandoeningen van de lens

6. Glaucoom bij overige oogaandoeningen

8. Overige gespecificeerde vormen van glaucoom

9. Niet gespecificeerd glaucoom

De overige hiergenoemde glaucoom vormen leiden tot ongeschiktverklaring

7.26

 

 

366CataractDe hiergenoemde cataract vormen kunnen leiden tot ongeschiktverklaring:7.22  
 

0. Infantiel, juveniel en preseniel cataract

1. Seniel cataract

2. Traumatisch cataract

3. Cataract secundair aan oogaandoeningen

4. Cataract bij overige aandoeningen

5. Nastaar

8. Overige gespecificeerde vormen van cataract

9. Niet gespecificeerd cataract

Indien er sprake is van een kleine centrale lensverkleuring bij goede gezichtsscherpte kan Z1 overwogen worden.

 

Z1

 
367Stoornissen van refractie en accomodatie

0. Hypermetropie

1. Myopie

2. Astigmatisme

Contactlensdragers dienen beschouwd te worden als brildragers i.v.m. de noodzaak/verplichting om onder operationele omstandigheden bij verlies van één of beide lenzen, de dienstbril te dragen, teneinde:

a. niet aan gevechtskracht in te boeten;

b. voor zichzelf en anderen veilig te blijven functioneren.

Classificatie:

Z1: Gezichtsscherpte niet minder dan 0,8 op elk oog afzonderlijk, zonder correctie.

 Z1 
  Z2: Gezichtsscherpte minder dan Z1, doch niet minder dan 0,8 op elk oog afzonderlijk, met een maximale rekenkundige correctie van 2 dioptrieën. Z2 
  Z3: Gezichtsscherpte minder dan Z2, doch niet minder dan 0,5 op één of op beide ogen met een maximale rekenkundige correctie van 6 dioptrieën. Z3 
  

Gezichtsscherpte minder dan Z3: ongeschikt

7.28

  
 3. Anisometropie en aniseiconieCylindrische correctie:

Ten behoeve van de berekening van de maximale correctie uit spherische en cylindrische correctie geldt:

De cylindrische correctie telt voor 50% en spherische correctie telt voor 100% mee in de totaalberekening.

Personen met een verschil in correctie van meer dan 4 dioptrieën tussen beide ogen worden ongeschikt verklaard:

Indien het verschil minder dan 4 dioptrieën bedraagt: zie de gevonden afwijkingen.

7.28  
 4. Presbyopie

Zie aanwijzingen onder nrs. 367.0, 1, 2.

   
 5. AccomodatiestoornissenEen bewezen accomodatiestoornis, leidt, eventueel na specialistisch advies, tot ongeschiktverklaring:(7.27)  
 

8. Overige stoornissen van refractie en accomodatie

9. Niet gespecificeerde stoornis van refractie en accomodatie

Overige en niet gespecificeerde refractie- en accomodatiestoornissen kunnen leiden tot ongeschiktverklaring:

(7.27/7.28)

  
368Visuele stoornissen    
 0. Amblyopia ex anopsiaAmblyopia ex anopsia leidt tot ongeschiktverklaring:7.28  
 1. Subjectieve visuele stoornissenZie ook nr. 367. Een specialistisch advies is noodzakelijk.(7.28)  
 2. DiplopieDiplopie leidt tot ongeschiktverklaring:7.31  
 3. Overige stoornissen van het binoculaire zienEen specialistisch advies is noodzakelijk.(7.22)  
 4. GezichtsvelddeffectenEen ernstig gezichtsveld defect, bepaald door een oogarts, leidt tot ongeschiktverklaring:7.23  
 5. Afwijkingen van het kleurenzienZie aanwijzingen voorwoord:(7.22)  
 6. NachtblindheidIndien deze aandoening het functioneren in de dienst ernstig belemmert, kan ongeschiktverklaring noodzakelijk zijn. Een goede anamnese, gevolgd door het opvragen van inlichtingen bij de behandelend arts is noodzakelijk:

7.28/ 7.27/

7.31

  
 

8. Overige gespecificeerde visuele stoornissen

9. Niet gespecificeerde visuele stoornis

Een specialistisch advies is gewenst.

Ernstige asthenopie leidt tot ongeschiktverklaring:

7.32

  
369Blindheid en slechtziendheid

0. Diepgaande beperking, beide ogen

1. Matige of ernstige visuele beperking van het beste oog, diepgaande beperking van het slechtste oog

2. Matige of ernstige visuele beperking van beide ogen

3. Niet gespecificeerd visusverlies van beide ogen

6. Diepgaande visuele beperking van één oog

7. Matige of ernstige visuele beperking van één oog

8. Niet gespecificeerd visusverlies van één oog

9. Niet gespecificeerd visusverlies

Zie aanwijzingen onder nr. 367   
370KeratitisIndien restloos genezen: Z1 
  Indien chronisch/recidiverend karakter: Een specialistisch advies is gewenst.7.22  
 

0. Ulcus corneae

1. Keratitis dendritica

2. Overige oppervlakkige keratitis zonder conjunctivitis

3. Bepaalde gespecificeerde typen keratoconjunctivitis

4. Overige en niet gespecificeerde keratoconjunctivitis

5. Interstitiële en diepe keratitis

 

    
 6. Neovascularisatie van de corneaErnstige, blijvende neovascularisatie van de cornea leidt tot ongeschikt verklaring:7.22  
 

8. Overige gespecificeerde vormen van keratitis

9. Niet gespecificeerde keratitis

    
371Cornea troebeling en overige aandoeningen van de corneaCornea littekens en troebelingen leiden tot ongeschiktverklaring:   

 

0. Cornea littekens en troebelingen

1. Pigmentaties en afzettingen van de cornea

2. Oedeem van de cornea

3. Veranderingen van de membranen van de cornea

4. Cornea degeneraties

5. Hereditaire cornea dystrofieën

6. Keratoconus

7. Overige misvormingen van de cornea

8. Overige gespecificeerde aandoeningen van de cornea

9. Niet gespecificeerde aandoening van de cornea

 

Een specialistisch advies is gewenst.

Een specialistisch advies is gewenst.

Een specialistisch advies is gewenst.

Cornea degeneraties leiden tot ongeschiktverklaring:

Hereditaire cornea dystrofieën leiden tot ongeschiktverklaring:

Een keratoconus leidt tot ongeschiktverklaring:

Overige vormen van cornea-misvormingen leiden tot ongeschiktverklaring:

Een specialistisch advies is gewenst.

Bij een status na radiale keratotomie is een specialistisch advies noodzakelijk.

   
372Aandoeningen van de conjunctivaIndien restloos genezen: Z1 
  

Indien chronisch/recidiverend karakter:

Een specialistisch advies is gewenst.

7.22  
 

0. Acute conjunctivitis

1. Chronische conjunctivitis

2. Blefaroconjunctivitis

3. Overige en niet gespecificeerde conjunctivitis

Een pterygium leidt, afhankelijk van de positie t.o.v. de pupilrand en de mate van progressie tot ongeschiktverklaring:(7.22)  

 

4. Pterygium

5. Degeneraties en afzettingen van de  conjunctiva

6. Littekens van de conjunctiva

7. Vasculaire stoornissen en cysten van de conjunctiva

8. Overige gespecificeerde aandoeningen van de conjunctiva

9. Niet gespecificeerde aandoening van de conjunctiva

    
373Ontstekingen van de oogleden    
 0. BlefaritisIndien restloos genezen: Z1 
  Indien chronisch/recidiverend karakter:7.21  
 1. Hordeolum en andere diepe ontstekingen van de oogledenIndien restloos genezen: Z1 
  Indien chronisch/recidiverend karakter:7.21  
 2. ChalazionIndien restloos genezen: Z1 
  Indien chronisch/recidiverend karakter:7.21  
 3. Niet-infectieuze dermatosen van oogledenIndien restloos genezen: Z1 
  

Indien chronisch/recidiverend karakter: Een specialistisch advies is gewenst.

7.21  
 4. Infectieuze dermatitis van de oogleden van typen die tot misvorming leidenInfectieuze dermatitis, die tot misvorming van de oogleden leidt, leidt tot ongeschiktverklaring:7.21  
 5. Overige vormen van infectieuze dermatitis van de oogledenIndien restloos genezen: Z1 
  Indien chronisch/recidiverend karakter:7.21  

 

6. Parasitaire infestatie van de oogleden

8. Overige gespecificeerde ontstekingen van de oogleden

9. Niet gespecificeerde ontsteking van de oogleden

Een specialistisch advies is gewenst.

(2.8)

  

374

Overige aandoeningen van de oogleden

0. Entropion en trichiasis van de oogleden

1. Ectropion

2. Lagoftalmus

3. Ptosis van een ooglid

4. Overige aandoeningen die de functie van de oogleden beïnvloeden

5. Degeneratieve aandoeningen van oogleden en het perioculair gebied

8. Overige gespecificeerde aandoeningen van de oogleden

9. Niet gespecificeerde aandoening van de oogleden

De hiergenoemde aandoeningen kunnen leiden tot ongeschiktverklaring:

Een specialistisch advies is gewenst.

(7.21)

  
375Aandoeningen van het traanapparaat    
 0. Dacryo-adenitisIndien restloos genezen: Z1 
  

Indien chronisch/recidiverend karakter:

7.20  
 1. Overige aandoeningen van de traanklierenOverige aandoeningen van de traanklieren zoals dacryops, atrofie of cysten leiden tot ongeschiktverklaring:7.20  
 2. EpiforaEpifora leidt tot ongeschiktverklaring:7.20  
 3. Acute en niet gespecificeerde ontsteking van traanwegenIndien restloos genezen: Z1 
  Indien chronisch/recidiverend karakter:7.20  
 4. Chronische ontsteking van traanwegenEen chronische ontsteking van de traanwegen leidt tot ongeschiktverklaring:7.20  
 5. Stenose en insufficiëntie van traanwegenEen stenose en insufficiëntie van traanwegen leiden tot ongeschiktverklaring:7.20  
 6. Overige veranderingen van de traanwegenEen fistel van de traanwegen en overige veranderingen van de traanwegen leiden tot ongeschiktverklaring:7.20  

 

8. Overige gespecificeerde aandoeningen van het traanapparaat

9. Niet gespecificeerde aandoening van het traanapparaat

Granulomata en overige aandoeningen van het traanapparaat leiden tot ongeschiktverklaring:

7.20

  
376Aandoeningen van de orbita    
  Indien restloos genezen: Z1 
  Chronische ontstekingsprocessen van de orbita leiden tot ongeschiktverklaring:4.8.  
 

0. Acute ontsteking van de orbita

1. Chronische ontstekingsprocessen van de orbita

    
 2. Endocriene exoftalmusEen endocriene exoftalmus leidt tot ongeschiktverklaring:7.3.  
 3. Overige vormen van exoftalmusOverige vormen van exoftalmus kunnen leiden tot ongeschiktverklaring, afhankelijk van het onderliggend lijden en de mogelijkheid om de oogleden te sluiten:(7.22)  
 4. Misvorming van de orbitaMisvormingen van de orbita leiden tot ongeschiktverklaring:4.8.  
 5. EnoftalmusEnoftalmus leidt tot ongeschiktverklaring:7.30  
 6. Achtergebleven (oud) corpus alienum na een penetrerende wond van de orbitaEen achtergebleven corpus alienum van de orbita leidt tot ongeschiktverklaring:3.3.  
 8. Overige gespecificeerde aandoeningen van de orbitaOverige gespecificeerde aandoeningen van de orbita leiden tot ongeschiktverklaring:4.3./4.8.  

 

9. Niet gespecificeerde aandoening van de orbita

Een specialistisch advies is gewenst.

(4.3./ 4.8.)

  
377Aandoeningen van nervus opticus en optische banen    
 0. Papil-oedeemPapil-oedeem leidt tot ongeschiktverklaring:7.22  
 1. Opticus atrofieOpticus atrofie leidt tot ongeschiktverklaring:7.24  
 2. Overige aandoeningen van de papilOverige papilaandoeningen, zoals gaten van de papil of coloboom, leiden, afhankelijk van een gezichtveldonderzoek tot ongeschiktverklaring:7.22  
 3. Neuritis opticaNeuritis optica leidt tot ongeschiktverklaring:7.24  
 4. Overige aandoeningen van de nervus opticusOverige aandoeningen van de nervus opticus leiden tot ongeschiktverklaring:7.24  
 5. Aandoeningen van het chiasma opticumAandoeningen van het chiasma opticum, optische banen en optische schors leiden tot ongeschiktverklaring:7.24  

 

6. Aandoeningen van de overige optische banen

7. Aandoeningen van de optische schors

8. Niet gespecificeerde aandoening van nervus opticus en optische banen

De overige hiergenoemde aandoeningen van de optische banen en optische schors leiden tot ongeschiktverklaring:

7.24/6.1

  
378Strabismus en overige stoornissen van de binoculaire oogbewegingen

Personen die lijden aan strabismus moeten worden geclassificeerd naar de gezichtsscherpte van ieder oog afzonderlijk.

Indien de strabismus berust op een parese van één der oogspieren, mag de classificatie niet hoger zijn dan Z3:

 Z3 
  

Een parese van meer dan één oogspier leidt tot ongeschiktverklaring:

Een specialistisch advies is gewenst.

7.31  

 

0. Strabismus concomitans convergens

1. Strabismus concomitans divergens

2. Intermitterende heterotropie

3. Overige en niet gespecificeerde vormen van heterotropie

4. Heteroforie

5. Paralytische strabismus

6. Mechanische strabismus

7. Overige gespecificeerde vormen van strabismus

8. Overige stoornissen van de binoculaire oogbewegingen

9. Niet gespecificeerde stoornis van  oogbeweging

    
379Overige oogaandoeningenDe hiergenoemde aandoeningen leiden tot ongeschiktverklaring:7.22  
 

0. Scleritis en episcleritis

1. Overige aandoeningen van de sclera

2. Aandoeningen van het corpus vitreum

3. Afakie en andere aandoeningen van de lens

4. Anomalieën van de pupilfunctie

    
 5. Nystagmus en andere onregelmatige oogbewegingenErnstige nystagmus en andere onregelmatige oogbewegingen leiden tot ongeschiktverklaring:7.29  

 

8. Overige gespecificeerde aandoeningen van het oog en zijn adnexen

9. Niet gespecificeerde aandoening van het oog en zijn adnexen

    

380 - 389

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 

 

Ziekten van het oor en de processus mastoïdeus (380-389)

    
380Aandoeningen van het uitwendige oor    
 0. Perichondritis van de oorschelpIndien restloos genezen: H1 
 1. Infectieuze otitis externaIndien restloos genezen: H1 
  Indien chronisch/recidiverend karakter: Een specialistisch advies is gewenst.7.14 (7.14)(H2) 
 2. Overige vormen van otitis externaIndien restloos genezen: H1 
  Indien restaandoening:7.14  
 3. Niet-infectieuze aandoeningen van de oorschelpIndien restloos genezen: H1 
  Bij stoornissen in het functioneren ten gevolge van misvorming, bijv. bij het dragen van een bril, oordoppen, gehoorbescherming of communicatieapparatuur7.13  
 4. Cerumen propCerumen proppen worden verwijderd.   
 5. Verworven stenose van de uitwendige gehoorgangClassificatie vindt plaats op geleide van het audiogram. Zie nr. 389.0   
 8. Overige aandoeningen van het uitwendige oorClassificatie vindt plaats op geleide van het audiogram. Zie nr. 389.0   

 

9. Niet gespecificeerde aandoening van het uitwendige oor

Een specialistisch advies is gewenst.

(7.14)

  
381Niet-etterige otitis media en aandoeningen van de tuba Eustachii   

7.15

 

 0. Acute niet-etterige otitis mediaIndien restloos genezen: H1
 1. Chronische sereuze otitis mediaChronische sereuze otitis media leidt tot ongeschiktverklaring:7.15 
 2. Chronische mucoïde otitis mediaChronische mucoïde otitis media leidt tot ongeschiktverklaring:7.15 
 3. Overige en niet gespecificeerde vormen van chronische niet-etterige otitis mediaOverige en niet gespecificeerde vormen van niet-etterige otitis media leiden tot ongeschiktverklaring:7.15 
 4. Niet-etterige otitis media, niet gespecificeerd als acuut of chronischOverige otitis media, zoals allergisch, exsudatief, catarraal e.a. leidt tot ongeschiktverklaring:7.15 
 5. Ontsteking van de tuba EustachiiIndien restloos genezen: H1
  Indien chronisch/recidiverend karakter:7.16 
 6. Obstructie van de tuba EustachiiEen obstructie van de tuba Eustachii leidt tot ongeschiktverklaring:7.16 

 

7. Open tuba Eustachii

8. Overige gespecificeerde van de tuba Eustachii

9. Niet gespecificeerde aandoening van detuba Eustachii

De hier verder genoemde aandoeningen van de tuba Eustachii kunnen, zo nodig na specialistisch advies, leiden tot ongeschiktverklaring:

7.16

 
382Etterige en niet gespecificeerde vormen van otitis media    
 0. Acute etterige otitis mediaIndien restloos genezen: H1 
 1. Chronische tubotympanale etterige otitis mediaEen chronische otitis media leidt tot ongeschiktverklaring:7.15  
 3. Niet gespecificeerde chronische etterige otitis media    
 4. Niet gespecificeerde etterige otitis mediaIndien restloos genezen: H1 
  Indien chronisch/recidiverend karakter:7.15  

 

9. Niet gespecificeerde otitis media

 

7.15

  
383Mastoïditis een verwante aandoeningen    
 0. Acute mastoïditisIndien restloos genezen: H1 
 1. Chronische mastoïditisEen chronische mastoïditis leidt tot ongeschiktverklaring:7.15  
 2. PetrositisEen petrositis leidt tot ongeschiktverklaring:4.8.  
 3. Complicaties na mastoïdectomieComplicaties na mastoïdectomie leiden tot ongeschiktverklaring:7.15  

 

8. Overige gespecificeerde van het mastoïd

9. Niet gespecificeerde mastoïditis

De hiergenoemde aandoeningen van het mastoïd leiden tot ongeschiktverklaring:

7.15

  
384Overige aandoeningen van het trommelvlies    
 0. Acute myringitis zonder vermelding van otitis mediaIndien restloos genezen: H1 
 1. Chronische myringitis zonder vermelding van otitis mediaEen chronische myringitis leidt tot ongeschiktverklaring:7.15  
 2. Perforatie van het trommelvliesKleine, laagzittende of centrale, droge perforatie maken plaatsing in H2 mogelijk; grote, droge perforaties en droge perforaties van het membraan van Shrapnell maken plaatsing in H3 noodzakelijk. 

H2 H3

 

 
  Personen met perforatie, waarvan moet worden aangenomen, dat zij aanleiding zullen geven tot herhaald optreden van ooretteringen, worden ongeschikt verklaard:7.15  
  Personen met een spontane perforatie of een verse paracentese worden tijdelijk ongeschikt verklaard voor de duur van één jaar, waarna een nieuwe beoordeling plaats vindt.7.15  
  

Indien bij de tweede keuring na één jaar het trommelvlies geen neiging tot spontane sluiting heeft vertoond, volgt voorgoed ongeschiktverklaring:

7.15  
  Na een myringoplastiek (tympanoplastiek), waarbij het trommelvliesdefekt (o.a. na chronische otitis media wordt gesloten, terwijl de gehoorbeenketen intact is gebleven, kan H1 worden geclassificeerd, indien het trommelvlies intact en het audiogram normaal is. H1 
 8. Overige gespecificeerde aandoeningen van het trommelvliesIndien het audiogram normaal is: H1 

 

9. Niet gespecificeerde aandoening van het trommelvlies

Een specialistisch advies is gewenst.

(7.15)

  

385

Overige aandoeningen van middenoor en mastoïd

0. Tympanosclerose

1. Adhesieve middenoorziekte

2. Overige verworven afwijkingen van gehoorbeentjes

3. Cholesteatoom van middenoor en mastoïd

8. Overige gespecificeerde aandoeningen van middenoor en mastoïd

9. Niet gespecificeerde aandoening van middenoor en mastoïd

De hiergenoemde aandoeningen van middenoor en mastoïd leiden tot ongeschiktverklaring:

7.15

  
386Vertigo syndromen en overige aandoeningen van het vestibulaire systeemDe hiergenoemde duizeligheidssyndromen en overige aandoeningen van het vestibulaire systeem leiden tot ongeschiktverklaring:7.18  

 

0. Ziekte van Ménière

1. Overige en niet gespecificeerde vormen van labyrintaire duizeligheid

2. Vertigo van centrale oorsprong

3. Labyrintitis

4. Labyrint fistel

5. Dysfuntie van het labyrint

8. Overige aandoeningen van het labyrint

9. Gespecificeerd vertigo syndroom

Ernstige wagen-lucht- of zeeziekte, welke tot ernstige functiebeperkingen leidt, dient ongeschiktverklaring te volgen:

7.19

  

387

Otosclerose

0. Otosclerose van het foramen ovale, niet oblitererend

1. Otosclerose van het foramen ovale, oblitererend

2. Otosclerose van de cochlea

8. Overige gespecificeerde vormen van otosclerose

9. Niet gespecificeerde otosclerose

De hiergenoemde vormen van otosclerose leiden tot ongeschiktverklaring:

7.15

  
388Overige aandoeningen van het gehoororgaan    
 0. Degeneratieve en vasculaire aandoeningen van het gehoororgaanDegeneratieve en vasculaire aandoeningen van het gehoororgaan leiden tot ongeschiktverklaring:7.15  
 1. Lawaai-effecten op het binnenoorLawaai-effecten op het binnenoor leiden tot ongeschiktverklaring:7.15/7.17  
 2. Acuut gehoorverlies, niet gespecificeerdEen specialistisch advies is gewenst.(7.17)  
 3. TinnitusEen specialistisch advies is gewenst. Indien in ernstige mate aanwezig:7.15  
 4. Overige vormen van afwijkende gehoorsperceptieAndere vormen van afwijkende gehoorsperceptie leiden tot ongeschiktverklaring:7.15  
 5. Aandoeningen van de nervus acusticusNervus acusticus aandoeningen leiden tot ongeschiktverklaring:6.1.  
 6. OtorroeEen otorroe leidt tot ongeschiktverklaring:7.14/7.15  
 7. OtalgieIndien bij specialistisch onderzoek geen objectiveerbare afwijkingen gevonden worden, kan H1 worden geclassificeerd:

(7.14/7.15)

H1 

 

8. Overige gespecificeerde aandoeningen van het gehoororgaan

9. Niet gespecificeerde aandoening van het gehoororgaan

Overige en niet gespecificeerde aandoeningen van het gehoororgaan kunnen aanleiding zijn tot specialistisch advies.

(7.14/7.15)

  
389Doofheid en gehoorverliesGeen perceptieve gehoorvermindering: H1 
  

Iedere perceptieve gehoorvermindering van meer dan 15 dB op enige frequentie tot 3000 Hz en/of meer dan 30 Db op enige frequentie tot 8000 Hz leidt bij aanname en dienstplichtkeuring tot ongeschiktverklaring:

7.17  
 

0. Geleidingsdoofheid of slechthorendheid

1. Perceptie doofheid of slechthorendheid

2. Gemengde geleidings- en perceptie doofheid

Doofstomheid leidt tot ongeschiktverklaring:7.15  

 

7. Doofstomheid, niet elders te classificeren

8. Overige gespecificeerde vormen van doofheid of slechthorendheid

9. Niet gespecificeerde doofheid of slechthorendheid

 

 

 

 

 

390 - 459

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
 

ZIekten van het hartvaatstelsel (390 - 459)

    

390-392

Acuut gewrichtsreuma

    
390Acuut gewrichtsreuma zonder vermelding van hartaandoeningEen specialistisch advies is gewenst.(9.12)  
  Indien restloos genezen: A1 
  Indien restafwijkingen: zie aldaar   

 

 

Personen, waarbij wegens een (doorgemaakt) acuut gewrichtsreuma, antibiotica prophylaxe bij het ondergaan van chirurgische is geïndiceerd, worden ongeschikt verklaard:

9.12

  

391

Acuut gewrichtsreuma met hartaandoening

0. Acute reumatische pericarditis

1. Acute reumatische endocarditis

2. Acute reumatische myocarditis

8. Overige acute reumatische hartziekten

9. Niet gespecificeerde acute reumatische hartaandoening

De hiergenoemde vormen van acute reumatische hartziekten leiden tot ongeschiktverklaring:

9.12

  

392

Reumatische chorea

0. Met hartaandoening

9. Zonder vermelding van hartaandoening

Reumatische chorea met hartaandoening leidt tot ongeschiktverklaring:

Reumatische chorea zonder vermelding van hartaandoening leidt eveneens tot ongeschiktverklaring:

9.12

6.7.

  

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 

393-398

Chronische reumatische hartaandoeningen

    

393

Chronische reumatische pericarditis

Chronische reumatische pericarditis leidt tot ongeschiktverklaring:

9.12

  

394

Aandoeningen van de mitraalklep

0. Mitraal stenose

1. Reumatische mitraal insufficiëntie

2. Mitraal stenose met insufficiëntie

9. Overige en niet gespecificeerde mitraalklep afwijkingen

De hiergenoemde vormen van mitraalklepaandoeningen leiden tot ongeschiktverklaring:

9.14

  

395

Aandoeningen van de aortaklep

0. Reumatische aorta stenose

1. Reumatische aorta insufficiëntie

2. Reumatische aorta stenose met insufficiëntie

9. Overige en niet gespecificeerde reumatische aorta (klep) aandoeningen 

De hiergenoemde vormen van aortaklep aandoeningen leiden tot ongeschiktverklaring:

9.14

  

396

Aandoeningen van mitraal- en aortakleppen

0. Mitraalklep stenose en aortaklep stenose

1. Mitraalklep stenose en aortaklep insufficiëntie

2. Mitraalklep insufficiëntie en aortaklep stenose

3. Mitraalklep insufficiëntie en aortaklep insufficiëntie

8. Multipele aandoeningen van mitraal- en aortakleppen

9. Niet gespecificeerde mitraal- en aortaklep aandoening

De hiergenoemde gecombineerde hartklepaandoeningen leiden tot ongeschiktverklaring:

9.14

  

397

Aandoening van andere endocard structuren

0. Aandoeningen van de tricuspidaalklep

1. Reumatische aandoeningen van de pulmonaalklep

9. Reumatische aandoeningen van het endocard, klep niet gespecificeerd

Overige reumatische hartklepaandoeningen leiden tot ongeschiktverklaring:

9.14

  

398

Overige reumatische hartaandoeningen

0. Reumatische myocarditis

9. Overige en niet gespecificeerde reumatische hartaandoeningen

Overige reumatische hartaandoeningen leiden tot ongeschiktverklaring:

9.12

  

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 

401-405

Hypertensie

Bij de bepaling van de bloeddruk wordt gebruik gemaakt van een geijkte kwikmanometer.

De meting geschiedt aan de rechterarm bij een zittende keurling.

Alvorens tot bloeddrukmeting over te gaan heeft de keurling tenminste 10 minuten rustig gezeten.

   
401Essentiële hypertensie

Ten aanzien van de classificatie gelden de volgende waarden:

a. Personen beneden 30 jaar met een diastolische bloeddruk van meer dan of gelijk aan 100 mm kwikdruk worden ongeschikt verklaard:

2.2.  
  Een systolische bloeddruk van meer dan 150 mm kwikdruk kan aanleiding zijn tot een specialistisch advies.(2.2.)  

 

 

b. Personen boven 30 jaar met een diastolische bloeddruk van meer dan 100 mm kwikdruk en/of een systolische bloeddruk van meer dan 170 mm kwikdruk worden ongeschikt verklaard:

2.2.

  
  c. Personen, ongeacht de leeftijd, met een diastolische bloeddruk tussen 90 en 100 mm kwikdruk kunnen, na specialistisch advies, ten hoogste in klasse A2 worden geplaatst, A2 
  tenzij er redenen zijn, door de specialist te bepalen, om de betrokkene in klasse A3 te plaatsen: A3 
  

d. Bij personen, ongeacht de leeftijd, met een diastolische bloeddruk van meer dan of gelijk aan 90 mm kwikdruk wordt de bloeddruk ook aan de andere arm gemeten. De meting wordt tevens na een half uur rust herhaald.

e. Een diastolische bloeddruk minder dan 90 mm kwikdruk en/of een systolische bloeddruk minder dan 150 mm kwikdruk voor personen beneden 30 jaar of 170 mm kwikdruk voor personen boven 30 jaar leidt tot geschiktverklaring:

Zie ook aanwijzingen onder nr. 796.2

 A1 
 

0. Maligne

1. Benigne

9. Niet gespecificeerd

 

   

402

Hartziekte t.g.v. hypertensie

0. Maligne

1. Benigne

9. Niet gespecificeerd

Een hartziekte, ten gevolge van hypertensie leidt tot ongeschiktverklaring:

2.2./9.13

  

403

Nierziekte ten gevolge van hypertensie

0. Maligne

1. Benigne

9. Niet gespecificeerd

Een nierziekte ten gevolge van hypertensie leidt tot ongeschiktverklaring:

2.2./ 10.19

  

404

Hart- en nierziekte ten gevolge van hypertensie

0. Maligne

1. Benigne

9. Niet gespecificeerd

Een gecombineerde hart- en nierziekte t.g.v. hypertensie leidt tot ongeschiktverklaring:

2.2/9.13

10.19

  

405

Secundaire hypertensie

0. Maligne

1. Benigne

9. Niet gespecificeerd

Een secundaire hypertensie leidt tot ongeschiktverklaring:

2.2.

 

2.2.

  

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 

410-414

Ischemische hartziekten

    

410

Acuut myocard infarct

0. Anterolateraal

1. Overige lokalisaties van de voorwand

2. Inferolateraal

3. Inferoposterior

4. Overige lokalisaties van de onderwand

5. Overige lokalisaties van de zijwand

6. Echt achterwand infarct

7. Subendocardiaal infarct

8. Overige gespecificeerde lokalisaties

9. Niet gespecificeerde lokalisatie

Een acuut myocard infarct leidt tot ongeschiktverklaring:

9.13/9.15

  

411

Overige acute en subacute vormen van ischemische hartziekten

0. Postmyocard infarct syndroom

1. ’Intermediate’ coronair syndroom

8. Overige

De hiergenoemde ischemische hartziekten leiden tot ongeschiktverklaring:

9.13/9.15

  

412

Oud myocard infarct

Een oud myocard infarct leidt tot ongeschiktverklaring:

9.13/9.15

  

413

Angina pectoris

0. Angina decubitus

1. Prinzmetal angina

9. Overige en niet gespecificeerde angina pectoris

Angina pectoris leidt tot ongeschiktverklaring:

9.15

  

414

Overige vormen van chronische ischemische hartaandoening

0. Coronaire atherosclerose

1. Aneurysma van het hart

8. Overige gespecificeerde vormen van chronische ischemische hartaandoeningen

9. Niet gespecificeerde chronische ischemische hartaandoening

De hiergenoemde ischemische hartaandoeningen leiden tot ongeschiktverklaring:

9.15

  

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 

415-417

Ziekten van de longcirculatie

De hiergenoemde ziekten van de longcirculatie leiden tot ongeschiktverklaring.

   
415Acute pulmonale hartaandoening    
 0. Acuut cor pulmonale 9.13  

 

1. Longembolie en longinfarct

 

5.1.

  
416Chronische pulmonale hartaandoening    
 0. Primaire pulmonale hypertensie 2.2.  
 1. Kyfoscoliotische hartaandoening 11.2.  

 

8. Overige chronische pulmonale hartaandoeningen

9. Niet gespecificeerde chronische pulmonale hartaandoening

 

2.2.

  

417

Overige aandoeningen van de longcirculatie

0. Arterioveneuze fistel van de longvaten

1. Aneurysma van de arteria pulmonalis

8. Overige gespecificeerde aandoeningen van de longcirculatie

9. Niet gespecificeerde aandoening van de longcirculatie

 

5.1.

  

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 

420-429

Overige hartaandoeningen

De hiergenoemde overige hartaandoeningen leiden tot ongeschiktverklaring.

   

420

Acute pericarditis

0. Acute pericarditis bij elders geclassificeerde aandoeningen

9. Overige en niet gespecificeerde acute pericarditis

 

9.12

  

421

Acute en subacute endocarditis

0. Acute en subacute bacteriële endocarditis

1. Acute en subacute infectieuze endocarditis bij elders geclassificeerde aandoeningen

9. Niet gespecificeerde acute endocarditis

 

9.12

  

422

Acute myocarditis

0. Acute myocarditis bij elders geclassificeerde aandoeningen

9. Overige en niet gespecificeerde acute myocarditis

    

423

Overige aandoeningen van het pericard

0. Hemopericard

1. Pericarditis adhaesiva

2. Pericarditis constrictiva

8. Overige gespecificeerde aandoeningen van het pericard

9. Niet gespecificeerde aandoening van het pericard

 

9.12

  
424Overige aandoeningen van het endocard 9.14  

 

0. Aandoeningen van de mitraalklep

1. Aandoeningen van de aortaklep

2. Aandoeningen van de tricuspidaalklep, gespecificeerd als niet reumatisch

3. Aandoeningen van de pulmonaalklep

9. Endocarditis, klep niet gespecificeerd

Een prolaps van de mitraalklep welke niet gepaard gaat met ernstige insufficiëntie kan aanleiding zijn tot geschiktverklaring.

Een specialistisch advies is gewenst.

 

A1/A3

 

425

Cardiomyopathie

0. Endomyocardiale fibrose

1. Hypertrofische obstructieve cardiomyopathie

2. Ziekte van Becker (duistere Afrikaanse cardiomyopathie)

3. Endocardiale fibro-elastose

4. Overige primaire cardiomyopathieën

5. Alcoholische cardiomyopathie

7. Cardiomyopathie t.g.v. voedings en metabole stoornissen

8. Cardiomyopathie bij andere elders geclassificeerde aandoeningen

9. Niet gespecificeerde secundaire cardiomyopathie

 

9.13

  
426GeleidingsstoornissenIndien bij de keurling een irregulaire hartactie wordt geconstateerd, is een specialistisch advies noodzakelijk.   
 0. Atrioventriculair hart block, totaalEen derde graads AV-block, leidt tot ongeschiktverklaring:9.16  
 1. Overige en niet gespecificeerd atrioventriculair block (9.16)  
 2. Linker bundeltak block, partieelEen linker bundeltak hemiblock kan leiden tot ongeschiktverklaring:(9.16)  
 3. Overige vormen van linker bundeltakblockOverige vormen van linker bundeltakblock leiden tot ongeschiktverklaring:9.16  
 4. Rechter bundeltakblockEen rechter bundeltakblock leidt in principe niet tot ongeschiktverklaring:(9.16)  
 5. Overige vormen van niet gespecificeerd bundeltakblockOverige vormen van bundeltakblock leiden tot ongeschiktverklaring:9.16  
 6. Overige vormen van hart block (9.16)  
 7. Abnormale atrioventriculaire excitatieAbnormale atrioventriculaire excitatie kan leiden tot ongeschiktverklaring:(9.16)  
 8. Overige gespecificeerde geleidingsstoornissen (9.16)  

 

9. Niet gespecificeerde geleidingsstoornis

 

(9.16)

  

427

Hart dysritmieën

0. Paroxysmale supraventriculaire tachycardie

1. Paroxysmale ventriculaire tachycardie

2. Niet gespecificeerde paroxysmale tachycardie

3. Atrium fibrilleren en ’flutter; (fladderen)

4. Ventrikel fibrilleren en ’flutter’ (fladderen)

5. Hartstilstand

6. Extrasystolie

8. Overige gespecificeerde dysritmieën

9. Niet gespecificeerde dysritmie

Zie algemene aanwijzingen onder nr. 426

   

428

Hartdecompensatie

0. Hartdecompensatie met stuwing

1. Linksdecompensatie

9. Niet gespecificeerde hartdecompensatie

Hartdecompensatie leidt tot ongeschiktverklaring:

9.13

  
429

Niet scherp omschreven hartaandoeningen en complicaties van hartziekten

0. Niet gespecificeerde myocarditis

Zie algemene aanwijzingen onder nr. 426   
 1. Myocarditis degeneratie 9.13  
 2. Niet gespecificeerde cardiovasculaire aandoening 9.13/9.15  
 3. Cardiomegalie 9.13  
 4. Functionele stoornissen na hartchirurgie 9.13/9.14  
 5. Ruptuur van chordea tendineae

6. Ruptuur van papillair spier

8. Overige niet scherp omschreven hartaandoeningen

 9.12/9.13  

 

9. Niet gespecificeerde hartaandoening

 

9.11/ 9.14/ 9.16

  

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 

430-438

Cerebrovasculaire aandoeningen

De hiergenoemde cerebrovasculaire aandoeningen leiden tot ongeschiktverklaring

5.1.

  

430

Subarachnoïdale bloeding

    

431

Intracerebrale bloeding

    

432

Overige en niet gespecificeerde intracraniale bloeding

0. Niet-traumatische extradurale bloeding

1. Subdurale bloeding

9. Niet gespecificeerde intracraniale bloeding

    

433

Afsluiting en stenose van precerebrale arteriën

0. Arteria basilaris

1. Arteria carotis

2. Arteria vertebralis

3. Multipel en bilateraal

8. Andere gespecificeerd precerebrale arterie

9. Niet gespecificeerde precerebrale arterie

    

434

Afsluiting van cerebrale arteriën

0. Hersentrombose

1. Hersenembolie

9. Niet gespecificeerde afsluiting van cerebrale arterie

    

435

Passagère cerebrale ischemie

0. Arteria basilaris syndroom

1. Arteria vertebralis syndroom

2. "Subclavian steal syndrome"

8. Overige gespecificeerde passagère cerebrale ischemieën

9. Niet gespecificeerde passagère cerebrale ischemie

    

436

Acute, maar niet scherp omschreven cerebrovasculaire aandoening

    

437

Overige en niet scherp omschreven cerebrovasculaire aandoeningen

0. Cerebrale atherosclerose

1. Overige gegeneraliseerde ischemische cerebrovasculaire aandoeningen

2. Hypertensieve encefalopathie

3. Cerebraalaneurysma, zonder ruptuur

4. Cerebrale arteriitis

5. Moyamoya ziekte

6. Niet etterige trombose van intracraniele veneuze sinus

8. Overige gespecificeerde cerebrovasculaire aandoening

    

438

Late gevolgen cerebrovasculaire ziekte

    

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 

440-448 

Ziekte van arteriën, arteriolen en capillairen

De hiergenoemde ziekten van arteriën, arteriolen en capillairen leiden tot ongeschiktverklaring:

5.1.

  

440

Atherosclerose

0. Aorta

1. Arteria renalis

2. Arteriën van de extremiteiten

8. Overige gespecificeerde arteriën

9. Gegeneraliseerde en niet gespecificeerde atherosclerose

    

441

Aneurysma van de aorta

0. Aneurysma dissecans (iedere lokalisatie)

1. Thoracaal aneurysma, met ruptuur

2. Thoracaal aneurysma, zonder vermelding van ruptuur

3. Abdominaal aneurysma, met ruptuur

4. Abdominaal aneurysma, zonder vermelding van ruptuur

5. Aneurysma van de aorta zonder gespecificeerde lokalisatie, met ruptuur

9. Aneurysma van de aorta zonder gespecificeerde lokalisatie, Zonder vermelding van ruptuur

    

442

Overige aneurysmata

0. Arterie van bovenste extremiteit

1. Arteria renalis

2. Arteria iliaca

3. Arterie van onderste extremiteit

8. Overige gespecificeerde arteriën

9. Niet gespecificeerde lokalisatie

    

443

Overige perifere vaatziekten

0. Syndroom van Raynaud

1. Thromboangiitis obliterans (ziekte van Buerger)

8. Overige gespecificeerde perifere vaatziekten

9. Niet gespecificeerde perifere vaatziekten

    

444

Arteriële embolie en trombose

0. Aorta abdominalis

1. Aorta thoracalis

2. Arteriën van de extremiteiten

8. Overige gespecificeerde arteriën

9. Niet gespecificeerde arterie

    

446

Polyarteriitis nodosa en verwante aandoeningen

0. Polyarteriitis nodosa

1. Acuut febriel mucocutaan lymfklier syndroom (MCLS)

2. Overgevoeligheids angiitis

3. Letaal mediaanlijn granuloom

4. Granulomatosis van Wegener

5. Reuscel arteriitis

6. Trombotische micro-angiopathie

7. Ziekte van Takayasu 

    

447

Overige aandoeningen van arteriëen en arteriolen

0. Arterioveneuze fistel, verworven

1. Strictuur van arterie

2. Ruptuur van arterie

3. Hyperplasie van arteria renalis

4. Compressiesyndroom van de arteria coeliaca

5. Necrose van arterie

6. Niet gespecificeerde aandoeningen van arteriën en arteriolen

8. Overige gespecificeerde aandoeningen van arteriën en arteriolen

9. Niet gespecificeerde aandoening van arterie of arteriole

    

448

Ziekten van capillairen

0. Hereditaire hemorragische teleangiëctasie (Ziekte van Rendu-Osler-Weber)

1. Naevus angiomatosus, niet neoplastisch

9. Overige en niet gespecificeerde ziekten van capillairen

De hiergenoemde ziekten van capillairen leiden in principe tot ongeschiktverklaring:

De classificatie is afhankelijk van de mate van uitbreiding. Een specialistisch advies kan noodzakelijk zijn.

(5.1.)

  

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 

451-459

Ziekten van venen en lymfwegen en overige ziekten van de tractus circulatorius

    

451

Flebitis en tromboflebitis

0. Oppervlakkige vaten van de onderste extremiteiten

1. Diepe vaten van de onderste extremiteiten

2. Niet gespecificeerde vaten van de onderste extremiteiten

8. Overige lokalisaties

9. Niet gespecificeerde lokalisatie

Flebitis en tromboflebitis leiden tot ongeschiktverklaring:

5.1.

  

452

Vena portae trombose

Een trombose van de poortvene leidt tot ongeschiktverklaring:

5.1.

  

453

Overige veneuze embolie en trombose

0. Syndroom van Budd-Chiari

1. Tromboflebitis migrans

2. Vena cava

3. Vena renalis

8. Overige gespecificeerde venen

9. Niet gespecificeerde lokalisatie

De hiergenoemde overige vormen van veneuze embolie en trombose leiden tot ongeschiktverklaring:

5.1.

  
454Varices van de onderste extremiteitenVarices van de onderste extremiteiten met ulcus en/of ontsteking leiden tot ongeschiktverklaring:5.1.  
  Een solitaire varix is geen bezwaar voor plaatsing in O1: O1 
  

Bij uitgebreide varicosis is een specialistisch advies gewenst.

Zeer uitgebreide varicosis leidt tot ongeschiktverklaring:

5.1.  

 

0. Met ulcus

1. Met ontsteking

2. Met ulcus en ontsteking

9. Zonder vermelding van ulcus of ontsteking

    
455Hemorroïden    
 0. Inwendige hemorroïden zonder vermelding van complicatiesOngecompliceerde inwendige hemorroïden worden A1 geclassificeerd: A1 
 1. Getromboseerde inwendige hemorroïdenInterne getromboseerde hemorroïden worden A1 geclassificeerd: A1 
 2. Inwendige hemorroïden met andere complicatieInwendige hemorroïden met bloeding, prolaps, strangulatie of ulceratie leiden tot ongeschiktverklaring:10.10  
  Indien inwendige hemorroïden gepaard gaan met gering bloedverlies kan alsnog A1 worden geclassificeerd: A1 
 3. Uitwendige hemorroïden zonder vermelding van complicatieOngecompliceerde uitwendige hemorroïden worden A1 geclassificeerd: A1 
 4. Getromboseerde uitwendige hemorroïdenUitwendige getromboseerde hemorroïden worden A1 geclassificeerd: A1 
 5. Uitwendige hemorroïden met andere complicatieUitwendige hemorroïden met bloeding, prolaps, strangulaties of ulceratie leiden tot ongeschiktverklaring:10.10  
  Indien uitwendige hemorroïden gepaard gaan met gering bloedverlies kan alsnog A1 worden geclassificeerd. A1 
 6. Niet gespecificeerde hemorroïden, zonder vermelding van complicatieOngecompliceerde hemorroïden worden A1 geclassificeerd: A1 
 7. Niet gespecificeerde getromboseerde hemorroïdenGetromboseerde hemorroïden worden A1 geclassificeerd: A1 
 8. Niet gespecificeerde hemorroïden met andere complicatieHemorroïden met bloeding, prolaps, strangulatie of ulceratie leiden tot ongeschiktverklaring:10.10  
  Indien hemorroïden gepaard gaan met gering bloedverlies kan A1 worden geclassificeerd: A1 

 

9. Blijvende hemorroïdale huidplooien 

Blijvende hemorroïdale huidplooien worden A1 geclassificeerd:

 

A1

 
456Varices met andere lokalisatieDe hiergenoemde varices lokalisatie leiden in principe tot ongeschiktverklaring:5.1.  
 0. Oesofagus varices met bloeding

1. Oesofagus varices zonder vermelding van bloeding

2. Oesofagus varices bij lever cirrose

3. Sublinguale varices

    
 4. Scrotale varicesScrotale varices met ernstige klachten leiden tot ongeschiktverklaring:(10.25)  
 5. Varices van het bekkenVarices van het bekken, welke klachten veroorzaken, leiden tot ongeschiktverklaring:(5.1.)  
 6. Varices van de vulvaVarices van de vulva, welke ernstige klachten veroorzaken, leiden tot ongeschiktverklaring:(5.1.)  

 

8. Varices met andere lokalisaties

Varices met andere lokalisaties kunnen, indien deze ernstige klachten veroorzaken, leiden tot ongeschiktverklaring:

(5.1.)

  

457

Niet-infectieuze aandoeningen van de lymfwegen

0. Lymfoedeem syndroom na mastectomie

1. Overige vormen van lymfoedeem

2. Lymfangitis

8. Overige niet-infectieuze aandoeningen van de lymfwegen

9. Niet gespecificeerde niet-infectieuze aandoening van lymfwegen

De hiergenoemde niet-infectieuze aandoeningen van de lynfwegen leiden tot ongeschiktverklaring:

5.2.

  

458

Hypotensie

0. Orthostatische hypotensie

1. Chronische hypotensie

9. Niet gespecificeerde hypotensie

Indien de hiergenoemde vormen van hypotensie gepaard gaan met klachten, recidiverende syncopes en/of neiging daartoe, kunnen deze leiden tot ongeschiktverklaring:

(2.2.)

  

459

Overige ziekten van de tractus circulatorius

0. Niet gespecificeerde bloeding

1. Postflebitisch syndroom

2. Compressie van een vene

8. Overige gespecificeerde aandoeningen van de tractus circulatorius

9. Niet gespecificeerde aandoening van de tractus circulatorius

De hiergenoemde overige ziekten van de tractus circulatorius kunnen leiden tot ongeschiktverklaring:

Een specialistisch advies is gewenst.

(5.1.)

  

 

 

460 - 519

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
 

Ziekten van de ademhalingswegen (460 - 519)

    

460-466

Acute luchtweginfecties

    

460

Acute nasofaryngitis

Een gewone verkoudheid wordt A1 geclassificeerd:

 

A1

 

461

Acute sinusitis

0. Acute sinusitis maxillaris

1. Acute sinusitis frontalis

2. Acute sinusitis ethmoidalis

3. Acute sinusitis sphenoidalis

8. Overige vormen van acute sinusitis

9. Niet gespecificeerde acute sinusitis

Indien gunstige prognose:

 

A1

 

462

Acute faryngitis

Indien gunstige prognose:

 

A1

 

463

Acute tonsilitis

Indien gunstige prognose:

 

A1

 

464

Acute laryngitis en tracheitis

0. Acute laryngitis

1. Acute tracheitis

2. Acute laryngotracheitis

3. Acute epiglottitis

4. Croup

Indien gunstige prognose:

 

A1

 

465

Acute infecties van de bovenste luchtwegen met multipele of niet gespecificeerde lokalisaties

0. Acute laryngofaryngitis

8. Overige gespecificeerde lokalisaties

9. Niet gespecificeerde lokalisaties

Indien gunstige prognose:

 

A1

 

466

Acute bronchitis en bronchiolitis

0. Acute bronchitis

1. Acute bronchiolitis

Indien gunstige prognose:

 

A1

 

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 

470-478

Overige ziekten van de bovenste luchtwegen

    

470

Deviatie van het neusseptum

Indien leidend tot een ernstige obstructieve stoornis (luchtweg-passage moeilijkheden):

7.2.

  
471Neuspoliepen    
 0. Poliep in de neusholte

Een specialistisch advies is gewenst.

Indien leidend tot een obstructieve stoornis:

7.2.  
 1. Polypoïde sinus degeneratieIndien restloos genezen: A1 
  Indien restafwijkingen, volgens specialistisch advies:7.3.  

 

8. Overige vormen van sinuspoliepen

9. Niet gespecificeerde neuspoliep

Overige en niet gespecificeerde neuspoliepen leiden tot ongeschiktverklaring:

Een specialistisch advies is gewenst.

7.2.

  

472

Chronische sinusitis

0. Chronische rhinitis

1. Chronische faryngitis

2. Chronische nasofaryngitis

Een chronische faryngitis en nasofaryngitis leiden tot ongeschiktverklaring:

2.8.

  

473

Chronische sinusitis

0. Chronische sinusitis maxillaris

1. Chronische sinusitis frontalis

2. Chronische sinusitis ethmoidalis

8. Overige gespecificeerde vormen van

chronische sinusitis

9. Niet gespecificeerde chronische sinusitis

De hiergenoemde chronische sinusitiden leiden tot ongeschiktverklaring:

7.3.

  
474Chronische aandoeningen van tonsillen en adenoïd    
 0. Chronische tonsillitisEen chronische tonsillitis leidt tot ongeschiktverklaring:8.4.  
 1. Hypertrofie van tonsillen en adenoïdHypertrofie van tonsillen of adenoïde vegetaties leiden op zich niet tot ongeschiktverklaring: A1 

 

2. Adenoïde vegetaties

8. Overige chronische aandoeningen van tonsillen en adenoïd

9. Niet gespecificeerde chronische aandoening van tonsillen en adenoïd

Andere chronische ziekten van tonsillen en adenoïd zoals ulcera en calculus leiden tot ongeschiktverklaring:

8.4.

  

475

Peritonsillair abces

indien restloos genezen:

 

A1

 

476

Chronische laryngitis en laryngotracheitis

0. Chronische laryngitis

1. Chronische laryngotracheitis

Chronische laryngitis en laryngotracheitis leiden tot ongeschiktverklaring:

8.4.

  

477

Allergische rhinitis

Om de ernst van een allergie te bepalen is een goed anamnese van het grootste belang.

Zeer duidelijk wordt gevraagd naar en moet genoteerd worden op het keuringsformulier:

  • ernst van de allergie
  • evt. seizoensinvloeden
  • bezoek aan huisarts en/of specialist
  • reactie op medicatie/desensibilisatiekuur
  • aanpassing thuis
  • werkverzuim
  • sportbeoefening

Indien de betrokkene te kennen geeft reeds onder specialistische behandeling te zijn (geweest) dient allereerst overgegaan te worden tot het opvragen van inlichtingen, alvorens te beslissen tot een verwijzing naar KNO- en/of longarts.

   
  Lokale allergische klachten, waarvoor geen medicatie wordt gebruikt en waarbij geen werkverzuim bestaat, kunnen A1 worden geclassificeerd: A1 
  Allergische klachten, waarvoor lokale antihistaminica worden gebruikt, kunnen ten hoogste A2 worden geclassificeerd: A2 
  Allergische klachten, niet reagerend op therapie, kunnen ten hoogst A3 worden geclassificeerd: A3 
  Ernstige pollinosis, gepaard gaande met complicaties als sinusitiden en longafwijkingen, leidt tot ongeschiktverklaring:2.9.  
  Rhinitis vasomotorica, goed reagerend op lokale therapie kan A1 worden geclassificeerd: A1 
  Indien niet reagerend op therapie dient A2 te worden geclassificeerd. A2 
  Overige allergieën, met uitzondering van solitaire allergieën, zoals voedsel- en geneesmiddelallergieën, kunnen leiden tot ongeschiktverklaring:(2.9.)  
  

Voor bepaling van eventuele pulmonale consequenties is informatie van behandelend artsen noodzakelijk. Indien deze niet te verkrijgen is, danwel onvoldoende informatie oplevert, kan een verwijzing naar een KNO- of longarts alsnog noodzakelijk zijn.

   
 

0. Veroorzaakt door pollen

8. Veroorzaakt andere allergenen

9. Door niet gespecificeerde oorzaak

    
478Overige aandoeningen van de bovenste luchtwegen    
 0. Hypertrofie van de neusschelpenHypertrofie van de neusschelpen leidt niet tot ongeschiktverklaring: A1 
  Indien restloos genezen: A1 
 1. Overige aandoeningen van neusholten en bijholtenIndien restafwijkingen:7.3.  
  Indien restloos genezen: A1 
 2. Overige aandoeningen van de farynx, niet elders geclassificeerdIndien restafwijkingen:7.6.  

 

3. Paralyse van stembanden of larynx

Paralyse van stembanden of larynx leidt tot ongeschiktverklaring:

7.12/8.6.

  
 4. Poliep van stemband of larynxIndien gepaard met chronische heesheid:8.5.  
  Indien zonder klachten: A1 
 5. Overige aandoeningen van de stembandenIndien gepaard met chronische heesheid:8.5.  
  Indien zonder klachten: A1 
 6. Oedeem van de larynxOedeem van de larynx leidt tot ongeschiktverklaring:8.4.  
 7. Overige aandoeningen van de larynx, niet elders geclassificeerdOverige ziekten van de larynx, zoals spasme, stenose, abces of fistel leiden tot ongeschiktverklaring:2.9./8.3.  
 8. Overgevoeligheidsreactie van de bovenste luchtwegen, zonder gespecificeerde lokalisatie

Ernstige overgevoeligheidsreacties van de bovenste luchtwegen leiden tot ongeschiktverklaring:

Zie ook aanwijzingen onder nr. 493

2.9.  
 

9. Overige en niet gespecificeerde aandoeningen van de bovenste luchtwegen

Overige ziekten van de bovenste luchtwegen, zoals een abces, leiden tot ongeschiktverklaring:

8.4.

  

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
480-487Pneumonie en influenzaIndien restloos genezen: A1 

 

 

Indien restafwijkingen:

2.8./9.5.

 

 

480

Virus pneumonie

0. Pneumonie door adenovirus

1. Pneumonie door respiratoir syncytium virus

2. Pneumonie door para-influenza virus

8. Pneumonie door andere virussen, niet elders geclassificeerd

9. Niet gespecificeerde virus pneumonie

    

481

Pneumokokken pneumonie

    

482

Overige vormen van bacteriële pneumonie

0. Pneumonie door Klebsiella pneumoniae

1. Pneumonie door Pseudomonas

2. Pneumonie door Haemophilus influenzae

3. Pneumonie door streptokokken

4. Pneumonie door staphylokokken

8. Pneumonie door andere gespecificeerde bacteriën

9. Niet gespecificeerde bacteriële pneumonie

    

483

Pneumonie door andere gespecificeerde organismen

    

484

Pneumonie bij elders geclassificeerde infectieziekten

1. Pneumonie bij cytomegalie

3. Pneumonie bij kinkhoest

5. Pneumonie bij anthrax

6. Pneumonie bij aspergillose

7. Pneumonie bij andere gegeneraliseerde mycosen

8. Pneumonie bij andere besmettelijke ziekten, elders geclassificeerd

    

485

Bronchopneumonie, verwekker niet gespecificeerd

    

486

Pneumonie, verwekker niet gespecificeerd

    

487

Influenza

0. Met pneumonie

1. Met andere verschijnselen van de luchtwegen

8. Met andere verschijnselen

    

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 

490-496

Chronische obstructieve longziekten en verwante aandoeningen

    

490

Bronchitis, niet gespecificeerd als acuut of chronisch

Indien restloos genezen:

 

A1

 

491

Chronische bronchitis

0. Gewone chronische bronchitis

1. Mucopurulente chronische bronchitis

2. Obstructieve chronische bronchitis

8. Overige vormen van chronische bronchitis

9. Niet gespecificeerde chronische bronchitis

De hiergenoemde chronische bronchitiden leiden tot ongeschiktverklaring:

9.3.

  

492

Emfyseem

0. Emfysemateuze blaas

8. Andere vormen van emfyseem

Emfyseem leidt tot ongeschiktverklaring:

9.6.

  
493Astma

T.a.v. de anamnese bij overgevoeligheden van de onderste luchtwegen geldt hetzelfde, als het gestelde onder nr. 477.

De allergie status bevat de volgende aspecten:

  • aard en duur van de klachten;
  • dyspneu klachten in rust en/of bij inspanning;
  • seizoengebondenheid, provocerende momenten, school en/of werkverzuim en eventuele sportbeoefening;
  • therapeutische adviezen (medicatie, woningsanering) en het effect hiervan.

Indien de betrokkene weinig of geen klachten heeft, geen medicatie gebruikt, geen woningsaneringsadviezen kreeg en het lichamelijk onderzoek geen afwijkingen oplevert, kan A1 worden geclassificeerd:

 A1 
  Indien wèl medicatie wordt gebruikt, kan, afhankelijk van het effect hiervan, hooguit A2 worden geclassificeerd: A2 

 

 

Bij ernstige klachten, veel verzuim, woningsanering en/of positieve bevindingen bij het lichamelijk onderzoek wordt betrokkene ongeschikt verklaard:

9.7.

  
  

In alle gevallen zal het noodzakelijk zijn inlichtingen in te winnen bij de behandelend arts.

Indien dit onvoldoende informatie oplevert om tot een verantwoorden beslissing te komen, kan een specialistische verwijzing noodzakelijk zijn, echter niet na machtiging van DMGB c.q. IGD.

   
 

0. Extrinsiek astma

1. Intrinsiek astma

9. Niet gespecificeerde astma

    

494

Bronchiëctasie

Bronchiëctasie leidt tot ongeschiktverklaring:

9.4.

  

495

Extrinsieke allergische alveolitis

0. Boerenlong

1. Bagassosis

2. Vogelfokkers long

3. Suberosis

4. Moutverwerkers long

5. Paddestoelen long

6. Esdoornbast strippers long

7. "Ventilatie" pneumonitis

8. Overige gespecificeerde vormen van allergische alveolitis en pneumonitis

9. Niet gespecificeerde allergische alveolitis of pneumonitis

De hiergenoemde vormen van extrinsieke allergische alveolitis leiden tot ongeschiktverklaring:

2.9./9.5.

  

496

Chronische luchtwegobstructie, niet elders geclassificeerd

Chronische luchtwegobstructie leidt tot ongeschiktverklaring:

   

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 

500-508

Pneumoconiosen an andere longziekten door externe prikkels

    

500

Mijnwerkers pneumoconiose

Mijnwerkers pneumoconiose leidt tot ongeschiktverklaring:

9.5.

  

501

Asbestose

Asbestose leidt tot ongeschiktverklaring:

9.5.

  

502

Pneumoconiose door andere siliciumvormen of silicaten

Pneumoconiose leidt tot ongeschiktverklaring:

9.5.

  

503

Pneumoconiose door andere anorganische stoffen

Pneumoconiose leidt tot ongeschiktverklaring:

9.5.

  

504

Pneumopathie door inhaleren van ander stof

Pneumopathie door inhalatie van andere stof leidt tot ongeschiktverklaring:

9.5.

  

505

Niet gespecificeerde pneumoconiose

Niet gespecificeerde pneumoconiose leidt tot ongeschiktverklaring:

9.5.

  
506Respiratore aandoeningen door chemische rook en dampenIndien restloos genezen: A1 

 

0. Bronchitis en pneumonitis door rook en dampen

1. Acuut longoedeem door rook en dampen

2. Ontsteking van de bovenste luchtwegen door rook of dampen

3. Overige acute of subacute respiratore aandoeningen door rook of dampen

4. Chronische respiratore aandoeningen door rook of dampen

9. Niet gespecificeerde respiratore aandoeningen door rook en dampen

Respiratore aandoeningen door chemische rook of dampen, gepaard gaande met ernstige klachten en/of chronische longfunctiebeperkingen, leiden tot ongeschiktverklaring:

2.7./9.5.

 

 

507

Pneumonitis door vaste stoffen en vloeistoffen

0. Door inhalatie van voedsel of braaksel

1. Door inhalatie van oliën en essences

8. Door andere vaste stoffen en vloeistoffen

Zie aanwijzingen onder nr. 506

2.7./9.5.

  

508

Respiratore aandoeningen door andere en niet gespecificeerde uitwendige prikkels

0. Acute pulmonale verschijnselen door straling

1. Chronische en andere pulmonale verschijnselen door straling

8. Respiratore aandoeningen door andere gespecificeerde uitwendige prikkels

9. Respiratore aandoeningen door niet gespecificeerde uitwendige prikkel

Zie aanwijzingen onder nr. 506

2.7./9.5.

  

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 

510-519

Andere ziekten van de ademhalingswegen

    

510

Empyeem

0. Met fistel

9. Zonder vermelding van fistel

Empyeem leidt tot ongeschiktverklaring:

9.5.

  
511PleuritisIndien restloos genezen: A1 

 

0. Zonder vermelding van vocht of huidige tuberculose

1. Met vocht, met vermelding van een bacteriële oorzaak, behalve tuberculose

8. Andere gespecificeerde vormen van vocht in de pleura, behalve tuberculose

9. Niet gespecificeerde vochtophoping in de pleura

Indien leidend tot functiebeperkende pleura-adhesies:

9.10

 

 

512

Pneumothorax

0. Spontane spanningspneumothorax

8. Overige vormen van spontane pneumothorax

Een (status na) pneumothorax, ongeacht de ingestelde therapie, leidt bij dienstplicht- en aanname keuring tot ongeschiktverklaring:

9.9.

  
513Abces van long en mediastinumIndien restloos genezen: A1 
  Indien chronisch/recidiverend karakter:9.5./9.11  

 

0. Longabces

1. Abces van het mediastinum

    

514

Longstuwing en hypostase

Longstuwing en hypostase leiden tot ongeschiktverklaring:

9.5.

  

515

Longfibrose na ontsteking

Longfibrose leidt tot ongeschiktverklaring:

9.5.

  

516

Overige vormen van alveolaire en pariëto-alveolaire longziekte

0. Pulmonale alveolaire proteïnose

1. Idiopathische pulmonale hemosiderose

2. Pulmonale alveolaire microlithiasis

3. Idiopatische fibroserende alveolitis

8. Overige gespecificeerde alveolaire en pariëto-alveolaire longziekten

9. Niet gespecificeerde alveolaire en pariëto-alveolaire longziekte

De hiergenoemde vormen van alveolaire en pariëto-alveolaire longziekten leiden tot ongeschiktverklaring:

9.5.

  

517

Longaandoeningen bij elders geclassificeerde ziekten

1. Reumatische pneumonie

2. Longaandoening bij gegeneraliseerde sclerose

8. Longaandoening bij andere elders geclassificeerde ziekten

De hiergenoemde longaandoeningen leiden tot ongeschiktverklaring:

9.5.

  
518Overige longziektenDe hiergenoemde overige longziekten leiden tot ongeschiktverklaring:   
 0. Longcollaps 9.5.  
 1. Intersitiëel emfyseem 9.6.  
 2. Compensatoir emfyseem 9.6.  
 3. Pulmonale eosinofilie 

2.8./ 2.9./ 9.5.

  
 4. Acuut longoedeem, niet gespecificeerd 9.13  
 5. Longinsufficiëntie na trauma en operatie 9.5.  

 

8. Overige longziekten, niet elders geclassificeerd

 

9.5.

  
519Overige ziekten van de tractus respiratorius    
 0. Complicatie bij tracheostomieTracheostomie complicaties leiden tot ongeschiktverklaring:8.4.  
 1. Overige ziekten van trachea en bronchus, niet elders geclassificeerdStenose, ulcus, verkalking of fistel van bronchus of trachea leiden tot ongeschiktverklaring:8.3./ 8.7./ 9.4.  
 2. MediastinitisMediastinitis leidt tot ongeschiktverklaring:9.11  
 3. Overige ziekten van het mediastinum niet elders geclassificeerdFibrose, hernia of retractie van het mediastinum leiden tot ongeschiktverklaring:9.11  
 4. Aandoeningen van het diafragmaAandoeningen van het diafragma leiden tot ongeschiktverklaring:9.11  

 

8. Overige gespecificeerde ziekten van de tractus respiratorius niet elders geclassificeerd:

9. Niet gespecificeerde ziekte van de tractus respiratorius

De hier verder genoemde ziekten van de ademhalingswegen kunnen leiden tot ongeschiktverklaring:

(9.3 t/m 9.10)

  

 

520 - 579

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
 

Ziekten van het spijsverteringsstelsel (520 - 579)

    

520

Stoornissen van tandontwikkeling en tanddoorbraak

0. Anodontie

1. Extra tanden

2. Afwijkingen van grootte en vorm

3. "Motted teeth"

4. Stoornissen in de tandformatie

5. Erfelijke afwijkingen van de tandstructuur, niet elders geclassificeerd

6. Stoornissen in de tanddoorbraak

7. Tanddoorbraaksyndroom

8. Overige gespecificeerde stoornissen van tandontwikkeling en tanddoorbraak

9. Niet gespecificeerde stoornissen van tandontwikkeling en tanddoorbraak

Een advies van de tandarts kan gevraagd worden, indien de keurend arts dit noodzakelijk acht.

   

521

Ziekten van de harde tandweefsels

0. Tandcariës

1. Excessieve attritie

2. Abrasie

3. Erosie

4. Pathologische resorptie

5. Hypercementose

6. Ankylose van gebitselementen

7. Kleurveranderingen na het doorbreken

8. Overige gespecificeerde ziekten van de harde tandweefsels

9. Niet gespecificeerde ziekte van de harde tandweefsels

Een advies van de tandarts kan gevraagd worden, indien de keurend arts dit noodzakelijk acht.

Ernstige tandcariës kan leiden tot ongeschiktverklaring:

 

 

(7.7.)

  

522

Ziekten van pulpa en periapicale weefsels

0. Pulpitis

1. Necrose van de pulpa

2. Degeneratie van de pulpa

3. Vorming van abnormaal hard weefsel in de pulpa

4. Acute apicale periodontitis van pulpaire oorsprong

5. Periapicaal abces zonder fistel

6. Chronische apicale periodontitis

7. Periapicaal abces met fistel

8. Radiculaire cyste

9. Overige en niet gespecificeerde ziekten van tandpulpa en periapicale weefsels

Een advies van de tandarts kan gevraagd worden, indien de keurend arts dit noodzakelijk acht.

   

523

Ziekten van gingiva en periodontium

0. Acute gingivitis

1. Chronische gingivitis

2. Tandvleesretractie

3. Acute periodontitis

4. Chronische periodontitis

5. Periodontose

6. Afzettingen op gebitselementen

8. Overige gespecificeerde periodontale ziekten

9. Niet gespecificeerde ziekten van gingiva en periodontium

Een advies van de tandarts kan gevraagd worden, indien de keurend arts dit noodzakelijk acht.

In ernstige gevallen:

7.6.

  

524

Dentofaciale anomalieën en malocclusie

0. Grove afwijkingen van de afmetingen van de kaak

1. Afwijkingen van de verhoudingen tussen kaak en schedelbasis

2. Afwijkingen van de tandboogvorming

3. Afwijkingen van de stand van de tanden

4. Malocclusie niet gespecificeerd

5. Functionele dentofaciale afwijkingen

6. Aandoeningen van het temporomandibulair gewricht

8. Overige gespecificeerde dentofaciale afwijkingen

9. Niet gespecificeerde dentofaciale afwijkingen

Een advies van de tandarts kan gevraagd worden, indien de keurend arts dit noodzakelijk acht.

In ernstige gevallen:

7.5.

  

525

Overige ziekten en aandoeningen van gebit en steunweefsels

0. Uitvallen van gebitselementen als gevolg van algemene ziekten

1. Verlies van gebitselementen als gevolg van een ongeval, extractie of lokale periodontale ziekte

2. Atrofie van tandeloze processus alveolaris

8. Overige gespecificeerde aandoeningen van gebit en steunweefsels

9. Niet gespecificeerde aandoeningen van gebit en steunweefsels

Een advies van de tandarts kan gevraagd worden, indien de keurend arts dit noodzakelijk acht.

   

526

Ziekten van boven- en onderkaak

0. Cysten door gestoorde tandontwikkeling

1. Fissuur cyste van de kaak

2. Overige cysten van boven- en onderkaak

3. Centraal reuscel granuloom

4. Ontstekingen

5. Alveolitis van de kaak

8. Overige gespecificeerde kaakaandoeningen

9. Niet gespecificeerde kaakaandoeningen

Een advies van de tandarts kan gevraagd worden, indien de keurend arts dit noodzakelijk acht.

In ernstige gevallen:

7.5.

  
527Ziekten van de speekselklieren    
 0. AtrofieAtrofie leidt niet tot ongeschiktverklaring: A1 
 1. HypertrofieHypertrofie leidt niet tot ongeschiktverklaring: A1 
 2. SialoadenitisSialoadenitis leidt niet tot ongeschiktverklaring: A1 
 3. AbcesEen abces leidt niet tot ongeschiktverklaring: A1 
 4. FistelEen fistel leidt tot ongeschiktverklaring:7.8.  
 5. SialolithiasisSpeekselstenen leiden niet tot ongeschiktverklaring: A1 
 6. MucokèleEen mucokèle leidt niet tot ongeschiktverklaring: A1 
 7. Stoornissen van de speekselsecretieSecretiestoornissen kunnen, indien deze klachten veroorzaken, leiden tot ongeschiktverklaring:(7.8.)  

 

8. Overige gespecificeerde ziekten van de speekselklieren

9. Niet gespecificeerde ziekte van de speekselklieren

Overige ziekten van de speekselklieren kunnen, indien deze klachten veroorzaken, leiden tot ongeschiktverklaring:

(7.8.)

  
528Ziekten van de weke delen van de mond, behalve aandoeningen specifiek voor gingiva en tong    
 0. Stomatitis

Indien recidiverend en/of uitgebreid: Een specialistisch advies kan noodzakelijk zijn.

7.6.  
 1. Cancrum orisStomatitis gangraenosa leidt tot ongeschiktverklaring:7.6.  
 2. Aphtae van de mondChronische en/of recidiverende aphtae welke veel klachten veroorzaken, leiden tot ongeschiktverklaring:7.6.  
 3. Cellulitis en abcesIndien restloos genezen: A1 
 4. CystenMondcysten leiden niet tot ongeschiktverklaring: A1 
 5. Ziekten van de lippenChronische ziekten van de lip leiden tot ongeschiktverklaring:7.6.  
 6. Leukoplakie van het mondslijmvlies, inclusief de tongEen specialistisch advies is gewenst.(7.6.)  
 7. Overige gespecificeerde aandoeningen van het mondepitheel, inclusief de tongDeze overige gespecificeerde aandoeningen kunnen leiden tot ongeschiktverklaring:(7.6.)  
 8. Submuceuze fibrose van de mondholte, inclusief de tongSubmuceuze fibrose leidt tot ongeschiktverklaring:7.11  

 

9. Overige en niet gespecificeerde ziekten van de weke delen van de mond

Een specialistisch advies is gewenst.

(7.6.)

  
529Ziekten en andere aandoeningen van de tongIndien restloos genezen: A1 

 

0. Glossitis

1. Lingua geografica

2. Mediane rhomboïde glossitis

3. Hypertrofie van de tongpapillen

4. Atrofie van de tongpapillen

5. Lingua plicata

6. Glossodynie

8. Overige gespecificeerde aandoeningen van de tong

9. Niet gespecificeerde aandoening van de tong

Indien klachten, is een specialistisch advies gewenst:

(7.10)

 

 

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 

530-537

Ziekten van oesofagus, maag en duodenum

    
530Ziekten van de oesofagus    
 0. Achalasie en cardiospasmeAchalasie en/of cardiospasme leiden tot ongeschiktverklaring:8.8.  
 1. OesofagitisIndien restloos genezen: A1 
  Indien restafwijkingen:8.8.  
 2. Ulcus van de oesofagusEen ulcus van de oesofagus leidt tot ongeschiktverklaring:8.8.  
 3. Strictuur en stenose van de oesofagusEen strictuur en/of stenose leidt tot ongeschiktverklaring:8.8.  
 4. Perforatie van de oesofagusIndien restloos genezen: A1 
 5. Dyskinesie van de oesofagusBij klachten is een specialistisch advies gewenst.(8.8.)  
 6. Divertikel van de oesofagus, verworvenEen oesofagus divertikel leidt tot ongeschiktverklaring:8.8.  
 7. Gastro-oesofageaal laceratie-bloedingssyndroomHet gastro-oesofageaal laceratie-bloedings syndroom leidt tot ongeschiktverklaring:8.8.  
 8. Overige gespecificeerde aandoeningen van de oesofagusEen oesofagus bloeding en/of leukoplakie leid(t)en tot ongeschiktverklaring:8.8.  

 

9. Niet gespecificeerde aandoening van de oesofagus

Andere oesofagus aandoeningen kunnen leiden tot ongeschiktverklaring:

8.3./8.8.

  

531

Ulcus ventriculi

0. Acuut met bloeding

1. Acuut met perforatie

2. Acuut met bloeding en perforatie

3. Acuut zonder vermelding van bloeding of perforatie

4. Chronisch of niet gespecificeerd met  bloeding

5. Chronisch of niet gespecificeerd met  perforatie

6. Chronisch of niet gespecificeerd met bloeding en perforatie

7. Chronisch zonder vermelding van bloeding of perforatie

9. Niet gespecificeerd als acuut of chronisch, zonder vermelding van bloeding of perforatie

Een ulcus ventriculi, zelfs indien anamnestisch aanwezig, leidt tot ongeschiktverklaring:

10.3

  

532

Ulcus duodeni

0. Acuut met bloeding

1. Acuut met perforatie

2. Acuut met bloeding en perforatie

3. Acuut zonder vermelding van bloeding of perforatie

4. Chronisch of niet gespecificeerd met bloeding

5. Chronisch of niet gespecificeerd met perforatie

6. Chronisch of niet gespecificeerd met bloeding of perforatie

7. Chronisch zonder vermelding van bloeding of perforatie

9. Niet gespecificeerd als acuut of chronisch, zonder vermelding van bloeding of perforatie

Een ulcus duodeni, zelfs indien anamnestisch aanwezig, leidt tot ongeschiktverklaring:

10.3

  

533

Ulcus pepticum, lokalisatie niet gespecificeerd

0. Acuut met bloeding

1. Acuut met perforatie

2. Acuut met bloeding en perforatie

3. Acuut zonder vermelding van bloeding of perforatie

4. Chronisch of niet gespecificeerd met bloeding

5. Chronisch of niet gespecificeerd met perforatie

6. Chronisch of niet gespecificeerd met bloeding en perforatie

7. Chronisch zonder vermelding van bloeding of perforatie

9. Niet gespecificeerde als acuut of chronisch, zonder vermelding van bloeding of perforatie

Een ulcus pepticum zelfs anamnestisch aanwezig, leidt tot ongeschiktverklaring:

10.3

  

534

Ulcus gastrojejunalis

0. Acuut met bloeding

1. Acuut met perforatie

2. Acuut met bloeding en perforatie

3. Acuut zonder vermelding van bloeding of perforatie

4. Chronisch of niet gespecificeerd met bloeding

5. Chronisch of niet gespecificeerd met perforatie

6. Chronisch of niet gespecificeerd met bloeding en perforatie

7. Chronisch zonder vermelding van bloeding of perforatie

9. Niet gespecificeerd als acuut of chronisch, zonder vermelding van bloeding of perforatie

Een ulcus gastrojejunalis, zelfs anamnestisch aanwezig, leidt tot ongeschiktverklaring:

 

10.3

  
535Gastritis en duodenitisIndien restloos genezen: A1 
  

Indien chronisch/recidiverend karakter: Een specialistisch advies is gewenst.

10.2  

 

0. Acute gastritis

1. Atrofische gastritis

2. Hypertrofie van het maagslijmvlies

3. Alcoholische gastritis

4. Overige gespecificeerde vormen van gastritis

5. Niet gespecificeerde gastritis en gastroduodenitis

6. Duodenitis

 

 

 

 
536Stoornissen van de maagfunctie    
 0. AchloorhydrieAchloorhydrie leidt tot ongeschiktverklaring:10.1  
 1. Acute dilatatie van de maagMaagdilatatie leidt tot ongeschiktverklaring:10.5  
 2. Habitueel brakenHabitueel braken leidt tot ongeschikt verklaring:10.4  
 8. Dyspepsie en overige gespecificeerde functiestoornissen van de maagDyspepsie en andere maagfunctie stoornissen leiden tot ongeschiktverklaring:10.1  

 

9. Niet gespecificeerde functiestoornis van de maag

Een specialistisch advies is gewenst.

(10.1/ 10.4/ 10.5)

  
537Overige aandoeningen van maag en duodenum    
 0. Verworven hypertrofische pylorusstenoseEen verworven hypertrofische pylorusstenose leidt tot ongeschiktverklaring:10.5  
 1. Divertikel van de maagEen maagdivertikel leidt tot ongeschiktverklaring:10.5  
 2. Chronische duodenale ileusEen chronisch duodenale ileus leidt tot ongeschiktverklaring:10.4  
 3. Overige obstructie van het duodenumDuodenum obstructies leiden tot ongeschiktverklaring:10.5  
 4. Fistel van maag of duodenumEen maag- of duodenum fistel leidt tot ongeschiktverklaring:10.6  
 5. GastroptoseGastroptose leidt tot ongeschiktverklaring:10.5  

 

6. Zandloperstrictuur of -stenose van de maag

Een cascademaag leidt tot ongeschiktverklaring:

10.5

  
 

8. Overige gespecificeerde aandoeningen van maag en duodenum

9. Niet gespecificeerde aandoening van maag of duodenum

Andere gespecificeerde maagaandoeningen leiden tot ongeschiktverklaring:

Een specialistisch advies is gewenst.

10.3-10.6

  

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 

540-543

Appendicitis

    
540Acute appendicitisIndien restloos genezen: A1 
  Indien restafwijkingen:10.12  

 

0. Met gegeneraliseerde peritonitis

1. Met peritoneaal abces

9. Zonder vermelding van peritonitis

 

 

 

 

 

541

Niet gespecificeerde appendicitis

 

Indien restloos genezen:

Indien restafwijkingen: zie aldaar

(10.12)

A1

 

542

Overige vormen van appendicitis

Chronische appendicitis leidt tot ongeschiktverklaring:

10.2

  

543

Overige ziekten van de appendix

0. Hyperplasie van de appendix

9. Overige en niet gespecificeerde ziekten van de appendix

Een specialistisch advies is gewenst.

(10.2)

  

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
550-553BuikbreukenBestaande buikbreuken leiden tot ongeschiktverklaring:10.18  
  Indien afdoende behandeld en/of restloos genezen: A1 

 

 

Bij status na ernstige breuken kan een specialistisch advies noodzakelijk zijn.

(10.18)

  

550

Hernia inguinalis

0. Hernia inguinalis met gangreen

1. Hernia inguinalis met obstructie, zonder vermelding van gangreen

9. Hernia inguinalis zonder vermelding van obstructie en gangreen

   

 

 

551

Overige buikbreuken, met gangreen

0. Hernia femoralis, met gangreen

1. Hernia umbilicalis, met gangreen

2. Hernia ventralis met gangreen

3. Hernia diafragmatica, met gangreen

8. Overige buikbreuken met gespecificeerd lokalisatie, met gangreen

9. Buikbreuken zonder gespecificeerde lokalisatie zonder gespecificeerd lokalisatie, met gangreen

    

552

Overige buikbreuken, met obstructie, zonder vermelding van gangreen

0. Hernia femoralis, met obstructie

1. Hernia umbilicalis, met obstructie

2. Hernia ventralis, met obstructie

3. Hernia diafragmatica, met obstructie

8. Overige buikbreuken met gespecificeerde lokalisatie, met obstructie

9. Buikbreuken zonder gespecificeerde lokalisatie, met obstructie

    

553

Overige buikbreuken, zonder vermelding van obstructie of gangreen

0. Hernia femoralis

1. Hernia umbilicalis

2. Hernia ventralis

3. Hernia diafragmatica

8. Overige buikbreuken met gespecificeerde lokalisatie

9. Buikbreuken zonder gespecificeerde lokalisatie

    

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 

555-558

Niet infectieuze enteritis en colitis

    

555

Enteritis regionalis

(Ziekte van Crohn)

0. Dunne darm

1. Dikke darm

2. Dunne zowel als dikke darm

9. Niet gespecificeerde lokalisatie

Enteritis regionalis leidt tot ongeschiktverklaring:

10.2

  

556

Idiopathische proctocolitis  (Colitis ulcerosa)

Idiopathische proctocolitis leidt tot ongeschiktverklaring:

10.2

  
557Vasculaire insufficiëntie van de darm    
 0. Acute vasculaire insufficiëntie van de darmIndien restloos genezen: A1 

 

1. Chronische vasculaire insufficiëntie van de darm

9. Niet gespecificeerde vasculaire insufficiëntie van de darm

Chronische en niet gespecificeerde vasculaire insufficiëntie leiden tot ongeschiktverklaring:

5.1.

 

 
558Overige niet-infectieuze vormen van gastro-enteritis en colitis    
 

1. Gastro-enteritis en colitis als gevolg van straling

2. Toxische gastro-enteritis en colitis

Gastro-enteritis als gevolg van straling leidt tot ongeschiktverklaring: Indien restloos genezen: Indien restverschijnselen:

10.2

(2.7.)

A1 

 

9. Overige en niet gespecificeerde niet-infectieuze gastro-enteritis en colitis

Overige niet-infectieuze gastro-enteritiden en/of colitiden kunnen tot ongeschiktverklaring leiden:

(10.2)

  

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 

560-569

Overige ziekten van darmen en peritoneum

    
560Darmobstructie zonder vermelding van herniaIndien restloos genezen: A1 
  Indien restafwijkingen:(10.4/ 10.5)  

 

0. Intussusceptie

1. Paralytische ileus

2. Volvulus

3. Verstopping van de darm

8. Overige gespecificeerde darmobstructie

9. Niet gespecificeerde darmobstructie

    

562

Darmdivertikels

0. Dunne darm

1. Colon

Darmdivertikels leiden tot ongeschiktverklaring:

10.5

  
564Functiestoornissen van de darm, niet elders geclassificeerd    
 0. ObstipatieIndien het defaecatiepatroon minder dan één maal per drie dagen bedraagt, kan betrokkene ongeschikt worden verklaard:10.4  
 1. "Irritable colon""Irritable colon" leidt tot ongeschiktverklaring:10.4  
 2. Syndromen na maagchirurgieSyndromen na maagchirurgie leiden tot ongeschiktverklaring:10.4  
 3. (Gal-)braken na gastro-intestinale chirurgie(Gal-)braken na gastro-intestinale chirurgie leidt tot ongeschiktverklaring:10.4  
 4. Overige functiestoornissen na gastro-intestinale chirurgieBlijvende functiestoornissen na gastro-intestinale chirurgie leiden tot ongeschiktverklaring:10.4  
 5. Functionele diarreeFunctionele diarree leidt tot ongeschiktverklaring10.4/6.9.  
 6. Anale spasmeAnale spasme leidt tot ongeschiktverklaring:10.5  
 7. Megacolon, behalve ziekte van HirschprungEen megacolon leidt tot ongeschiktverklaring:10.5  

 

8. Overige gespecificeerde functiestoornissen van de darm

9. Niet gespecificeerde functiestoornis van de darm

Overige en niet gespecificeerde functiestoornissen van de darm kunnen leiden tot ongeschiktverklaring:

(10.4/ 10.5/ 10.6)

  
565Fissura ani en fistula ani    
 0. Fissura aniFissura kunnen genezen. Indien de fissure chronisch is geworden en/of regelmatig veel pijn veroorzaakt, leidt dit tot ongeschiktverklaring:10.8  

 

1. Fistula ani

Iedere anale en rectale fistel leidt tot ongeschiktverklaring. Een na behandeling genezen fistel is geen bezwaar tegen plaatsing in A1, tenzij een tuberculeuze genese vaststaat.

10.9

  
566Perianaal en perirectaal abcesIndien restloos genezen: A1 

 

 

Indien chronisch/recidiverend karakter:

2.8.

 

 
567PeritonitisIndien restloos genezen: A1 
  Indien chronisch/recidiverend karakter:10.11  

 

0. Peritonitis bij elders geclassificeerde infectieziekten

1. Pneumokokken peritonitis

2. Overige etterige peritonitis

8. Overige gespecificeerde vormen van peritonitis

9. Niet gespecificeerde peritonitis

    

568

Overige aandoeningen van het peritoneum

0. Peritoneum adhesies

8. Overige gespecificeerde aandoeningen van het peritoneum

9. Niet gespecificeerde aandoening van het peritoneum

Ernstige klachten leiden tot ongeschiktverklaring:

Een specialistisch advies is gewenst.

10.12

  
569Overige aandoeningen van de darm    
 0. Anus en rectum poliepIndien chronisch/recidiverend karakter:10.2  
 1. Rectum prolapsEen bestaande rectum prolaps leidt tot ongeschiktverklaring:10.7  
  

Indien restloos genezen:

 

A1

 
 2. Stenose van rectum en anusEen specialistisch advies is gewenst.(10.5)  
 3. Bloeding van rectum en anusEen specialistisch advies is gewenst.(10.5)  
 4. Overige gespecificeerde aandoeningen van rectum en anusEen specialistisch advies is gewenst.(10.5)  
 5. DarmabcesEen darmabces leidt tot ongeschiktverklaring:2.8.  
 6. Slecht functioneren van colostomie en enterostomieZie oorzaak lijden.   
 

8. Overige gespecificeerde aandoeningen van de darm

9. Niet gespecificeerde aandoening van de darm

Overige aandoeningen leiden tot ongeschiktverklaring.

Codering volgens oorzakelijk lijden.

10.1.-10.13

  

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 

570-579

Overige ziekten van het spijsverteringsstelsel

    

570

Acute en subacute levercelnecrose

Een acute en subacute levercelnecrose leiden tot ongeschiktverklaring:

10.13

  

571

Chronische leverziekte en -cirrose

0. Alcoholische vetlever

1. Acute alcohol hepatitis

2. Alcoholische levercirrose

3. Niet gespecificeerde alcoholische leverbeschadiging

4. Chronische hepatitis

5. Levercirrose zonder vermelding van alcohol

6. Biliaire cirrose

8. Overige gespecificeerde chronische niet-alcoholische leveraandoeningen

9. Niet gespecificeerde chronische leveraandoening zonder vermelding van alcohol

Chronische leverziekten en -cirrose leiden tot ongeschiktverklaring:

10.13

  

572

Leverabces en gevolgen van chronische leverziekte

0. Leverabces

1. Portale pyemie

2. Hepatisch coma

3. Portale hypertensie

4. Hepatorenaal syndroom

8. Overige gevolgen van chronische leverziekte

Een leverabces en gevolgen van chronische leverziekten leiden tot ongeschiktverklaring:

10.13

  
573Overige aandoeningen van de lever    
 0. Chronische passieve congestie van de leverEen chronische passieve levercongestie leidt tot ongeschiktverklaring:10.13  
 1. Hepatitis bij elders geclassificeerde  virusziektenIndien restloos genezen:(2.8.)A1 
 2. Hepatitis bij elders geclassificeerde andere infectieziektenIndien restloos genezen:(2.8.)A1 
 3. Niet gespecificeerde hepatitisIndien restloos genezen:(2.8.)A1 
 4. LeverinfarctEen leverinfarct leidt tot ongeschiktverklaring:10.13  

 

8. Overige gespecificeerde aandoeningen van de lever

9. Niet gespecificeerde aandoening van de lever

Overige en niet gespecificeerde leveraandoeningen leiden tot ongeschiktverklaring:

10.13

  
574Cholelithiasis    
 0. Galstenen met acute cholecystitisGalstenen met acute cholecystitis leiden tot ongeschiktverklaring:10.14  
 

1. Galstenen met andere vormen van cholecystitis

Galstenen met andere vormen van cholecystitis leiden tot ongeschiktverklaring:10.14  
 2. Galstenen zonder vermelding van cholecystitisIndien klachten vrij: A1 
  Bij klachten dient eventueel na specialistisch advies ongeschiktverklaring te volgen:10.15  
      

 

3. Stenen in de galwegen met acute cholecystitis

4. Stenen in galwegen met andere vormen van cholecystitis

5. Stenen in de galwegen zonder vermelding van cholecystitis

De hieronder genoemde vormen van galsteenlijden leiden tot ongeschiktverklaring:

10.15

  
575

Overige gespecificeerde aandoeningen van de galblaas

0. Acute cholecystitis

1. Overige vormen van cholecystitis

2. Obstructie van de galblaas

3. Hydrops van de galblaas

4. Perforatie van de galblaas

De hiergenoemde galblaasaandoeningen leiden tot ongeschiktverklaring:10.14  

 

5. Fistel van de galblaas

6. Cholesterolose van de galblaas

8. Overige gespecificeerde aandoeningen van de galblaas

9. Niet gespecificeerde aandoening van de galblaas

 

10.6.

  
576

Overige aandoeningen van de galwegen

0. Syndroom na cholecystectomie

1. Cholangitis

2. Obstructie van galwegen

3. Perforatie van een galgang

 

De hiergenoemde galwegaandoeningen leiden tot ongeschiktverklaring:10.14  

 

4. Fistel van een galgang

5. Spasme van de sphincter Oddi

8. Overige gespecificeerde aandoeningen van de galwegen

9. Niet gespecificeerde aandoeningen van de galwegen

 

10.6.

  

577

Ziekte van het pancreas

0. Acute pancreatitis

1. Chronische pancreatitis

2. Cyste en pseudocyste van het pancreas

8. Overige gespecificeerde ziekten van het pancreas

9. Niet gespecificeerde ziekte van het pancreas

De hiergenoemde pancreas aandoeningen leiden tot ongeschiktverklaring:

10.17

  
578Gastro-intestinale bloedingIndien restloos genezen: A1 
  Indien chronisch/recidiverend karakter:2.1./ 2.4./ 3.1./ 3.2./ 5.1./ 10.2/ 10.5/ 10.10/ 10.13  

 

0. Haematemesis

1. Melaena

9. Niet gespecificeerde bloeding van het maagdarmkanaal

    
579Absorptiestoornissen van de darm    
 0. CoeliakieCoeliaki leidt tot ongeschiktverklaring:2.12  
 1. Tropische spruwTropische spruw leidt tot ongeschiktverklaring:10.1  
 2. "Blind loop" syndroomEen "blind loop" syndroom leidt tot ongeschiktverklaring:10.4  
 3. Overige en niet gespecificeerde postoperatieve absorptiestoornissenAndere absorptiestoornissen leiden tot ongeschiktverklaring:10.1  
 4. Pancreas steatorroePancreas steatorroe leidt tot ongeschiktverklaring:10.17  

 

8. Overige gespecificeerde absorptiestoornissen van de darm

9. Niet gespecificeerde absorptiestoornis van de darm

Overige en niet gespecificeerde absorptiestoornissen kunnen leiden tot ongeschiktverklaring:

(10.1)

  

 

580 - 629

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
 

Ziekten van het urogenitalis systeem (580 - 629)

    

580-589

Nefritis, nefrotisch syndroom en nefrose

    
580Acute glomerulonefritis

Indien restloos genezen: Een specialistisch advies is gewenst.

 A1 
  Indien chronisch/recidiverend karakter:10.19  

 

0. Met histologisch beeld van proliferatieve glomerulonefritis

4. Met histologisch beeld van snel progressieve glomerulonefritis

8. Met andere gespecificeerde pathologische afwijkingen in de nier

9. Acute glomerulonefritis met niet gespecificeerde pathologische afwijkingen in de nier

    

581

Nefrotisch syndroom

0. Met histologisch beeld van proliferatieve glomerulonefritis

1. Met histologisch beeld van membraneuze glomerulonefritis

2. Met histologisch beeld van membranoproliferatieve glomerulonefritis

3. Met histologisch beeld van glomerulonefritis met minimale afwijkingen

8. Met andere gespecificeerde pathologische afwijkingen in de nier

9. Nefrotisch syndroom met niet gespecificeerde pathologische afwijkingen in de nier

Een nefrotisch syndroom leidt tot ongeschiktverklaring:

10.19

  

582

Chronische glomerulonefritis

0. Met histologisch beeld van proliferatieve glomerulonefritis

1. Met histologisch beeld van membraneuze  glomerulonefritis

2. Met histologisch beeld van membrano-proliferatieve glomerulonefritis

4. Met histologisch beeld van snel progressieve

8. Met andere gespecificeerde pathologische afwijkingen in de nier

9. Chronische glomerulonefritis met niet gespecificeerde pathologische afwijkingen in de nier

Chronische glomerulonefritis leidt tot ongeschiktverklaring:

10.19

  

583

Nefritis en nefropathie, niet gespecificeerd als acuut of chronisch

0. Met histologisch beeld van proliferatieve glomerulonefritis

1. Met histologisch beeld van membraneuze glomerulonefritis

2. Met histologisch beeld van membrano-proliferatieve glomerulonefritis

4. Met histologisch beeld van snel progressieve glomerulonefritis

6. Met histologisch beeld van nierschorsnecrose

7. Met histologisch beeld van niermergnecrose

8. Met andere gespecificeerde pathologische afwijkingen in de nier

9. Met niet gespecificeerde pathologische afwijking in de nier

Nefritis en nefropathie leiden tot ongeschiktverklaring:

10.19

  
584Acute nierinsufficiëntie

Indien restloos genezen: Een specialistisch advies is gewenst.

 A1 
  Indien chronisch/recidiverend karakter:10.19  

 

5. Met histologisch beeld van tubulusnecrose

6. Met histologisch beeld van nierschorsnecrose

7. Met histologisch beeld van niermerg (papil) necrose

8. Met andere gespecificeerd pathologische afwijkingen in de nier

9. Niet gespecificeerde acute nierinsufficiëntie

 

 

 

 

585

Chronische nierinsufficiëntie

Chronische nierinsufficiëntie leidt tot ongeschiktverklaring:

10.19

  

586

Niet gespecificeerde nierinsufficiëntie

Niet gespecificeerde nierinsufficiëntie leidt tot ongeschiktverklaring:

10.19

  

587

Nefrosclerose, niet gespecificeerd

Nefrosclerose leidt tot ongeschiktverklaring:

10.19

  

588

Aandoeningen als gevolg van beperkte nierfunctie

0. Renale osteodystrofie

1. Nefrogene diabetes insipidus

8. Overige gespecificeerde aandoeningen als gevolg van beperkte nierfunctie

9. Niet gespecificeerde aandoening als gevolg van beperkte nierfunctie

Aandoeningen als gevolg van beperkte nierfunctie leiden tot ongeschiktverklaring:

10.19

  

589

Kleine nier door onbekende oorzaak

0. Unilateraal

1. Bilateraal

9. Niet gespecificeerde kleine nier

Indien normale nierfunctie:

(10.19)

A1

 

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 

590-599

Overige ziekten van nier en urinewegen

    
590NierinfectieDe hiergenoemde nierinfecties leiden tot ongeschiktverklaring:10.19  
  Indien restloos genezen: A1 

 

0. Chronische pyelonefritis

1. Acute pyelonefritis

2. Renaal en perirenaal abces

3. Pyelo-ureteritis cystica

8. Overige pyelonefritis of pyonefrose, niet gespecificeerd als acuut of chronisch

9. Niet gespecificeerde nierinfectie

    

591

Hydronefrose

Hydronefrose leidt tot ongeschiktverklaring:

10.19

  
592Niersteen en uretersteenAangetoonde nierstenen en ureterstenen leiden tot ongeschiktverklaring:10.20  

 

 

Indien de betrokkene in het verleden spontaan een niersteen loosde en hiervan gedurende enkel jaren geen klachten meer ondervindt, kan een A1 classificatie overwogen worden:

 

A1

 
593Overige aandoeningen van nier en ureter    
 0. NefroptoseNefroptose leidt tot ongeschiktverklaring:10.19  
 1. Hypertrofie van de nierNierhypertrofie leidt niet tot ongeschiktverklaring: A1 
 2. Niercyste, verworvenEen specialistisch advies is gewenst.(10.20)  
 3. Strictuur of afknikken van ureterEen ureterstrictuur leidt tot ongeschiktverklaring:10.19  
 4. Andere vormen van ureterobstructieAndere ureterobstructie leiden tot ongeschiktverklaring:10.19  
 5. Hydro-ureterEen hydro-ureter leidt tot ongeschiktverklaring:10.19  
 6. Orthostatische proteïnurie

Albuminurie komt voor bij een groot aantal normale personen na zware inspanning, na een bepaalde lichaamshouding, tijdelijk na een recente ziekte en soms na geestelijke emoties. Ongeveer 5% van de jongen personen heeft nu en dan albuminurie.

Albuminurie, voorkomende onder deze condities bij overigens gezonde personen, kan als functionele albuminurie worden beschouwd. Deze albuminurie, die geen reden tot ongeschiktverklaring mag zijn, moet worden onderscheiden van de pathologische albuminurie, welke een gevolg is van renale of extra-renale aandoeningen.

Indien bij keuring albuminurie word gevonden wordt als volgt gehandeld:

a. Indien er geen nefritis of nefrose in de anamnese voorkomt moet de urine nogmaals worden onderzocht na twee uur liggen of wel na één nacht rust.

(urineren onder controle)

b. Wanneer in het tweede urinemonster geen eiwit aanwezig is, wordt de keurling geschikt verklaard:

c. Indien in het tweede urinemonster eiwit wordt gevonden, is een specialistisch advies gewenst.

d. Het urineren vindt steeds onder controle plaats.

 A1 
 7. Vesico-ureterale refluxVesico-ureterale reflux leidt tot ongeschiktverklaring:10.19  

 

8. Overige gespecificeerde aandoeningen van nier en ureter

9. Niet gespecificeerde aandoening van nier en ureter

Overige en niet gespecificeerde nier en ureteraandoeningen kunnen leiden tot ongeschiktverklaring:

(10.19)

  
594Stenen van de lagere urinewegenStenen van de lagere urinewegen leiden tot ongeschiktverklaring: (zie ook nummer 592.)10.20  

 

0. Steen in een blaasdivertikel

1. Overige blaasstenen

2. Urethrasteen

8. Overige stenen van de lagere urinewegen

9. Niet gespecificeerde steen van de lagere urinewegen

 

   
595CystitisIndien restloos genezen: A1 
  Indien chronisch/recidiverend karakter:10.19  

 

0. Acute cystitis

1. Chronische interstitiële cystitis

2. Overige vormen van chronische cystitis

3. Trigonitis

4. Cystitis bij elders geclassificeerde ziekten

8. Overige gespecificeerde vormen van  cystitis

9. Niet gespecificeerde cystitis

    
596Overige aandoeningen van de blaasIndien restloos genezen: A1 
  Een specialistisch advies is gewenst.(10.19)  

 

0. Blaashals obstructie

1. Intestinovesicale fistel

2. Vesicale fistel, niet elders geclassificeerd

3. Blaasdivertikel

4. Atonie van de blaas

5. Overige functiestoornissen van de blaas

6. Blaasruptuur, niet traumatisch

7. Bloeding in de blaaswand

8. Overige gespecificeerde aandoeningen van de blaas

9. Niet gespecificeerde aandoening van de blaas

    
597Urethritis, niet overgebracht door sexueel contact, en urethraal syndroomIndien restloos genezen: A1 
  Indien chronisch/recidiverend karakter:10.19  

 

0. Urethra abces

8. Overige vormen van urethritis

    
598Urethra strictuur

Een specialistisch advies is gewenst. Indien chronisch/recidiverend karakter:

10.19  

 

0. Infectieus

1. Traumatisch

2. Postoperatief

8. Overige gespecificeerde oorzaken van urethra strictuur

9. Niet gespecificeerde urethra strictuur

    
599Overige aandoeningen van urethra en overige urinewegen

Een specialistisch advies is gewenst. Indien chronisch/recidiverend karakter:

10.19  

 

0. Urineweginfectie, lokalisatie niet gespecificeerd

1. Fistel van de urethra

2. Divertikel van de urethra

3. Caruncula urethrae

4. "Fausse route" van de urethra

5. Prolaps van urethra slijmvlies

6. Niet gespecificeerde urinewegobstructie

7. Hematurie

8. Overige gespecificeerde aandoeningen van urethra en urinewegen

9. Niet gespecificeerde aandoening van urethra en urinewegen

    

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 

600-608

Ziekten van de mannelijke geslachtsorganen

    

600

Hyperplasie van de prostaat

Een specialistisch advies is gewenst. En prostaathyperplasie kan leiden tot ongeschiktverklaring:

(10.21)

  
601Ontstekingsprocessen van de prostaat

Indien restloos genezen: Een specialistisch advies is gewenst.

 A1 
  Indien chronisch/recidiverend karakter:10.21  

 

0. Acute prostatitis

1. Chronische prostatitis

2. Abces van de prostaat

3. Prostatocystitis

4. Prostatitis bij elders geclassificeerde ziekten

8. Overige gespecificeerde ontstekingsprocessen van de prostaat

9. Niet gespecificeerde prostatitis

    
602Overige aandoeningen van de prostaat

Indien restloos genezen: Een specialistisch advies is gewenst.

 A1 
  Indien chronisch/recidiverend karakter:10.21  

 

0. Calculus van de prostaat

1. Congestie of bloeding van de prostaat

2. Atrofie van de prostaat

8. Overige gespecificeerde aandoeningen van de prostaat

9. Niet gespecificeerde aandoening van de prostaat

    
603HydrokèleEen kleine hydrokèle, zonder klachten, kan A1 worden geclassificeerd: A1 
  Een grote hydrokèle met klachten leidt tot ongeschiktverklaring:10.25  

 

0. Ingekapselde hydrokèle

1. Geïnfecteerde hydrokèle

8. Overige gespecificeerde vormen van hydrokèle

9. Niet gespecificeerde hydrokèle

    
604Orchitis en epididymitisIndien restloos genezen: A1 
  Indien chronisch/recidiverend karakter:10.22  

 

0. Orchitis, epididymitis en epididymoorchitis, met abces

9. Orchitis, epididymitis en epididymoorchitis, zonder vermelding van abces

    

605

Overtollig preputium en phimosis

Overtollig preputium en phimosis leiden niet tot ongeschiktverklaring:

 

A1

 

606

Infertiliteit, van de man

0. Azoöspermie

1. Oligospermie

8. Infertiliteit door buiten de testes gelegen oorzaken

9. Niet gespecificeerde mannelijke onvruchtbaarheid

Infertiliteit kan A1 worden geclassificeerd:

 

A1

 
607Aandoeningen van de penisEen specialistisch advies is gewenst.   
 0. Leukoplakie van de penisIndien verhoogd risico:10.22  
 1. BalanoposthitisIndien restloos genezen: A1 
 2. Overige ontstekingensaandoeningen van de penisIndien restloos genezen A1 
 3. Priapisme (10.22)  
 8. Overige gespecificeerde aandoeningen van de penis (10.22)  

 

9. Niet gespecificeerde aandoening van de penis

 

(10.22)

  
608Overige aandoeningen van de mannelijke geslachtsorganen    
 0. Vesiculitis seminalisIndien restloos genezen: A1 
  Indien chronisch/recidiverend karakter:10.26  
 1. SpermatokèleEen spermatokèle kan A1 worden geclassificeerd: A1 
 2. Torsio testisIndien afdoende behandeld, d.m.v. Orchidopexie: A1 
 3. Atrofie van testisTestis atrofie leidt niet tot ongeschiktverklaring: A1 
 4. Overige ontstekingsprocessen van de mannelijke geslachtsorganen

Een specialistisch advies is gewenst.

Ernstige ontstekingsprocessen van de mannelijke geslachtsorganen kunnen leiden tot ongeschiktverklaring.

(10.22/ 10.23/ 10.26)

  

 

8. Overige gespecificeerde aandoeningen van de mannelijke geslachtsorganen

9. Niet gespecificeerde aandoening van de mannelijke geslachtsorganen

Een specialistisch advies is gewenst.

Ernstige aandoen van de mannelijke geslachtsorganen kunnen leiden tot ongeschiktverklaring:

Voor scrotale varices: zie aanwijzingen onder nr. 456

(10.22/ 10.23/ 10.26)

  

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 

610-611

Aandoeningen van de mamma

    
610Benigne dysplasieën van de mamma    
 0. Solitaire cyste van de mammaEen solitaire cyste kan A1 worden geclassificeerd: A1 
 1. Diffuse mastopathia cysticaDiffuse mastopathia cystica leidt tot ongeschiktverklaring:9.1.  
 2. Fibro-adenosis van de mammaFibrose-adenosis van de mamma leidt tot ongeschiktverklaring:9.1.  
 3. Fibrosclerose van de mammaFibrosclerose van de mamma leidt tot ongeschiktverklaring:9.1.  
 4. Verwijding van een melkgangEen specialistisch advies is gewenst.(9.1.)  

 

8. Overige gespecificeerde benigne vormen van dysplasie van de mamma

9. Niet gespecificeerde benigne dysplasie van de mamma

Overige en niet gespecificeerde benigne mammadysplasieën kunnen A1 worden geclassificeerd

 

A1

 
611Overige aandoeningen van de mamma    
 

0. Ontstekingensprocessen van de mamma

1. Hypertrofie van de mamma

2. Fissuur van de tepel

3. Vetnecrose van de mamma

4. Atrofie van de mamma

5. Galactokèle

De nummer 0 t/m 5 leiden niet tot ongeschiktverklaring: A1 
 6. Galactorroe zonder verband met bevallingEen specialistisch advies is gewenst.(9.1.)  
 7. Bevindingen en symptomen in de mamma    

 

8. Overige gespecificeerde aandoeningen van de mamma

9. Niet gespecificeerde aandoening van de mamma

Overige en niet gespecificeerde mamma aandoeningen kunnen leiden tot ongeschiktverklaring:

(9.1.)

 

 

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 

614-616

Ontstekingsprocessen van vrouwelijke bekkenorganen

    
614Ontstekingsprocessen van ovarium, tuba Fallopii, bindweefsel en peritoneum van het bekken    
 0. Acute salpingitis en oöphoritisIndien restloos genezen: A1 
 1. Chronische salpingitis en oöphoritisEen chronische salpingitis en oöphoritis leiden tot ongeschiktverklaring:10.26  
 2. Salpingitis en oöphoritis, niet gespecificeerd als acuut, subacuut of chronischNiet gespecificeerde salpingitis en oöphoritis leiden tot ongeschiktverklaring:10.26  
 3. Acute parametritis en cellulitis van het bekkenIndien restloos genezen:(10.26)A1 
 4. Chronische of niet gespecificeerde parametritis en cellulitis van het bekkenChronische of niet gespecificeerde parametritis en cellulitis van het bekken leiden tot ongeschiktverklaring:10.26  
 5. Acute of niet gespecificeerde peritonitis van het vrouwelijke bekkenEen acute of niet gespecificeerde peritonitis van het vrouwelijke bekken, indien restloos genezen en zonder klachten, kan A1 worden geclassificeerd: A1 
  Indien wel gepaard gaande met klachten wordt betrokkene ongeschikt verklaard:10.12  

 

6. Adhesies van het peritoneum in het vrouwelijke bekken

Peritoneale adhesies in het vrouwelijke bekken leiden tot ongeschiktverklaring:

10.12

  
 

7. Overige chronische peritonitis van het vrouwelijke bekken

8. Overige gespecificeerde ontstekingen van de vrouwelijke bekkenorganen en -weefsels

9. Niet gespecificeerde ontstekingsproces van de vrouwelijke bekkenorganen en -weefsels

De hier verder genoemde ontstekingsprocessen van organen en weefsels in het vrouwelijke bekken leiden tot ongeschiktverklaring:

 

10.26

  

615 - 629

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
615

Ontstekingsprocessen van de uterus, behalve de cervix

0. Acuut

1. Chronisch

Indien restloos genezen:

Een chronische ontsteking van de uterus leidt tot ongeschiktverklaring:

 

10.26A1 

 

9. Niet gespecificeerde ontstekingensprocessen van de uterus

Indien restloos genezen:

Indien chronisch en/of recidiverend karakter:

10.26

A1

 

616

Ontstekingsprocessen van cervix, vagina en vulva

0. Cervicitis en endocervicitis

1. Vaginitis en vulvovaginitis

2. Cyste van glandula Bartholini

3. Abces van glandula Bartholini

4. Overige abces van de vulva

5. Ulceratie van de vulva

8. Overige gespecificeerde ontstekings-

processen van cervix, vagina en vulva

9. Niet gespecificeerd ontstekingsproces

van cervix, vagina of vulva

 

 

 

Indien de anamnese daartoe aanleiding geeft is een inwendig onderzoek geïndiceerd. Zonodig kan een specialistisch consult gevraagd worden.

Idem als 616.0

Een Bartholinische cyste leidt in principe niet tot ongeschiktverklaring:

Indien restloos genezen:

Indien restloos genezen:

Een specialistisch advies is gewenst.

 

 

 

 

 

 

 

(10.22)

 

(10.22)

 

 

 

 

 

 

 

A1

A1

A1

 

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 

617-629

Overige aandoeningen van de vrouwelijke geslachtsorganen

    

617

Endometriose

0. Endometriose van de uterus

1. Endometriose van het ovarium

2. Endometriose van de tuba Fallopii

3. Endometriose van peritoneum in het bekken

4. Endometriose van septum rectovaginale en vagina

5. Endometriose van de darm

6. Endometriose in litteken van de huid

8. Endometriose van overige gespecificeerde lokalisaties

9. Endometriose, lokalisatie niet gespecificeerd

Ernstige vormen van endometriose leiden in principe tot ongeschiktverklaring:

(10.26)

  

618

Prolaps van geslachtsorganen

0. Prolaps van vaginawanden, zonder vermelding van uterus prolaps

1. Uterus prolaps, zonder vermelding van prolaps van de vaginawanden

2. Uterovaginale prolaps, niet volledig

3. Uterovaginale prolaps, niet gespecificeerd

4. Uterovaginale prolaps, niet gespecificeerd

5. Prolaps van vaginaal gewelf, na uterusextirpatie

6. Vaginale enterokèle, congenitaal of verworven

7. Oude laceratie van bekkenbodem spieren

8. Overige gespecificeerde prolaps van geslachtsorganen

9. Niet gespecificeerde prolaps van geslachtsorganen

Prolaps van de vaginawanden kan A1 worden geclassificeerd, tenzij deze gepaard gaat met ernstige klachten en/of functiestoornissen:

Indien afdoende behandeld, kan A1 worden geclassificeerd:

 

(10.26)

 

A1

A1

 

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 

619

Fistel van vrouwelijke geslachtsorganen

0. Fistel tussen urinewegen en vrouwelijke geslachtsorganen

1. Fistel tussen tractus digestivus en vrouwelijke geslachtsorganen

2. Fistel tussen huid en vrouwelijke geslachtsorganen

8. Overige gespecificeerde fistels van vrouwelijke geslachtsorganen

9. Niet gespecificeerde fistel van vrouwelijke geslachtsorganen

De hiergenoemde fistels van vrouwelijke geslachtsorganen leiden tot ongeschiktverklaring:

10.26

  
620

Niet-inflammatore aandoeningen van ovarium, tuba Fallopii en ligamentum latum

0. Follikel cyste van het ovarium

1. Corpus luteum cyste of hematoom

2. Overige en niet gespecificeerde ovarium cyste

Indien de nummers 0 t/m 2 gepaard gaan met ernstige klachten, kan betrokkene ongeschikt verklaard worden:(10.26)  

 

3. Verworven atrofie van ovarium en tuba Fallopii

4. Prolaps of hernia van ovarium en tuba Fallopii

5. Torsie van ovarium (-steel) of tuba Fallopii

6. Syndroom van verscheuring van het ligamentum latum

7. Hematoom van het ligamentum latum

8. Overige niet-inflammatore aandoeningen van ovarium, tuba Fallopii en ligamentum latum

9. Niet gespecificeerde niet-inflammatore aandoening van ovarium, tuba Fallopii en ligamentum latum

Een seniele involutie van het ovarium leidt niet tot ongeschiktverklaring:

Een prolaps of hernia van ovarium en tuba Fallopii leidt niet tot ongeschiktverklaring:

De hier verder genoemde aandoeningen kunnen A1 worden geclassificeerd, indien afdoende behandeld:

 

A1

A1

A1

 

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
621

Aandoeningen van de uterus, niet elders geclassificeerd

0. Poliep van corpus uteri

Een afdoende behandelde poliep van corpus uteri kan A1 worden geclassificeerd:

Indien niet afdoende behandeld en/of gepaard met klachten:

10.26A1 
 1. Chronische subinvolutie van de uterusEen chronische subinvolutie van de uterus wordt A1 geclassificeerd: A1 
 2. Hypertrofie van de uterusEen uterus hypertrofie kan A1 worden geclassificeerd: A1 
 3. Cysteuze hyperplasie van het endometriumEen cysteuze hyperplasie van het endometrium leidt tot ongeschiktverklaring, tenzij de aandoening afdoende behandeld is:(10.26)A1 
 4. HaematometraHaematometra leidt tot ongeschiktverklaring, tenzij de aandoening afdoende behandeld is:(10.26)A1 
 5. Intra-uterine synechiaeIntra-uterine synechiae leiden tot ongeschiktverklaring, tenzij de aandoening afdoende behandeld is:(10.26)A1 
 6. Liggingsafwijking van de uterusIndien liggingsafwijkingen van de uterus aanleiding geven tot klachten, behoort de betrokkene ongeschikt verklaard te worden, tenzij de aandoening afdoende behandeld is:(10.26)A1 
 7. Chronische inversie van de uterusEen chronische inversie van de uterus leidt tot ongeschiktverklaring:10.26  
 8. Overige gespecificeerde aandoeningen van de uterus, niet elders geclassificeerdOverige gespecificeerde aandoeningen van de uterus leiden tot ongeschiktverklaring:10.26A1 

 

9. Niet gespecificeerde aandoening van de uterus

Indien niet gepaard met klachten:

 

A1

 

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
622

Niet-inflammatore aandoeningen van de cervix

0. Erosie en ectropion van de cervix

Erosie en ectropion van de cervix leiden niet tot ongeschiktverklaring: A1 
 1. Dysplasie van de cervixDysplasie van de cervix kan, eventueel na specialistisch advies, A1 worden geclassificeerd: A1 
 2. Leukoplakie van de cervixLeukoplakie van de cervix kan, eventueel na specialistisch advies, A1 worden geclassificeerd: A1 

 

3. Oude laceratie van de cervix

4. Strictuur en stenose van de cervix

5. Cervixinsufficiëntie

6. Hypertrofische elongatie van de cervix

7. Slijmvliespoliep van de cervix

8. Overige gespecificeerde niet-inflammatore aandoeningen van de cervix

9. Niet gespecificeerde niet-inflammatore aandoening van de cervix

De hiergenoemde cervix aandoeningen kunnen A1 worden geclassificeerd:

 

A1

 
623

Niet-inflammatore aandoeningen van de vagina

0. Dysplasie van de vagina

Vaginale dysplasie kan eventueel na specialistisch advies A1 worden geclassificeerd: A1 
 1. Leukoplakie van de vaginaVaginale leukoplakie kan, eventueel na specialistisch advies, A1 worden geclassificeerd: A1 
 2. Strictuur of atresie van de vaginaIndien niet gepaard met klachten: A1 
 3. Nauwe hymen openingEen nauwe opening van het hymen kan A1 worden geclassificeerd: A1 
 4. Oude laceratie van de vaginaEen vaginale laceratie kan A1 worden geclassificeerd; A1 
 5. Leukorroe, niet gespecificeerd als infectieusEen leukorroe kan A1 worden geclassificeerd. Indien dit echter gepaard gaat met klachten kan een specialistisch advies worden gevraagd. A1 
 6. Hematoom van de vaginaEen vaginaal hematoom kan A1 worden geclassificeerd: A1 
 

7. Poliep van de vagina

Een poliep van de vagina kan A1 worden geclassificeerd: A1 

 

8. Overige gespecificeerde niet-inflammatore aandoeningen van de vagina

9. Niet gespecificeerde aandoeningen van de vagina

Overige en niet gespecificeerde vaginale aandoeningen kunnen A1 worden geclassificeerd:

 

A1

 

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 

624

Niet-inflammatore aandoeningen van vulva en perineum

0. Dystrofie van de vulva

1. Atrofie van de vulva

2. Hypertrofie van de clitoris

3. Hypertrofie van de labia

4. Oude laceratie of litteken van de vulva

5. Hematoom van de vulva

6. Poliep van labia en vulva

8. Overige gespecificeerde niet-inflammatore aandoeningen van vulva en perineum

9. Niet gespecificeerde niet-inflammatore aandoeningen van vulva en perineum

Indien niet gepaard met klachten:

Indien wel gepaard met klachten is een specialistisch advies gewenst:

 

(10.22)

A1

 
625Pijn en andere symptomen verband houdend met vrouwelijke geslachtsorganen    
 0. DyspareunieDyspareunie kan A1 worden geclassificeerd: A1 
 1. VaginismeVaginisme kan A1 worden geclassificeerd A1 
 2. MiddenpijnMiddenpijn kan A1 worden geclassificeerd A1 
 3. DysmenorroeEen specialistisch advies is gewenst.(10.26)  
 4. Premenstruele spanningssyndromenEen specialistisch advies is gewenst.(10.26)  
 5. Syndroom van stuwing in het bekkenSyndroom van stuwing in het bekken leidt tot ongeschiktverklaring:10.26  
 6. Stress incontinentie van de vrouwStressincontinentie leidt tot ongeschiktverklaring:10.19  
 8. Overige gespecificeerde symptomen verband houdend met vrouwelijke geslachtsorganenEen specialistisch advies kan gewenst zijn.(10.26)  

 

9. Niet gespecificeerde symptoom verband houdend met vrouwelijke geslachtsorganen

    

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
626Menstruatiestoornissen en overig abnormaal bloedverlies uit de vrouwelijke geslachtsorganenHet afnemen van een anamnese van menstruatiestoornissen behoort zorgvuldig te geschieden.   

 

0. Ontbrekende menstruatie

Mits de onderliggende oorzaak bekend is en niet leidt tot functiebeperkingen kan een amenorroe A1 worden geclassificeerd:

 

A1

 
 1. Geringe of weinig frequente menstruatieMits de onderliggende oorzaak bekend is en niet leidt tot functiebeperkingen kan een hypo- of oligomenorroe A1 worden geclassificeerd: A1 
 2. Overvloedige of frequente menstruatieEen polymenorroe kan A1 worden geclassificeerd: Een menorragie of menometrorragie vereist een specialistisch advies.(10.26)A1 
 3. PuverteitsbloedverliesPuberteitsbloedverlies wordt A1 geclassificeerd. A1 
 4. Onregelmatige menstruele cyclusEen onregelmatige menstruele cyclus kan A1 worden geclassificeerd. A1 
 5. Ovulatie bloedingEen ovulatiebloeding kan A1 worden geclassificeerd: A1 
 6. MetrorragieEen specialistisch advies is gewenst.(10.26)  
 7. Bloedverlies na de coïtusBloedverlies na de coïtus kan A1 worden geclassificeerd: A1 
 

8. Overige

9. Niet gespecificeerd

Overige en niet gespecificeerde menstruatiestoornissen en overig abnormaal bloedverlies uit de vrouwelijke geslachtsorganen kunnen A1 worden geclassificeerd:

 

A1

 

627

Aandoeningen van menopauze en postmenopauze

0. Premenopauze menorragie

1. Bloedverlies na de menopauze

2. Syndromen van menopauze of vrouwelijk climacterium

3. Atrofische vaginitis na de menopauze

4. Syndromen na een kunstmatige menopauze

8. Overige gespecificeerde aandoeningen van menopauze en postmenopauze

9. Niet gespecificeerde aandoening van menopauze en postmenopauze

Een specialistisch advies is gewenst.

(10.26)

  
628Infertiliteit, van de vrouw    
 0. Verband houdend met anovulatieEen anovulatore cyclus kan A1 worden geclassificeerd: A1 

 

1. Met oorzaak in hypofyse-hypothalamus

Infertiliteit met oorzaak in de hypofysehypothalamus leidt, op grond van de onderliggende oorzaak, tot ongeschiktverklaring:

2.3.

 

 
 

2. Met oorzaak in de tuba Fallopii

3. Met oorzaak in de uterus

4. Met oorzaak in de cervix of vagina

8. Met andere gespecificeerde oorzaak

9. Met niet gespecificeerde oorzaak

De hier verder genoemde oorzaken van vrouwelijke infertiliteit kunnen A1 worden geclassificeerd:

 

A1

 
629Overige aandoeningen van de vrouwelijke geslachtsorganen    
 0. Hematokèle van de vrouw, niet elders geclassificeerd

Indien niet gepaard met klachten:

Indien gepaard met klachten is een specialistisch advies gewenst.

 

(10.26)

A1 
 1. Hydrokèle van het kanaal van Nuck

Indien restloos genezen:

Indien chronisch/recidiverend karakter:

 

(10.26)

A1 
 8. Overige gespecificeerde aandoeningen van vrouwelijke geslachtsorganenZie nr. 629.0   

 

9. Niet gespecificeerde aandoening van vrouwelijke geslachtsorganen

    

630 - 676

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
 

Complicatie van zwangerschap  bevalling en kraambed 630 - 676

Zwangerschap, bevalling en kraambed leiden tot tijdelijke ongeschiktverklaring tot 6 weken post partum.

art. 4.1.b.

  
 

De volgende onderverdeling van het vierde cijfer wordt gebruikt bij de nummers 630-739:

0. Gecompliceerd door infectie van tractus genitalis en bekken

1. Gecompliceerd door late of excessieve bloeding

2. Gecompliceerd door beschadiging van bekkenorganen en -weefsels

3. Gecompliceerd door nierinsufficiëntie

4. Gecompliceerd door stofwisselingsstoornis

5. Gecompliceerd door shock

6. Gecompliceerd door embolie

7. Met andere gespecificeerd complicaties

8. Met niet gespecificeerde complicatie

9. Zonder vermelding van complicatie

    

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 

630-633

Ectopische en mola zwangerschap

    

630

Hydatiforme mola

    

631

Overige abnormale zwangerschapsproducten

    

632

"Missed abortion"

    

633

Ectopische zwangerschap

0. Abdominale zwangerschap

1. Tubaire zwangerschap

2. Ovarium zwangerschap

8. Overige ectopische zwangerschappen

9. Niet gespecificeerde ectopische zwangerschap

    

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 

634-639

Overige zwangerschappen die in misgeboorte eindigen

    

634

Spontane abortus

    

635

Geïnduceerde abortus op legale indicatie

    

636

Geïnduceerde abortus zonder legale indicatie

    

637

Niet gespecificeerde abortus

    

638

Mislukte inleiding van abortus

    

639

Complicaties na abortus en ectopische of mola zwangerschap

0. Infectie van tractus genitalis en bekken

1. Late of excessieve bloeding

2. Beschadiging van bekkenorganen en -weefsels

3. Nierinsufficiëntie

4. Stofwisselingsstoornissen

5. Shock

6. Embolie

8. Overige gespecificeerde complicaties na abortus of ectopische en mola zwangerschap

9. Niet gespecificeerde complicatie na abortus of ectopische en mola zwangerschap

    

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 

640-648

Complicaties voornamelijk verband houdend met de zwangerschap

    

640

Bloeding vroeg in de zwangerschap

0. Dreigende abortus

8. Overige gespecificeerde bloeding vroeg in de zwangerschap

9. Niet gespecificeerde bloeding vroeg in de zwangerschap

    

641

Bloeding ante partum, solutio placentae en placenta praevia

0. Placenta praevia zonder bloeding

1. Bloeding door placenta praevia

2. Vroegtijdige loslating van de placenta

3. Bloeding ante partum verband houdend met stollingsstoornissen

8. Overige gespecificeerde bloedingen antepartum

9. Niet gespecificeerde bloeding ante partum

    

642

Hypertensie als complicatie van zwangerschap, bevalling en kraambed

0. Benigne essentiële hypertensie als complicatie van zwangerschap, bevalling en kraambed

1. Hypertensie, secundair aan nierziekte, als complicatie van zwangerschap, bevalling en kraambed

2. Overige vormen van pre-existente hypertensie als complicatie van zwangerschap, bevalling en kraambed

3. Voorbijgaande hypertensie van de zwangerschap

4. Lichte of niet gespecificeerde preëclampsie

5. Ernstige preëclampsie

6. Eclampsie

7. Preëclampsie of eclampsie bij pre-existente hypertensie

9. Niet gespecificeerde hypertensie als complicatie van zwangerschap, bevalling en kraambed

    

643

Overvloedig braken tijdens de zwangerschap

0. Lichte hyperemesis gravidarum

1. Hyperemesis gravidarum met stofwisselingsstoornis

2. Braken in de tweede helft van de zwangerschap

8. Overige vormen van braken als complicatie van de zwangerschap

9. Niet gespecificeerd braken tijdens de zwangerschap

    

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 

644

Vroege of dreigende weeën

0. Dreigende partus praematurus

1. Overige dreigende partus

2. Vroeg begin van de bevalling

    

645

Serotinitas

    

646

Overige complicaties van de zwangerschap, niet elders geclassificeerd

0. Foetus papyraceus

1. Oedeem of excessieve gewichtstoename tijdens de zwangerschap, zonder vermelding van hypertensie

2. Niet gespecificeerde nierziekte tijdens de zwangerschap, zonder vermelding van hypertensie

3. Habituele abortus patiënt

4. Perifere neuritis tijdens de zwangerschap

5. Asymptomatische bacteriurie tijdens de zwangerschap

6. Urogenitale infecties tijdens de zwangerschap

7. Leveraandoeningen tijdens de zwangerschap

8. Overige gespecificeerde complicaties van de zwangerschap

9. Niet gespecificeerde complicaties van de zwangerschap

    

648

Overige thans bestaande aandoeningen van de moeder, elders geclassificeerd, maar optredend als complicatie van zwangerschap, bevalling en kraambed

0. Diabetes mellitus

1. Stoornis van de schildklierfunctie

2. Anemie

3. Verslaving aan drugs

4. Psychische aandoeningen

5. Congenitale cardiovasculaire afwijkingen

6. Overige cardiovasculaire ziekten

7. Beender- en gewrichtsaandoeningen van rug, bekken en onderste extremiteiten

8. Abnormale glucose tolerantie

9. Overige thans bestaande aandoeningen, elders classificeerbaar

    

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 

650-659

Normale bevalling en overige indicaties voor zorg bij zwangerschap en bevalling

    

650

Bevalling zonder complicatie

    

651

Meervoudige zwangerschap

0. Tweeling zwangerschap

1. Drieling zwangerschap

2. Vierling zwangerschap

8. Overige gespecificeerde meervoudige zwangerschap

9. Niet gespecificeerde meervoudige zwangerschap

    

652

Liggingsafwijking van de vrucht

0. Onstabiele ligging

1. Stuitligging of andere liggingsafwijking, met succes veranderd in een schedelligging

2. Stuitligging zonder vermelding van versie

3. Dwars- of schouderligging

4. Aangezichts- of voorhoofdsligging

5. Losstaand hoofd à terme

6. Meervoudige zwangerschap met liggingsafwijking van één of meer kinderen

7. Uitgezakte arm

8. Overige gespecificeerde liggingsafwijkingen

9. Niet gespecificeerde liggingsafwijking

    

653

Dysproportie (wanverhouding)

0. Belangrijke afwijking van het benige bekken, niet verder gespecificeerd

1. Gelijkmatig vernauwd bekken

2. Ingangsvernauwing van het bekken

3. Uitgangsvernauwing van het bekken

4. Dysproportie tussen vrucht en bekken

5. Dysproportie veroorzaakt door ongewoon grote vrucht

6. Dysproportie veroorzaakt door hydrocefalus

7. Dysproportie veroorzaakt door overige afwijkingen van de vrucht

8. Dysproportie van andere oorsprong

9. Niet gespecificeerde dysproportie

    

654

Afwijkingen van bekkenorganen en weke delen van het bekken

0. Congenitale afwijkingen van de uterus

1. Tumoren van het corpus uteri

2. Litteken van de uterus door voorgaande operatie

3. Achterover gekantelde en beklemde zwangere uterus

4. Overige afwijkingen in vorm of ligging van de zwangere uterus en de omringende weefsels en organen

5. Insufficiëntie van de cervix uteri

6. Overige congenitale of verworven afwijkingen van de cervix uteri

7. Congenitale of verworven afwijking van de vagina

8. Congenitale of verworven afwijking van de vulva

9. Niet gespecificeerde afwijkingen van bekkenorganen en weke delen van het bekken

    

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 

655

Bekende of vermoede afwijkingen van de vrucht, die van invloed zijn op de behandeling van de moeder

0. Misvorming van het centrale zenuwstelsel van de vrucht

1. Chromosomale afwijking van de vrucht

2. Erfelijke ziekte in de familie, die mogelijk bij de vrucht aanwezig is

3. Vermoede schade aan de vrucht door virusziekte van de moeder

4. Vermoede schade aan de vrucht door overige ziekten van de moeder

5. Vermoede schade aan de vrucht door geneesmiddelen of drugs

6. Vermoede schade aan de vrucht door straling

8. Overige bekende of vermoede afwijkingen van de vrucht, niet elders geclassificeerd

9. Niet gespecificeerde bekende of vermoede afwijking van de vrucht

    

656

Overige problemen van vrucht en placenta, die van invloed zijn op de behandeling van de moeder

0. Foeto-maternale bloeding

1. Rhesus iso-immunisatie

2. Iso-immunisatie door overig en niet gespecificeerd bloedgroep antagonisme

3. "Fetal distress"

4. Intra-uterine vruchtdood

5. Slechte groei van de vrucht

6. Overmatige groei van de vrucht

7. Overige placenta aandoeningen

8. Overige gespecificeerde problemen van vrucht en placenta

9. Niet gespecificeerd probleem van vrucht of placenta

    

657

Hydramnion

    

658

Overige problemen verband houdend met amnionholte en vliezen

0. Oligohydramnion

1. Vroegtijdig breken van de vliezen

2. Bevalling lang na spontaan of niet gespecificeerd breken van de vliezen

3. Uitblijven van de bevalling na kunstmatig breken van de vliezen

4. Infectie van de amnionholte

8. Overige gespecificeerde problemen, verband houdend met amnionholte en vliezen

9. Niet gespecificeerd probleem, verband houdend met amnionholte of vliezen

    

659

Overige indicaties voor zorg of interventie in verband met de bevalling, niet elders geclassificeerd

0. Mislukte mechanische inleiding

1. Mislukte medicamenteuze of niet gespecificeerde inleiding

2. Koorts van de moeder tijdens de bevalling, niet gespecificeerd

3. Gegeneraliseerde infectie tijdens de bevalling

4. "Grande multipara"

5. Oude primigravida

8. Overige gespecificeerde indicaties voor zorg of interventie in verband met de bevalling

9. Niet gespecificeerde indicatie voor zorg of interventie in verband met de bevalling

    

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 

660-669

Complicaties die voornamelijk optreden in de loop van de bevalling

    

660

Bevalling met obstructie

0. Obstructie veroorzaakt door liggingsafwijking van de vrucht bij het begin van de partus

1. Obstructie veroorzaakt door het benige bekken

2. Obstructie veroorzaakt door afwijkingen van de weke delen van het bekken

3. Diepe dwarsstand en persisterende occipitoposteriore stand

4. Schouder (-gordel) dystokie

5. Verhaakte tweeling

6. Niet gespecificeerde mislukte partus

7. Niet gespecificeerde mislukte forceps of vacuüm extractie

8. Overige gespecificeerde oorzaken van obstructie bij de bevalling

9. Niet gespecificeerde obstructie bij de bevalling

    

661

Abnormale sterkte van de weeën

0. Primaire weeënzwakte

1. Secundaire weeënzwakte

2. Overige en niet gespecificeerde vormen van weeënzwakte

3. Partus praecipitatus

4. Hypertone, ongecoördineerde of verlengde uteruscontracties

9. Niet gespecificeerde afwijking van de weeën

    

662

Langdurige bevalling

0. Verlengde ontsluitingsfase

1. Niet gespecificeerde langdurige bevalling

2. Verlengde uitdrijvingsfase

3. Late geboorte van het tweede kind bij een tweeling, drieling enz.

    

663

Complicaties ontstaan door de navelstreng

0. Uitgezakte navelstreng

1. Omstrengeling van de hals, met compressie

2. Overige en niet gespecificeerde vormen van verstrengeling van de navelstreng, met compressie

3. Overige en niet gespecificeerde vormen van verstrengeling van de navelstreng, zonder vermelding van compressie

4. Korte navelstreng

5. Vasa praevia

6. Vaatafwijkingen van de navelstreng

8. Overige gespecificeerde complicaties door de navelstreng

9. Niet gespecificeerde complicatie door de navelstreng

    

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 

664

Trauma van perineum en vulva tijdens de baring

0. 1e graads perineum ruptuur

1. 2e graads perineum ruptuur

2. 3e graads perineum ruptuur

3. 4e graads perineum ruptuur

4. Niet gespecificeerde perineum ruptuur

5. Hematoom van vulva of perineum

8. Overig gespecificeerd trauma van perineum of vulva

9. Niet gespecificeerde trauma van perineum of vulva

    

665

Overige obstetrische traumata

0. Uterus ruptuur vóór het begin van de baring

1. Uterus ruptuur tijdens of na de baring

2. Inversio uteri

3. Cervix ruptuur

4. Hoge vaginale ruptuur

5. Ander letsel van bekkenorganen

6. Beschadiging van gewrichten en ligamenten van het bekken

7. Hematoom van het bekken

8. Overig gespecificeerd obstetrisch trauma

9. Niet gespecificeerde obstetrisch trauma

    

666

Bloeding post partum

0. Bloeding in het derde stadium van de bevalling

1. Overige direct post partum optredende bloedingen

2. Late en secundaire bloeding post partum

3. Stollingsstoornissen post partum

    

667

Retentie van placenta of vliezen, zonder bloeding

0. Retentie van placenta, zonder bloeding

1. Retentie van gedeelten van placenta of vliezen, zonder bloeding

    

668

Complicaties van anaesthesie of andere sedering tijdens de bevalling

0. Long complicaties

1. Cardiale complicaties

2. Complicaties van het centrale zenuwstelsel

8. Overige gespecificeerde complicaties van anaesthesie of andere sedering tijdens de bevalling

9. Niet gespecificeerde complicatie van anaesthesie en andere sedering tijdens de bevalling

    

669

Overige complicaties van de bevalling, niet elders geclassificeerd

0. "Maternal distress"

1. Shock tijdens of na de bevalling

2. Hypotensie syndroom van de moeder

3. Acute nierinsufficiëntie na de bevalling

4. Overige complicaties van obstetrische operaties of andere ingrepen

5. Forcipale of vacuüm extractie zonder vermelding van indicatie

6. Stuitextractie, zonder vermelding van indicatie

7. Sectio caesarea, zonder vermelding van indicatie

8. Overige gespecificeerde complicaties van de bevalling

9. Niet gespecificeerde complicatie van de bevalling

    

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 

670-676

Complicaties van het kraambed

    

670

Belangrijke puerperale infectie

    

671

Veneuze complicaties in zwangerschap en puerperium

0. Variceuze venen van de benen

1. Variceuze venen van vulva en perineum

2. Oppervlakkige tromboflebitis

3. Diepe flebotrombose ante partum

4. Diep flebotrombose post partum

5. Overige flebitis en trombose

8. Overige gespecificeerde veneuze complicaties

9. Niet gespecificeerde veneuze complicatie

    

672

Puerperale koorts e.c.l.

    

673

Obstetrische longembolie

0. Obstetrische luchtembolie

1. Vruchtwater embolie

2. Obstetrische bloedstolsel embolie

3. Obstetrische pyemische en septische embolie

8. Overige longembolie

    

674

Overige en niet gespecificeerde complicaties van het puerperium, niet elders geclassificeerd

0. Cerebrovasculaire aandoeningen in het puerperium

1. Dehiscentie van wond van sectio caesarea

2. Dehiscentie van perineum wond

3. Overige complicaties van obstetrische operatiewonden

4. Poliep van de placenta

8. Overige gespecificeerde complicaties van het puerperium

9. Niet gespecificeerde complicatie van het puerperium

    

675

Infecties van mamma en tepel verband houdend met de bevalling

0. Infecties van de tepel

1. Abces van de mamma

2. Niet-etterige mastitis

8. Overige gespecificeerde infecties van mamma en tepel

9. Niet gespecificeerde infectie van mamma of tepel

    

676

Overige aandoeningen van de mamma, verband houdend met de bevalling, en lactatiestoornissen

0. Ingetrokken tepel

1. Fissuur van de tepel

2. Congestie van de mammae

3. Overige en niet gespecificeerde aandoeningen van de mamma

4. Afwezigheid van de lactatie

5. Onderdrukte lactatie

6. Galactorroe

8. Overige gespecificeerde lactatiestoornissen

9. Niet gespecificeerde lactatiestoornis

    

680 - 709

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
 

Ziekten van huid en subcutis (680 - 709)

    

680-686

Infecties van huid en subcutis

    

680

Karbunkel en furunkel

0. Van gelaat

1. Van hals en nek

2. Van romp

3. Van boven- en onderarm

4. Van hand

5. Van nates

6. Van been, behalve voet

7. Van voet

8. Van overige gespecificeerde lokalisaties

9. Van niet gespecificeerde lokalisatie

Indien restloos genezen:

Indien chronisch/recidiverend karakter, is een dermatologisch advies gewenst:

 

(4.1.)

A1

 

681

Cellulitis en abces van vinger en teen

0. Van vinger

1. Van teen

9. Niet gespecificeerd van vinger of teen

Indien restloos genezen:

Indien chronisch/recidiverend karakter:

4.1.

A1

 

682

Overige vormen van cellulitis en abces

0. Van gelaat

1. Van hals en nek

2. Van romp

3. Van boven- en onderarm

4. Van hand, behalve vingers en duim

5. Van nates

6. Van been, behalve voet

7. Van voet, behalve tenen

8. Van overige gespecificeerde lokalisaties

9. Van niet gespecificeerde lokalisatie

Zie aanwijzingen onder nr. 681

   

683

Acute lymfadenitis

Indien restloos genezen:

 

A1

 

684

Impetigo

Indien restloos genezen:

 

A1

 

685

Sinus pilonidalis

0. Met abces

1. Zonder vermelding van abces

Zie aanwijzingen onder nr. 681

   

686

Overige lokale infecties van huid en subcutis

0. Pyodermie

1. Pyogeen granuloom

8. Overige gespecificeerde lokale infecties van huid of subcutis

9. Niet gespecificeerde lokale infectie van de huid of subcutis

Zie aanwijzingen onder nr. 681

   

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 

690-698

Overige inflammatore aandoeningen van huid en subcutis

    

690

Erythematosquameuze dermatosen

Erythematosquameuze dermatosen leiden niet tot ongeschiktverklaring:

 

A1

 
691Atopische dermatitis en daarmee verwante aandoeningen    
 0. Luier dermatitis of eczeemn.v.t.   

 

8. Overige atopische dermatitis en daarmee verwante aandoeningen

Een dermatologisch advies is gewenst.

Indien de verwachting is, dat de aandoening geen beletsel is voor het functioneren als militair:

 

(4.1.)

A1

 

692

Contact dermatitis, contacteczeem en overige vormen van eczeem

0. Door detergentia

1. Door oliën en vetten

2. Door oplosmiddelen

3. Door geneesmiddelen in contact met de huid

4. Door andere chemische produkten

5. Door voedsel in contact met de huid

6. Door planten (behalve voedsel)

7. Door zonnestraling

8. Door overige gespecificeerde agentia

9. Door niet gespecificeerde oorzaak

Zie aanwijzingen onder nr. 691.8

   

693

Dermatitis door ingenomen stoffen

0. Door geneesmiddelen

1. Door voedsel

8. Door overige gespecificeerde ingenomen stoffen

9. Door niet gespecificeerde ingenomen stof

Een dermatologisch advies is gewenst.

(4.1.)

  

694

Bulleuze dermatosen

0. Dermatitis herpetiformis

1. Subcorneale pustulaire dermatose

2. Juveniele dermatitis herpetiformis

3. Impetigo herpetiformis

4. Pemphigus

5. Pemphigoïd van de huid (parapemphigus)

6. Benigne pemphigoïd van slijmvliezen

8. Overige gespecificeerde bulleuze dermatozen

9. Niet gespecificeerde bulleuze dermatose

De hiergenoemde bulleuze dermatosen leiden tot ongeschiktverklaring:

4.1.

  
695Erythemateuze aandoeningen    
 0. Toxisch erytheemIndien restloos genezen: A1 
 1. Erythema exsudativum multiformeEen erythema exsudativum multiforme leidt tot ongeschiktverklaring:4.1.  
 2. Erythema nodosumEen erythema nodosum leidt tot ongeschiktverklaring:4.1.  
 3. RosaceaEen specialistisch advies is gewenst.(4.1.)  
 4. Lupus erythematodes descoidesLupus erythematodes leidt tot ongeschiktverklaring:4.1.  

 

8. Overige gespecificeerde erythemateuze aandoeningen

9. Niet gespecificeerde erythemateuze aandoening

De hiergenoemde erythemateuze aandoeningen kunnen na specialistisch advies tot ongeschiktverklaring leiden:

4.1.

 

 

 

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
696Psoriasis en verwante aandoeningen

Psoriasis is in wezen geen ziekte. De betrokkenen kunnen eigenlijk voor alle dienstvakken geschikt worden verklaard.

De problematiek ligt meer op het psycho-sociale vlak.

Het gaat erom of de patiënt zijn huidafwijking kan accepteren, ook zonder therapie zijn werk kan doen en met name hoe hij zal reageren op de reacties van zijn omgeving.

De hiergenoemde psoriasis-vormen en verwante aandoeningen zijn in ernstige gevallen aanleiding tot ongeschiktverklaring:

Een specialistisch advies is gewenst.

(4.1.)A1 
 0. Psoriasis arthropathicaPsoriasis arthropathica leidt tot ongeschiktverklaring:4.1.  

 

1. Overige vormen van psoriasis

2. Parapsoriasis

3. Pityriasis rosea

4. Pityriasis rubra pilaris

5. Overige en niet gespecificeerde pityriasis

8. Overige

  

 

 

 

 

697

Lichen

 

0. Lichen ruber planus

1. Lichen nitidus

8. Overige vormen van lichen, niet elders

geclassificeerd

9. Niet gespecificeerde lichen

De hiergenoemde lichenvormen leiden, afhankelijk van de lokalisatie, tot ongeschiktverklaring:

Een specialistisch advies is gewenst.

(4.1.)

  

698

Pruritus an verwante aandoeningen

0. Pruritus ani

1. Pruritus van geslachtsorganen

2. Prurigo

3. Lichenificatie en lichen simplex chronicus

4. Dermatitis factitia

8. Overige gespecificeerde vormen van pruritus

9. Niet gespecificeerde pruritis

In ernstige gevallen kan ongeschiktverklaring noodzakelijk zijn.

Een specialistisch advies is gewenst.

(4.1.)

  

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 

700-709

Overige ziekten van huid en subcutis

    

700

Eelt en likdoorns

Indien chronisch/recidiverend karakter:

Een specialistisch advies kan noodzakelijk zijn.

11.13

  
701Overige hypertrofische en atrofische aandoeningen van de huid    
 0. Scleroderma circumscriptumScleroderma circumscriptum leidt tot ongeschiktverklaring:4.1.  
 1. Keratoderma, verworvenKeratoderma leidt tot ongeschiktverklaring:4.1.  
 2. Verworven acanthosis nigricansAcanthosis nigricans leidt tot ongeschiktverklaring:4.1.  
 3. Striae atrophicaeZo nodig wordt een specialist geconsulteerd:(4.1.)  
 4. Keloïd littekenKeloïd littekens leiden niet tot ongeschiktverklaring: Zo nodig wordt een specialist geconsulteerd: A1 
 5. Overig abnormaal granulatieweefsel

Overig abnormaal granulatieweefsel leidt niet tot ongeschiktverklaring. Zo nodig wordt een specialist geconsulteerd.  

 A1 

 

8. Overige gespecificeerde hypertrofische en atrofische aandoeningen van de huid

9. Niet gespecificeerde hypertrofische of atrofische aandoening van de huid

Een specialistisch consult is gewenst.

(4.1./

4.2.)

  

702

Overige dermatosen

Een specialistisch advies is gewenst.

(4.1.)

  

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 

703

Nagelaandoeningen

0. Ingegroeide nagel

8. Overige gespecificeerde nagelaandoeningen

9. Niet gespecificeerde nagelaandoening

Indien restloos genezen:

Indien recidiverend en/of chronisch:

11.15

A1

 
704Ziekten van haar en haarfollikels    
 0. AlopeciaAlopecia leidt niet tot ongeschiktverklaring: A1 
 1. HirsutismeZie onderliggende oorzaak. Zo nodig wordt een specialist geconsulteerd.(2.3.)  
 2. Afwijkingen van het haarAbnormaliteit van haar leidt niet tot ongeschiktverklaring: A1 
 3. Variaties in haarkleurHaarkleurvariaties leiden niet tot ongeschiktverklaring: A1 

 

8. Overige gespecificeerde ziekten van haar en haarfollikels

9. Niet gespecificeerde ziekte van haar en haarfollikels

Zo nodig wordt een specialist geconsulteerd.

   
705Aandoeningen van zweetklieren    
 0. AnhidrosisAnhidrosis leidt tot ongeschiktverklaring:4.1.  
 1. Warmte-uitslag ("Prickly heat")Warmte uitslag leidt niet tot ongeschiktverklaring: A1 

 

8. Overige gespecificeerde aandoeningen van zweetklieren

9. Niet gespecificeerde aandoening van zweetklieren

Indien hyperhidrosis leidt tot maceratie, dient ongeschiktverklaring te volgen:

11.14

  
706Aandoeningen van talgklieren    
 0. Acne varioliformisIndien de aandoening zich in een ernstig actief stadium bevindt, ernstige in het oog lopende mismaaktheid veroorzaakt of het functioneren in de militaire dienst ernstig belemmert, leidt dit tot ongeschiktverklaring:1.4./4.1.  
 1. Overige vormen van acneIdem   
 2. AtheroomcysteAtheroomcysten leiden in het algemeen niet tot ongeschiktverklaring:(3.2.)A1 
 3. SeborroeIndien aanleiding gevend tot ernstige klachten kan een specialist geconsulteerd te worden.(4.1.)  

 

8. Overige gespecificeerde aandoeningen van de talgklieren

9. Niet gespecificeerde aandoening van talgklier

    

707

Chronisch ulcus van de huid

0. Decubitus ulcus

1. Ulcus van de onderste extremiteit, behalve decubitus

8. Chronisch ulcus van overige gespecificeerde lokalisaties

9. Chronisch ulcus van niet gespecificeerde lokalisaties

 

Een decubitus ulcus leidt tot ongeschiktverklaring:

Een gipszweer kan na enkele dagen genezen en leidt derhalve niet tot ongeschiktverklaring:

Een specialistisch advies kan noodzakelijk zijn.

 

 

4.1.

 

(4.1.)

 

 

 

A1

 

708

Urticaria

0. Allergische urticaria

1. Idiopathische urticaria

2. Urticaria veroorzaakt door koude en warmte

3. Dermatografische urticaria

4. Trillings urticaria

5. Cholinergische urticaria

8. Overige gespecificeerde urticaria

9. Niet gespecificeerde urticaria

Een specialistisch advies is gewenst.

(4.1.)

  

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
709Overige aandoeningen van huid en subcutis    
 0. DyschromieDyschromie leidt in principe niet tot ongeschiktverklaring, tenzij de aandoening in het oog lopende mismaaktheid veroorzaakt.(1.4./4.1.)  
 1. Vasculaire stoornissen van de huidEen specialistisch advies is gewenst.(4.1.)  
 2. Littekens en fibrose van de huidIndien de aandoening aanleiding geeft tot belemmeringen in het functioneren of in het oog lopende mismaaktheid, leidt dit tot ongeschiktverklaring:

(1.4./4.1./

4.2.)

  

 

3. Degeneratieve huidaandoeningen

Degeneratieve huidaandoeningen leiden tot ongeschiktverklaring:

4.1.

  
 4. Vreemd lichaam granuloom van huid en subcutisVreemd lichaam granuloom van huid en subcutis leidt niet tot ongeschiktverklaring: A1 
 

8. Overige gespecificeerde aandoeningen van de huid

9. Niet gespecificeerde aandoening van huid of subcutis

Zo nodig kan een specialist geconsulteerd worden.

 

(4.1.)  

710 - 739

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
 

Ziekten van bewegingsstelsel en bindweefsel (710 - 739)

    
710

Diffuse bindweefselaandoeningen

0. Gegeneraliseerde lupus erythematodes

1. Gegeneraliseerde sclerose

2. Sicca syndroom

De hiergenoemde bindweefselaandoeningen leiden tot ongeschiktverklaring:2.11  
 3. Dermatomyositis 4.1./4.3.  
 4. Polymyositis 4.3.  

 

8. Overige gespecificeerde diffuse bindweefselaandoeningen

9. Niet gespecificeerde diffuse bindweefselaandoening

 

   
711Artropathie in combinatie met infecties    
 0. Pyogene artritisIndien restloos genezen: B1/O1 

 

1. Artropathie bij de ziekte van Reiter en niet-specifieke urethritis

2. Artropathie bij het syndroom van Behçet

3. Artropathie na dysenterie-achtige ziekten

4. Artropathie bij overige bacteriële ziekten

5. Artropathie bij overige virusziekten

6. Artropathie bij mycosen

7. Artropathie bij helminthiasis

8. Artropathie bij overige gespecificeerde

infectie- en parasitaire ziekten

9. Niet gespecificeerde infectieuze artritis

De overige hiergenoemde artropathieën in combinatie met infecties leiden tot ongeschiktverklaring:

4.11

 

 

712

Artropathie door kristallen

1. Chondrocalcinose ten gevolge van dicalciumfosfaat kristallen

2. Chondrocalcinose ten gevolge van pyrofosfaat kristallen

3. Chondrocalcinose, niet gespecificeerd

8. Overige gespecificeerde artropathieën door kristallen

9. Niet gespecificeerde artropathie door kristallen

De hiergenoemde artropathieën leiden tot ongeschiktverklaring:

4.11

  

713

Artropathie in combinatie met andere, elders geclassificeerde aandoeningen

0. Artropathie in combinatie met andere endocriene en stofwisselingsstoornissen

1. Artropathie in combinatie met niet-infectieuze gastro-intestinale aandoeningen

2. Artropathie in combinatie met hematologische aandoeningen

3. Artropathie in combinatie met dermatologische aandoeningen

4. Artropathie in combinatie met respiratore aandoeningen

5. Artropathie in combinatie met neurologische aandoeningen

6. Artropathie in combinatie met overgevoeligheidsreactie

7. Overige algemene ziekten met aandoening van gewrichten

8. Artropathie in combinatie met andere elders classificeerbare aandoeningen

De hiergenoemde artropathieën in combinatie met andere elders geclassificeerde aandoeningen leiden tot ongeschiktverklaring:

 

4.11

  

714

Reumatoïde artritis en andere inflammatore poly artropathieën

0. Reumatoïde artritis

1. Syndroom van Felty

2. Overige vormen van reumatoïde artritis met aandoening van viscera of gegeneraliseerd

3. Juveniele chronische polyartritis

4. Chronische postreumatische artropathie

8. Overige gespecificeerde inflammatore polyartropathieën

9. Niet gespecificeerde inflammatore polyartropathie

De hiergenoemde vormen reumatoïde artritis leiden tot ongeschiktverklaring:

4.11

  

715

Osteo-artrose en verwante afwijkingen

0. Osteo-artrose, gegeneraliseerd

1. Osteo-artrose, gelokaliseerd, primair

2. Osteo-artrose, gelokaliseerd, secundair

3. Osteo-artrose, gelokaliseerd, niet gespecificeerd als primair of secundair

8. Osteo-artrose, met aantasting of vermelding van meer dan één lokalisatie, maar niet gespecificeerd als gegeneraliseerd

9. Osteo-artrose, niet gespecificeerd als gegeneraliseerd of gelokaliseerd

De hiergenoemde osteo-artrose en verwante afwijkingen leiden tot ongeschiktverklaring:

4.11

  

716

Overige en niet gespecificeerde artropathieën

0. Ziekte van Kaschin-Beck

1. Traumatische artropathie

2. Allergische artritis

3. Artritis in het climacterium

4. Passagère artropathie

5. Niet gespecificeerde polyartropathie of polyartritis

6. Niet gespecificeerde mono-artritis

8. Overige gespecificeerde vormen van artropathie

9. Niet gespecificeerde artropathie

De hiergenoemde artropathieën en verwante afwijkingen leiden tot ongeschiktverklaring:

4.11

  
717Dérangement interne van de knie

Bij de beoordeling van een dérangement interne van de knie zijn een gedegen anamnese en een zorgvuldig onderzoek voorwaarde.

De anamnese omvat in elk geval de vraag naar het luxerend moment, de duur na het ontstaan van de klachten, eventuele operatiedatum, soort operatie, opgelegde beperkingen, sportbeoefening en ziekteverzuim.

Het onderzoek omvat in elk geval onderzoek naar atrofie, hydrops, calor, rubor, stand, flexie, extensie, collaterale bandslapte, schubladen-fenomeen, crepiteren, proef van Zohlen, Grab-test, Mac Murray-test en de aanwezigheid van een kniekuilcyste.

Indien met goed resultaat een operatie wegens meniscusklachten werd uitgevoerd, kan, indien betrokkene geen klachten heeft en de functie van de knie normaal is, hooguit O2 worden geclassificeerd.

Indien na de operatie restverschijnselen en/of afwijkingen bestaan, kan betrokkene na een specialistisch advies, hooguit O3 worden geclassificeerd.

Een meniscectomie aan beide knieën, alsmede een meniscectomie van beide menisci aan één knie leiden tot ongeschiktverklaring:

 

4.8.  
  Een niet afdoende behandelde, aangetoonde meniscus-laesie leidt eveneens tot ongeschiktverklaring:4.8.  
 

0. Oude knoopsgat scheur van de mediale meniscus

1. Dérangement van de voorhoorn van de mediale meniscus

2. Dérangement van de achterhoorn van de mediale meniscus

3. Overig en niet gespecificeerd dérangement van de mediale meniscus

4. Dérangement van de laterale meniscus

5. Niet elders geclassificeerd dérangement van meniscus

    
 6. Corpus liberum van de knieEen corpus liberum van de knie leidt tot ongeschiktverklaring:4.11  
 7. Chondromalacie van de patellaEen specialistisch advies is noodzakelijk. Een röntgenologisch onderzoek is vereist. Zo nodig kan een specialist geconsulteerd worden. Indien klachten zonder aanwijsbare oorzaak, kan O2 worden geclassificeerd: O2 
  

Een aangetoonde chondromalacie leidt tot ongeschiktverklaring:

4.8.  
 8. Overige gespecificeerde vormen van dérangement interne van de knieOverige gespecificeerde vormen van dérangement interne van de knie leiden tot ongeschiktverklaring:4.6./4.8.  

 

9. Niet gespecificeerd dérangement interne van de knie

Niet gespecificeerde dérangement interne van de knie leidt tot ongeschiktverklaring:

4.7./4.8.

  
718Dérangement van overige gewrichten    
 0. Aandoening van gewrichtskraakbeenAandoeningen van gewrichtskraakbeen leiden tot ongeschiktverklaring:4.8.  
 1. Corpus liberum van gewrichtEen corpus liberum van een gewricht leidt tot ongeschiktverklaring4.8.  
 2. Pathologische luxatieIndien restloos genezen: B1/O1 
 3. Habituele luxatieEen habituele luxatie leidt tot ongeschiktverklaring:4.9.  
  Een status na operatie wegens habituele schouderluxatie kan, indien restloos genezen en na beoordeling door een specialist, ten hoogste tot plaatsing in klasse B2 leiden: B2 
 4. Contractuur van gewricht

Indien aanleiding gevend tot ernstige functiebeperkingen volgt ongeschiktverklaring: Zo nodig kan een specialist geconsulteerd worden.

4.4.  
 5. Ankylose van gewrichtZie punt 718.4(4.10)  
 

6. Niet gespecificeerde protrusio acetabuli

Protrusio acetabuli leidt tot ongeschiktverklaring:4.11  

 

8. Niet elders geclassificeerd dérangement van overige gewrichten

9. Niet gespecificeerd dérangement van een gewricht

Andere dérangements van gewrichten leiden tot ongeschiktverklaring:

4.11

  

719

Overige en niet gespecificeerde gewrichtsaandoeningen

0. Vochtophoping in een gewricht

1. Haemarthros

2. Villonodulaire synovitis

3. Palindroom reuma

4. Pijn in gewricht

5. Stijfheid van gewrichten, niet elders geclassificeerd

6. Overige symptomen, die betrekking hebben op gewrichten

7. Moeilijk lopen

8. Overige gespecificeerde gewrichtsaandoeningen

9. Niet gespecificeerde gewrichtsaandoeningen

Indien de oorzaak bekend is: zie aldaar

Indien de oorzaak onbekend is en de aandoening ernstige functiebeperkingen veroorzaakt wordt betrokkene ongeschikt verklaar:

Zo nodig kan een specialist geconsulteerd worden.

(4.11)

  

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 

720-724

Dorsopathieën

    
720Ankyloserende spondylitis an andere inflammatore spondylopathieënDe hiergenoemde spondylitiden leiden tot ongeschiktverklaring:   
 0. Ankyloserende spondylitis (ziekte van Bechterew) 11.1  
 1. Spinale enthesopathie 4.3./4.4.  
 2. Sacro-iliitis, niet elders geclassificeerd 4.3./4.4.  

 

8. Overige gespecificeerde vormen van inflammatore spondylopathie

9. Niet gespecificeerde inflammatore spondylopathie

 

4.3./4.4./

4.11

  
721

Spondylose en verwante aandoeningen

0. Cervicale spondylose zonder myelopathie

1. Cervicale spondylose met myelopathie

2. Thoracale spondylose zonder myelopathie

3. Lumbosacrale spondylose zonder myelopathie

4. Thoracale of lumbale spondylose met myelopathie

De hiergenoemde vormen van spondylose leiden in principe tot ongeschiktverklaring:

Een specialistisch advies is gewenst.

 

(11.1)  
 5. "Kissing spine" (+ 11.2)  

 

6. Ankyloserende vertebrale hyperostose

7. Traumatische spondylopathie

8. Overige verwante aandoeningen van de wervelkolom

9. Spondylose zonder gespecificeerde lokalisatie

 

 

  
722

Aandoeningen van tussenwervelschijven

0. Hernia nuclei pulposi cervicalis zonder myelopathie

Een hernia nuclei pulposi leidt, ook na succesvolle therapie, tot ongeschiktverklaring:11.1.  
 

1. Hernia nuclei pulposi thoracalis of lumbalis zonder myelopathie

2. Hernia nuclei pulposi zonder gespecificeerde lokalisatie, zonder myelopathie

    
 3. Kraakbeenlichaampjes van SchmorlZie aanwijzingen onder nummer 737.0.   
 4. Degeneratie van een cervicale tussenwervelschijf 11.1.  
 

5. Degeneratie van een thoracale of lumbale tussenwervelschijf

6. Degeneratie van een tussenwervelschijf, zonder gespecificeerde lokalisatie

    
 7. Tussenwervelschijf aandoeningen met myelopathieTussenwervelschijf degeneraties leiden tot ongeschiktverklaring:11.1.  
 8. Postlaminectomie syndroomEen postlaminectomie syndroom leidt tot ongeschiktverklaring:11.1.  

 

9. Overige en niet gespecificeerde aandoeningen van de tussenwervelschijven

Overige discusaandoeningen leiden tot ongeschiktverklaring:

11.1.

  
723

Overige aandoeningen van de regio cervicalis

0. Spinale stenose in het cervicale gebied

Spinale stenose leidt tot ongeschiktverklaring:11.1.  
 1. CervicalgieZie onderliggende aandoening.   
 2. Cervicocraniaal syndroomHet cervicocraniaal syndroom leidt tot ongeschiktverklaring:6.2.  
 3. Cervicobrachiaal syndroom (diffuus)Het cervicobrachiaal syndroom leidt tot ongeschiktverklaring:6.2.  
 4. Neuritis of radiculitis brachialis NNONeuritis of radiculitis leidt tot ongeschiktverklaring:6.2.  
 5. Torticollis, niet gespecificeerdTorticollis leidt tot ongeschiktverklaring:8.1.  
 6. Panniculitis, cervicaal gelokaliseerdIndien geen klachten veroorzaken en/of restloos genezen: B1 
 7. Ossificatie van het cervicale deel van het ligamentum longitudinale posteriusVerbening van het lig. longitudinale posterius leidt tot ongeschiktverklaring:4.4.  

 

8. Overige gespecificeerde syndromen van de cervicaalstreek

9. Niet gespecificeerde aandoeningen en symptomen van het bewegingsapparaat van de nek

Overige en niet gespecificeerde syndromen of symptomen m.b.t. de nek kunnen leiden tot ongeschiktverklaring:

11.1/11.2

  
724Overige en niet gespecificeerde aandoeningen van de rug    
 

0. Spinale stenose, behalve cervicaal

Spinale stenose leidt tot ongeschiktverklaring:11.1  
 1. Pijn in de thoracale wervelkolom

Zie onderliggende oorzaak.

Indien bij objectief onderzoek geen oorzaak wordt gevonden kan de classificatie afhankelijk van de ernst van de klachten, hooguit O2 bedragen:

 O2 
 2. Lumbago

Bij de beoordeling van lumbago is een gedegen onderzoek voorwaarde.

Het onderzoek omvat in ieder geval onderzoek naar stand- c.q. houdingsafwijkingen van de wervelkolom, scoliose, bekkenscheefstand, kyfose, lordose, spierhypertrofie, -atrofie, actieve en passieve bewegingen, proef van Lásègue en de proef van Kemp.

Zo nodig kan röntgenonderzoek worden aangevraagd.

Indien geen objectieve afwijkingen gevonden worden kan betrokkene hooguit O2 geclassificeerd worden:

11.1/11.2O2 
 3. IschiasIndien recidiverend kan na gedegen fysisch-diagnostisch en röntgenonderzoek hooguit O2 worden geclassificeerd: O2 
 4. Thoracale of lumbosacrale neuritis of radiculitis NNOThoracale of lumbosacrale neuritis of radiculitis leidt tot ongeschiktverklaring:6.2.  
  Indien restloos genezen: O1 
 5. Rugpijn, niet gespecificeerdZie nr. 724.2   
 6. Aandoeningen van het sacrumAnkylose of instabiliteit van het lumbosacraal of sacroilliacaal gewricht leidt tot ongeschiktverklaring:11.1  
 7. Aandoeningen van het os coccygisZie nr. 724.2   
 8. Overige symptomen, de rug betreffendPanniculitis, gespecificeerd als van de rug of sacraal en verbening van het ligamentum longitudinale posterius leiden tot ongeschiktverklaring:4.4./11.1  

 

9. Overige niet gespecificeerde aandoeningen van de rug

Overige wervelkolomaandoeningen leiden tot ongeschiktverklaring:

11.1

  

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 

725-729

Reuma, behalve van de rug

    

725

Polymyalgia rheumatica

Polymyalgia rheumatica leidt tot ongeschiktverklaring:

4.3.

  
726Perifere enthesopathieën en verwante syndromen    
 0. Adhesieve capsulitis van de schoudersEen "frozen shoulder" leidt tot ongeschiktverklaring:4.4.  
 1. "Rotator cuff" syndroom van de schouder en verwante aandoeningenIndien na behandeling geen restverschijnselen blijven, kan hooguit B2 worden geclassificeerd: B2 
  Ernstige restverschijnselen leiden tot ongeschiktverklaring:4.4.  
 2. Overige aandoeningen van de schouderstreek, niet elders geclassificeerdEen peri-arthritis humeroscapularis leidt tot ongeschiktverklaring:4.4.  
 3. Enthesopathie van de elleboogstreek

Voor de hier verder genoemde aandoeningen geldt:

Indien restloos genezen, hooguit:

 B2/O2 

 

4. Enthesopathie van pols en handwortel

5. Enthesopathie van de heupstreek

6. Enthesopathie van de knie

7. Enthesopathie van enkel en voetwortel

8. Overige perifere enthesopathieën

9. Niet gespecificeerde enthesopathie

Ernstige restverschijnselen leiden tot ongeschiktverklaring:

4.4./4.5.

  
727Overige aandoeningen van synoviaal vlies, pezen en bursae    
 0. Synovitis en tendovaginitisIndien restloos genezen: B1/O1 
  Bij klachten kan hooguit B2/O2 worden geclassificeerd: B2/O2 
  Indien chronisch/recidiverend karakter:4.4.  
 1. "Bunion"Zie nr. 700   
 2. Specifieke bursitiden vaak van beroepsmatige oorsprongIndien restloos genezen: B1/O1 
  Bij klachten kan hooguit B2/O2 worden geclassificeerd: B2/O2 
 3. Overige vormen van bursitisIndien chronisch/recidiverend karakter: ongeschikt4.5.  
 4. Ganglion en cyste van synoviaal vlies, pezen en bursaeEen ganglion of cyste van synoviaal vlies, pezen en bursae leidt hooguit tot classificatie B2/O2: B2/O2 
  Bij ernstige klachten wordt betrokkene ongeschikt verklaard:4.4./4.5.  
 5. Ruptuur van synoviaal vliesIndien restloos genezen: B1/O1 
  Indien restverschijnselen, hooguit(4.4.)B2/O2 
 6. Peesruptuur, niet-traumatischZie onderliggende oorzaak   
  Classificatie geschiedt op geleide van de restverschijnselen, doch is nimmer hoger dan:(4.4.)B2/O2 
 8. Overige gespecificeerde aandoeningen van synoviaal vlies, bursaeOverige en niet gespecificeerde aandoeningen van synoviaalvlies, pezen en bursae leiden tot ongeschiktverklaring:4.4./4.5.  

 

9. Niet gespecificeerde aandoening van synoviaal vlies, pezen en bursae

    
728Aandoeningen van spieren, ligamenten en fasciën    
 0. Infectieuze myositisIndien restloos genezen: A1 
  Indien restverschijnselen: ongeschikt4.3.  
 1. Spierverkalking en -verbeningIndien de aandoening veel klachten en/of functiebeperkingen veroorzaakt, kan hooguit B2/O2 worden geclassificeerd:(4.3.)B2/O2 
 2. Spierverlies en inactiviteitsatrofie, niet elders geclassificeerdSpierverlies en inactiviteitsatrofie leiden tot ongeschiktverklaring:4.3.  
 3. Overige gespecificeerde spieraandoeningenArthrogryposis en immobiliteitssyndroom leiden tot ongeschiktverklaring:4.3.  
 4. Slap of gerekt ligament 5. HypermobiliteitssyndroomIndien geen klachten en/of functiebeperkingen veroorzakend:(4.6.)B1/O1 
 6. Contractuur van de fascia palmarisEen Dupuytren-contractuur leidt tot ongeschiktverklaring:4.4.  
 7. Overige fibromatosenOverige fibromatosen leiden tot ongeschiktverklaring:4.4.  

 

8. Overige gespecificeerde aandoeningen van spieren, ligamenten en fasciën

9. Niet gespecificeerde aandoening van spieren, ligamenten en fasciën

Indien geen klachten en/of functiebeperkingen veroorzakend:

(4.3./4.4./

4.6.)

B1/O1

 
729Overige aandoeningen van weke delen    
 0. Niet gespecificeerde reuma en fibrositisReuma en fibrositis leiden tot ongeschiktverklaring:2.6.  
 1. Niet gespecificeerd reuma myalgie en myositisIndien geen objectiveerbare afwijking geconstateerd wordt kan hooguit B2/O2 geclassificeerd worden:(4.3.)B2/O2 
 2. Niet gespecificeerde neuralgie, neuritis en radiculitis    
 3. Niet gespecificeerde panniculitisIndien de panniculitis geen aanleiding geeft tot functiebeperkingen kan A1 worden geclassificeerd: A1 
 4. Niet gespecificeerde fasciitisIndien restloos genezen: A1 
  Indien restafwijkingen: ongeschikt4.4.  
 5. Pijn in een extremiteit

Bij de beoordeling van pijn in arm of been zijn een gedegen anamnese en onderzoek voorwaarde. Indien geen objectiveerbare afwijkingen geconstateerd worden kan hooguit B2 of O2 worden geclassificeerd:

Indien objectiveerbare afwijkingen: zie aldaar

 B2/O2 
 6. Achtergebleven corpus alienum in de weke delenEen achtergebleven corpus alienum in de weke delen kan leiden tot ongeschiktverklaring:(3.3.)  

 

8. Overige symptomen die betrekking hebben op de ledematen

9. Overige en niet gespecificeerde aandoeningen van weke delen

Een gedegen onderzoek is voorwaarde.

Indien geen objectiveerbare afwijkingen geconstateerd worden kan hooguit B2/O2 worden geclassificeerd:

 

B2/O2

 

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 

730-739

Osteopathieën, chondropathieën en verworven misvormingen van het bewegingsapparaat

    
730Osteomyelitis, periostitis en overige infecties van de beenderen    
 0. Acute osteomyelitisIndien restloos genezen: A1/B1/O1 
 1. Chronische osteomyelitisChronische osteomyelitis leidt tot ongeschiktverklaring:2.8./4.8.  
 2. Niet gespecificeerde osteomyelitisIndien restloos genezen: A1 
  Indien chronisch/recidiverend:2.8.  
 3. Periostitis zonder vermelding van osteomyelitisEen periostitis leidt tot ongeschiktverklaring:4.8.  
 7. Osteopathie t.g.v. poliomyelitisZie aanwijzingen onder nr. 045.   
 

8. Overige infecties van de beenderen bij elders geclassificeerde ziekten

Zie aldaar   
 9. Niet gespecificeerde infectie van de beenderenIndien restloos genezen: A1/B1/O1 

 

 

Indien chronisch/recidiverend karakter:

2.8.

  
731Osteitis deformans en osteopathieën bij andere, elders geclassificeerde aandoeningenDe hiergenoemde afwijkingen leiden tot ongeschiktverklaring:4.8.  
 

0. Osteitis deformans zonder vermelding van bottumor

1. Osteitis deformans bij elders geclassificeerde ziekten

    
 2. Hypertrofische pulmonale osteoartropathie 2.11  

 

8. Overige beenderaandoeningen bij elders geclassificeerde ziekten

 

(4.8.)

  
732Osteochondropathieën    
 0. Juveniele osteochondrose van de wervelkolom

Indien de aandoening geen klachten en/of functiebeperkingen veroorzaakt kan hooguit O2 worden geclassificeerd.

Zo nodig kan een röntgenonderzoek aangevraagd worden.

Op geleide van het klachtenpatroon, de fysisch diagnostische onderzoeksbevindingen, waarbij met name gelet moet worden op flexibiliteit en redresseerbaarheid en de resultaten van het röntgenonderzoek kan hooguit O2 worden geclassificeerd:

 O2 
  Indien bij onderzoek een fixatie van de wervelkolom wordt geconstateerd en/of bij röntgenonderzoek aanwijzingen worden gevonden voor een Morbus Scheuermann, wigvorming, versmalling, blokvorming, osteofytische haakjes, Schmorlse knötchen en/of ontwikkeling van een arcuaire kyfose, kan betrokkene ongeschikt worden verklaard: O2 
 1. Juveniele osteochondrose van heup en bekkenJuveniele osteochondrose van heup en bekken leidt tot ongeschiktverklaring:4.8./11.2.  
 2. Niet-traumatische epifysiolyse van de bovenste epifyse van het femurEen epifysiolyse van de femurkop leidt tot ongeschiktverklaring:4.8.  
 3. Juveniele osteochondrose van de bovenste extremiteitEen juveniele osteochondrose van de bovenste extremiteit leidt tot ongeschiktverklaring:4.8.  
 4. Juveniele osteochondrose van de onderste extremiteit, behalve de voet

M. Osgood-Schlatter: Voor de classificatie zijn anamnese en lichamelijk onderzoek bepalend. Indien restloos genezen. Bij chronische vorm leiden veel klachten (b.v. niet kunnen sporten of knielen) of positieve bevindingen bij het lichamelijk onderzoek tot ongeschiktheid.

4.8.O1 

 

 

Indien er sprake is van een minder ernstig beeld kan 02 of 03 geclassificeerd worden

 

02/03

 
 5. Juveniele osteochondrose van de voetEen juveniele osteochondrose van de voet leidt tot ongeschiktverklaring:4.8.  
 6. Overige en niet gespecificeerde juveniele osteochondrosenOverige osteochondrosen leiden tot ongeschiktverklaring:4.8.  
 7. Osteochondritis dissecansOsteochondritis dissecans leidt tot ongeschiktverklaring:4.8.  
 

8. Overige gespecificeerde vormen van osteochondropathie

9. Niet gespecificeerde osteochondropathie

Overige en niet gespecificeerde vormen van chondropathie leiden tot ongeschiktverklaring:

 

4.8.

 

  
733Overige aandoeningen van beenderen en kraakbeen    
 0. OsteoporoseOsteoporose leidt tot ongeschiktverklaring:4.8.  
 1. Pathologische fractuurZie onderliggende oorzaak A2/B2/O2 
 2. BotcysteEen röntgenonderzoek is noodzakelijk. Op geleide van het specialistisch advies kan hooguit A2/B2/O2 worden geclassificeerd:(4.8.)  
 3. Hyperostose van de schedelIndien ernstig en/of in het oog lopende mismaaktheid:1.4.  
 4. Aseptische botnecroseZie nr. 732.4   
 5. Osteïtis condensansEen osteïtis condensans kan hooguit O2 worden geclassificeerd: O2 
  Indien de aandoening ernstige klachten en/of functiebeperkingen veroorzaakt kan betrokkene ongeschikt worden verklaard:(4.8.)  
 6. Ziekte van TietzeDe ziekte van Tietze leidt tot ongeschiktverklaring:4.11  
 7. AlgoneurodystrofieEen Sudeckse atrofie leidt tot ongeschiktverklaring:4.3.  
 8. Niet en slecht geheelde fractuurEen verkeerd aangroeien of pseudo arthrose van bot leidt tot ongeschiktverklaring:4.7.  

 

9. Overige en niet gespecificeerde aandoeningen van beenderen en kraakbeen

Overige en niet gespecificeerde beender- en kraakbeenaandoeningen leiden tot ongeschikt verklaring:

4.8.

  

734

Platvoeten

Iedere keurling ondergaat een podometrisch onderzoek. De podometer geeft inzicht in de morfologie van de onderzijde van de belaste voet. Met dit diagnostisch hulpmiddel kunnen platvoeten, holvoeten e.d. worden vastgesteld. Op bijgevoegd schema worden de voetafdrukken schematisch weergegeven. (Red. Deze afbeeldingen heb ik niet voorhanden, ze zijn dus niet gevoegd)

Een laag voetgewelf, dat volkomen geschikt is om aan de gestelde eisen te voldoen, moet niet worden verward met een echte platvoet (pes planus). het vinden van een laag voetgewelf geen invloed op de classificatie, wanneer de anamnese niets vermeldt omtrent voetklachten, en dient in dit geval genoteerd te worden als "laag normaal voetgewelf" en niet als "platvoet". De beoordeling moet geschieden naar de functie en niet naar de anatomie. Een betrouwbare anamnese van voetklachten is veel belangrijker dan het morphologisch beeld van een platte voet. Verder moet worden gelet op burgerberoep, sportbeoefening, het gebruik van steunzolen enz.

   
  Platvoeten zonder functiestoornis sluiten plaatsing in O1 niet uit: O1 
  Een platvoet met lichte functiestoornis en de mogelijkheid van een gemakkelijke redressie van het gewelf leidt tot plaatsing in O2 uitgaande van de verwachting, dat verbetering optreedt door een juiste behandeling en betrokkene zodoende in O1 kan worden geplaatst: O2

O1

 
  Slechts uitgesproken platvoeten met duidelijke functiestoornis doen betrokkene in O3 plaatsen: O3 
  

Bij de knikplatvoet (pes plano-valgus) is de platvoet gecombineerd met een valgusstand van de hiel en een abductie van de voorvoet. Gelet dient te worden op eeltvorming.

Hiervoor geldt hetgeen omtrent platvoeten is vermeld.

Een sterke knikplatvoet met ernstige functiestoornis leidt tot ongeschiktverklaring:

11.11  
  

De spreidvoet (pes transverus) komt veelal in combinatie met de platvoet of knikplatvoet voor.

Klompvoet (pes equino-varus) leidt als regel tot ongeschiktverklaring:

11.11  
  Uitzondering ware te maken, indien slechts een geringe mate van klompvoet bestaat, die de betrokkene niet belet zonder bezwaar normaal te lopen. Voor dergelijke gevallen zou een plaatsing in O3 overwogen kunnen worden. O3 
  

Een hoog, doch normaal voetgewelf dient te worden onderscheiden van een echte holvoet (pes excavatus).

Is deze holvoet sterk uitgesproken, dan wordt betrokkene ongeschikt verklaard:

11.11  
  

Geringe graden van holvoet leiden tot plaatsing in O3:

O3

 

 

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
735Verworven misvormingen van tenen    
 0. Hallux valgus (verworven)Indien in lichte tot matige graad aanwezig, en wanneer zonder klachten een ruime schoen kan worden gedragen, kan betrokkene in O1 worden geplaatst: O1 
 1. Hallux varus (verworven)Bij klachten zal dikwijls een ingezakt voetgewelf te vinden zijn en behoort betrokkene, afhankelijk van de ernst van de klachten, in O2 of O3 te worden geplaatst: O2/O3 
 2. Hallux rigidusErnstige graad van hallux valgus met pijnlijke bursitis en een sterke exostose vorming leiden tot ongeschiktverklaring:11.12  
 3. Hallux malleusVoor een hallux varus geldt hetzelfde als voor een hallux valgus.11.12  
 4. Overige vormen van hamerteen (verworven)

Voor normaal marcheren is het nodig, dat de teen voldoende dorsaal kan flecteren.

Wanneer dit niet het geval is, behoort betrokkene niet hoger dan O3 te worden geplaatst:

 O3 
  Volledige stijfheid van dit gewricht leidt tot ongeschiktverklaring:11.12  

 

5. Klauwteen (verworven)

Een eenvoudige hamerteen behoeft niet te leiden tot ongeschiktverklaring.

Is er echter een pijnlijke eeltknobbel op de knokkel van het middelste gewrichtje, op de top van de teen of onder het kopje van het desbetreffende os metatarsale, alsmede een beperkte beweeglijkheid in het metatarsophalangeaal gewricht, dan bestaat er een verminderde geschiktheid, terwijl er dikwijls een ingezakt voetgewelf aanwezig is. O1 kan hier niet in aanmerking komen, doch meestal zal O3 de juiste classificatie zijn:

Is er geen beperking van de beweeglijkheid, kan O1 of O2 geclassificeerd worden:

Zie aanwijzingen onder nr. 735.3

 

O3

O1/O2

 
 

8. Overige gespecificeerde verworven misvormingen van tenen

9. Niet gespecificeerde verworven misvormingen van een teen

Indien de aandoening ernstige functiebeperkingen veroorzaakt, waardoor het functioneren als militair niet mogelijk is, wordt betrokkene ongeschikt verklaard:

11.12

  
736Overige verworven misvormingen van de ledematen    
 0. Verworven misvormingen van de onderarm, behalve vingersIndien de aandoening ernstige functiebeperkingen veroorzaakt, waardoor het functioneren als militair niet mogelijk is, dient betrokkene ongeschikt te worden verklaard:11.6.  
  Ten aanzien van de pols kan B1 worden geclassificeerd, als er geen bewegingsbeperkingen aanwezig zijn. B1 
  Bij bestaande dorsaal- en verdwenen palmairflexie mag, indien de vingers vrij kunnen bewegen, de classificatie B2 zijn. B2 
  Bij beperking van de dorsaal flexie van de pols mag de classificatie hooguit B3 zijn: B3 
  Indien tussen volledige pro- en supinatie een draaiing van 900 of minder bestaat, kan de classificatie niet hoger zijn dan B3: B3 
  Een lichte bewegingsbeperking in het ellebooggewricht, die, zowel bij buiging als bij strekking, niet groter is dan 150, sluit klasse B1 niet uit: B1 
  

Indien de bewegingsbeperking meer dan 150 bedraagt, dient betrokkene ongeschikt te worden verklaard:

11.6.  
 1. HamervingerEen "mallet finger" B2 worden geclassificeerd: B2 
 2. Overige verworven misvormingen van de vingersIndien ernstige functiebeperking:11.8.  

 

3. Verworven misvormingen van de heup

Afwijkingen van het heupgewricht en de hals van het dijbeen, die het gevolg zijn van een oude fractuur, ontwrichting, coxa vara e.d., laten ten hoogste plaatsing in O3 toe, maar wanneer er sprake is van mank gaan of pijn bij langdurige lichaamsbeweging, of progressiviteit te vrezen is, wordt betrokkene ongeschikt verklaard:

11.4.

O3

 
 4. Genu valgum of varum (verworven)Genu varum:

Indien bij een staande keurling met aaneengesloten knieën de afstand tussen de malleoli mediales meer bedraagt dan 7 cm, wordt betrokkene ongeschikt verklaard:

11.9.  
  Indien de afstand tussen 4 cm en 7 cm bedraagt kan ten hoogste O2 worden geclassificeerd: O2 
  Indien de afstand kleiner is dan 4 cm kan O1 worden geclassificeerd: O1 
  

Genu valgum:

Indien bij een staande keurling met aaneengesloten enkels en de voeten plat op de grond de afstand tussen de beide knieën meer bedraagt dan 7 cm, wordt betrokkene ongeschikt verklaard:

11.9.  
  Indien de afstand tussen 2 cm en 7 cm bedraagt, kan ten hoogste O2 worden geclassificeerd: O2 
  Indien de afstand kleiner is dan 2 cm kan O1 worden geclassificeerd: O1 
 5. Genu recurvatum (verworven)Indien ernstig is een specialistisch advies gewenst:(11.9.)  
 6. Overige verworven misvormingen van de knieIndien de aandoening ernstige functiebeperkingen veroorzaakt, waardoor het functioneren als militair niet mogelijk is, wordt betrokkene ongeschikt verklaard:

11.9./11.10

  
 7. Overige verworven misvormingen van enkel en voet

Enkel:

Beperking van beweeglijkheid in het enkelgewricht of totale verstijving ervan is gewoonlijk het gevolg van een oud trauma.

De classificatie zal afhangen van de functie.

Een redelijke functie zal men slechts kunnen verwachten bij een rechthoekige stand van de voet met de belastingslijn in het midden van de hiel en afwezigheid van pijn bij het lopen. Bij zeer lichte bewegingsbeperking kan O2 worden overwogen:

 O2 
  Verdergaande verstijving leidt tot ongeschikt verklaring:11.9.  
 8. Verworven misvormingen van overige gespecificeerde delenEen anatomisch beenlengteverschil van 2 cm of meer leidt tot ongeschiktverklaring:11.6.  
 

9. Verworven misvorming van ledematen, zonder gespecificeerde lokalisatie

 

11.6.

  
737Verkromming van de wervelkolom    
 0. Kyphosis posturalis adolescentiumEen M. Scheuermann, met röntgenologisch aangetoonde geringe dekplaatafwijkingen en enkele kleine Schmorlse noduli, minimale wigvormige afplatting van de wervels en een wedge-angle van 100 of minder, kan O1 worden geclassificeerd: O1 
  Een M. Scheuermann met röntgenologisch aangetoonde dekplaatonregelmatigheden, vernauwing van de tussenwervelruimtes, meerdere Schmorlse noduli, wigvormige afplatting van de wervels en wedge-angle van meer dan 100, kan hooguit O2 worden geclassificeerd; O2 
  In ernstige gevallen leidt dit tot ongeschiktverklaring:11.2.  
 1. Kyphose (verworven)Classificatie is afhankelijk van het klachtenpatroon, maar hooguit O2:   
  Ernstige klachten leiden tot ongeschiktverklaring:11.2.  
 2. Lordose (verworven)Idem   
 3. Kyphoscoliose en scolioseBij constatering van kyphoscoliose of scoliose wordt betrokkene onderzocht op bekkenscheefstand en beenlengteverschil.   
 4. Verkromming van de wervelkolom bij andere aandoeningenEen beenlengteverschil zal bij de vaststelling van de scoliose gecompenseerd moeten worden.   
 8. Overige gespecificeerde verkromming van de wervelkolomZie aanwijzingen onder nr. 737.3   

 

9. Niet gespecificeerde verkromming van de wervelkolom

Voor overige verkrommingen van de wervelkolom geldt het gestelde onder nrs. 737.0 t/m 737.4

   
738Overige verworven misvormingen    
 0. Verworven misvorming van de neusIndien de aandoening een in het oog lopende mismaaktheid of een ernstige neuspassage belemmering veroorzaakt, wordt betrokkene ongeschikt verklaard:1.4./7.2.  
 1. Overige verworven misvormingen van het hoofdOverige hoofd-misvormingen leiden tot ongeschiktverklaring:1.4.  

 

2. Verworven misvorming van nek en hals

Nek en hals misvormingen leiden tot ongeschiktverklaring:

1.4.

  
 3. Verworven misvormingen van borstkas en ribbenIndien niet leidend tot functiestoornissen van hart en/of longen bestaat geen reden tot ongeschiktverklaring: A1 
  Indien de aandoening leidt tot in het oog lopende mismaaktheid, wordt betrokkene ongeschikt verklaard:1.4.  
 4. Verworven spondylolisthesis, spondylolysis

Spondylolysis van de wervelkolom is een verworven afwijking, welke in de meeste gevallen symptoomloos verloopt en derhalve vaak bij toeval d.m.v. röntgenologisch onderzoek wordt geconstateerd. Hoewel over het voorkomen weinig bekend is, is wel in de literatuur gemeld dat de afwijking relatief vaak voorkomt bij personen die actief de turnsport beoefenen. Tevens zou de afwijking vaker voorkomen bij personen met een diepe lumbale lordose. Tot dusver werd niet aangetoond dat door rugbelastende arbeid een spondylolysis aanleiding geeft tot klachten c.q. verergert. Gezien het bovenstaande gelden de volgende aanwijzingen:

Een enkelzijdige spondylolysis zonder klachten leidt tot:

 O1 
  Een dubbelzijdige spondylolysis zonder klachten leidt tot: O2 
  Een dubbelzijdige spondylolysis met klachten leidt tot: O3 
  

Een specialistisch onderzoek kan noodzakelijk zijn.

Een spondylolisthesis leidt tot ongeschiktverklaring:

11.1  
 5. Overige verworven misvormingen van rug of wervelkolom

De classificatie van genezen compressiefracturen van wervellichamen moet geschieden naar gelang van de ten tijde van het onderzoek nog bestaande klachten, de mate van wigvorming van de wervellichamen, de arbeidsprestaties en de tijd, verlopen sedert het trauma.

Bij een gunstige constellatie van de factoren is O3 en in bijzondere gevallen ten hoogste O2 mogelijk.

O3O2 
  Chronische pijn kan leiden tot ongeschiktverklaring:(4.7.)  
 6. Verworven misvorming van het bekkenIndien geen klachten en/of functiebeperkingen veroorzakend: O1 
 7. BloemkooloorIndien de betrokkene hier ernstige hinder van ondervindt:1.4.  
 8. Verworven misvormingen met andere gespecificeerde lokalisatieIndien geen klachten en/of functiebeperkingen veroorzakend: B1/O1 
 

9. Verworven misvorming zonder gespecificeerde lokalisatie

Zie aanwijzingen onder nr. 738.8

   

 

740 - 759

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
 

Congenitale afwijkingen 740 - 759

    

740

Anencefalie en verwante aandoeningen

0. Anencefalie

1. Craniorachischisis

2. Ini-encefalie

De hiergenoemde aandoeningen leiden tot ongeschiktverklaring:

1.2.

  

741

Spina bifida

0. Met hydrocefalus

9. Zonder vermelding van hydrocefalus

De hiergenoemde vormen van spina bifida leiden tot ongeschiktverklaring:

1.2.

  

742

Overige congenitale afwijkingen van het zenuwstelsel

0. Encefalokèle

1. Microcefalie

2. Onvoldoende aanleg van een deel van de hersenen

3. Congenitale hydrocefalie

4. Overige gespecificeerde congenitale afwijkingen van de hersenen

5. Overige gespecificeerde congenitale afwijkingen van het ruggemerg

8. Overige gespecificeerde congenitale afwijkingen van het zenuwstelsel

9. Niet gespecificeerde congenitale afwijking van hersenen, ruggemerg of zenuwstelsel

De hiergenoemde afwijkingen van het zenuwstelsel leiden tot ongeschiktverklaring:

1.2.

  

743

Congenitale afwijkingen van het oog

0. Anoftalmie

1. Microftalmie

2. Buphthalmos

3. Congenitaal cataract en afwijkingen van de lens

4. Coloboma en overige congenitale afwijkingen van het voorste oogsegment

5. Congenitale afwijkingen van het achterste oogsegment

6. Congenitale afwijkingen van oogleden, traanwegen en orbita

8. Overige gespecificeerde congenitale afwijkingen van het oog

9. Niet gespecificeerde congenitale afwijking van het oog

De hiergenoemde oogafwijkingen leiden tot ongeschiktverklaring:

1.2.

  
744Congenitale afwijkingen van oor gelaat en hals    
 0. Afwijkingen van het oor, die gehoorverlies veroorzakenIndien de aandoening geen beletsel vormt voor het functioneren als militair, geen in het oog lopende mismaaktheid veroorzaakt alsmede voldoet aan de eisen gesteld onder nr. 389x, behoeft betrokkene niet ongeschikt verklaard te worden: H1 
  Indien niet voldaan kan worden aan de hierboven genoemde voorwaarden, wordt betrokkene ongeschikt verklaard:1.2.  
 1. Accessoire oorschelpIdem   
 2. Overige gespecificeerde congenitale afwijkingen van het oorIndien de aandoening geen beletsel vormt voor het functioneren als militair, geen in het oog lopende mismaaktheid veroorzaakt, alsmede voldoet aan de eisen gesteld onder nr. 388 en 389, behoeft betrokkene niet ongeschikt verklaard te worden: H1 
  Indien niet voldaan kan worden van de hierbovengenoemde voorwaarden, wordt betrokkene ongeschikt verklaard:1.2.  
 3. Niet gespecificeerde congenitale afwijking van het oorIdem   
 4. Kieuwspleet cyste of fistel pre-auriculaire sinusEen kieuwspleetcyste of fistel leidt tot ongeschiktverklaring:1.2.  
 5. Pterygium colliIndien de aandoening geen beletsel vormt voor het functioneren als militair en geen in het oog lopende mismaaktheid veroorzaakt behoeft betrokkene niet ongeschikt verklaard te worden: B1 
  Indien aan deze voorwaarden niet wordt voldaan wordt betrokkene ongeschikt verklaard:1.2.  

 

8. Overige gespecificeerde congenitale afwijkingen van gelaat en hals

9. Niet gespecificeerde congenitale afwijking van gelaat en hals

Overige en niet gespecificeerde congenitale afwijkingen van het gelaat en hals leiden, indien de aandoening een beletsel vormt voor het functioneren als militair en/of in het oog lopende mismaaktheid veroorzaakt, tot ongeschiktverklaring:

1.2.

 

 
745Congenitale afwijkingen van de bulbus cordis en de sluiting van het hartseptum    

 

0. Truncus arteriosus persistens

1. Transpositie van de grote vaten

2. Tetralogie van Fallot

3. Gemeenschappelijk ventrikel

4. Ventrikel septum defect

5. Atrium septum defect, ostium secundum type

6. Endocard kussen defecten

7. Cor biloculare

8. Overige

9. Niet gespecificeerde congenitaal septum defect

De hiergenoemde congenitale hartafwijkingen leiden tot ongeschiktverklaring:

Indien de afwijking met succes werd gecorrigeerd en geen antibiotische prophylaxe bij heelkundige ingrepen noodzakelijk is, kan na het inwinnen van specialistisch advies een geschiktverklaring overwogen worden.

1.2.

  
746Overige congenitale hartafwijkingen    

 

0. Congenitale afwijkingen van de pulmonaalklep

1. Congenitale atresie en stenose van de tricuspidaalklep

2. Ebstein syndroom

3. Congenitale stenose van de aorta klep

4. Congenitale insufficiëntie van de aorta klep

5. Congenitale mitraal stenose

6. Congenitale mitraal insufficiëntie

7. Hypoplasie linker harthelft

8. Overige gespecificeerde congenitale hartafwijkingen

9. Niet gespecificeerde congenitale hartafwijking

De hiergenoemde congenitale hartafwijkingen leiden tot ongeschiktverklaring:

Zie ook aanwijzingen onder nummer 745.

1.2.

  
747Overige congenitale afwijkingen van de tractus circulatorius    

 

0. Open ductus arteriosus (Botalli)

1. Coarctatio aortae

2. Overige congenitale afwijkingen van de aorta

3. Congenitale afwijkingen van de arteria pulmonalis

4. Congenitale afwijkingen van de grote venen

5. Ontbreken of hypoplasie van de arteria umbilicalis

6. Overige congenitale afwijkingen van het perifere vaatstelsel

8. Overige gespecificeerde congenitale afwijkingen van de tractus circulatorius

9. Niet gespecificeerde congenitale afwijking van de tractus circulatorius

De hierondergenoemde congenitale afwijkingen van de tractus circulatorius leiden tot ongeschiktverklaring:

Zie ook aanwijzingen onder nummer 745.

 

 

1.2.

  
748Congenitale afwijkingen van de tractus respiratorius    
 0. Choanaal atresieEen bestaande choanaal atresie leidt tot ongeschiktverklaring:1.2.  
  Indien de aandoening, na afdoende behandeling geen beletsel vormt voor het functioneren als militair, kan betrokkene geschikt worden verklaard: A1 
 1. Overige congenitale afwijkingen van de neusIndien de aandoening eventueel na behandeling, geen beletsel vormt voor het functioneren als militair en/of geen in het oog le mismaaktheid veroorzaakt, kan betrokkene geschikt worden verklaard: A1 
  Indien niet aan deze voorwaarden wordt voldaan, wordt betrokkene ongeschikt verklaard:1.2.  
 2. Congenitale membraan in de larynxEen afdoende behandelde larynx membraan leidt niet tot ongeschiktverklaring: A1 
 3. Overige congenitale afwijkingen van larynx, trachea en bronchusOverige congenitale afwijkingen van larynx, trachea en bronchi, kunnen, indien deze eventueel na behandeling, geen beletsel vormen voor het functioneren als militair, leiden tot ongeschiktverklaring: A1 
  Indien niet aan deze voorwaarden kan worden voldaan, wordt betrokkene ongeschikt verklaard:1.2.  
 4. Congenitale cystelongEen congenitale cystelong leidt tot ongeschiktverklaring:1.2.  
 5. Agenesie, hypoplasie en dysplasie van de longAgenesie, hypoplasie en dysplasie van de long leiden tot ongeschiktverklaring:1.2.  
 6. Overige congenitale afwijkingen van de longOverige (niet) gespecificeerde congenitale longafwijkingen, met uitzondering een lobus azygos, leiden tot ongeschiktverklaring:1.2.  
 

8. Overige gespecificeerde congenitale afwijking van de tractus respiratorius

9. Niet gespecificeerde congenitale afwijking van de tractus respiratorius

Indien de aandoening, eventueel na behandeling, geen beletsel vormt voor het functioneren als militair en/of geen in het oog lopende mismaaktheid veroorzaakt, kan betrokkene geschikt worden verklaard: A1 

 

 

Indien niet aan deze voorwaarden voldaan wordt, wordt betrokkene ongeschikt verklaard:

1.2.

  

749

Gespleten verhemelte en gespleten lip

0. Gespleten verhemelte

1. Gespleten lip

2. Gespleten verhemelte met gespleten lip

Zie aanwijzingen onder nr. 748.8

7.4.

  
750Overige congenitale afwijkingen van het bovenste deel van de tractus digestivus    

 

0. Ankyloglossie (te korte tongriem)

1. Overige congenitale afwijkingen van de tong

2. Overige gespecificeerde congenitale afwijkingen van mond en farynx

3. Oesofago-tracheale fistel, atresie en stenose van de oesofagus

4. Overige gespecificeerde congenitale afwijkingen van de oesofagus

5. Congenitale hypertrofische pylorus stenose

6. Congenitale hiatus hernia

7. Overige gespecificeerde congenitale afwijkingen van de maag

8. Overige gespecificeerde congenitale afwijkingen van het bovenste deel van de tractus digestivus

9. Niet gespecificeerde congenitale afwijking van het bovenste deel van de tractus digestivus

9. Niet gespecificeerde congenitale afwijking van het bovenste tractus digestivus

Indien afdoende behandeld:

Voor de hier verder genoemde aandoeningen, zie aanwijzingen onder nr. 748.8

 

A1

 
751Overige congenitale afwijkingen van de tractus digestivus    
 0. Meckel-divertikelZie aanwijzingen onder nr. 748.8   
 1. Atresie en stenose van de dunne darmAtresie en stenose van de dunne darm leidt tot ongeschiktverklaring:1.2.  
 2. Atresie en stenose van de dikke darm, rectum en anaal kanaalIndien de aandoening niet gepaard gaat met resorptiestoornissen en/of klachten kan betrokkene, eventueel na een specialistisch advies geschikt worden verklaard:(1.2.)A1 
 3. Ziekte van Hirschprung en overige congenitale functiestoornissen van het colonDe ziekte van Hirschprung en overige congenitale functiestoornissen van het colon leiden tot ongeschiktverklaring:1.2.  
 4. Congenitale afwijkingen van de darmbevestigingIndien de aandoening, eventueel na behandeling geen beletsel vormt voor het functioneren als militair, kan betrokkene geschikt worden verklaard: A1 
  Indien niet aan deze voorwaarde wordt voldaan wordt betrokkene ongeschikt verklaard:1.2.  
 5. Overige congenitale afwijkingen van de darmOverige congenitale darmafwijkingen leiden tot ongeschiktverklaring:1.2.  
 6. Congenitale afwijkingen van galblaas, galwegen en leverZie aanwijzingen onder nr. 751.4   
 7. Congenitale afwijkingen van het pancreasCongenitale pancreasafwijkingen leiden tot ongeschiktverklaring:1.2.  

 

8. Overige gespecificeerde congenitale afwijkingen van de tractus digestivus

9. Niet gespecificeerde congenitale afwijking van de tractus digestivus

Zie aanwijzingen onder nr. 751.4

   
752Congenitale afwijkingen van geslachtsorganen    
 0. Congenitale afwijkingen van de ovariaZie aanwijzingen onder nr. 751.4   
 1. Congenitale afwijkingen van tuba Fallopii en ligamentum latumZie aanwijzingen onder nr. 751.4   
 2. Uterus duplexIndien geen klachten veroorzakend, leidt een uterus duplex niet tot ongeschiktverklaring: A1 

 

3. Overige congenitale afwijkingen van de uterus

Indien geen klachten veroorzakend, leiden overige congenitale afwijkingen van de uterus niet tot ongeschiktverklaring:

 

A1

 
 4. Congenitale afwijkingen van cervix, vagina en uitwendige geslachtsorganen van de vrouwZie aanwijzingen onder nr. 748.4   
 5. Niet ingedaalde testisIndien één of beide testikel(s) niet geheel is (zijn) ingedaald en dit gepaard gaat met ernstige belemmeringen van het functioneren als militair, wordt betrokkene ongeschikt verklaard:10.24  
 6. Hypospadie en epispadieZie aanwijzingen onder nr. 748.4   
 7. Hermafroditisme en pseudo hermafroditismeOnbepaald geslacht en pseudohermafroditisme leiden tot ongeschiktverklaring:1.2.  
 

8. Overige gespecificeerde congenitale afwijkingen van geslachtsorganen

9. Niet gespecificeerde congenitale afwijking van geslachtsorganen

Zie aanwijzingen onder nr. 748.4

   

753

Congenitale afwijkingen van nier en urinewegen

0. Agenesie en dysgenesie van de nier

1. Cystenier

2. Congenitale obstructie van nierbekken en ureter

3. Overige gespecificeerde congenitale afwijkingen van de ureter

4. Overige gespecificeerde congenitale afwijkingen van de ureter

5. Exstrofie van de blaas

6. Atresie en stenose van urethra en blaashals

7. Congenitale afwijkingen van de urachus

8. Overige gespecificeerde congenitale afwijkingen van blaas en urethra

9. Niet gespecificeerde congenitale afwijking van nier of urinewegen

De hiergenoemde congenitale afwijkingen van nier en urinewegen leiden tot ongeschiktverklaring:

1.2.

  
754Bepaalde congenitale misvormingen van het bewegingsstelsel    

 

0. Van schedel, gelaat en kaak

Zie aanwijzingen onder nr. 748.8

   
 1. Van de musculus sternocleidomastoideusZie aanwijzingen onder nr. 748.8   
 2. Van de wervelkolomZie aanwijzingen onder nr. 737   
 3. Congenitale heupluxatieEen congenitale heupluxatie leidt tot ongeschiktverklaring:1.2.  
 4. Congenitaal genu recurvatum en verkromming van lange beenderen van het beenCongenitaal genu recurvatum en verkromming van lange beenderen van het been leiden tot ongeschiktverklaring:1.2.  
 5. Varus misvormingen van de voetEen varus misvorming van de voet leidt tot ongeschiktverklaring:1.2.  
 6. Valgus misvormingen van de voetZie aanwijzingen onder nr. 7341.2.  
 7. Overige congenitale misvormingen van de voetZie aanwijzingen onder nr. 736.71.2.  
 8. Overige gespecificeerde niet teratogene afwijkingen van het bewegingsstelselIndien de aandoening, eventueel na behandeling geen beletsel vormt voor het functioneren als militair en geen in het oog lopende mismaaktheid veroorzaakt, kan betrokkene geschikt worden verklaard: B1/O1 
  

Zo nodig wordt een specialist geconsulteerd. Indien niet aan deze voorwaarden voldaan wordt, wordt betrokkene ongeschikt verklaard:

1.2.

 

 
755Overige congenitale afwijkingen van de extremiteiten    
 

0. Polydactylie

1. Syndactylie

Indien afdoende behandeld en/of geen klachten veroorzakend:(1.2.)B1/O1 

 

2. Congenitaal defect van de bovenste extremiteiten

3. Congenitaal defect van de onderste extremiteit

4. Congenitaal defect, niet gespecificeerde extremiteit

5. Overige congenitale afwijkingen van de bovenste extremiteiten (incl. schoudergordel)

6. Overige congenitale afwijkingen van de onderste extremiteiten (incl. bekkengordel)

8. Overige gespecificeerde congenitale afwijkingen van niet gespecificeerde extremiteit

9. Niet gespecificeerde afwijkingen congenitale afwijking van niet gespecificeerde extremiteit

De hierna genoemde congenitale afwijkingen van de extremiteiten leiden tot ongeschiktverklaring:

1.2.

 

 

 

 
756Overige afwijkingen van het bewegingsstelsel    
 0. Congenitale afwijkingen van schedel en gelaatsbeenderen    
 1. Congenitale afwijkingen van de wervelkolomCongenitale afwijkingen van schedel en gelaatsbeenderen leiden tot ongeschiktverklaring:1.2.  
 2. HalsribErnstige congenitale afwijkingen van de wervelkolom leiden tot ongeschiktverklaring:1.2.  
 3. Overige congenitale afwijkingen van ribben n sternumIndien gepaard gaande met belemmeringen in het functioneren:8.9.  
 4. ChondrodystrofieZie aanwijzingen onder nr. 748.89.2.  

 

5. Osteodystrofieën

6. Congenitale afwijkingen van het diafragma

7. Congenitale afwijkingen van de buikwand

8. Overige gespecificeerde congenitale afwijkingen van spieren, pezen, fascieën en bindweefsel

9. Niet gespecificeerde congenitale afwijking van het bewegingsstelsel

De hierna genoemde congenitale afwijkingen leiden tot ongeschiktverklaring:

1.2.

  
757Congenitale afwijkingen van het huidorgaan    
 0. Erfelijk oedeem van de benenErfelijk oedeem van de benen leidt tot ongeschiktverklaring:1.2.  
 1. Congenitale ichtyosisIchtyosis congenita kan leiden tot ongeschiktverklaring:(1.2.)  
 2. Congenitale dermatoglyfen afwijkingenAfwijkende huidlijsten van de handpalm leiden niet tot ongeschiktverklaring: B1 
 3. Overige gespecificeerde congenitale afwijkingen van de huidZie aanwijzingen onder nr. 748.81.2./1.4.  
 4. Gespecificeerde congenitale afwijkingen van de harenIndien de aandoening geen in het oog lopende mismaaktheid veroorzaakt, kan A1 worden geclassificeerd: A1 
 5. Gespecificeerde congenitale afwijkingen van de nagelsZie aanwijzingen onder nr. 748.8(1.2./1.4.)  
 6. Gespecificeerde congenitale afwijkingen van de mamma (1.2./9.1.)  
 8. Overige gespecificeerde congenitale afwijkingen van het huidorgaan (1.2.)  

 

9. Niet gespecificeerde congenitale afwijking van het huidorgaan

 

(1.2./ 11.11)

  
758Chromosomale afwijkingen    
 0. Syndroom van DownHet syndroom van Down leidt tot ongeschiktverklaring:1.1.  
 1. Syndroom van PatauHet syndroom van Patau leidt tot ongeschiktverklaring:1.1.  
 2. Syndroom van EdwardsHet syndroom van Edwards leidt tot ongeschiktverklaring:1.1.  
 3. Autosomale deletie syndromenAutosomale deletie syndromen leiden tot ongeschiktverklaring:1.1.  
 4. Gebalanceerde autosomale translokatie bij een normaal individuEen gebalanceerde autosomale translokatie bij een normaal individu leidt niet tot ongeschiktverklaring: A1 
 5. Overige aandoeningen door autosomale afwijkingenZie aanwijzingen onder nr. 748.81.1.  
 6. Gonadale dysgenesie (syndroom van Turner)Een gonadale dysgenesie leidt tot ongeschiktverklaring:1.1.  
 7. Syndroom van KlinefelterHet syndroom van Klinefelter leidt tot ongeschiktverklaring:1.1.  
 8. Overige aandoeningen door afwijkingen van de geslachtschromosomenZie aanwijzingen onder nr. 748.81.1.  

 

9. Aandoeningen door afwijkingen van niet gespecificeerd chromosoom

    
759Overige en niet gespecificeerde congenitale afwijkingen    

 

0. Van de milt

1. Van de bijnier

2. Van overige endocriene klieren

3. Situs inversus

4. Siamese tweelingen

5. Tubereuze sclerose

6. Overige hamartosen, niet elders geclassificeerd

7. Multipele congenitale afwijkingen, als zodanig omschreven

8. Overige gespecificeerde congenitale afwijkingen

9. Niet gespecificeerde congenitale afwijking

De hiergenoemde niet gespecificeerde congenitale afwijkingen leiden tot ongeschiktverklaring:

1.2.

  

 

780 - 789

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
 

Symptomen (780 - 789)

De hiergenoemde symptomen, indien in ernstige mate aanwezig, waarvoor geen pathologisch-anatomisch substraat gevonden wordt, kunnen leiden tot ongeschiktverklaring:

art. 4.1.b. behoudens 780.8 en 783.4

  

780

Algemene symptomen

0. Coma en stupor

1. Hallucinaties

2. Syncope en collaps

3. Convulsies

4. Duizeligheid en draaierigheid

5. Slaapstoornissen

6. Koorts door onbekende oorzaak

7. Malaise en vermoeidheid

8. Hyperhidrosis

9. Overige algemene symptomen

    

781

Symptomen van zenuwstelsel an bewegingsstelsel

0. Abnormale onwillekeurige bewegingen

1. Stoornissen van smaak- en reukzin

2. Afwijkingen van de gang

3. Gebrek aan coördinatie

4. Passagère paralyse van een extremiteit

5. Trommelstokvingers

6. Meningisme

7. Tetanie

9. Overige symptomen van zenuwstelsel en bewegingsstelsel

    

782

Symptomen van huid, subcutis en overige lichaamsbedekking

0. Stoornis van de zintuiglijke gewaarwording van de huid

1. Erytheem en overige niet-specifieke huiduitslag

2. Gelokaliseerde oppervlakkige zwelling of knobbel

3. Oedeem

4. Geelzucht, niet gespecificeerd, niet van de pasgeborene

5. Cyanose

6. Bleekheid en opvliegingen

7. Spontane ecchymosen

8. Veranderingen van de huidstructuur

9. Overige symptomen van huid, subcutis en overige lichaamsbedekking

    

783

Symptomen betreffende voeding, stofwisseling en ontwikkeling

0. Anorexie

1. Abnormale gewichtstoename

2. Abnormaal gewichtsverlies

3. Voedingsmoeilijkheden, slechte voedingsbegeleiding

4. Achterblijven bij de normale fysiologische ontwikkeling

5. Polydipsie

6. Polyfagie

9. Overige symptomen met betrekking tot voeding, stofwisseling en ontwikkeling

 

1.3.

  

784

Symptomen van hoofd en hals

0. Hoofdpijn

1. Keelpijn

2. Zwelling of knobbel in hoofd of hals

3. Afasie

4. Stemaandoeningen

5. Overige spraakstoornissen

6. Overige dysfuncties van de symbool-

hantering

7. Epistaxis

8. Bloeding in keel

9. Overige symptomen van hoofd en hals

    

785

Symptomen van het hartvaatstelsel

0. Tachycardie, niet gespecificeerd

1. Hartkloppingen

2. Functionele en niet gediagnostiseerde hartgeruisen

3. Overige abnormale hartgeluiden

4. Gangreen

5. Shock zonder vermelding van trauma

6. Vergroting van lymfklieren

9. Overige symptomen van het hartvaatstelsel

    

786

Symptomen van de ademhalingswegen en overige symptomen van de borstkas

0. Dyspneu en ademhalingsstoornissen

1. Stridor

2. Hoesten

3. Haemoptoë

4. Abnormaal sputum

5. Pijn op de borst

6. Zwelling of knobbel in de borstkas

7. Abnormale percussie en auscultatie bevindingen van de borstkas

8. Hikken

9. Overige symptomen van ademhalingswegen en borstkas

    

787

Symptomen van de tractus digestivus

0. Misselijkheid en braken

1. Zuurbranden

2. Dysfagie

3. Flatulentie, ructus en gaspijn

4. Zichtbare peristaltiek

5. Abnormale darmgeruisen

6. Incontinentie voor faeces

7. Abnormale faeces

9. Overige symptomen van de tractus  digestivus

    

788

Symptomen van de urinewegen

0. Nierkoliek

1. Dysurie

2. Urineretentie

3. Incontinentie voor urine

4. Frequentie mictie en polyurie

5. Oligurie en anurie

6. Overige afwijkingen van de mictie

7. Afscheiding van urine

8. Axtravasatie van urine

9. Overige symptomen van de urinewegen

    

789

Overige symptomen van buik en bekken

0. Buikpijn

1. Hepatomegalie

2. Splenomegalie

3. Zwelling of knobbel in de buik of in

het bekken

4. Rigiditeit van de buik

5. Ascites

9. Overige symptomen van buik en bekken

    

 

790 - 796

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
 

Niet-specifieke afwijkende bevindingen (790 - 796)

De hiergenoemde niet-specifieke afwijkende bevindingen kunnen leiden tot ongeschiktverklaring:

art. 4.1.b.

  

790

Niet-specifieke bevindingen bij bloedonderzoek

0. Afwijkingen van de rode bloedcellen (erytrocyten)

1. Verhoogde bezinkingssnelheid van de rode bloedlichaampjes (BSE)

2. Afwijkende glucose tolerantie (GTT)

3. Hoge alcoholspiegel in het bloed

4. Niet-specifieke verhoging van de spiegels van transaminase of melkzuur dehydrogenase (LDH)

5. Overige niet-specifieke afwijkende serum enzym spiegels

6. Overige afwijkende bloedchemie

7. Niet gespecificeerde bacteriëmie

8. Niet gespecificeerde viremie

9. Overige niet-specifieke bevindingen bij bloedonderzoek

Zie aanwijzingen onder nr. 250

   

791

Niet-specifieke bevindingen bij urine-onderzoek

0. Proteïnurie

1. Chylurie

2. Hemoglobinurie

3. Myoglobinurie

4. Biliurie

5. Glucosurie

6. Acetonurie

7. Overige cellen en vormsels in de urine

9. Overige niet-specifieke bevindingen bij urine-onderzoek

Zie aanwijzingen onder nr. 271

   

792

Niet-specifieke afwijkende bevindingen in andere lichaamsvloeistoffen of -substanties

0. Liquor cerebrospinalis

1. Ontlasting

2. Semen (zaad)

3. Amnionvloeistof (vruchtwater)

4. Speeksel (saliva)

9. Overige niet-specifieke afwijkende bevindingen in lichaamsvloeistoffen of -substanties

    

793

Niet-specifieke afwijkende bevindingen bij radiologische en overige onderzoekingen van de lichaamsstructuur

0. Schedel en hoofd

1. Longen

2. Overige intrathoracale organen

3. Galwegen

4. Tractus digestivus

5. Tractus urogenitalis

6. Buik, inclusief retroperitoneale ruimte

7. Botspierstelsel

8. Mamma

9. Overige

    

794

Niet-specifieke afwijkende bevindingen bij functie-onderzoek

0. Hersenen en centraal zenuwstelsel

1. Perifeer zenuwstelsel en zintuigen

2. Longen

3. Hartvaatstelsel

4. Nier

5. Schildklier

6. Overige endocriene functie-onderzoeken

7. Basaal metabolisme (BM)

8. Lever

9. Overige niet-specifieke afwijkende bevindingen bij functie-onderzoek

    

795

Niet-specifieke afwijkende histologische en immunologische bevindingen

0. Niet-specifieke afwijkingen in het Papanicolaou uitstrijkje van de cervix

1. Niet-specifiek afwijkend Papanicolaou uitstrijkje van overige lokalisaties

2. Niet-specifieke afwijkende bevindingen bij chromosoom-analyse

3. Niet-specifieke positieve kweek bevindingen

4. Overige niet-specifieke afwijkende histologische bevindingen

5. Niet-specifieke reactie bij tuberculine test

6. Vals-positieve serologische lues reactie

7. Overige niet-specifieke immunologische bevindingen

    

796

Overige niet-specifieke afwijkende bevindingen

0. Niet-specifieke afwijkende toxicologisch bevindingen

1. Abnormale reflex

2. Verhoogde bloeddruk meting zonder de diagnose hypertensie

3. Niet-specifieke verlaagde bloeddruk

4. Overige afwijkende klinische bevindingen

9. Overige

Zie aanwijzingen onder nr. 401

   

 

800 - 829

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
 

Fracturen (800 - 829)

Fracturen leiden in principe tot tijdelijke ongeschiktverklaring: Indien restloos genezen: Indien restverschijnselen c.q. late gevolgen: zie aldaar

 

1.6.

 

A1/B1/O1

 

800-804

Fractuur van de schedel

    

800

Schedeldakfractuur

0. Gesloten, zonder vermelding van intracraniëel letsel

1. Gesloten, met hersenlaceratie en contusie

2. Gesloten, met subarachnoïdale, subdurale en extradurale bloeding

3. Gesloten, met overige en niet gespecificeerde vormen van intraniële bloeding

4. Gesloten, met intracraniëel letsel van andere en niet gespecificeerde aard

5. Open, zonder vermelding van intracraniëel letsel

6. Open, met hersenlaceratie en contusie

7. Open, met subarachnoïdale, subdurale en extradurale bloeding

8. Open, met overige en niet gespecificeerde vormen van intracraniële bloeding

9. Open, met intracraniëel letsel van andere en niet gespecificeerde aard

    

801

Schedelbasisfractuur

0. Gesloten, zonder vermelding van intracraniëel letsel

1. Gesloten, met hersenlaceratie en contusie

2. Gesloten, met subarachnoïdale, subdurale en extradurale bloeding

3. Gesloten, met overige en niet gespecificeerde vormen van intracraniële bloeding

4. Gesloten, met intracraniëel letsel van andere en niet gespecificeerde aard

5. Open, zonder vermelding van intracraniëel letsel

6. Open, met hersenlaceratie en contusie

7. Open, met subarachnoïdale, subdurale en extradurale bloeding

8. Open, met overige en niet gespecificeerde vormen van intracraniële bloeding

9. Open, met intracraniëel letsel van andere en niet gespecificeerde aard

    

802

Fractuur van aangezichtsbeenderen

0. Neusbeenderen, gesloten

1. Neusbeenderen, open

2. Mandibula, gesloten

3. Mandibula, open

4. Os zygomaticum en maxilla, gesloten

5. Os zygomaticum en maxilla, open

6. Orbitabodem, gesloten

7. Orbitabodem, open

8. Overige aangezichtsbeenderen, gesloten

9. Overige aangezichtsbeenderen, open

    

803

Overige en niet nader omschreven schedelfracturen

0. Gesloten, zonder vermelding van intracraniëel letsel

1. Gesloten, met hersenlaceratie en contusie

2. Gesloten, met subarachnoïdale, subdurale en extradurale bloeding

3. Gesloten, met overige en niet gespecificeerde vormen van intracraniële bloeding

4. Gesloten, met intracraniëel letsel

5. Open, zonder vermelding van intracraniëel letsel

6. Open, met hersenlaceratie en contusie

7. Open, met subarachnoïdale, subdurale en extradurale bloeding

8. Open, met overige en niet gespecificeerde vormen van intracraniële bloeding

9. Open, met intracraniëel letsel van andere en niet gespecificeerde aard

    

804

Multipele fracturen van schedel of gelaat samen met andere beenderen

0. Gesloten, zonder vermelding van intracraniëel letsel

1. Gesloten, met hersen laceratie en contusie

2. Gesloten, met subarachnoïdale, subdurale en extradurale bloeding

3. Gesloten, met overige en niet gespecificeerde vormen van intracraniële bloeding

4. Gesloten, met intracraniëel letsel van andere en niet gespecificeerde aard

5. Open, zonder vermelding van intracraniëel letsel

6. Open, met hersenlaceratie en contusie

7. Open, met subarachnoïdale, subdurale en extradurale bloeding

8. Open, met overige en niet gespecificeerde intracraniële bloeding

9. Open, met intracraniëel letsel van andere en niet gespecificeerde aard

    

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 

805-809

Fracturen van hals en romp

    

805

Fractuur van de wervelkolom, zonder vermelding van ruggemergletsel

0. Cervicaal, gesloten

1. Cervicaal, open

2. Thoracaal, gesloten

3. Thoracaal, open

4. Lumbaal, gesloten

5. Lumbaal, open

6. Sacrum en os coccygis, gesloten

7. Sacrum en os coccygis, open

8. Niet gespecificeerd, gesloten

9. Niet gespecificeerd, open

    

806

Fractuur van de wervelkolom, met rugge-mergletsels

0. Cervicaal, gesloten,

1. Cervicaal, open

2. Thoracaal, gesloten

3. Thoracaal, open

4. Lumbaal, gesloten

5. Lumbaal, open

6. Sacrum en os coccygis, gesloten

7. Sacrum en os coccygis, open

8. Niet gespecificeerd, gesloten

9. Niet gespecificeerd, open

    

807

Fractuur van rib(ben), sternum, larynx en trachea

0. Rib(ben), gesloten

1. Rib(ben), open

2. Sternum, gesloten

3. Sternum, open

4. Fladderthorax

5. Larynx en trachea, gesloten

6. Larynx en trachea, open

    

808

Fractuur van het bekken

0. Acetabulum, gesloten

1. Acetabulum, open

2. Os pubis, gesloten

3. Os pubis, open

4. Overige gespecificeerde bekkendelen, gesloten

5. Overige gespecificeerde bekkendelen, open

8. Niet gespecificeerd, gesloten

9. Niet gespecificeerd, open

    

809

Niet scherp omschreven fracturen van de romp

0. Fractuur van beenderen van de romp, gesloten

1. Fractuur van beenderen van de romp, open

    

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
810-819Fracturen van de bovenste extremiteitClavicula en scapula:   
  Een goed genezen fractuur van scapula of clavicula kan eventueel na specialistisch advies leiden tot plaatsing in B1: B1 
  Bij een in slechte stand genezen fractuur die pijn zal geven bij het dragen van militaire uitrusting door druk van de schouderband, kan hooguit B3 geclassificeerd worden: B3 
  Indien bij acromio-claviculaire of sternoclaviculaire luxatie de afstand tussen de beenstukken klein is en geen klachten bestaan, kan betrokkene in B1 of B2 worden geplaatst: B1/B2 
  Zijn er wel klachten, dan geve men B3. B3 

 

 

Indien er een grote afstand is en belangrijke functiestoornis bestaat, dient ongeschikt verklaring te volgen:

4.9.

  
  Fracturen van de scapula hebben geen invloed op de classificatie, indien deze goed geconsolideerd zijn en geen klachten geven. B1/B2 
  

Schoudergordel:

Bij geringe bewegingsbeperking van het schoudergewricht kan betrokkene in B1 of B2 worden geplaatst, mits de exorotatie goed is. Is de helft van de normale exorotatie mogelijk, dan is ten hoogste klasse B3 toegelaten:

 B3 
  

Overigen dient men bij meer dan geringe bewegingsbeperking klasse B3 of ongeschiktheid te overwegen, afhankelijk van de functie van het gewricht:

4.10.

  

810

Fractuur van de clavicula

0. Gesloten

1. Open

    

811

Fractuur van de scapula

0. Gesloten

1. Open

    

812

Fractuur van de humerus

0. Boveneinde, gesloten

1. Boveneinde, open

2. Schacht of niet gespecificeerd deel, gesloten

3. Schacht of niet gespecificeerd deel, open

4. Ondereinde, gesloten

5. Ondereinde, open

    

813

Fractuur van radius en ulna

0. Boveneind, gesloten

1. Boveneind, open

2. Schacht, gesloten

3. Schacht, open

4. Ondereind, gesloten

5. Ondereind, open

8. Niet gespecificeerd deel, gesloten

9. Niet gespecificeerd deel, open

    

814

Fractuur van handwortelbeenderen

0. Gesloten

1. Open

    

815

Fractuur van middenhandsbeentjes

0. Gesloten

1. Open

    

816

Fractuur van één of meer falangen van de hand

0. Gesloten

1. Open

    

817

Multipele fracturen van de hand

0. Gesloten

1. Open

    

818

Niet scherp omschreven fracturen van de bovenste extremiteit

0. Gesloten

1. Open

    

819

Multipele fracturen van beide bovenste extremiteiten en van een bovenste extremiteit met rib(ben) of sternum

0. Gesloten

1. Open

    

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
820-829Fracturen van de onderste extremiteit

Fracturen:

De ervaring heeft geleerd, dat personen met slecht genezen fracturen van tibia en femur, eventueel met verkorting, op den duur geen frontdienst kunnen verrichten.

Deze personen zijn niet in staat om zich over oneffen en moeilijk terrein voort te bewegen.

In het algemeen kunnen zij niet hoger worden geplaatst dan O3.

 O3 

 

 

Wie duidelijk mank gaat, is ongeschikt:

11.6

  

820

Fractuur van de femurhals

0. Transcervicale fractuur, gesloten

1. Transcervicale fractuur, open

2. Pertrochantaire fractuur, gesloten

3. Pertrochantaire fractuur, open

8. Niet gespecificeerd deel van de femurhals, gesloten

9. Niet gespecificeerd deel van de femurhals, open

    

821

Fractuur van andere en niet gespecificeerde delen van het femur

0. Schacht of niet gespecificeerd deel, open

1. Schacht of niet gespecificeerd deel, open

2. Ondereind, gesloten

3. Ondereind, open

    

822

Fractuur van de patella

0. Gesloten

1. Open

    

823

Fractuur van tibia en fibula

0. Boveneind, gesloten

1. Boveneind, open

2. Schacht, gesloten

3. Schacht, open

8. Niet gespecificeerd deel, gesloten

9. Niet gespecificeerd deel, open

    

824

Fractuur van de enkel

0. Malleolus medialis, gesloten

1. Malleolus medialis, open

2. Malleolus lateralis, gesloten

3. Malleolus lateralis, open

4. Bimalleolaire fractuur, gesloten

5. Bimalleolaire fractuur, open

6. Trimalleolaire fractuur, gesloten

7. Trimalleolaire fractuur, open

8. Niet gespecificeerde enkelfractuur, gesloten

9. Niet gespecificeerde enkelfractuur, open

    

825

Fractuur van één of meer beenderen van tarsus of metatarsus

0. Fractuur van de calcaneus, gesloten

1. Fractuur van de calcaneus, open

2. Fractuur van een ander bot van tarsus of metatarsus, gesloten

3. Fractuur van een ander bot van tarsus of metatarsus, open

    

826

Fractuur van één of meer falangen van de voet

0. Gesloten

1. Open

    

827

Overige, multipele en niet scherp omschreven fracturen van de onderste extremiteit

0. Gesloten

1. Open

    

828

Multipele fracturen van beide onderste extremiteiten, onderste met bovenste extremiteit en onderste extremiteit(en) met rib(ben) en sternum

0. Gesloten

1. Open

    

829

Fractuur van niet gespecificeerde beenstukken

0. Niet gespecificeerde beenstukken, gesloten

1. Niet gespecificeerde beenstukken, open

    

 

830 - 839

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
 Luxaties (830 - 839)Recent ontstane luxaties kunnen leiden tot tijdelijke ongeschiktverklaring:4.6.  
 

 

Indien restloos genezen:

 

A1/B1/O1

 

830

Kaakluxatie

0. Gesloten luxatie

1. Open luxatie

    

831

Luxatie van de schouder

0. Gesloten luxatie

1. Open luxatie

    

832

Luxatie van de elleboog

0. Gesloten luxatie

1. Open luxatie

    

833

Luxatie van de pols

0. Gesloten luxatie

1. Open luxatie

    

834

Luxatie van een vinger

0. Gesloten luxatie

1. Open luxatie

    

835

Luxatie van de heup

0. Gesloten luxatie

1. Open luxatie

    

836

Luxatie van de knie

0. Scheur van het mediale kraakbeen of de meniscus van de knie, vers

1. Scheur van het laterale kraakbeen van de meniscus van de knie, vers

2. Overige scheuren van het kraakbeen van de meniscus van de knie, vers

3. Luxatie van de patella, gesloten

4. Luxatie van de patella, open

5. Overige vormen van luxatie van de knie gesloten

6. Overige vormen van luxatie van de knie, open

    

837

Luxatie van de enkel

0. Gesloten luxatie

1. Open luxatie

    

838

Luxatie van de voet

0. Gesloten luxatie

1. Open luxatie

    

839

Overige, multipele en niet scherp omschreven luxaties

0. Halswervel, gesloten

1. Halswervel, open

2. Thoracale en lumbale wervels, gesloten

3. Thoracale en lumbale wervels, open

4. Overige wervels, gesloten

5. Overige wervels, open

6. Overige lokalisaties, gesloten

7. Overige lokalisatie, open

8. Multipele en niet scherp omschreven luxaties, gesloten

9. Multipele en niet scherp omschreven luxaties, open

    

 

840 - 848

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
 

Dikstorsie van gewrichten en nabijgelegen spieren (840 - 848)

Recent ontstane, ernstige distorsies kunnen leiden tot tijdelijke ongeschiktverklaring:

4.6.

  

840

Distorsie van schouder en bovenarm

0. Acromioclaviculair (gewricht) (ligament)

1. Coracoclaviculair (ligament)

2. Coracohumeraal (ligament)

3. Infraspinatus (spier) (pees)

4. ’Rotator cuff’ (kapsel)

5. Subscapularis (spier)

6. Supraspinatus (spier) (pees)

8. Overige gespecificeerde lokalisaties van schouder en bovenarm

9. Niet gespecificeerde lokalisaties van schouder en bovenarm

    

841

Distorsie van elleboog en onderarm

0. Ligamentum collaterale radiale

1. Ligamentum collaterale ulnare

2. Radiohumeraal (gewricht)

3. Ulnohumeraal (gewricht)

8. Overige gespecificeerde lokalisaties van elleboog en onderarm

9. Niet gespecificeerde lokalisatie van elleboog en onderarm

    

842

Distorsie van pols en hand

0. Pols

1. Hand

    

843

Distorsie van heup en dij

0. Iliofemoraal (ligament)

1. Ischiocapsulair (ligament)

8. Overige gespecificeerde lokalisaties van heup en dij

9. Niet gespecificeerde lokalisatie van heup en dij

 

 

 

 

  

844

Distorsie van knie en onderbeen

0. Ligamentum collaterale laterale van de knie

1. Ligamentum collaterale mediale van de knie

2. Ligamentum cruciatum van de knie

3. Tibiofibulair (gewricht) (ligament), bovenste

8. Overige gespecificeerde lokalisatie van knie en onderbeen

9. Niet gespecificeerde lokalisatie van knie en onderbeen

Frequent recidiverende distorsies van de knie, gepaard gaande met een ernstige laxiteit van het bandapparaat, leiden tot ongeschiktverklaring:

4.6.

  

845

Distorsie van enkel en voet

0. Enkel

1. Voet

Frequent recidiverende distorsies van de enkel, gepaard gaande met ernstige laxiteit van het bandapparaat, leiden tot ongeschiktverklaring:

4.6.

  

846

Distorsie van de sacro-iliacaal streek

0. Lumbosacraal (gewricht) (ligament)

1. Sacro-iliacaal (ligament)

2. Sacrospinatus (ligament)

3. Sacrotuberaal (ligament)

8. Overige gespecificeerde lokalisaties in de sacro-iliacaal streek

9. Niet gespecificeerde lokalisatie in de sacro-iliacaal streek

    

847

Distorsie van overige en niet gespecificeerde delen van de rug

0. Hals

1. Thoracaal

2. Lumbaal

3. Sacrum

4. Os coccygis

9. Niet gespecificeerde lokalisatie van de rug

    

848

Overige niet scherp omschreven distorsies

0. Septum kraakbeen van de neus

1. Kaak

2. Regio thyreoida

3. Ribben

4. Sternum

5. Bekken

8. Overige gespecificeerde lokalisaties van distorsies

9. Niet gespecificeerde lokalisatie van distorsie

    

 

 

850 - 854

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
 

Intracranieel letsel, zonder schedelfractuur (850 - 854)

    
850Commotio cerebriIndien restloos genezen: A1 

 

0. Zonder bewustzijnsverlies

1. Met kort bewustzijnsverlies

2. Met matig lang bewustzijnsverlies

3. Met langdurig bewustzijnsverlies, maar terugkeer tot het tevoren bestaande bewustzijnsniveau

4. Met langdurig bewustzijnsverlies, zonder terugkeer tot het tevoren bestaande bewustzijnsniveau

5. Met bewustzijnsverlies van niet gespecificeerde duur

9. Niet gespecificeerde commotio cerebri

Indien restverschijnselen: zie aldaar.

Een specialistisch advies kan noodzakelijk zijn.

 

 

 

851

Contusio cerebri en hersenlaceratie

0. Contusie van de (cerebrale) cortex, zonder vermelding van open intracraniële wond

1. Contusie van de (cerebrale) cortex, met open intracraniële wond

2. Laceratie van (cerebrale) cortex, zonder vermelding van open intracraniële wond

3. Laceratie van (cerebrale) cortex, met open intracraniële wond

4. Contusie van cerebellum of hersenstam, zonder vermelding van open intracraniële wond

5. Contusie van cerebellum of hersenstam, met open intracraniële wond

6. Laceratie van cerebellum of hersenstam, zonder vermelding van open intracraniële wond

Een (status na) contusio cerebri en hersenlaceratie leiden in principe tot ongeschiktverklaring:

Een specialistisch advies is noodzakelijk.

6.4.

  
 

7. Laceratie van cerebellum of hersenstam, met open intracraniële wond

8. Overige en niet gespecificeerde vormen van contusio cerebri en hersenlaceratie, zonder vermelding van open intracraniële wond

9. Overige en niet gespecificeerde vormen van contusio cerebri en hersenlaceratie, met open intracraniële wond

    

852

Subarachnoïdale, subdurale en extradurale bloeding na trauma

0. Subarachnoïdale bloeding na trauma, zonder vermelding van open intracraniële wond

1. Subarachnoïdale bloeding na trauma met open intracraniële wond

2. Subdurale bloeding na trauma, zonder vermelding van open intracraniële wond

3. Subdurale bloeding na trauma, met open intracraniële wond

4. Extradurale bloeding na trauma, zonder vermelding van open intracraniële wond

5. Extradurale bloeding na trauma, met open intracraniële wond

Zie aanwijzingen onder nr. 851

   

853

Overige en niet gespecificeerde intracraniële bloedingen na trauma

0. Zonder vermelding van open intracraniële wond

1. Met open intracraniële wond

Zie aanwijzingen onder nr. 851

   

854

Intracraniëel letsel van andere en niet gespecificeerde aard

0. Zonder vermelding van open intracraniële wond

1. Met open intracraniële wond

Zie aanwijzingen onder nr. 851.

   

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
 

Inwendig letsel van borst, buik en bekken (860 - 869)

    

860

Traumatische pneumothorax en haemothorax

0. Pneumothorax zonder vermelding van open wond naar de thorax

1. Pneumothorax met open wond naar de thorax

2. Haemothorax zonder vermelding van open wond naar de thorax

3. Haemothorax met open wond naar de thorax

4. Pneumohaemothorax zonder vermelding van open wond naar de thorax

5. Pneumohaemothorax met open wond naar de thorax

Een (status na) pneumothorax leidt tot ongeschiktverklaring:

9.9.

  

861

Letsel van hart en longen

0. Hart, zonder vermelding van open wond naar de thorax

1. Hart, met open wond naar de thorax

2. Long, zonder vermelding van open wond naar de thorax

3. Long, met open wond naar de thorax

Indien restloos genezen:

Indien restverschijnselen: zie aldaar

Een specialistisch advies is noodzakelijk.

 

A1

 

862

Letsel van overige en niet gespecificeerde intrathoracale organen

0. Diafragma, zonder vermelding van open wond naar een lichaamsholte

1. Diafragma, met open wond naar een lichaamsholte

2. Overige gespecificeerde intrathoracale organen, zonder vermelding van open wond in de thorax

Zie aanwijzingen onder nr. 861.

   
 

3. Overige gespecificeerde intrathoracale organen, met open wond naar de thorax

8. Multipele en niet gespecificeerde intrathoracale organen, zonder vermelding van open wond naar de thorax

9. Multipele en niet gespecificeerde intrathoracale organen, met open wond naar de thorax

    

863

Letsel van het maagdarmkanaal

0. Maag, zonder vermelding van open wond naar de buikholte

1. Maag, met open wond naar de buikholte

2. Dunne darm, zonder vermelding van open wond naar de buikholte

3. Dunne darm, met open wond naar de buikholte

4. Colon of rectum, zonder vermelding van open wond naar de buikholte

5. Colon of rectum, met open wond naar de buikholte

8. Overige en niet gespecificeerde lokalisaties van het maagdarmkanaal, zonder vermelding van open wond naar de buikholte

9. Overige en niet gespecificeerde lokalisaties van het maagdarmkanaal, met open wond naar de buikholte

Zie aanwijzingen onder nr. 861.

   

864

Letsel van de lever

0. Zonder vermelding van open wond naar

de buikholte

1. Met open wond naar de buikholte

Zie aanwijzingen onder nr. 861.

   

865

Letsel van de milt

0. Zonder vermelding van open wond naar  de buikholte

1. Met open wond naar de buikholte

Een status na miltextirpatie leidt tot ongeschiktverklaring:

10.16

  

866

Letsel van de nier

0. Zonder vermelding van open wond naar de buikholte

1. Met open wond naar de buikholte

Zie aanwijzingen onder nr. 861.

   

867

Letsel van bekkenorganen

0. Blaas en urethra, zonder vermelding van open wond naar de buikholte

1. Blaas en urethra, met open wond naar de buikholte

2. Ureter, zonder vermelding van open wond naar de buikholte

3. Ureter, met open wond naar de buikholte

4. Uterus, zonder vermelding van open wond naar de buikholte

5. Uterus, met open wond naar de buikholte

6. Overige gespecificeerde bekkenorganen, zonder vermelding van open wond naar de buikholte

7. Overige gespecificeerde bekkenorganen, zonder vermelding van open wond naar de buikholte

8. Niet gespecificeerd bekkenorgaan, zonder vermelding van open wond naar de buikholte

9. Niet gespecificeerd bekkenorgaan, met open wond naar de buikholte

Zie aanwijzingen onder nr. 861.

   

868

Letsel van andere intra-abdominale organen

0. Zonder vermelding van open wond naar de buikholte

1. Met open wond naar de buikholte

Zie aanwijzingen onder nr. 861.

   

869

Inwendig letsel van niet gespecificeerde of niet scherp omschreven organen

0. Zonder vermelding van open wond naar een lichaamsholte

1. Met open wond naar een lichaamsholte

Zie aanwijzingen onder nr. 861.

   

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
 

Open wonden (870 - 897)

    

870-879

Open wonden van hoofd, hals en romp

    

870

Open wond van de adnexen van het oog

0. Laceratie van de huid van het ooglid en het peri-oculaire gebied

1. Laceratie van het ooglid, over de gehele dikte, zonder verwonding van traanwegen

2. Laceratie van het ooglid met verwonding van traanwegen

3. Penetrerende wond van de orbita, zonder vermelding van corpus alienum

4. Penetrerende wond van de orbita met corpus alienum

8. Overige gespecificeerde open wonden van de adnexen van het oog

9. Niet gespecificeerde open wond van de adnexen van het oog

Indien restloos genezen:

Indien restverschijnselen: zie aldaar

Een specialistisch advies kan noodzakelijk zijn.

 

A1/Z1

 

871

Open wond van de oogbol

0. Laceratie van het oog, zonder prolaps van intra-oculair weefsel

1. Laceratie van het oog, met prolaps of expositie van intra-oculair weefsel

2. Ruptuur van het oog met partiëel verlies van intra-oculair weefsel

3. Avulsie van het oog

4. Niet gespecificeerde laceratie van het oog

5. Penetratie van de oogbol door een magnetisch corpus alienum

6. Penetratie van de oogbol door een (niet-magnetisch) corpus alienum

Zie aanwijzingen onder nr. 870.

 

Z1

 
 

7. Niet gespecificeerde penetratie van het oog

9. Niet gespecificeerde open wond van de oogbol

    

872

Open wond van het oor

0. Uitwendig oor, zonder vermelding van complicatie

1. Uitwendig oor, gecompliceerd

6. Overige gespecificeerde delen van het oor, zonder vermelding van complicatie

7. Overige gespecificeerde delen van het oor, gecompliceerd

8. Oor, deel niet gespecificeerd, zonder vermelding van complicatie

9. Oor, deel niet gespecificeerd, gecompliceerd

Zie aanwijzingen onder nr. 870.

   

873

Overige wonden van het hoofd

0. Behaarde hoofd, zonder vermelding van complicatie

1. Behaarde hoofd, gecompliceerd

2. Neus, zonder vermelding van complicatie

3. Neus gecompliceerd

4. Gelaat, zonder vermelding van complicatie

5. Gelaat, gecompliceerd

6. Inwendige delen van de mond, zonder vermelding van complicatie

7. Inwendige delen van de mond, gecompliceerd

8. Overige en niet gespecificeerd open wonden van het hoofd, zonder vermelding van complicatie

9. Overige en niet gespecificeerde open wonden van het hoofd, gecompliceerd

Zie aanwijzingen onder nr. 870.

   

874

Open wond van de hals

0. Larynx en trachea, zonder vermelding van complicatie

1. Larynx en trachea, gecompliceerd

2. Schildklier, zonder vermelding van complicatie

3. Schildklier, gecompliceerd

4. Farynx, zonder vermelding van complicatie

5. Farynx, gecompliceerd

8. Overige en niet gespecificeerde delen, zonder vermelding van complicatie

9. Overige en niet gespecificeerde delen, gecompliceerd

Zie aanwijzingen onder nr. 870.

   

875

Open wond van de borst(wand)

0. Zonder vermelding van complicatie

1. Gecompliceerd

Zie aanwijzingen onder nr. 870.

   

876

Open wond van de rug

0. Zonder vermelding van complicatie

1. Gecompliceerd

Zie aanwijzingen onder nr. 870.

   

877

Open wond van de billen

0. Zonder vermelding van complicatie

1. Gecompliceerd

Zie aanwijzingen onder nr. 870.

   

878

Open wond van de (uitwendige) geslachtsorganen, inclusief traumatische amputatie

0. Penis, zonder vermelding van complicatie

1. Penis, gecompliceerd

2. Scrotum en testes, zonder vermelding van complicatie

Zie aanwijzingen onder nr. 870.

   
 

3. Scrotum en testes, gecompliceerd

4. Vulva, zonder vermelding van complicatie

5. Vulva, gecompliceerd

6. Vagina, zonder vermelding van complicatie

7. Vagina, gecompliceerd

8. Overige en niet gespecificeerde delen, zonder vermelding van complicatie

9. Overige en niet gespecificeerde delen, gecompliceerd

    

879

Open wond van overige en niet gespecificeerde lokalisaties, behalve de extremiteiten

0. Borst, zonder vermelding van complicatie

1. Borst, gecompliceerd

2. Buikwand, voorzijde, zonder vermelding van complicatie

3. Buikwand, voorzijde, gecompliceerd

4. Buikwand, laterale zijde, zonder vermelding van complicatie

5. Buikwand, laterale zijde, gecompliceerd

6. Overige en niet gespecificeerde delen van de romp, zonder vermelding van complicatie

7. Overige en niet gespecificeerde delen van de romp, gecompliceerd

8. Open wond(den) (multipele) zonder gespecificeerde lokalisatie(s), zonder vermelding van complicatie

9. Open wond(den) (multipele) zonder gespecificeerde lokalisatie(s), gecompliceerd

Zie aanwijzingen onder nr. 870.

   

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 

880-887

Open wonden van de bovenste extremiteit

    

880

Open wond van schouder en bovenarm

0. Zonder vermelding van complicatie

1. Gecompliceerd

2. Met peesletsel

Zie aanwijzingen onder nr. 870.

   

881

Open wond van de elleboog, onderarm en pols

0. Zonder vermelding van complicatie

1. Gecompliceerd

2. Met peesletsel

Zie aanwijzingen onder nr. 870.

   

882

Open wond van de hand, behalve uitsluitend vinger(s)

0. Zonder vermelding van complicatie

1. Gecompliceerd

2. Met peesletsel

Zie aanwijzingen onder nr. 870.

   

883

Open wond van vinger(s)

0. Zonder vermelding van complicatie

1. Gecompliceerd

2. Met peesletsel

Zie aanwijzingen onder nr. 870.

   

884

Multipele en niet gespecificeerde open wonden van de bovenste extremiteit

0. Zonder vermelding van complicatie

1. Gecompliceerd

2. Met peesletsel

Zie aanwijzingen onder nr. 870.

   

885

Traumatische amputatie van de duim (volledig) (partiëel)

0. Zonder vermelding van complicatie

1. Gecompliceerd

Verlies van een gedeelte van de duim met nog enige resteren grijpmogelijkheid is verenigbaar met B3:

Verlies van een gehele duim leidt tot ongeschiktverklaring:

 

11.8.

B3

 
886Traumatische amputatie van overige vinger(s) (volledig) (partiëel)Ten aanzien van vingers of delen van vingers geldt het volgende:   
  Gemis van één vinger - niet van de duim - van één hand is verenigbaar met B1: B1 
  Gemis van één vinger - niet van de duim - van beide handen is verenigbaar met B1: B1 
  Gemis van de 4e en 5e vinger van één hand is verenigbaar met B3: B3 
  Verlies van een gehele wijsvinger met intacte middelvinger is verenigbaar met B1/B2, afhankelijk van de functie: B1/B2 
  Verlies van een gehele wijsvinger met verlies van middelvinger van dezelfde hand is verenigbaar met B3: B3 
  Gedeeltelijk verlies van één of twee phalangen, van welke vinger of vingers dan ook:   
  met goede functie: B1 B1 
  met matige functie: B2 B2 
  met slechte functie: B3 B3 
  Het hebben van littekens van één of meer vingers of van de hand, welke de functie (o.a. knijpkracht) niet belemmeren, is verenigbaar met B1: B1 

 

0. Zonder vermelding van complicatie

1. Gecompliceerd

    

887

Traumatische amputatie van een arm en hand (volledig) (partiëel)

0. Unilateraal, onder de elleboog, zonder vermelding van complicatie

1. Unilateraal, onder de elleboog, gecompliceerd

2. Unilateraal, in of boven de elleboog,  zonder vermelding van complicatie

3. Unilateraal, in of boven de elleboog, gecompliceerd

4. Unilateraal, zonder gespecificeerd niveau, zonder vermelding van complicatie

5. Unilateraal, zonder gespecificeerd niveau, gecompliceerd

6. Bilateraal, zonder gespecificeerd niveau, gecompliceerd

7. Bilateraal, gecompliceerd

Een traumatische amputatie van een arm/hand leidt tot ongeschiktverklaring:

11.5.

  

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 

890-897

Open wonden van de onderste extremiteit

    

890

Open wond van heup en bovenbeen

0. Zonder vermelding van complicatie

1. Gecompliceerd

2. Met peesletsel

Zie aanwijzingen onder nr. 870.

   

891

Open wond van knie, onderbeen en enkel

0. Zonder vermelding van complicatie

1. Gecompliceerd

2. Met peesletsel

Zie aanwijzingen onder nr. 870.

   

892

Open wond van de voet, behalve uitsluitend van teen (tenen)

0. Zonder vermelding van complicatie

1. Gecompliceerd

2. Met peesletsel

Zie aanwijzingen onder nr. 870.

   

893

Open wond van teen of tenen

0. Zonder vermelding van complicatie

1. Gecompliceerd

2. Met peesletsel

Zie aanwijzingen onder nr. 870.

   

894

Multipele en niet gespecificeerde open wonden van de onderste extremiteit

0. Zonder vermelding van complicatie

1. Gecompliceerd

2. Met peesletsel

Zie aanwijzingen onder nr. 870.

   
895Traumatisch amputatie van teen of tenen (volledig) (partiëel)    
  Gemis van één grote teen leidt tot ongeschiktverklaring:11.12  
  Gemis van het eindlid van de grote teen, met pijnloze stomp, leidt tot ongeschiktverklaring:11.12  
  

Gemis van de 5e teen is van geen belang.

Gemis of bijna totaal gemis van twee tussen de 1e en de 5e teen gelegen tenen, leidt, wegens de invloed op de transversale voetboog, tot ongeschiktverklaring:

11.12  

 

0. Zonder vermelding van complicatie

1. Gecompliceerd

    
896Traumatische amputatie van de voet (volledig) (partiëel)Traumatische amputatie van een voet leidt tot ongeschiktverklaring:11.2.  

 

0. Unilateraal zonder vermelding van complicatie

1. Unilateraal, gecompliceerd

2. Bilateraal, zonder vermelding van complicatie

3. Bilateraal, gecompliceerd

    
897Traumatische amputatie van been of benen (volledig) (partiëel)Traumatische amputatie van een been leidt tot ongeschiktverklaring:11.5.  

 

0. Unilateraal, onder de knie, zonder vermelding van complicatie

1. Unilateraal, onder de knie, gecompliceerd

2. Unilateraal, in of boven de knie, zonder vermelding van complicatie

3. Unilateraal, in of boven de knie, gecompliceerd

4. Unilateraal, niveau niet gespecificeerd, zonder vermelding van complicatie

5. Unilateraal, niveau niet gespecificeerd, gecompliceerd

6. Bilateraal, zonder vermelding van complicatie

7. Bilateraal, gecompliceerd

    

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
 

Letsel van bloedvaten (900 - 904)

    

900

Letsel van bloedvaten van hoofd en hals

0. Arteria carotis

1. Vena jugularis interna

8. Overige gespecificeerde bloedvaten van hoofd en hals

9. Niet gespecificeerd bloedvat van hoofd en hals

Zie aanwijzingen onder nr. 870.

   

901

Letsel van bloedvaten van de thorax

0. Aorta thoracalis

1. Arteria innominata en arteriae subclaviae

2. Vena cava superior

3. Vena innominata en venae subclaviae

4. Longbloedvaten

8. Overige gespecificeerde bloedvaten van de thorax

9. Niet gespecificeerd bloedvat van de thorax

Zie aanwijzingen onder nr. 870.

   

902

Letsel van bloedvaten van buikholte en bekken

0. Aorta abdominalis

1. Vena cava inferior

2. Arteriae coeliacae en mesentericae

3. Vena portae en vena splenica

4. Bloedvaten van de nier

5. Arteria en vena iliaca en zijtakken

8. Overige gespecificeerde bloedvaten van buikholte en bekken

9. Niet gespecificeerd bloedvat van buikholte en bekken

Zie aanwijzingen onder nr. 870.

   

903

Letsel van bloedvaten van de bovenste extremiteit

0. Bloedvaten van de oksel

1. Arteria en vena brachialis

2. Arteria en vena radialis

3. Arteria en vena ulnaris

4. Arteria palmaris

5. Bloedvaten van de vingers

8. Overige gespecificeerde bloedvaten van de bovenste extremiteit

9. Niet gespecificeerd bloedvat van de bovenste extremiteit

Zie aanwijzingen onder nr. 870.

   

904

Letsel van bloedvaten van de onderste extremiteit en met niet gespecificeerde lokalisaties

0. Arteria femoralis communis

1. Arteria femoralis superficialis

2. Venae femorales

3. Venae saphenae (magna) (parva)

4. Vaten in de knieholte

5. arteria en vena tibialis

6. Diepe plantaire bloedvaten

7. Overige gespecificeerde bloedvaten van de onderste extremiteit

8. Niet gespecificeerd bloedvat van de onderste extremiteit

9. Niet gespecificeerde lokalisatie

Zie aanwijzingen onder nr. 870.

   

 

905 - 909

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
 

Late gevolgen van trauma, vergiftigingen, toxische invloeden en uitwendige oorzaken (905 - 909)

    
905Late gevolgen van letsel van spieren, skelet en bindweefselLate gevolgen van letsels kunnen, indien het functioneren in de militaire dienst in ernstige mate wordt belemmerd, leiden tot ongeschiktverklaring:4.6./4.7.  
  Een specialistisch advies kan noodzakelijk zijn.4.8.  

 

0. Laat gevolg van fractuur van schedel en gelaatsbeenderen

1. Laat gevolg van fractuur van wervelkolom en romp zonder vermelding van letsel van het ruggemerg

2. Laat gevolg van fractuur van de bovenste extremiteiten

3. Laat gevolg van fractuur van de femurhals

4. Laat gevolg van de fractuur van de onderste extremiteiten

5. Laat gevolg van fractuur van multipele en niet gespecificeerde beenderen

6. Laat gevolg van luxatie

7. Laat gevolg van distorsie, zonder vermelding van peesletsel

8. Laat gevolg van peesletsel

9. Laat gevolg van traumatische amputatie

    
906Late gevolgen van letsel van huid en subcutisZie aanwijzingen onder nr. 905.   
 0. Laat gevolg van open wond van hoofd, hals en romp 

1.4./ 4.1./ 4.2.

  
 1. Laat gevolg van open wond van extremiteiten, zonder vermelding van peesletsel    
 2. Laat gevolg van oppervlakkig letsel 4.1./4.2.  
 3. Laat gevolg van contusie 4.6.  
 4. Laat gevolg van "crush" letsel 4.6.  

 

5. Laat gevolg van verbranding van oog, gelaat, hoofd en hals

 

1.4./4.2.

  
 6. Laat gevolg van verbranding van pols en hand 1.4./4.2.  
 7. Laat gevolg van verbranding van overige lokalisaties van extremiteiten 4.2.  
 8. Laat gevolg van verbranding van overige gespecificeerde lokalisaties 4.2.  
 

9. Laat gevolg van verbranding met niet  gespecificeerde lokalisatie

 

1.4./4.2.

  

907

Late gevolgen van letsel van het zenuwstelsel

0. Laat gevolg van intracraniëel letsel zonder vermelding van schedelfractuur

1. Laat gevolg van letsel van hersenzenuwen

2. Laat gevolg van letsel van het ruggemerg

3. Laat gevolg van letsel van zenuwwortel(s), zenuwplexus en andere zenuwen van de romp

4. Laat gevolg van letsel van perifere zenuwen van schoudergordel en bovenste extremiteit

5. Laat gevolg van letsel van perifere zenuwen van bekkengordel en onderste extremiteit

9. Laat gevolg van letsel van overige en niet gespecificeerde zenuwen

Zie aanwijzingen onder nr. 905.

6.4.

  

908

Late gevolgen van overig en niet gespecificeerd letsel

0. Laat gevolg van inwendig letsel van de borstkas

1. Laat gevolg van inwendig letsel van intra-abdominale organen

2. Laat gevolg van inwendig letsel van andere interne organen

3. Laat gevolg van letsel van bloedvaten van hoofd, hals en extremiteiten

 

1.6.

  
 

4. Laat gevolg van letsel van bloedvaten van thorax, buikholte en bekken

5. Laat gevolg van corpus alienum in natuurlijke lichaamsopening

6. Laat gevolg van bepaalde complicaties van trauma

9. Laat gevolg van niet gespecificeerd letsel

    
909Late gevolgen van overige en niet gespecificeerde uitwendige oorzakenZie aanwijzingen onder nr. 905.   
 0. Laat gevolg van vergiftiging door geneesmiddel, medicinale of biologische substantie 2.7.  
 1. Laat gevolg van toxische werking van niet medische stoffen 2.7.  

 

2. Laat gevolg van straling

3. Laat gevolg van complicaties van chirurgische en medische behandeling

4. Laat gevolg van bepaalde andere uitwendige oorzaken

9. Laat gevolg van overige en niet gespecificeerde uitwendige oorzaken

    

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
 

Oppervlakkig letsel (910 - 919)

Oppervlakkige letsels kunnen leiden tot een tijdelijke ongeschiktverklaring:

1.6.

  

910

Oppervlakkig letsel van gelaat, hals, en behaarde hoofd behalve het oog

0. Schaafwond, zonder vermelding van infectie

1. Schaafwond, geïnfecteerd

2. Blaar, zonder vermelding van infectie

3. Blaar, geïnfecteerd

4. Insectenbeet, niet-giftig, zonder vermelding van infectie

5. Insectenbeet, niet-giftig, geïnfecteerd

6. Oppervlakkig vreemd lichaam (splinter) zonder grote open wond en zonder vermelding van infectie

7. Oppervlakkig vreemd lichaam (splinter) zonder grote open wond, geïnfecteerd

8. Overig en niet gespecificeerd oppervlakkig letsel van gelaat, hals en behaarde hoofd, zonder vermelding van infectie

9. Overig en niet gespecificeerd oppervlakkig letsel van gelaat, hals en behaarde hoofd, geïnfecteerd

    

911

Oppervlakkig letsel van de romp

0. Schaafwond, zonder vermelding van infectie

1. Schaafwond, geïnfecteerd

2. Blaar, zonder vermelding van infectie

3. Blaar, geïnfecteerd

4. Insectenbeet, niet-giftig, zonder vermelding van infectie

5. Insectenbeet, niet-giftig, geïnfecteerd

6. Oppervlakkig vreemd lichaam (splinter) zonder grote open wond en zonder vermelding van infectie

7. Oppervlakkig vreemd lichaam (splinter) zonder grote open wond, geïnfecteerd

8. Overig en niet gespecificeerd oppervlakkig letsel van romp, zonder vermelding van infectie

9. Overig en niet gespecificeerd oppervlakkig letsel van romp, geïnfecteerd

    

912

Oppervlakkig letsel van schouder en bovenarm

0. Schaafwond, zonder vermelding van infectie

1. Schaafwond, geïnfecteerd

2. Blaar, zonder vermelding van infectie

3. Blaar, geïnfecteerd

4. Insectenbeet, niet-giftig, zonder vermelding van infectie

5. Insectenbeet, niet-giftig, geïnfecteerd

6. Oppervlakkig vreemd lichaam (splinter) zonder grote open wond en zonder vermelding van infectie

7. Oppervlakkig vreemd lichaam (splinter) zonder grote open wond, geïnfecteerd

8. Overig en niet gespecificeerd oppervlakkig letsel van schouder en bovenarm, zonder vermelding van infectie

9. Overig en niet gespecificeerd oppervlakkig letsel van schouder en bovenarm, geïnfecteerd

    

913

Oppervlakkig letsel van elleboog, onderarm en pols

0. Schaafwond, zonder vermelding van infectie

1. Schaafwond, geïnfecteerd

2. Blaar, zonder vermelding van infectie

3. Blaar, geïnfecteerd

4. Insectenbeet, niet-giftig, zonder vermelding van infectie

5. Insectenbeet, niet-giftig, geïnfecteerd

6. Oppervlakkig vreemd lichaam (splinter) zonder grote open wond en zonder vermelding van infectie

7. Oppervlakkig vreemd lichaam (splinter), zonder grote open wond, geïnfecteerd

8. Overig en niet gespecificeerd oppervlakkig letsel van elleboog, onderarm en pols, zonder vermelding van infectie

9. Overig en niet gespecificeerd oppervlakkig letsel van elleboog, onderarm en pols, geïnfecteerd

    

914

Oppervlakkig letsel van hand(en), behalve alleen vinger(s)

0. Schaafwond, zonder vermelding van infectie

1. Schaafwond, geïnfecteerd

2. Blaar, zonder vermelding van infectie

3. Blaar, geïnfecteerd

4. Insectenbeet, niet-giftig, zonder vermelding van infectie

5. Insectenbeet, niet-giftig, geïnfecteerd

6. Oppervlakkig vreemd lichaam (splinter) zonder grote open wond en zonder vermelding van infectie

7. Oppervlakkig vreemd lichaam (splinter), zonder grote open wond, geïnfecteerd

8. Overig en niet gespecificeerd oppervlakkig letsel van de hand(en), zonder vermelding van infectie

9. Overig en niet gespecificeerd oppervlakkig letsel van de hand(en), geïnfecteerd

    

915

Oppervlakkig letsel van vinger(s)

0. Schaafwond, zonder vermelding van infectie

1. Schaafwond, geïnfecteerd

2. Blaar, zonder vermelding van infectie

3. Blaar, geïnfecteerd

4. Insectenbeet, niet-giftig, zonder vermelding van infectie

5. Insectenbeet, niet-giftig, geïnfecteerd

6. Oppervlakkig vreemd lichaam (splinter) zonder grote open wond en zonder vermelding van infectie

7. Oppervlakkig vreemd lichaam (splinter), zonder grote open wond, geïnfecteerd

8. Overig en niet gespecificeerd oppervlakkig letsel van de vinger(s), zonder vermelding van infectie

9. Overig en niet gespecificeerd oppervlakkig letsel van de vinger(s), geïnfecteerd

    

916

Oppervlakkig letsel van heup, bovenbeen, onderbeen en enkel

0. Schaafwond, zonder vermelding van infectie

1. Schaafwond, geïnfecteerd

2. Blaar, zonder vermelding van infectie

3. Blaar, geïnfecteerd

4. Insectenbeet, niet-giftig, zonder vermelding van infectie

5. Insectenbeet, niet-giftig, geïnfecteerd

6. Oppervlakkig vreemd lichaam (splinter) zonder grote open wond en zonder vermelding van infectie

7. Oppervlakkig vreemd lichaam (splinter), zonder grote open wond, geïnfecteerd

8. Overig en niet gespecificeerd oppervlakkig letsel van heup, bovenbeen,  onderbeen en enkel, zonder vermelding van infectie

9. Overig en niet gespecificeerd oppervlakkig letsel van elleboog, onderarm en pols, geïnfecteerd

    

917

Oppervlakkig letsel van voet en tenen

0. Schaafwond, zonder vermelding van infectie

1. Schaafwond, geïnfecteerd

2. Blaar, zonder vermelding van infectie

3. Blaar, geïnfecteerd

4. Insectenbeet, niet-giftig, zonder vermelding van infectie

5. Insectenbeet, niet-giftig, geïnfecteerd

6. Oppervlakkig vreemd lichaam (splinter) zonder grote open wond en zonder vermelding van infectie

7. Oppervlakkig vreemd lichaam (splinter), zonder grote open wond, geïnfecteerd

8. Overig en niet gespecificeerd oppervlakkig letsel van voet en tenen, zonder vermelding van infectie

9. Overig en niet gespecificeerd oppervlakkig letsel van voet en tenen, geïnfecteerd

    

918

Oppervlakkig letsel van oog en adnexa

0. Oogleden en regio periocularis

1. Cornea

2. Conjunctiva

9. Overig en niet gespecificeerd oppervlakkig letsel van het oog

    

919

Oppervlakkig letsel met overige, multipele en niet gespecificeerde lokalisaties

0. Schaafwond, zonder vermelding van infectie

1. Schaafwond, geïnfecteerd

2. Blaar, zonder vermelding van infectie

3. Blaar, geïnfecteerd

4. Insectenbeet, niet-giftig, zonder vermelding van infectie

5. Insectenbeet, niet-giftig, geïnfecteerd

6. Oppervlakkig vreemd lichaam (splinter) zonder grote open wond en zonder vermelding van infectie

7. Oppervlakkig vreemd lichaam (splinter), zonder grote open wond, geïnfecteerd

8. Overig en niet gespecificeerd oppervlakkig letsel, zonder vermelding van infectie

9. Overig en niet gespecificeerd oppervlakkig letsel, geïnfecteerd

    
      

 

920 - 924

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
 

Contusie met intact huidoppervlak (920 - 924)

Een contusie kan hooguit leiden tot tijdelijke ongeschiktverklaring:

1.6.

  

920

Contusie van gelaat, behaarde hoofd en hals, behalve het oog

    

921

Contusie van het oog en adnexen

0. Blauw oog, niet verder gespecificeerd

1. Contusie van oogleden en regio periocularis

2. Contusie van weefsels in de orbita

3. Contusie van de oogbol

4. Niet gespecificeerde contusie van het oog

    

922

Contusie van de romp

0. Mamma

1. Borstwand

2. Buikwand

3. Rug

4. Geslachtsorganen

8. Multipele lokalisaties van de romp

9. Niet gespecificeerde deel van de romp

    

923

Contusie van bovenste extremiteit

0. Schouder en bovenarm

1. Elleboog en onderarm

2. Pols en hand(en), behalve alleen vinger(s)

3. Vingers

8. Multipele lokalisaties van bovenste extremiteit

9. Niet gespecificeerd deel van de bovenste extremiteit

    

924

Contusie van onderste extremiteit en van overige en niet gespecificeerde lokalisaties

0. Heup en bovenbeen

1. Knie en onderbeen

2. Enkel en voet, behalve tenen

3. Teen of tenen

4. Multipele lokalisaties van de onderste extremiteit

5. Niet gespecificeerd deel van de onderste extremiteit

8. Multipele lokalisaties, niet elders geclassificeerd

9. Niet gespecificeerde lokalisatie

    

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
 

"Crush letsel" (925 - 929)

"Crush letsels kunnen leiden tot tijdelijke ongeschiktverklaring:

1.6.

  

925

"Crush" letsel van gelaat, behaarde hoofd en hals

    

926

"Crush letsel van de romp

0. Uitwendige geslachtsorganen

1. Overige gespecificeerde lokalisaties

8. Multipele lokalisaties van de romp

9. Niet gespecificeerd deel van de romp

    

927

"Crush" letsel van de bovenste extremiteit

0. Schouder en bovenarm

1. Elleboog en onderarm

2. Pols en hand(en), behalve alleen vingers

3. Vinger(s)

8. Multipele lokalisaties van de bovenste extremiteit

9. Niet gespecificeerde lokalisatie van de bovenste extremiteit

    

928

"Crush" letsel van onderste extremiteit

0. Heup en bovenbeen

1. Knie en onderbeen

2. Enkel en voet, behalve de tenen

3. Teen of tenen

8. Multipele lokalisaties van onderste extremiteit

9. Niet gespecificeerde lokalisatie van onderste extremiteit

    

929

"Crush" letsel met multipele en niet gespecificeerde lokalisaties

0. Multipele lokalisaties, niet elders geclassificeerd

9. Niet gespecificeerde lokalisatie

    

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
 

Gevolgen van corpus alienum, binnengedrongen via een natuurlijke opening (930 - 939)

 

3.3.

  

930

Corpus alienum op het uitwendige oog

0. Corpus alienum van de cornea

1. Corpus alienum in de conjunctivaalzak

2. Corpus alienum in een traanpunt

8. Overige en gecombineerde lokalisaties

9. Niet gespecificeerde lokalisatie

    

931

Corpus alienum in het oor

    

932

Corpus alienum in de neus

    

933

Corpus alienum in farynx en larynx

0. Farynx

1. Larynx

    

934

Corpus alienum in trachea, bronchus en long

0. Trachea

1. Hoofdbronchus

8. Overige gespecificeerde delen

9. Luchtweg(en), niet gespecificeerd

    

935

Corpus alienum in mond, oesofagus en maag

0. Mond

1. Oesofagus

2. Maag

    

936

Corpus alienum in dunne darm en colon

    

937

Corpus alienum in anus en rectum

    

938

Corpus alienum in tractus digestivus, niet gespecificeerd

    

939

Corpus alienum in tractus urogenitalis

0. Blaas en urethra

1. Uterus, ieder deel

2. Vulva en vagina

3. Penis

9. Niet gespecificeerde lokalisatie

    

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
 

Brandwonden (940 - 949)

Brandwonden leiden in ernstige gevallen tot tijdelijke ongeschiktverklaring:

1.6.

  

940

Brandwond beperkt tot het oog en zijn adnexa

0. Chemische brandwond van oogleden en regio periocularis

1. Overige brandwonden van oogleden en regio periocularis

2. Chemische brandwond van cornea en conjunctivaalzak door alkalische stoffen

3. Chemische brandwond van cornea en conjunctivaalzak door zuren

4. Overige brandwonden van cornea en  conjunctivaalzak

5. Brandwond met als gevolg ruptuur en destructie van het oog en zijn adnexa

9. Niet gespecificeerde brandwond van het oog en zijn adnexa

    

941

Brandwond van gelaat, hoofd en hals

0. Niet gespecificeerde graad

1. Erytheem

2. Blaren, epidermis verlies

3. Verlies van de cutis over de gehele dikte

4. Diepe necrose van onderliggende weefsels, zonder vermelding van verlies van een lichaamsdeel

5. Diepe necrose van onderliggende weefsels, met vermelding van verlies van een lichaamsdeel

    

942

Brandwond van de romp

0. Niet gespecificeerde graad

1. Erytheem

2. Blaren, epidermis verlies

3. Verlies van de cutis over de gehele dikte

4. Diepe necrose van onderliggende weefsels, zonder vermelding van verlies van een lichaamsdeel

5. Diepe necrose van onderliggende weefsels, met verlies van een lichaamsdeel

    

943

Brandwond van bovenste extremiteit, behalve pols en hand

0. Niet gespecificeerde graad

1. Erytheem

2. Blaren, epidermis verlies

3. Verlies van de cutis over de gehele dikte

4. Diepe necrose van onderliggende weefsels, zonder vermelding van verlies van een lichaamsdeel

5. Diepe necrose van onderliggende weefsels, met verlies van een lichaamsdeel

    

944

Brandwond van pols en hand

0. Niet gespecificeerde graad

1. Erytheem

2. Blaren, epidermis verlies

3. Verlies van de cutis over de gehele dikte

4. Diepe necrose van onderliggende weefsels, zonder vermelding van verlies van een lichaamsdeel

5. Diepe necrose van onderliggende weefsels, met verlies van een lichaamsdeel

    

945

Brandwond van onderste extremiteit

0. Niet gespecificeerde graad

1. Erytheem

2. Blaren, epidermis verlies

3. Verlies van de cutis over de gehele dikte

4. Diepe necrose van onderliggende weefsels, zonder vermelding van verlies van een lichaamsdeel

5. Diepe necrose van onderliggende weefsels, met verlies van een lichaamsdeel

    

946

Brandwond met multipele gespecificeerde lokalisaties

0. Niet gespecificeerde graad

1. Erytheem

2. Blaren, epidermis verlies

3. Verlies van de cutis over de gehele dikte

4. Diepe necrose van onderliggende weefsels, zonder vermelding van verlies van een lichaamsdeel

5. Diepe necrose van onderliggende weefsels, met verlies van een lichaamsdeel

    

947

Brandwond van inwendige organen

0. Mond en farynx

1. Farynx, trachea en long

2. Oesofagus

3. Maagdarmkanaal

4. Vagina en uterus

8. Overige gespecificeerde lokalisaties

9. Niet gespecificeerde lokalisatie

    

948

Brandwonden geclassificeerd naar de uitgebreidheid van het betrokken lichaamsoppervlak

0. Brandwond van minder dan 10% van het lichaamsoppervlak

1. 10-19% van het lichaamsoppervlak

2. 20-29% van het lichaamsoppervlak

3. 30-39% van het lichaamsoppervlak

4. 40-49% van het lichaamsoppervlak

5. 50-59% van het lichaamsoppervlak

6. 60-69% van het lichaamsoppervlak

7. 70-79% van het lichaamsoppervlak

8. 80-89% van het lichaamsoppervlak

9. 90% of meer van het lichaamsoppervlak

    

949

Brandwond, niet gespecificeerd

0. Niet gespecificeerde graad

1. Erytheem

2. Blaren, epidermis verlies

3. Verlies van de cutis over de gehele dikte

4. Diepe necrose van onderliggende weefsels, zonder vermelding van verlies van een lichaamsdeel

5. Diepe necrose van onderliggende weefsels, met verlies van een lichaamsdeel

    

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
 

Letsel van zenuwen en ruggemerg (950 - 957)

Letsels van zenuwen en ruggemerg kunnen leiden tot (tijdelijke) ongeschiktverklaring:(Zie ook nr. 907)

6.4.

  

950

Letsel van nervus opticus en optische banen

0. Letsel van de nervus opticus

1. Letsel van het chiasma opticum

2. Letsel van de optische banen

3. Letsel van de optische schors

9. Niet gespecificeerd letsel van het optische systeem

    

951

Letsel van andere hersenzenuw(en)

0. Letsel van de nervus oculomotorius

1. Letsel van de nervus trochlearis

2. Letsel van de nervus trigeminus

3. Letsel van de nervus abducens

4. Letsel van de nervus facialis

5. Letsel van de nervus acusticus

6. Letsel van de nervus accessorius

7. Letsel van de nervus hypoglossus

8. Letsel van overige gespecificeerde hersenzenuwen

9. Letsel van niet gespecificeerde hersenzenuw

    

952

Letsel van het ruggemerg zonder blijk van wervelletsel

0. Cervicaal

1. Thoracaal

2. Lumbaal

3. Sacraal

4. Cauda equina

8. Multipele lokalisaties van het ruggemerg

9. Niet gespecificeerde lokalisatie van het ruggemerg

    

953

Letsel van zenuwwortels en spinale plexus

0. Cerviale wortel

1. Thoracale wortel

2. Lumbale wortel

3. Sacrale wortel

4. Plexus brachialis

5. Plexus lumbosacralis

8. Multipele lokalisaties

9. Niet gespecificeerde lokalisatie

    

954

Letsel van overige zenuwen van de romp, behalve schouder- en bekkengordel

0. Cervicale sympathicus

1. Overige delen van het sympathische zenuwstelsel

8. Overige gespecificeerde zenuwen van de romp

9. Niet gespecificeerde zenuw van de romp

    

955

Letsel van de perifere zenuwen van schoudergordel en bovenste extremiteit

0. Nervus axillaris

1. Nervus medianus

2. Nervus ulnaris

3. Nervus radialis

4. Nervus musculocutaneus

5. Sensibele nervus cutaneus van de bovenste extremiteit

6. Nervus digitalis

7. Overige gespecificeerde zenuwen van schoudergordel en bovenste extremiteit

8. Multipele zenuwen van schoudergordel en bovenste extremiteit

9. Niet gespecificeerde zenuw van schoudergordel en bovenste extremiteit

    

956

Letsel van de perifere zenuwen van bekkengordel en onderste extremiteit

0. Nervus ischiadicus

1. Nervus femoralis

2. Nervus tibialis posterior

3. Nervus peroneus

4. Sensibele nervus cutaneus van de onderste extremiteit

5. Overige gespecificeerde zenuwen van bekkengordel en onderste extremiteit

8. Multipele zenuwen van bekkengordel en onderste extremiteit

9. Niet gespecificeerde zenuw van bekkengordel en onderste extremiteit

    

957

Letsel van overige en niet gespecificeerde zenuwen

0. Oppervlakkige zenuwen van hoofd en hals

1. Overige specificeerde zenuwen

8. Multipele zenuwen in verschillende lichaamsdelen

9. Niet gespecificeerde lokalisatie

    

958

Bepaalde vroege complicaties van trauma

0. Luchtembolie

1. Vetembolie

2. Secundaire of recidiverend bloeding

3. Posttraumatische wondinfectie, niet elders geclassificeerd

4. Traumatische shock

5. Traumatische anurie

6. Ischemische contractuur van Volkman

7. Traumatisch subcutaan emfyseem

8. Overige vroege complicaties van trauma

    

959

Overige en niet gespecificeerd letsel

0. Gelaat en hals

1. Romp

2. Schouder en bovenarm

3. Elleboog, onderarm en pols

4. Hand, behalve vingers

5. Vinger(s)

6. Heup en bovenbeen

7. Knie, onderbeen, enkel en voet

8. Overige gespecificeerde lokalisaties, inclusief multipele

9. Niet gespecificeerde lokalisatie

    

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
 

Vergiftiging door geneesmiddelen en biologische stoffen (960 - 979)

Vergiftigingen leiden tot (tijdelijke) ongeschiktverklaring: (Zie ook nr. 909.0 t/m 909.2)

2.7.

  

960

Vergiftiging door antibiotica

0. Penicillines

1. Antimycotica

2. Chlooramfenicol groep

3. Erythromycine en andere macroliden

4. Tetracycline groep

5. Cefalosporine groep

6. Antimycobacteriële antibiotica

7. Cytostatische antibiotica

8. Overige gespecificeerde antibiotica

9. Niet gespecificeerde antibioticum

    

961

Vergiftiging door andere anti-infectieuze middelen

0. Sulfonamiden

1. Anti-infectieuze middelen op basis van arsenicum

2. Anti-infectieuze middelen op basis van zware metalen

3. Chinoline en hydroxychinoline middelen tegen andere bloedprotozoën

4. Antimalaria middelen en geneesmiddelen tegen andere bloedprotozoën

5. Overige antiprotozoaire middelen

6. Anthelminthica

7. Antivirus middelen

8. Overige antimycobacteriële middelen

9. Overige en niet gespecificeerde antiinfectieuze middelen

    

962

Vergiftiging door hormonen en synthetische vervangmiddelen

0. Bijnierschors steroïden

1. Androgenen en daarmee verwante anabole steroïden

2. Ovarium hormonen en synthetische vervangmiddelen

3. Insuline en antidiabetica

4. Hypofyse voorkwab hormonen

5. Hypofyse achterkwab hormonen

6. Bijschildklier hormonen en hun derivaten

7. Schildklier hormonen en hun derivaten

8. Antithyreoïde stoffen

9. Overige en niet gespecificeerde hormonen

    

963

Vergiftiging door middelen met primair een algemene werking

0. Anti-allergica en anti-emetica

1. Cytostatica en immunosuppressiva

2. Zuurvormende middelen

3. Alkaliserende middelen

4. Enzymen, niet elders geclassificeerd

5. Vitaminen, niet elders geclassificeerd

8. Overige gespecificeerde middelen met primair een algemene werking

9. Niet gespecificeerd middel met primair een algemene werking

    

964

Vergiftiging door middelen die primair de bloedsamenstelling beïnvloeden

0. IJzer en ijzerverbindingen

1. Leverpreparaten en andere middelen tegen anemie

2. Anticoagulantia

3. Vitamine K

4. Fibrinolyse beïnvloedende middelen

5. Antagonisten van anticoagulantia en overige coagulantia

6. Gammaglobuline

7. Natuurlijk bloed en bloedprodukten

8. Overige gespecificeerde middelen die de bloedsamenstelling beïnvloed

9. Niet gespecificeerd middel dat de bloedsamenstelling beïnvloed

    

965

Vergiftiging door analgetica, antipyretica en antireumatica

0. Opiaten en verwante narcotica

1. Salicylaten

4. Aromatische analgetica, niet elders geclassificeerd

5. Pyrazolinon derivaten

6. Antireumatica

7. Overige niet-narcotische analgetica

8. Overige gespecificeerde analgetica en antipyretica

9. Niet gespecificeerde analgeticum of antipyreticum

    

966

Vergiftiging door anticonvulsiva en anti-Parkinson middelen

0. Oxazolidine derivaten

1. Hydantoïne derivaten

2. Succinimiden

3. Overige en niet gespecificeerde anti-convulsiva

4. Anti-Parkinson middelen

    

967

Vergiftiging door sedativa en hypnotica

0. Barbituraten

1. Chloralhydraat groep

2. Paraldehyde

3. Broom verbindingen

4. Methaqualon verbindingen

5. Glutethimide groep

6. Gemengde sedativa, niet elders geclassificeerd

8. Overige gespecificeerde sedativa en hypnotica

9. Niet gespecificeerde sedativum of hypnoticum

    

968

Vergiftiging door overige remmers van het centrale zenuwstelsel en anesthetica

0. Remmers van de spiertonus via het centrale zenuwstelsel en anesthetica

1. Halothaan

2. Overige gasvormige anesthetica

3. Intraveneuze anesthetica

4. Overige en niet gespecificeerde algemene anesthetica

5. Lokale anesthetica

6. Perifere zenuw- en plexusblokkerende anesthetica

7. Spinale anesthetica

8. Overige en niet gespecificeerde anesthetica

    

969

Vergiftiging door psychofarmaca

0. Antidepressiva

1. Fenothiazine derivaten

2. Butyrofenon derivaten

3. Overige antipsychotica, neuroleptica en "major tranquillizers"

4. Benzodiazepine derivaten

5. Overige tranquillizers

6. Psychodysleptica

7. Psychostimulantia

8. Overige gespecificeerde psychofarmaca

9. Niet gespecificeerde psychofarmacon

    

970

Vergiftiging door stimulantia van het centrale zenuwstelsel

0. Analeptica

1. Antagonisten van opiaten

8. Overige gespecificeerde stimulantia van het centrale zenuwstelsel

9. Niet gespecificeerde stimulans van het centrale zenuwstelsel

    

971

Vergiftiging door middelen met primaire werking op het autonome zenuwstelsel

0. Parasympathicomimetica

1. Parasympathicolytica en spasmolytica

2. Sympathocomimetica

3. Sympathicolytica

9. Niet gespecificeerd middel met primaire werking op het autonome zenuwstelsel

    

972

Vergiftiging door middelen met primaire werking op het hartvaatstelsel

0. Regulatoren van het hartritme

1. Cardiotone glycosiden en stoffen met een gelijksoortige werking

2. Antilipemische en anti-arteriosclerotische middelen

3. Ganglionblokkerende middelen

4. Coronaire vasodilatoren

5. Overige vasodilatoren

6. Overige antihypertensiva

7. Varicosclerogene stoffen

8. Capillair-actieve middelen

9. Overige en niet gespecificeerde middelen met primaire werking op het hartvaatstelsel

    

973

Vergiftiging door middelen met primaire werking op het maagdarmkanaal

0. Antacida en maagsecretie onderdrukkende middelen

1. Laxantia, lokaal prikkelend

2. Laxantia, glijmiddelen

3. Overige laxantia, inclusief middelen die darmatonie beïnvloeden

4. Digestiva

5. Antidiarree middelen

6. Emetica

8. Overige gespecificeerde middelen met primaire werking op het maagdarmkanaal

9. Niet gespecificeerd middel met primaire werking op het maagdarmkanaal

    

974

Vergiftiging door middelen met primaire werking op de water, mineraal en urinezuur stofwisseling

0. Kwikdiuretica

1. Diuretica, purine derivaten

2. Koolzuuranhydrase remmers

3. Saluretica

4. Overige diuretica

5. Middelen met primaire werking op de electrolyten, warmte en water balans

6. Overige minerale zouten, niet elders geclassificeerd

7. Middelen met primaire werking op de urinezuur stofwisseling

    

975

Vergiftiging door middelen met primaire werking op gladde en skeletspieren en op de tractus respiratorius

0. Oxytocica

1. Gladde spier relaxantia

2. Skeletspier relaxantia

3. Overige en niet gespecificeerde middelen met primaire werking op spieren

4. Antitussiva

5. Expectorantia

6. Antiverkoudheids middelen

7. Anti-astmatica

8. Overige en niet gespecificeerde middelen met primaire werking op de tractus respiratorius

    

976

Vergiftiging door middelen met primaire werking op huid en slijmvliezen, en oogheelkundige, keel- neus- en oorheelkundige en tandheelkundige middelen

0. Lokale anti-infectieuze en anti-inflammatore middelen

1. Antipruritica

2. Lokale adstringentia en lokale detergentia

3. Verwekende, verzachtende en beschermende middelen

4. Keratolytica, keratoplastica en overige middelen en preparaten voor haarbehandeling

5. Oog anti-infectiosa en overige oogheelkundige middelen

6. Anti-infectiosa en overige middelen en preparaten in de keel-, neus- en oorheelkunde

7. Plaatselijk geappliceerde tandheelkundige middelen

8. Overige gespecificeerde middelen met primaire werking op huid en slijmvliezen

9. Niet gespecificeerd middel met primaire werking op huid en slijmvliezen

    

977

Vergiftiging door overige en niet gespecificeerde geneesmiddelen

0. Eetlustremmende stoffen

1. Lipotrope middelen

2. Antidota en chelaat vormende stoffen, niet elders geclassificeerd

3. Anti-alcohol middelen

4. Farmaceutische excipientia

8. Overige gespecificeerde geneesmiddelen en medische stoffen

9. Niet gespecificeerd geneesmiddel of medische stof

    

978

Vergiftiging door bacteriële vaccins

0. BCG

1. Tyfus en paratyfus

2. Cholera

3. Pest

4. Tetanus

5. Difterie

6. Pertussis vaccin, inclusief combinatie-preparaten met een pertussis component

8. Overige en niet gespecificeerde bacteriële vaccins

9. Gemengde bacteriële vaccins, behalve combinatiepreparaten met een pertussis component

    

979

Vergiftiging door overige vaccins en biologische stoffen

0. Pokken

1. Rabies vaccin

2. Vlektyfus vaccin

3. Gele koorts vaccin

4. Mazelen vaccin

5. Poliomyelitis vaccin

6. Overige en niet gespecificeerde virus en rickettsia vaccins

7. Gemengde virus-rickettsia en bacteriële vaccins, behalve combinatiepreparaten met een pertussis component

9. Overige en niet gespecificeerde vaccins en biologische stoffen

    

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
 

Toxische gevolgen van stoffen van meestal niet-medische herkomst (980 - 989)

Zie hoofdstukaanduiding van nr. 960-979.

   

980

Toxisch gevolg van alcohol

0. Ethyl alcohol

1. Methyl alcohol

2. Isopropyl alcohol

3. Foezelolie

8. Overige gespecificeerde alcoholen

9. Niet gespecificeerde alcohol

    

981

Toxisch gevolg van aardolie produkten

    

982

Toxisch gevolg van uit aardolie afkomstige oplosmiddelen

0. Benzeen en homologen

1. Tetrachloorkoolstof

2. Zwavelkoolstof

3. Overige oplosmiddelen op basis van gechloreerde koolwaterstoffen

4. Nitroglycol

8. Overige oplosmiddelen, niet uit aardolie afkomstig

    

983

Toxisch gevolg van corrosieve aromatica, zuren en caustische alkaliën

0. Corrosieve aromatica

1. Zuren

2. Caustische alkaliën

9. Niet gespecificeerd causticum

    

984

Toxisch gevolg van lood en loodverbindingen (inclusief dampen)

0. Anorganische loodverbindingen

1. Organische loodverbindingen

8. Overige gespecificeerde loodverbindingen

9. Niet gespecificeerde loodverbinding

    

985

Toxisch gevolg van andere metalen

0. Kwik en kwikverbindingen

1. Mangaan en mangaanverbindingen

2. Arseen en arseenverbindingen

3. Beryllium en berylliumverbindingen

4. Antimoon en antimoonverbindingen

5. Cadmium en cadmiumverbindingen

6. Chroom

8. Overige gespecificeerde metalen

9. Niet gespecificeerd metaal

    

986

Toxisch gevolg van koolmonoxide

    

987

Toxisch gevolg van andere gassen, dampen en rook

0. Vloeibaar gas

1. Overige koolwaterstof gassen

2. Stikstof oxyden

3. Zwavel dioxyde

4. Freon

5. Traangas

6. Chloor gas

7. Blauwzuur gas

8. Overige gespecificeerde gassen, dampen en rook

9. Niet gespecificeerd gas, damp of rook

    

988

Toxisch gevolg van schadelijke stoffen, als voedsel gebruikt

0. Vis en schaaldieren

1. Paddestoelen

2. Bessen en andere planten(-delen)

8. Overige gespecificeerde schadelijke

stoffen, als voedsel gebruikt

9. Niet gespecificeerde schadelijke stof, als voedsel gebruikt

    

989

Toxisch gevolg van andere stoffen van meestal niet-medische herkomst

0. Blauwzuur en cyaniden

1. Strychnine en strychninezouten

2. Gechloreerde koolwaterstoffen

3. Organische pesticiden, niet elders geclassificeerd

4. Overige pesticiden, niet elders geclassificeerd

5. Giftige beet of steek

6. Zepen en detergentia

7. Aflatoxine en andere mycotoxinen

8. Overige gespecificeerde stoffen van meestal niet-medische herkomst

9. Niet gespecificeerde stof van meestal niet medische herkomst

    

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
 

Overige en niet gespecificeerde gevolgen van uitwendige oorzaken (990 - 995)

    

990

Gevolgen van bestraling, niet gespecificeerd

    

991

Gevolgen van lage temperatuur

0. Bevriezing van het gelaat

1. Bevriezing van een hand

2. Bevriezing van een voet

3. Bevriezing met andere en niet gespecificeerde lokalisaties

4. "Immersion foot"

5. Winterhanden en -voeten

6. Hypothermie (niet-opzettelijk)

8. Overige gespecificeerde gevolgen van lage temperatuur

9. Niet gespecificeerd gevolg van lage temperatuur

    

992

Gevolgen van warmte en licht

0. Zonnesteek

1. Syncope door warmte

2. Hittekrampen

3. Uitputting door de warmte, anhydrotisch

4. Uitputting door de warmte, met zoutgebrek

5. Uitputting door de warmte, niet gespecificeerd

6. Vermoeidheid door warmte, voorbijgaand

7. Warmte oedeem

8. Overige gespecificeerde gevolgen van warmte

9. Niet gespecificeerd gevolg van warmte en licht

    

993

Gevolgen van luchtdruk

0. Barotrauma van het oor

1. Barotrauma van de neusbijholten

2. Overige en niet gespecificeerde gevolgen van grote hoogte

3. Caissonziekte

4. Gevolgen van luchtdruk veroorzaakt door explosie

8. Overige gespecificeerde gevolgen van luchtdruk

9. Niet gespecificeerd gevolg van luchtdruk

    
994

Gevolgen van andere uitwendige oorzaken

0. Gevolgen van bliksem

1. Verdrinking en niet-fatale onderdompeling

2. Gevolgen van honger

3. Gevolgen van dorst

4. Uitputting door blootstelling aan het weer

5. Uitputting door te grote inspanning

    
 6. Bewegingsziekte 7.19  

 

7. Asfyxie en strangulatie

8. Electrocutie en niet-fatale gevolgen van electrische stroom

9. Overige gevolgen van uitwendige oorzaken

    

995

Bepaalde ongewenste gevolgen niet elders geclassificeerd

0. Anafylactische shock

1. Angioneurotisch oedeem

2. Niet gespecificeerd ongewenst gevolg van een geneesmiddel of biologische stof

3. Niet gespecificeerde allergie

4. Shock door anesthesie

8. Overige gespecificeerde ongewenste gevolgen, niet elders geclassificeerd

    

Ziekte code

Ziekte c.q. afwijking

Aanwijzing voor keurend arts

MKR-nr

ABOHZIS

 
 

Complicaties van chirurgische en medische behandeling, niet elders geclassificeerd (966 - 999)

Aanwezig AO materiaal leidt tot tijdelijke ongeschiktverklaring voor de duur van één jaar:

Bij permanent osteosynthese materiaal dient specialistisch advies te worden ingewonnen.

3.3.

  

996

Complicaties kenmerkend voor bepaalde gespecificeerde verrichtingen

0. Mechanische complicatie van een hulpmiddel of implantaat voor het hart

1. Mechanische complicatie van overige vasculaire hulpmiddelen en implantaten

2. Mechanische complicatie van een hulpmiddel of implantaat voor het zenuwstelsel

3. Mechanische complicatie van een urogenitaal hulpmiddel of implantaat

4. Mechanische complicatie van inwendig orthopedisch hulpmiddel of implantaat

5. Mechanische complicatie van overige gespecificeerde prothetische hulpmiddelen en implantaten

6. Infectie en ontstekingsreactie ten gevolge van een inwendig prothetisch hulpmiddel of implantaat

7. Overige complicaties van een inwendig prothetisch hulpmiddel of implantaat

8. Complicaties van een getransplanteerd orgaan

9. Complicaties van een opnieuw bevestigde extremiteit of lichaamsdeel

    

997

Complicaties die gespecificeerde orgaansystemen aantasten en niet elders zijn geclassificeerd

0. Complicaties van het centrale zenuwstelsel

1. Hartcomplicaties

2. Perifere vaatcomplicaties

3. Complicatie van de ademhaling

4. Gastro-intestinale complicaties

5. Complicaties van de urinewegen

6. Late amputatiestomp complicatie

9. Complicaties van overige gespecificeerde orgaansystemen, niet elders geclassificeerd

    

998

Overige complicaties van verrichtingen, niet elders geclassificeerd

0. Postoperatieve shock

1. Bloeding of hematoom als complicatie van een verrichting

2. Niet-bedoelde punctie of laceratie gedurende een verrichting

3. Openspringen van een operatiewond

4. Corpus alienum, niet-bedoeld achtergelaten tijdens een verrichting

5. Postoperatieve infectie

6. Persisterende postoperatieve fistel

7. Acute reactie op vreemde stof, niet-bedoeld achtergelaten gedurende een verrichting

8. Overige, niet elders geclassificeerde, gespecificeerde complicatie van een verrichting

9. Niet elders geclassificeerde, niet gespecificeerde complicatie van een verrichting

    

999

Complicaties van medische behandeling, niet elders geclassificeerd

0. Vaccinia generalisata

1. Luchtembolie

2. Overige vaatcomplicaties

3. Overige vormen van infectie

4. Anafylactische shock door serum

5. Overige serumreacties

6. AVO antagonisme reactie

7. Rhesus antagonisme reactie

8. Overige transfusie reacties

9. Overige en niet gespecificeerde, niet elders geclassificeerde complicaties van medische behandeling

    

 

 

 

 

 

 

Naar boven