Inleiding Toepasselijkheid van het gemene strafrecht
Artikel
1
1. Bij de toepassing van dit wetboek gelden de bepalingen van het gemene strafrecht, daaronder begrepen de negende titel van het eerste boek van het Wetboek van Strafrecht, behoudens de afwijkingen bij de wet vastgesteld.
relaties0 2. In dit wetboek wordt verstaan onder:
relaties0
relaties0
Artikel
3
De in het Wetboek van Strafrecht voorkomende bepalingen betreffende feiten, begaan aan boord van of met betrekking tot een Nederlands schip, zijn ook toepasselijk op die feiten, begaan aan boord van of met betrekking tot een vaartuig der krijgsmacht, tenzij de inhoud dier bepalingen deze toepasselijkheid uitsluit of het feit valt onder een zwaardere strafbepaling.
relaties0relaties0
Titel
IA
Bepalingen omtrent feiten begaan in of met betrekking tot Aruba, Curaçao en Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Artikel
5a
1. Op feiten door in
artikel 2 van de Wet militaire strafrechtspraak genoemde personen begaan in of met betrekking tot Aruba, Curaçao of Sint Maarten of in of met betrekking tot de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, is het aldaar geldende strafrecht toepasselijk, indien de Nederlandse strafwet tegen zodanige feiten geen straf bedreigt.
relaties0 2. Indien het strafrecht van een der in het vorige lid genoemde Rijksdelen wordt toegepast, kunnen tevens worden toegepast de bepalingen van de Nederlandse strafwet, die betrekking hebben op de voorwaardelijke veroordeling en op de terbeschikkingstelling wegens psychische stoornis of verstandelijke beperking.
relaties0
relaties0
Artikel
5b
Indien de Nederlandse strafwet op feiten door in artikel 2 van de Wet militaire strafrechtspraak genoemde personen begaan in of met betrekking tot Aruba, Curaçao of Sint Maarten of in of met betrekking tot de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba, een lagere vrijheidsstraf of geldboete stelt dan de strafwet van Aruba, Curaçao of Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, kan een vrijheidsstraf of geldboete worden opgelegd van ten hoogste de tijd dan wel het bedrag, gesteld bij laatstbedoelde strafwet.
relaties0relaties0 relaties0
Titel
II
Straffen
Artikel
6
Onverminderd het bepaalde met betrekking tot de straffen in het gemene strafrecht kan de militair worden opgelegd:
a.als hoofdstraf: militaire detentie;
relaties0
b.als bijkomende straf: ontzegging van bepaalde bevoegdheden.
relaties0
relaties0relaties0
Artikel
10
Voor de gevangenisstraf en de hechtenis gelden de in het gemene recht daarvoor gegeven regelen met dien verstande dat bij algemene maatregel van rijksbestuur voor militairen bijzondere voorschriften met betrekking tot de arbeid, de bestemming van de opbrengst van de verplichte arbeid en de geestelijke, culturele en sociale verzorging kunnen worden vastgesteld.
relaties0relaties0
Artikel
11
1. Ingeval gevangenisstraf of hechtenis kan worden uitgesproken is de rechter bevoegd in plaats daarvan tot militaire detentie te veroordelen.
relaties0 2. De duur van de militaire detentie zal de duur van de tegen het feit bedreigde vrijheidsstraf en die van zes maanden niet mogen overschrijden.
relaties0
relaties0
Artikel
12
2. Voor militairen die in een penitentiaire inrichting een vrijheidsstraf ondergaan, kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur en in afwijking van de bij of krachtens de
Penitentiaire beginselenwet gestelde regels bijzondere voorschriften worden vastgesteld met betrekking tot:
a.de indeling en het beheer van en het regime in de desbetreffende inrichtingen;
relaties0
b.de arbeid en de bestemming van de opbrengst van de verplichte arbeid;
relaties0
c.de geestelijke, culturele en sociale verzorging; en
relaties0
relaties0
relaties0
Artikel
14
Voor de toepassing van de bepalingen, die betrekking hebben op de voorwaardelijke veroordeling, wordt de militaire detentie als gevangenisstraf beschouwd.
relaties0relaties0
Artikel
15
Een opdracht tot het verlenen van bijstand aan een voorwaardelijk veroordeelde kan aan elke instelling, houder van een inrichting of bijzondere ambtenaar, die daarmede in een der rijksdelen belast is, worden gegeven.
relaties0relaties0
Artikel
21
1. Veroordelingen tot vrijheidsstraffen, vervangende hechtenis daaronder begrepen, kunnen, in de gevallen en op de wijze bij algemene maatregel van rijksbestuur te bepalen, geheel of gedeeltelijk ten uitvoer worden gelegd in inrichtingen in Aruba, Curaçao of Sint Maarten of in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
relaties0 2. Veroordelingen tot gevangenisstraf, militaire detentie of hechtenis, vervangende hechtenis daaronder begrepen, kunnen, indien de gelegenheid ontbreekt om gebruik te maken van een daartoe bestemde inrichting of een daartoe bestemd gebouw, in de gevallen en op de wijze bij algemene maatregel van rijksbestuur te bepalen, geheel of gedeeltelijk ten uitvoer worden gelegd hetzij in een inrichting buiten het Koninkrijk, hetzij op een andere plaats geschikt tot het ondergaan van straf.
relaties0
relaties0
Artikel
35b
1. Ingeval tegen de bestuurder van een motorrijtuig proces-verbaal wordt opgemaakt ter zake van overtreding van
artikel 163 of
artikel 164 van dit wetboek, is
artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de in laatstgenoemd artikel omschreven verplichting tot overgifte betrekking heeft op elk aan de bestuurder ingevolge enige binnen het Koninkrijk geldende regeling afgegeven rijbewijs alsmede op het hem in het buitenland uitgereikt internationaal rijbewijs.
relaties0 2. Indien
artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 wordt toegepast in een geval dat zich voordoet in Aruba, Curaçao of Sint Maarten of in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, worden onder opsporingsambtenaren als bedoeld in dat artikel mede begrepen de militairen die aldaar zijn aangesteld als opsporingsambtenaar.
relaties0
relaties0
Artikel
36
1. Bij veroordeling van de bestuurder van een motorrijtuig wegens overtreding van
artikel 163,
164,
167 of
169 kan hem de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van ten hoogste vijf jaren worden ontzegd.
relaties0
relaties0
Artikel
36a
Bij veroordeling van een lid van de bemanning van een luchtvaartuig wegens overtreding van artikel 168 en artikel 169 kan aan hem de bevoegdheid de luchtvaart uit te oefenen voor ten hoogste zes maanden worden ontzegd.
relaties0relaties0
Artikel
36b
Bij algemene maatregel van rijksbestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot het tijdstip van ingang van de bijkomende straffen, bedoeld in de artikelen 36 en 36a, en de daaraan verbonden administratieve gevolgen.
relaties0relaties0 relaties0
Titel
III
Uitsluiting, vermindering en verhoging der strafbaarheid
Artikel
38
1. Niet strafbaar is hij die in tijd van oorlog binnen de grenzen zijner bevoegdheid een naar de regelen van het oorlogsrecht geoorloofd feit begaat, of wiens bestraffing strijdig zou zijn met een verdrag, geldende tussen Nederland en de mogendheid waarmede Nederland in oorlog is, of met enig voorschrift, ingevolge zodanig verdrag vastgesteld.
relaties0 2. Niet strafbaar is de militair die geweld gebruikt in de rechtmatige uitoefening van zijn taak en in overeenstemming met de regels die voor de uitoefening van die taak zijn vastgesteld.
relaties0
relaties0
Artikel
44a
De verpleging van personen die krachtens uitspraak van een van de gerechten bedoeld in de Wet militaire strafrechtspraak ter beschikking zijn gesteld, kan in de gevallen en op de wijze bij algemene maatregel van rijksbestuur te bepalen geschieden in Aruba, Curaçao of Sint Maarten of in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
relaties0relaties0
Artikel
46
Indien een militair door het begaan van een misdrijf waarop hechtenis is gesteld, een dienstplicht schendt, wordt hij, onverminderd de toepassing van artikel 44 van het Wetboek van Strafrecht, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste de duur der op dat misdrijf gestelde hechtenis.
relaties0relaties0
Artikel
48
Ten aanzien van een militair die opzettelijk met een militair van mindere rang of stand aan enig opzettelijk gepleegd misdrijf deelneemt, wordt het maximum van de daarop gestelde tijdelijke gevangenisstraf met de helft verhoogd.
relaties0relaties0 relaties0
Titel
VIII
Verval van het recht tot strafvordering en van de straf
Artikel
57
1. Ten aanzien van een persoon die ten tijde van het begaan van het misdrijf de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, wordt de in
artikel 56 vermelde verjaringstermijn tot de helft van de daar bedoelde duur ingekort.
relaties0 2. Ten aanzien van zodanige persoon is de termijn der verjaring van het recht tot uitvoering der straf, opgelegd wegens een misdrijf als bedoeld bij
artikel 56, een derde langer dan de bij het voorgaande lid bepaalde termijn der verjaring van het recht tot strafvordering wegens dat misdrijf.
relaties0
relaties0
Artikel
58
De termijn van verjaring van het recht tot strafvordering ter zake van ongeoorloofde afwezigheid, van desertie en van de misdrijven omschreven in de artikelen 109 en 110, vangt aan met de dag na die waarop de afwezigheid is aangevangen.
relaties0relaties0
Artikel
59
2. Bij algemene maatregel van Rijksbestuur worden voorschriften gegeven met betrekking tot de wijze waarop de in het voorgaande lid bedoelde bevoegdheid wordt uitgeoefend.
relaties0 3. De bevelvoerende militairen bekleed met de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, maken hiervan gebruik volgens richtlijnen, vast te stellen door het College van procureurs-generaal.
relaties0
relaties0 relaties0
Titel
IX
Betekenis van sommige in het wetboek voorkomende uitdrukkingen - Uitbreiding der toepasselijkheid van sommige bepalingen
Artikel
60
Onder militairen worden verstaan:
1°.zij wier vrijwillig dienstverband bij de krijgsmacht tot doorlopende werkelijke dienst verplicht, tijdens de gehele duur van dat dienstverband;
relaties0
2°.alle andere vrijwilligers bij de krijgsmacht en de dienstplichtigen, zo vaak en zolang zij in werkelijke dienst zijn, alsmede wanneer zij buiten werkelijke dienst in het tijdvak gedurende hetwelk zij voor die dienst kunnen worden opgeroepen, een der feiten plegen omschreven in de
artikelen 109 en
110 van dit wetboek.
relaties0
relaties0relaties0
Artikel
60a
Bij algemene maatregel van rijksbestuur kan worden bepaald dat vreemde militairen en een vreemde krijgsmacht voor de toepassing van daarbij aan te wijzen wettelijke bepalingen worden gelijkgesteld met Nederlandse militairen dan wel de Nederlandse krijgsmacht.
relaties0relaties0
Artikel
61
Hij die feitelijk dient bij de krijgsmacht, wordt van rechtswege als militair aangemerkt, tenzij aannemelijk wordt gemaakt, dat hij niet onder een der bepalingen van artikel 60 valt.
relaties0relaties0
Artikel
62
De in artikel 60, onder 2°, bedoelde vrijwilliger bij de krijgsmacht of de dienstplichtige wordt geacht in werkelijke dienst te zijn:
1°.zodra hij, voor de werkelijke dienst opgeroepen of vrijwillig in werkelijke dienst komende, op de plaats van zijn bestemming is aangekomen, zodra hij zich voor deze dienst heeft aangemeld of zodra hij voor deze dienst is overgenomen, een en ander totdat hij met groot verlof vertrekt;
relaties0
2°.zolang hij deelneemt aan militaire oefening of militair onderricht, dan wel enige andere militaire werkzaamheid verricht;
relaties0
3°.zolang hij als vrijwilliger of dienstplichtige of als verdachte in een militaire strafzaak bij enig onderzoek tegenwoordig is;
relaties0
4°.zolang hij uniformkleding of het voor hem vastgestelde kenteken of onderscheidingsteken draagt;
relaties0
5°.zolang hij in een militaire inrichting of aan boord van een vaartuig der krijgsmacht straf ondergaat.
relaties0
relaties0relaties0
Artikel
63
Onder militairen worden mede begrepen de tot enige militaire dienst gebruikt wordende gewezen militairen, in welk geval zij worden geacht de laatstelijk door hen beklede rang of de hogere, die hun bij of na het verlaten van de militaire dienst is toegekend, te bekleden.
relaties0relaties0
Artikel
65
1. Krijgsgevangenen en geïnterneerde personen die ingevolge artikel 4, onder B, van het Verdrag van Genève betreffende de behandeling van krijgsgevangenen, van 12 augustus 1949 als krijgsgevangenen moeten worden behandeld, daaronder begrepen degenen die onder belofte of voorwaarde zijn vrijgelaten, worden, met inachtneming van de door hen beklede rang, gelijkgesteld met Nederlandse militairen ten aanzien van door hen begane strafbare feiten, waartegen is voorzien bij het gemene recht, bij
artikel 80 of bij de
titels IV-VI en
VIII-XI van het tweede boek van dit wetboek, met uitzondering van de
artikelen 159-162. Geïnterneerde vreemde militairen die krachtens beschikking van het bevoegd Nederlands gezag andere vreemde militairen onder hun bevelen hebben, worden ten aanzien van hun verhouding tot die andere personen, met inachtneming van de door hen beklede rang gelijkgesteld met Nederlandse militairen.
relaties0 2. Zij worden geacht tot dat deel van de krijgsmacht te behoren, onder welks bewaring zij zich bevinden.
relaties0
relaties0
Artikel
67
De verhouding van meerdere tot mindere bestaat tussen militairen:
1°.krachtens hogere militaire rang of stand;
relaties0
2°.bij gelijkheid van rang of stand, krachtens meerdere ouderdom daarin, doch alleen in betrekking tot dienstaangelegenheden;
relaties0
3°.onafhankelijk van hun rang of stand, wanneer en voor zover de ene, hetzij krachtens zijn betrekking als bevelvoerend militair, hetzij krachtens beschikking van het bevoegd gezag, de andere onder zijn bevelen heeft.
relaties0
relaties0relaties0
Artikel
67a
Ten aanzien van vreemde militairen kan een gelijkstelling van vreemde militaire rangen met Nederlandse plaatsvinden bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur.
relaties0relaties0
Artikel
69
Onder schildwacht wordt verstaan iedere militair, die met een door Onze Minister van Defensie vast te stellen wapen uitgerust of van een door Onze Minister van Defensie vast te stellen kenteken voorzien, op post of uitkijk is gesteld.
relaties0relaties0
Artikel
70
Onder oorlogsvaartuig wordt verstaan elk ten behoeve der zeemacht gebezigd vaartuig, waarover een militair der zeemacht het bevel voert.
relaties0relaties0
Artikel
71
In dit wetboek wordt onder oorlog mede verstaan: een gewapend conflict dat niet als oorlog kan worden aangemerkt en waarbij het Koninkrijk is betrokken, hetzij ter individuele of collectieve zelfverdediging, hetzij tot herstel van internationale vrede en veiligheid.
relaties0relaties0
Artikel
71a
2. Het in het eerste lid bedoelde besluit kan betrekking hebben op de gehele krijgsmacht of op een deel daarvan.
relaties0
relaties0
Artikel
71b
Voor de toepassing van de artikelen 122, 123, 142, 156 en 159-162 wordt tijd van oorlog mede aanwezig geacht indien de in die artikelen omschreven feiten worden begaan aan boord van een oorlogsvaartuig of luchtvaartuig van de krijgsmacht dat zich ergens bevindt waar geen onmiddellijke hulp te verkrijgen is.
relaties0relaties0
Artikel
72
Waar gesproken wordt van een misdrijf, gepleegd in tijd van oorlog, wordt daaronder mede begrepen het geval, dat de schuldige het misdrijf pleegt met het oog op een door hem aanstaand geachte oorlog tegen Nederland.
relaties0relaties0
Artikel
73
Waar gesproken wordt van een misdrijf, gepleegd bij een gevecht met de vijand, wordt daaronder mede begrepen het geval, dat de schuldige het misdrijf pleegt met het oog op een door hem aanstaand geacht gevecht of bij een terugtocht uit een gevecht met de vijand.
relaties0relaties0
Artikel
75
1. De bepalingen van dit wetboek zijn toepasselijk, indien de daarin omschreven feiten worden gepleegd tegen of met betrekking tot vreemde mogendheden, hun krijgsmachten of personen, die daarvan deel uitmaken, voor zover:
a.hetzij die mogendheden bondgenoten zijn van de Staat in een gemeenschappelijke oorlog;
relaties0
b.hetzij strijdkrachten van die mogendheden gemeenschappelijk optreden met strijdkrachten van de Staat in een gewapend conflict als bedoeld in
artikel 71;
relaties0
c.hetzij met die mogendheden een overeenkomst is gesloten ter collectieve zelfverdediging en een gemeenschappelijke oorlog dreigende is.
relaties0
relaties0 2. De bepalingen van dit wetboek zijn voorts toepasselijk indien de feiten omschreven in de
titels IV-VI,
VIII en
IX van het tweede boek worden gepleegd tegen of met betrekking tot vreemde mogendheden waarmede een overeenkomst is gesloten ter collectieve zelfverdediging, hun krijgsmachten of personen, die daarvan deel uitmaken.
relaties0
relaties0
Artikel
75a
Een verhouding van meerdere tot mindere bestaat ten opzichte van vreemde militairen slechts voor zover dit bij algemene maatregel van rijksbestuur of door een bij algemene maatregel van rijksbestuur daartoe aangewezen autoriteit is bepaald.
relaties0relaties0
Artikel
75b
Voor de toepassing van de artikelen 164, 166 en 169 worden onder rij-, voer-, vaar- en luchtvaartuigen, die bij de krijgsmacht in gebruik zijn, mede begrepen rij-, voer-, vaar- en luchtvaartuigen in gebruik bij een vreemde krijgsmacht als bedoeld in artikel 75.
relaties0relaties0 relaties0