Ga direct naarInhoudofMenu
Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.
Onderstaande relaties zijn gevonden bij “document”. Bij klikken wordt een externe website met een relatieoverzicht geopend op overheid.nl.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regelen te stellen inzake het verlenen van toeslagen tot het relevante sociaal minimum aan uitkeringsgerechtigden op grond van de Ziektewet, de Werkloosheidswet, de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
[Red: Vervallen]
Vanaf 1990 heeft een gehuwde wiens echtgenoot is geboren na 31 december 1971 geen recht op toeslag, tenzij tot zijn huishouden een eigen kind, aangehuwd kind of pleegkind behoort dat jonger is dan 12 jaar.
Geen recht op toeslag heeft de persoon die onbetaald verlof geniet als bedoeld in artikel 1, onderdeel g, van de Werkloosheidswet of die met die persoon gehuwd is, ter hoogte van het bedrag van het verlies van inkomen uit arbeid als gevolg van het genieten van dat verlof.
Geen recht op toeslag heeft de persoon die inkomensondersteuning als bedoeld in artikel 2:43 van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten ontvangt.
Degene die aanspraak maakt op toeslag, zijn echtgenoot, of zijn wettelijke vertegenwoordiger, alsmede de instelling aan welke ingevolge artikel 22 toeslag wordt uitbetaald, zijn verplicht aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op zijn verzoek of onverwijld uit eigen beweging alle feiten en omstandigheden mee te delen waarvan hem of haar redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op toeslag, de hoogte van de toeslag, het geldend maken van het recht op toeslag of op het bedrag van de toeslag dat wordt betaald. Deze verplichting geldt niet indien die feiten en omstandigheden door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kunnen worden vastgesteld op grond van bij wettelijk voorschrift als authentiek aangemerkte gegevens of kunnen worden verkregen uit bij ministeriële regeling aan te wijzen administraties. Bij ministeriële regeling wordt bepaald voor welke gegevens de tweede zin van toepassing is.
Degene die aanspraak maakt op toeslag, zijn echtgenoot, of zijn wettelijke vertegenwoordiger, alsmede de instelling aan welke ingevolge artikel 22 toeslag wordt uitbetaald, zijn verplicht de voorschriften op te volgen, die het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ten behoeve van een doelmatige controle stelt.
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van tenuitvoerlegging van de beschikking waarbij de bestuurlijke boete is opgelegd.
In afwijking van artikel 8:69 van de Algemene wet bestuursrecht kan de rechter in beroep of hoger beroep het bedrag waarop de bestuurlijke boete is vastgesteld ook ten nadele van de toeslaggerechtigde wijzigen.
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen schort de betaling van de toeslag op indien degene aan wie een toeslag is toegekend een vreemdeling als bedoeld in de Vreemdelingenwet 2000 is die niet rechtmatig in Nederland verblijf houdt als bedoeld in artikel 8 van die wet.
Onze Minister kan regels stellen met betrekking tot samenloop van toeslagen.
Voor zover bij of krachtens deze wet niet anders is bepaald, wordt een voorschot op een nog niet vastgestelde toeslag beschouwd als een toeslag op grond van deze wet.
De toeslag die niet in ontvangst is genomen of is ingevorderd binnen drie maanden na de dag van betaalbaarstelling, wordt niet meer betaald.
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen is bevoegd in bijzondere gevallen ten gunste van de toeslaggerechtigde af te wijken van de in de eerste volzin genoemde drie maanden.
Een vordering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen als bedoeld in artikel 20 en 21 is bevoorrecht en volgt onmiddellijk na de vorderingen, bedoeld in artikel 288 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek.
Indien het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op grond van een wettelijke bepaling de loondervingsuitkering geheel of gedeeltelijk in plaats van aan de toeslaggerechtigde zonder diens machtiging uitbetaalt aan het College voor zorgverzekeringen, genoemd in artikel 58, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet, een inrichting ter verpleging van geesteszieken of van zwakzinnigen of aan een gemeente die de opnamekosten in een dergelijke inrichting betaalt, betaalt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen tevens de toeslag aan die raad, inrichting of gemeente.
Na het overlijden van de echtgenoot van een toeslaggerechtigde wordt de toeslaggerechtigde voor de toepassing van deze wet en de daarop rustende bepalingen tot en met één maand na de dag van overlijden van de echtgenoot, als gehuwd aangemerkt.
In de middelen tot dekking van de uitgaven ten laste van het Toeslagenfonds wordt voorzien door het Rijk, alsmede door de met toepassing van artikel 14a verkregen bestuurlijke boeten.
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen is bevoegd controlevoorschriften vast te stellen. Deze voorschriften mogen niet verder gaan dan strikt noodzakelijk is voor de juiste uitvoering van deze wet.
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen beheert en administreert afzonderlijk de middelen tot dekking van de uitgaven, bedoeld in artikel 27, eerste lid, in de vorm van een Toeslagenfonds dat deel uitmaakt van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
Artikel 120 van de Wet financiering sociale verzekeringen is van overeenkomstige toepassing.
In afwijking van artikel 7:3 van de Algemene wet bestuursrecht kan van het horen van een belanghebbende worden afgezien indien de belanghebbende niet binnen een door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen gestelde redelijke termijn, verklaart dat hij gebruik wil maken van het recht te worden gehoord.
Een gedraging die in strijd is met een krachtens deze wet uitgevaardigde algemene maatregel van bestuur, voor zover uitdrukkelijk als strafbaar feit in de zin van dit artikel aangeduid, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de tweede categorie.
De in artikel 40 bedoelde strafbare feiten zijn overtredingen.
Op de persoon die op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel 1.10, onderdeel C, van de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen recht had op een toeslag op grond van deze wet blijft tenzij het recht op de uitkering eindigt, artikel 8, vierde lid, zoals dat luidde op die dag van toepassing tot een bij ministeriële regeling bepaald tijdstip dat voor verschillende groepen personen verschillend kan worden vastgesteld.
Artikel 1, achtste en negende lid, is niet van toepassing indien voor de inwerkingtreding van deze artikelleden op grond van artikel 2 recht bestaat op toeslag omdat de ongehuwde toeslaggerechtigde wegens een gezamenlijke huishouding met een meerderjarig aangehuwd kind of een meerderjarig voormalig pleegkind is aangemerkt als gehuwd, voor zolang dit recht op toeslag bestaat, tenzij toepassing van de genoemde artikelleden leidt tot een hogere toeslag.
Deze wet kan worden aangehaald onder de titel "Toeslagenwet".
Deze wet treedt in werking op een bij of krachtens wet te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Huidige versie: 20120401