Sociaal beleidskader Defensie
Vastst./Wijz
datum | Bron | Nummer | Wijz. t.a.v. | Inwerkingtr.
datum |
18-12-03 | DAVB | P/2003008690 | | 01-01-04 |
05-04-05 | HDP | P/2005005082 | 4.10 | 05-04-05 |
30-05-05 | HDP | P/2005007995 | 2.7 | 30-05-05 |
24-05-06 | HDP | P/2006016331 | Bijlage (f) | 05-09-05 |
22-02-08 | HDP | P/20080002686 | 4.10 | 01-04-06 |
| | | 7.3 | 22-02-08 |
Ingetrokken per 01-01-2012 Het SBK 2004 blijft van toepassing: - op de reorganisaties, die dateren van voor 1 januari 2012 en die niet zijn
gerelateerd aan de beleids- of startbrief;
- in individuele gevallen, waarin sprake is van concrete en aantoonbare
toezeggingen of afspraken, daterend van voor 1 januari 2012, over de toepassing
van het SBK 2004;
- voor zover een remplaçant de plaats inneemt van een collega die met
toepassing van het SBK 2004 is aangemerkt als (interne) herplaatsingskandidaat.
Zie de overgangsbepalingen van het
Sociaal Beleidskader
Defensie 2012-2016 |
Hoofdstuk I Inleiding
Ter begeleiding van reorganisaties en reductieoperaties beschikt het Ministerie
van Defensie over een sociaal beleidskader defensie (SBK). Met het oog op de
komende reorganisaties bestaat behoefte aan actualisering van dit SBK. Een deel
ervan wordt gehandhaafd, maar gelet op de omvang van de komende reorganisaties
wordt met name het instrumentarium ter begeleiding van de interne en externe
herplaatsing en ter stimulering van de vrijwillige uitstroom uitgebreid. In de
eerste plaats wordt ernaar gestreefd om de mogelijkheden tot herplaatsing zo
ruim mogelijk te maken door het stimuleren van vrijwillige uitstroom. Het
streven is er voorts op gericht om het personeel dat wordt geconfronteerd met
overtolligheid zoveel mogelijk van werk naar werk te begeleiden. Daartoe zal
zowel intern als extern het Ministerie van Defensie in een periode van in
beginsel ten hoogste 24 maanden intensief worden gezocht naar een andere
passende functie. Het SBK biedt een instrumentarium om onder andere interne en
externe herplaatsing te vergemakkelijken. Dit instrumentarium is voor het
burger- en militair personeel zoveel mogelijk gelijk, met inachtneming van de
afwijkingen die voortkomen uit de verschillende structuur van de rechtspositie.
Voor de externe herplaatsing is een projectorganisatie opgericht, genaamd
Kansrijk. Deze ziet toe op het extern gerichte herplaatsingsproces, dat wordt
uitgevoerd door 3 professionele bemiddelingsorganisaties.
Hieronder volgt een opsomming van de daartoe te hanteren instrumenten. Alle
maatregelen uit het SBK zijn beschikbaar voor toepassing. Indien het bevoegd
gezag slechts een selectie uit de beschikbare instrumenten wil hanteren, zal
daarover met het Sectoroverleg Defensie overleg worden gevoerd.
Primair is sprake van maatregelen gericht op vrijwillige uitstroom, die voor
alle Defensiemedewerkers gelden. Daarnaast richt het SBK zich voor een
belangrijk deel op de Defensiemedewerker waarvan de functie komt te vervallen en
aldus wordt geconfronteerd met overtolligheid. Deze Defensiemedewerker wordt
aangemerkt en aangeduid als herplaatsingskandidaat. De indeling van het SBK is
gerelateerd aan de verschillende fasen in het proces, waarbij eerst wordt
ingegaan op de genoemde uitstroom (hoofdstuk II). In de hoofdstukken
III tot en
met V wordt achtereenvolgens ingegaan op het “Herplaatsingsproces op
hoofdlijnen”, “Interne herplaatsing” en “Externe Herplaatsing”. In
hoofdstuk VI
op “Overtolligheidsontslag” terwijl tot slot in hoofdstuk VII nog wordt ingegaan
op bezwaar, beroep en werkingsduur.
De mogelijkheid van een succesvolle herplaatsing en daarmee het voorkomen van
een gedwongen ontslag is voor een groot deel afhankelijk van de inspanning van
zowel de defensieorganisatie als de betrokken medewerker. Van beiden wordt dan
ook een actieve en coöperatieve instelling verwacht en verlangd.
Hoofdstuk II Stimuleren uitstroom
2.1. Algemeen.
Door de vrijwillige uitstroom van Defensiemedewerkers te stimuleren worden de
mogelijkheden voor interne herplaatsing vergroot. Een deel van de hierna te
noemen maatregelen geldt algemeen; een deel zal in overleg met het Sectoroverleg
Defensie voor nader te bepalen doelgroepen binnen het militair of
burgerpersoneel van kracht worden verklaard.
2.2. Loopbaanscan.
Wanneer defensiemedewerkers zich willen oriënteren op een betrekking buiten het
Ministerie van Defensie worden zij in de gelegenheid gesteld om een elektronisch
toegankelijke loopbaanscan te doen. Deze zal op het Defensie intranet ter
beschikking worden gesteld. Indien betrokkene zich n.a.v. de loopbaanscan verder
wil verdiepen in de diverse mogelijkheden moet hij zich hiervoor richten tot
Kansrijk (zie voor een uitleg over deze projectorganisatie
Hoofdstuk V). Deze
oriëntatie is vrijblijvend.
2.3. Stimuleringspremie.
Om de vrijwillige uitstroom zoveel mogelijk te stimuleren heeft
defensiepersoneel dat zelf ontslag op aanvraag neemt onder voorwaarden aanspraak
op een stimuleringspremie. Voor wat betreft de toekenning wordt onderscheid
gemaakt tussen enerzijds de herplaatsingskandidaten en anderzijds overig
personeel, dat niet de status van herplaatsingskandidaat heeft. In
Hoofdstuk IV,
waarin meer in detail wordt ingegaan op de interne herplaatsing, komt de
regeling voor herplaatsingskandidaten aan de orde. Voor
niet-herplaatsingskandidaten geldt het volgende.
De potentiële overtolligheid doet zich niet bij alle categorieën personeel in
gelijke mate voor. Stimulering van vertrek van niet-herplaatsingskandidaten is
aan de orde waar zich knelpunten gaan voordoen. In overleg met het Sectoroverleg
Defensie kunnen de knelpuntcategorieën worden gedefinieerd die in aanmerking
komen voor een stimuleringspremie bij vrijwillig vertrek. Bij de definitie van
knelpuntcategorieën kunnen met het oog op een goede bestandsopbouw meerdere
criteria worden benut, zoals wapens- en dienstvakken, (sub)dienstgroepen en
leeftijdscategorieën. De toepasselijkheid van een stimuleringspremie voor een
bepaalde categorie kan in de tijd worden beperkt, mede gelet op de ontwikkeling
van het personeelsbestand. Personeel dat behoort tot een aldus gedefinieerde
knelpuntcategorie met een dienstverband van minder dan 15 jaren bij Defensie
heeft bij vrijwillig ontslag aanspraak op een premie ter hoogte van 6 bruto
maandsalarissen. Voor zeer specifieke categorieën kan de aanspraak worden
verhoogd tot een premie ter hoogte van 9 bruto maandsalarissen. Personeel dat
behoort tot een aldus gedefinieerde knelpuntcategorie met een dienstverband van
15 jaren en meer bij Defensie heeft bij vrijwillig ontslag aanspraak op een
premie ter hoogte van 9 bruto maandsalarissen. De grondslag is het bruto salaris
van betrokkene in de maand voorafgaand aan de maand waarin ontslag wordt
verleend. Het bedrag wordt uitgekeerd nadat het ontslag is ingegaan. Over deze
premies vindt loonheffing plaats.
Bijkomende voorwaarden. Aan de aanspraak op de stimuleringspremie zijn de
volgende voorwaarden verbonden:
- met uitkering van de premie wordt afgezien van alle overige aanspraken op
defensie, zoals bijvoorbeeld wachtgeld, loonsuppletie, terugkeermogelijkheid en
dergelijke. Hiertoe zal een verklaring worden getekend;
- de gebruikelijke opzegtermijnen blijven van toepassing. Als de
defensiemedewerker vraagt om een verkorte termijn, wordt dit gefaciliteerd tot
een ondergrens van 1 maand, tenzij zwaarwegende dienstbelangen zich hiertegen
verzetten;
- wanneer in de toekomst toch sprake is van een terugkeer bij Defensie bestaat
geen (al dan niet evenredige) terugbetalingsverplichting van de uitgekeerde
stimuleringspremie.
- personeel van knelpuntcategorieën wordt niet gehouden aan een eventuele dien-
of restitutieverplichting.
- een verstrekt voorschot op een bindingspremie zal niet worden teruggevorderd.
Een eventueel resterend deel van de bindingspremie zal niet worden uitbetaald.
2.4. Remplaçantenregeling.
Ten behoeve van de verruiming van herplaatsingsmogelijkheden kan voor burgers en
militairen een remplaçantenregeling worden gehanteerd, inhoudende dat burgers of
militairen in de gelegenheid worden gesteld om vrijwillig plaats te maken voor
een collega, die met ontslag wordt bedreigd.
Aanwijzing als remplaçant houdt in dat een medewerker die zelf geen
herplaatsingskandidaat is, wordt aangemerkt als herplaatsingskandidaat en
vervolgens wordt ontslagen wegens overtolligheid.
De remplaçantenregeling kan op 2 manieren worden toegepast:
- de remplaçant treedt in de plaats van een andere medewerker die is of op
korte termijn wordt aangemerkt als herplaatsingskandidaat. In die situatie wordt
de herplaatsingskandidaat geplaatst op de functie van de remplaçant. Medewerkers
die belangstelling hebben om als remplaçant te fungeren, doch die niet
onmiddellijk in de plaats van een herplaatsingskandidaat kunnen treden, worden
geregistreerd. Het bevoegd gezag benadert deze aldus geregistreerde medewerkers
wanneer zich een situatie voordoet om als remplaçant op te treden, met de vraag
of betrokkene daar nog gebruik van wil maken.
- Binnen de in overleg met het sectoroverleg Defensie vastgestelde
knelpuntcategorieën kunnen medewerkers zich ook vóór hun functie komt te
vervallen aanmelden als remplaçant. Hierbij geldt als algemene voorwaarde dat de
betrokken medewerker direct aansluitend op het ontslag een passende functie
extern Defensie kan gaan vervullen, waarvoor een marktconform salaris geldt. (In
het algemeen zal het een voltijdsfunctie moeten betreffen, tenzij betrokkene ook
bij Defensie in deeltijd werkte). Deze medewerker wordt vervolgens ontslagen
wegens overtolligheid en maakt dan plaats voor een andere medewerker binnen die
knelpuntcategorie. De remplaçant die overeenkomstig dit punt wegens
overtolligheid wordt ontslagen komt in aanmerking voor de uitkering na
uitplaatsing als beschreven onder 5.6.
Als overige voorwaarden gelden dat:
- de regeling voor de categorie remplaçanten hiervoor genoemd onder a als een
managementinstrument wordt aangemerkt. Dit houdt in dat de uiteindelijke
beslissing of iemand van de regeling gebruik kan maken bij de organisatie
berust.
- Personeel op wie een dien- dan wel een terugbetalingsverplichting rust zal in
beginsel niet in aanmerking komen voor de remplaçantenregeling op de wijze als
hiervoor beschreven onder a, tenzij dit personeel behoort tot een aangewezen
knelpuntcategorie.
- Indien dit binnen de organisatiestructuur mogelijk is, kan een burger voor een
militair als remplaçant dienst doen en vice versa.
- Voor zover een om- of bijscholing naar het oordeel van het bevoegd gezag
noodzakelijk is en de nieuwe werkgever niet of slechts gedeeltelijk voorziet in
de noodzakelijke kosten hiervoor, kan een dergelijke opleiding op kosten van
Defensie worden gevolgd, tot een maximum van € 5.000.
2.5. Stimuleren van zelfstandig ondernemerschap
Zowel de in punt 2.4. bedoelde remplaçanten als de herplaatsingskandidaten, die
een eigen bedrijf willen starten of die zich in een maatschap willen inkopen,
kunnen door de zorg en onder begeleiding van Kansrijk (zie hierna onder
punt
5.1. e.v.) door middel van startsubsidies en andere voorzieningen hiertoe in de
gelegenheid worden gesteld.
Voor een goed begrip wordt er op gewezen dat toepassing van onderstaande
maatregelen en voorzieningen in een concrete situatie geschiedt als ’maatwerk’,
dat wil zeggen in overleg tussen Kansrijk en de betrokkene:
- een door Defensie betaalde algemene oriëntatiedag voor ’starters’, die in
samenwerking met bijvoorbeeld de Kamer(s) van Koophandel kan worden
georganiseerd. In geval van concrete belangstelling kan betrokkene in aanmerking
komen voor een door Defensie betaalde ’starters-cursus’, waarin men leert een
ondernemingsplan te maken. In het verdere traject kan Defensie de kosten voor
zijn rekening nemen van meer gerichte cursussen tot een bedrag van € 5.000. Een
cursusplan daartoe wordt op maat opgesteld in overleg tussen Kansrijk en
betrokkene;
- Defensie kan een startsubsidie verstrekken. Daarin kan desgewenst aanvullend
worden voorzien in het betalen gedurende de eerste twee à drie jaren van een
(wachtgeld)uitkering, als er naar verwachting nog geen of onvoldoende inkomsten
uit het bedrijf beschikbaar komen, in combinatie met de directe uitbetaling van
de startsubsidie. De mogelijkheid wordt aldus geboden om een deel van de
toekomstige wachtgeldaanspraken, naar voren te halen, door het uitbetalen van de
contante waarde daarvan. Randvoorwaarde voor de toepassing van startsubsidies of
uitkeringen is, dat de individueel te maken afspraken over het betalen van een
uitkering of een startsubsidie inpasbaar moeten zijn in het speelveld van 30%
van de gekapitaliseerde (resterende) wachtgeldaanspraak van de betrokkene en de
wachtgeldregelingen overigens.
- Afkoop wachtgeld: met de afkoop van wachtgeld vervallen alle opgebouwde
aanspraken op wachtgeld alsmede de aanspraak op een verdere gedeeltelijke
pensioenopbouw tijdens de wachtgeldperiode. Er bestaat niet tevens aanspraak op
door Defensie betaalde scholing of de uitkering bij externe bemiddeling. De
afkoopsom bedraagt 30% van de nominale waarde van het voor betrokkene geldende
recht op wachtgeld of uitkering.
In het geval dat men na verloop van tijd opnieuw in dienst treedt bij Defensie
betekent dit dat men van voren af aan begint met de opbouw van een nieuwe
wachtgeldaanspraak. Er wordt dus geen rekening gehouden met die factoren, zoals
diensttijd, die van belang waren voor opbouw (en afkoop) van de
wachtgeldaanspraak in de voorgaande functie bij Defensie.
2.6. Overgang wachtgeld-UKW.
Aan de militair die ten hoogste 3 jaar verwijderd is van de datum van het voor
hem geldende leeftijdsontslag kan de mogelijkheid worden geboden om zoveel
mogelijk "vrijwillig" (d.w.z. zoveel mogelijk met zijn instemming) ontslag te
worden verleend met aanspraak op wachtgeld, zoals bedoeld hoofdstuk VI,
punt
6.2. Op de datum van bovengenoemd leeftijdsontslag eindigt het wachtgeld en
volgt aanspraak op een uitkering ingevolge de UKW. De grondslag voor de UKW
wordt gerelateerd aan de datum van de reguliere UKW-ontslagleeftijd.
Toepassing ervan zal met name plaatsvinden bij de geïdentificeerde
knelpuntcategorieën. Daarbuiten wordt de regeling als een managementinstrument
aangemerkt. Dit laatste houdt in dat de uiteindelijke beslissing of iemand van
de regeling gebruik kan maken bij de organisatie berust. (NB. Toepassing van deze
maatregel in de toekomst is mede afhankelijk van nadere besluitvorming over
fiscale faciliëring van diensteinderegelingen).
2.7. Wachtgeld oudere ambtenaren
Aan de burgerambtenaar die 57 jaar of ouder is, kan de
mogelijkheid worden geboden om zoveel mogelijk "vrijwillig" (d.w.z. zoveel
mogelijk met zijn instemming) ontslag te worden verleend met aanspraak op
wachtgeld, zoals bedoeld in hoofdstuk VI, punt 6.2.. Toepassing ervan zal
uitsluitend plaatsvinden bij de geïdentificeerde knelpuntencatagoriën.
2.8.Sollicitatieverlof.
Aan de defensiemedewerker wordt waar nodig gedurende de periode waarin de
inspanning zich richt op interne herplaatsing, buitengewoon verlof met behoud
van bezoldiging verleend voor solliciteren op grond van
artikel 86, aanhef en
onder b van het AMAR respectievelijk
45 BARD. Aan deze verlofverlening is geen
maximum verbonden.
Hoofdstuk III Herplaatsingsproces op hoofdlijnen
3.1. Inleiding.
Niet alleen bij het eigen defensieonderdeel, maar ook bij andere
defensieonderdelen en buiten Defensie wordt de mogelijkheid tot herplaatsing
onderzocht. Het streven is erop gericht herplaatsingskandidaten binnen de
termijn van in beginsel ten hoogste 24 maanden te herplaatsen. Het onderzoek
geschiedt door de decentrale herplaatsingscommissie van het eigen
defensieonderdeel en tegelijkertijd door de overige decentrale
herplaatsingscommissies. Daarnaast wordt het cv van betrokkene op de zgn.
Mobiliteitsbank het Rijk geplaatst en tegelijkertijd aangemeld bij Kansrijk.
3.2. Aanleveren gegevens voor herplaatsingsonderzoek.
Op het moment van aanvang van de herplaatsingstermijn, maar uiterlijk 14 dagen
daarna, stelt het bevoegd gezag de relevante gegevens van de
herplaatsingskandidaat (volgens een vast te stellen format plus een curriculum
vitae - cv -, te verstrekken door betrokkene) ter beschikking aan:
- De decentrale herplaatsingscommissie van het eigen defensieonderdeel, voor
het onderzoeken van de herplaatsingsmogelijkheden voor betrokkene binnen het
eigen defensieonderdeel, zowel binnen als buiten de regio waar betrokkene
werkzaam is. De decentrale herplaatsingscommissie draagt zorg voor plaatsing van
het cv op het zogenaamde DaVinci volgsysteem. Dit cv wordt ook geplaatst op de
Mobiliteitsbank het Rijk.
- De decentrale herplaatsingscommissies van de andere defensieonderdelen, voor
onderzoek naar de herplaatsingsmogelijkheden binnen de overige
defensieonderdelen;
- Kansrijk, voor een eerste onderzoek naar de herplaatsingsmogelijkheden buiten
het Ministerie van Defensie. (Dit onderzoek beperkt zich gedurende de interne
herplaatsingstermijn tot een administratief onderzoek naar mogelijk passende
functies extern Defensie).
3.3. De rol van de herplaatsingscommissies.
Per defensieonderdeel (KM, KL, KLu, KMar, DICO, CO) bestaat een
herplaatsingscommissie, die adviseert over de herplaatsing van
herplaatsingskandidaten van het eigen defensieonderdeel en de andere
defensieonderdelen. Militair personeel ressorteert in dit verband onder de DHC
van het eigen krijgsmachtdeel, ook wanneer het buiten het eigen krijgsmachtdeel
tewerkgesteld is c.q. was. Deze zgn. decentrale herplaatsingscommissies (DHC’s)
wisselen daartoe continu gegevens uit.
Er is voorts een centrale herplaatsingscommissie (CHC) op het niveau van het
ministerie die toezicht houdt op het herplaatsingsproces in het algemeen. De
DHC’s rapporteren periodiek aan de CHC over het verloop van de
herplaatsingsprocessen. De CHC rapporteert op haar beurt aan de politieke
leiding.
3.4. Status tijdens het herplaatsingsproces.
De herplaatsingskandidaat behoudt gedurende de gehele herplaatsingstermijn zijn
ambtelijke status van militair of burgerambtenaar, tenzij sprake is van een
ontslag binnen deze termijn, bijvoorbeeld als gevolg van een succesvolle externe
herplaatsing. Dit betekent dat de aanstelling bij het Ministerie van Defensie
doorloopt en dat hij in het verlengde daarvan zijn inkomsten behoudt.
3.4.1. Andere punten in verband met behoud status.
Hiervoor is ingegaan op de status van de herplaatsingskandidaat in zijn
algemeenheid tijdens het herplaatsingsproces. In dit kader verdient een aantal
andere punten in de rechtspositie ook de aandacht:
- Toelagen en vergoedingen: met het vervallen van de functie vervalt ook de
aanspraak op alle toelagen en vergoedingen, die onlosmakelijk waren verbonden
aan de uitoefening van die functie. In voorkomend geval zijn de hieraan
verbonden afbouwregelingen van toepassing. Wanneer tijdens de interne
herplaatsingsperiode andere passende werkzaamheden worden opgedragen kunnen
daaraan overigens wel toelagen of vergoedingen zijn verbonden. Gedurende de
externe herplaatsingsperiode worden echter geen werkzaamheden voor Defensie
verricht en zal er dus ook geen sprake zijn van toelagen of vergoedingen die
onlosmakelijk zijn verbonden aan de uitoefening van een functie;
- Flex arbeidsduur: op grond van analoge toepassing van
artikel 54d en
54e van
het AMAR of artikel 30da en
30db van het BARD vervalt een toewijzing flex
arbeidsduur (verlenging of verkorting) bij het vervallen van de functie.
Opgebouwde flex-uren worden zo mogelijk opgenomen binnen de interne
herplaatsingstermijn. Op grond van artikel 54g van het AMAR en artikel 30dd van
het BARD wordt bij ontslag een nog bestaand tegoed aan spaaruren in het kader
van de flex arbeidsduur in geld vergoed;
- Ziektekosten: gedurende de gehele herplaatsingsperiode blijft voor
burgerambtenaren aanspraak bestaan op de interim-uitkering ziektekosten en
blijven militairen verzekerd via de SZVK/Univé.
- Vakantieverlof: zowel in het AMAR (artikelen
70, eerste lid en
75, eerste lid)
als BARD (artikel 32, negende lid) is bepaald dat wanneer gedurende een maand
geen dienst wordt verricht, geen aanspraak op vakantieverlof bestaat dan wel die
aanspraak naar evenredigheid wordt verminderd. Jaarlijks kan een gebruikelijke
vakantie worden genoten. Zulks in overleg met en instemming van resp. de
P&O-functionaris (tijdens de interne herplaatsingsperiode) c.q. de
outplacementadviseur van de bemiddelingsorganisatie. Daarbij wordt rekening
gehouden met de passendheid van het verlof binnen de herplaatsingsinspanningen.
Opgenomen vakantieverlof wordt voor zover mogelijk afgeboekt van het aanwezige
vakantieverloftegoed.
- Buitengewoon verlof algemeen: Binnen de herplaatsingsperiode zal de
herplaatsingskandidaat in de gelegenheid worden gesteld om datgene te doen
waarvoor hij, wanneer hij regulier een functie zou hebben vervuld, buitengewoon
verlof van korte duur zou hebben aangevraagd, tenzij de belangen van de dienst
of de herplaatsingsinspanning zich hiertegen verzetten.
- Ouderschapsverlof: voor deze vorm van verlof geldt ten eerste dat een
toegekend ouderschapsverlof de aanwijzing als herplaatsingskandidaat niet in de
weg staat. Ten tweede kan tijdens de herplaatsingsperiode het ouderschapsverlof
worden genoten (met de daarbij behorende financiële effecten), met dien
verstande dat met resp. de P&O-functionaris c.q. de outplacementadviseur van de
bemiddelingsorganisatie afspraken moeten worden gemaakt over de tijdstippen
waarop het wordt genoten. Op deze regel geldt de uitzondering dat het zgn.
voltijds-ouderschapsverlof gedurende een periode van ten hoogste 3 maanden,
indien nog niet aangevangen, niet kan worden genoten, gelet op de noodzakelijke
herplaatsingsinspanningen en de hieraan verbonden activiteiten. Hiervoor zal een
andere wijze van opnemen worden bezien in overleg met de herplaatsingskandidaat.
Ten derde eindigt het ouderschapsverlof op het moment van
overtolligheidsontslag. Daarbij wordt erop gewezen dat
artikel 6:2, zesde lid,
van de Wet arbeid en zorg bepaalt dat wanneer het verlof in gedeeltes (bijv. 3x
één maand volledig verspreid over een langere periode) is opgenomen en ontslag
volgt voordat het verlof geheel is genoten, de werknemer tegenover de nieuwe
werkgever aanspraak kan maken op het resterende deel.
- Deeltijdverlof militair personeel: voor het deeltijdverlof gelden dezelfde
hoofdlijnen als voor het ouderschapsverlof. Daarnaast is van belang dat waar het
gaat om de herplaatsingsinspanningen het onderzoek zich primair richt op een
overeenkomstige (interen of externe) deeltijdbetrekking, tenzij de
herplaatsingskandidaat desgevraagd te kennen geeft de voorkeur te geven aan een
voltijd-betrekking. Tot slot zij opgemerkt dat het wachtgeld na een
overtolligheidsontslag wordt gebaseerd op het “deeltijd”inkomen.
3.5. Verplichte medewerking herplaatsingskandidaat.
De herplaatsingskandidaat is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de
herplaatsingsinspanning. Er wordt van betrokkene een actieve opstelling daarbij
verwacht, in die zin dat hij ook zelf actief naar mogelijkheden zoekt voor
herplaatsing. Het zonder verschoonbare redenen niet meewerken aan de
herplaatsingsinspanning, waaronder in ieder geval wordt begrepen het weigeren
van een aangeboden passende functie, leidt tot ontslag zonder aanspraak op
wachtgeld.
Het begrip passende functie wordt zo ruim als binnen de rechtspositionele kaders
mogelijk is uitgelegd. Bij de beoordeling van de vraag of een functie passend
is, speelt de afweging tussen herplaatsing (voorkoming van ontslag) en de
mogelijkheid van overtolligheidsontslag een belangrijke rol. Een functie is in
beginsel passend wanneer de daaraan verbonden werkzaamheden voor de capaciteiten
en ervaring van betrokkene zijn berekend, tenzij aanvaarding om redenen van
lichamelijke, geestelijke of sociale aard niet van betrokkene kan worden
gevergd. Factoren als (verandering in) de plaats van tewerkstelling, de
reisafstand woning/werk, de positie en "status" van een functie enz. zijn op
zichzelf geen zelfstandige redenen zijn om te concluderen dat een functie niet
passend is. In het individuele geval zal telkens tot een zorgvuldige afweging
van belangen worden gekomen.
3.6. Het herplaatsingsproces
3.6.1. Juridische grondslag.
Gelet op het bepaalde in artikel 116, tweede lid, van het BARD en
artikel 43,
eerste lid van het AMAR moet zorgvuldig worden onderzocht of binnen het eigen
krijgsmachtdeel maar ook bij een ander defensieonderdeel voor de betrokken
defensiemedewerker een mede in verband met zijn persoonlijkheid en
omstandigheden passende functie beschikbaar is. Vanuit de verantwoordelijkheid
als een goed werkgever zal het onderzoek zich niet beperken tot het gezagsbereik
van de Minister van Defensie maar zich ook uitstrekken naar elders bij de
overheid en in het bedrijfsleven. Dit SBK is het plan als bedoeld in artikel 43,
tweede lid, van het AMAR en artikel 116, vierde lid, van het BARD. Beperkingen
die het onmogelijk maken personeel snel te herplaatsen worden vermeden. Voor de
procedures voor herplaatsing is de Regeling Herplaatsing en Ontslag SBK van
toepassing.
3.6.2. Het proces.
Aanvang herplaatsingstermijn en pro-actieve fase.De herplaatsingstermijn van in beginsel ten hoogste 24 maanden vangt aan op de
datum dat de functie van een medewerker vervalt. In de praktijk is echter al
ruim van tevoren bekend wanneer een functie komt te vervallen. Zowel het bevoegd
gezag als de betrokkene dienen zich vervolgens in te spannen om toewijzing van
een andere passende functie mogelijk te maken. Personeel geplaatst op op te
heffen functies zal in beginsel niet aan een eventueel vastgestelde duur van de
functievervulling worden gehouden, tenzij het organisatiebelang dit dwingend
vergt. Vacante op te heffen functies worden in beginsel niet gevuld.
Aanwijzing als herplaatsingskandidaat.Indien toewijzing van een andere functie vóór de datum van het vervallen van de
functie niet mogelijk is gebleken, wordt de medewerker per die datum aangewezen
als herplaatsingskandidaat. Dit wordt hem of haar door de commandant of de
P&O-functionaris in een persoonlijk gesprek medegedeeld en vervolgens
schriftelijk bevestigd.
Interne herplaatsing en positie herplaatsingskandidaat.De herplaatsingstermijn bestaat uit twee delen. In het eerste deel, dat minimaal
2 tot maximaal 6 maanden duurt, onderzoeken de DHC’s de mogelijkheden tot
herplaatsing intern Defensie. Bij dat onderzoek wordt bezien of de
herplaatsingkandidaat op een datum gelegen binnen het totale tijdvak van de 24
maanden een concrete en identificeerbare functie binnen Defensie kan worden
toegewezen. Is dat het geval, dan wordt het besluit tot functietoewijzing van
die functie zo spoedig mogelijk genomen en aan de herplaatsingskandidaat
schriftelijk medegedeeld.
In het functietoewijzingsproces dingt de herplaatsingskandidaat op
gelijkwaardige wijze mee met mogelijke andere kandidaten; de betreffende functie
wordt aan de meest geschikte kandidaat toegewezen. Wel heeft de
herplaatsingskandidaat een voorkeurspositie ten opzichte van kandidaten,
afkomstig van buiten de sector Defensie. Met het oog op een goede roulatie in
het functietoewijzingsproces en het optimaliseren van de
herplaatsingsmogelijkheden zullen alle militaire functietoewijzingen gepaard
gaan met vaststelling van een maximumduur van de functievervulling, welke in
beginsel een periode van drie jaren niet zal overschrijden.
Passende werkzaamheden.Tot het moment van aanvaarding van de toegewezen functie worden zo mogelijk
passende werkzaamheden vervuld, waar mogelijk bij het toekomstige onderdeel. Ook
overigens kunnen aan de herplaatsingskandidaat gedurende het interne
herplaatsingsonderzoek andere passende werkzaamheden intern defensie, zo
mogelijk bij zijn oorspronkelijke onderdeel of plaats van tewerkstelling, worden
opgedragen. Het zal hierbij niet om een volledige functie kunnen gaan, met dien
verstande dat tijdelijke vervanging van een afwezige collega (wegens ziekte of
verlof) wel mogelijk is. Gedurende het herplaatsingsonderzoek is het mogelijk om
burger- of militair personeel in afwachting van definitieve herplaatsing
tijdelijk - met behoud van rechtspositie - te werk te stellen op een functie die
in principe bestemd is voor personeel van de andere personeelscategorie, d.w.z.
burgers op militaire en militairen op burgerfuncties.
Deze passende werkzaamheden kunnen worden opgedragen gedurende de periode dat
het interne herplaatsingsonderzoek wordt gehouden en worden beëindigd bij
aanvang van het externe herplaatsingsonderzoek.
Interne herplaatsing niet mogelijk.Indien binnen de termijn van 2 tot 6 maanden blijkt dat herplaatsing op een
concrete en identificeerbare functie intern Defensie (binnen de termijn van 24
maanden) naar verwachting niet mogelijk zal zijn, wordt dit schriftelijk aan de
herplaatsingskandidaat medegedeeld.
Betrokkene kan vervolgens verzoeken om een toetsing door de Decentrale
Toetsingscommissie Interne Herplaatsing. (DTIH). Deze commissies bestaan uit een
vertegenwoordiging van Defensie en een vertegenwoordiging van de centrales van
overheidspersoneel en toetsen of bij het interne herplaatsingsonderzoek de
nodige zorgvuldigheid in acht is genomen. De DTIH adviseert binnen 1 maand aan
het bevoegd gezag; het advies wordt in afschrift aan de herplaatsingskandidaat
toegezonden. Wanneer het advies luidt dat niet de nodige zorgvuldigheid in acht
is genomen, kan door het bevoegd gezag worden besloten het intern Defensie
gerichte herplaatsingsonderzoek gedurende een bepaalde termijn, maar ten hoogste
6 maanden, voort te zetten. Wanneer in voorkomend geval blijkt dat de alsdan
resterende externe herplaatsingstermijn niet toereikend is om tot een
succesvolle externe herplaatsing te komen, kan door het bevoegd gezag in het
individuele geval tot de noodzakelijke verlenging van die termijn worden
besloten, tot ten hoogste 6 maanden.
Externe herplaatsingIndien het intern gerichte herplaatsingsonderzoek niet succesvol is gebleken
worden de inspanningen vervolgens uitsluitend gericht op herplaatsing buiten
Defensie. Het dossier van de herplaatsingskandidaat wordt dan overgedragen aan
Kansrijk. Dit wordt hem of haar door de commandant of de P&O-functionaris in een
persoonlijk gesprek medegedeeld en vervolgens schriftelijk bevestigd. Kansrijk
spant zich gedurende het restant van de herplaatsingstermijn in om de kandidaat
naar een functie buiten Defensie te bemiddelen. Zie voor een meer uitgebreide
beschrijving van dit proces Hoofdstuk V.
Extern herplaatsingsonderzoek op verzoek herplaatsingskandidaat.
De herplaatsingskandidaat kan ook zelf verzoeken om het interne
herplaatsingsonderzoek vroegtijdig te beëindigen; dan volgt overdracht van het
dossier aan Kansrijk en worden de inspanningen vervolgens uitsluitend op externe
herplaatsing gericht.
3.7. Ontslag indien herplaatsing niet mogelijk is.
Indien herplaatsing intern of extern niet mogelijk is gebleken, wordt ontslag in
verband met overtolligheid verleend op grond van
artikel 116, tweede lid, BARD
of artikel 39, tweede lid, onder d, AMAR. Hierbij geldt de reguliere
opzegtermijn van 3 maanden. Daarom moet uiterlijk 21 maanden na aanvang van de
herplaatsingstermijn het ontslagbesluit worden genomen. Het externe
herplaatsingsonderzoek loopt tijdens deze opzegtermijn door en eindigt na afloop
van de opzegtermijn na in totaal 24 maanden na aanvang van de
herplaatsingstermijn.
3.8. Herplaatsing en ziekte.
Indien de herplaatsingskandidaat ziek wordt, schort dat de maximale
herplaatsingstermijn van 24 maanden in beginsel niet op. Indien de ziekte een
passende herplaatsing in de weg staat wordt per geval het noodzakelijke
reïntegratie- en ontslagtraject bezien.
3.9. Militairen aangesteld voor bepaalde tijd (BBT’ers).
Voor BBT´ers is het nog resterende deel van de aanstellingsduur op het moment
van het vervallen van de functie bepalend.
Wanneer het expiratiemoment van de aanstellingsduur van de BBT’er binnen 1 jaar
na het moment van het vervallen van de functie valt, wordt de aanstellingsduur
regulier voltooid.
Voor de resterende duur van de aanstelling na het vervallen van de functie
worden andere passende werkzaamheden opgedragen. Daarnaast gelden de voor
BBT’ers gebruikelijke per krijgsmachtdeel geregelde voorzieningen waar het gaat
om (de begeleiding bij) het verlaten van de werkelijke dienst. Het SBK is op
deze groep niet van toepassing omdat voor hen geen sprake zal zijn van
overtolligheidsontslag maar van het reguliere ontslag ter zake van het
beëindigen van de tijd waarvoor de aanstelling is geschied (art. 39, tweede lid,
onder b van het AMAR). In voorkomend geval kan, met instemming van betrokkene,
bekorting van de aanstelling plaatsvinden. Betrokkene behoudt dan aanspraak op
de premie als ware de aanstelling volledig voltooid.
Wanneer het expiratiemoment van de aanstellingsduur van de BBT’er 1 jaar of
later na het moment van het vervallen van de functie ligt is het SBK voor het
dan nog resterende deel van de aanstellingsduur, maar tot ten hoogste 24
kalendermaanden, van toepassing zoals dat ook voor militairen aangesteld voor
onbepaalde tijd en burgerpersoneel het geval is. Dit houdt in dat ook de in het
SBK beschreven herplaatsings-, opzeggings- en ontslagtermijnen van toepassing
zijn.
Bij interne herplaatsing beperkt zich deze herplaatsing tot de nog resterende
duur van de aanstelling voor bepaalde tijd.
De premie die wordt toegekend nadat de BBT’er zijn bij aanstelling en eventuele
verlenging opgelegde verplichting heeft volbracht zou formeel niet tot
uitbetaling komen in verband met het niet volbrengen van de aangegane
verplichting. In geval van overtolligheidsontslag is geen sprake van ontslag aan
eigen schuld of toedoen te wijten. Gelet daarop wordt de premie uitbetaald naar
evenredigheid van het volbrachte deel van de aanstellingsduur.
3.10. Herplaatsingskandidaten in het buitenland.
Een herplaatsingskandidaat die in het buitenland is geplaatst wordt als in het
buitenland geen passende functie kan worden gevonden, teruggeplaatst naar
Nederland en daar, indien mogelijk, herplaatst.
Een uitzondering geldt voor een herplaatsingskandidaat die zo langdurig in het
buitenland is geplaatst dat in feite de verwachting is ontstaan dat de rest van
de loopbaan aldaar zou worden doorgebracht. In overleg met het Sectoroverleg
Defensie zal worden vastgesteld welke categorieën personeel dit betreft.
Terugplaatsing naar Nederland kan achterwege blijven voor hen die tot een
dergelijke categorie behoren als zij na ontslag in het buitenland wensen te
blijven en:
- in aanmerking komen voor leeftijdsontslag (pensioen, (wachtgeld-) UKW- en
FPU-ontslag daaronder begrepen), of:
- worden ontslagen nadat men elders in het buitenland een nieuwe werkkring heeft
gevonden.
Indien toepassing van de vigerende rechtspositie in geval van een voortijdige
terugplaatsing leidt tot een relevant financieel nadeel voor betrokkene, gelet
op aantoonbaar gemaakte noodzakelijke kosten in verband met plaatsing in het
buitenland, zal het bevoegd gezag waar nodig een passende regeling treffen. De
rechtspositionele voorzieningen voor militair personeel op het vlak van
tijdelijke onderbrenging, reiskostenvergoedingen en verblijf van het gezin in
geval van schoolgaande kinderen zijn onverkort van toepassing. Deze
voorzieningen zullen analoog voor het in het buitenland geplaatste
burgerpersoneel worden toegepast.
3.11. Uitgezonden personeel in het kader van missies als bedoeld in de VVHO
Indien de reguliere functie van de militair komt te vervallen tijdens een
periode van uitzending voor een missie als bedoeld in de
VVHO en aan betrokkene
geen andere reguliere functie is c.q. kan worden toegewezen uiterlijk na 3
maanden na terugkeer van die betreffende uitzending, vangt de
herplaatsingstermijn voor die militair aan op de datum dat 3 maanden zijn
verstreken na terugkeer van de militair van de missie.
Hoofdstuk IV Interne herplaatsing - meer in detail
4.1. Algemeen.
Om de interne herplaatsing te vergemakkelijken kan gebruik worden gemaakt van
een aantal begeleidende instrumenten. Daarbij moet onderscheid worden gemaakt
naar algemene voor alle defensiemedewerkers toepasbare instrumenten en, gelet op
de verschillen in rechtspositie, instrumenten die hetzij voor burger- hetzij
voor militair personeel toepasbaar zijn.
4.2. Personeel zonder functie
Personeel aan wie in het reguliere plaatsingsproces geen functie is c.q. kan
worden toegewezen, wordt na 3 maanden aangemerkt als herplaatsingskandidaat. Dit
betreft defensiemedewerkers die na het einde van de duur van een
functievervulling niet binnen de termijn van 3 maanden in aanmerking zijn
genomen voor een andere functie. Ook kan het medewerkers betreffen voor wie na
het afronden van een opleiding binnen de termijn geen functie beschikbaar is.
Alsdan neemt de herplaatsingstermijn van 24 maanden een aanvang.
4.3. Positie vrouwelijk personeel.
Teneinde het ontstaan dan wel het vergroten van feitelijke ongelijkheden tegen
te gaan, zal bij het opdragen van passende werkzaamheden, in de zin van het
aanbieden van een passende functie, uitgangspunt zijn dat bij gelijke
geschiktheid voor een functie voorrang wordt gegeven aan een vrouwelijke
ambtenaar of militair.
4.4. Stimuleringspremie.
Ook als zodanig aangemerkte herplaatsingskandidaten worden gestimuleerd
vrijwillig uit te stromen om de herplaatsingsinspanning zo beheersbaar mogelijk
te houden. Wanneer een herplaatsingskandidaat zelf een baan zoekt en vindt
buiten Defensie en in dat verband tijdens de interne herplaatsingsperiode zelf
ontslag neemt heeft hij de volgende aanspraak op een stimuleringspremie.
- ontslagaanvraag na datum aanvang herplaatsingstermijn tot 4 maanden daarna: 6
bruto maandsalarissen;
- van 4 tot 6 maanden daarna: 4 bruto maandsalarissen;
De grondslag is het bruto salaris van betrokkene in de maand voorafgaand aan de
maand waarin ontslag wordt verleend. Het bedrag wordt uitgekeerd nadat het
ontslag is ingegaan. Over de premies vindt loonheffing plaats. Wanneer de
herplaatsingskandidaat extern wordt herplaatst door toedoen van Kansrijk, maakt
hij aanspraak op de bemiddelingspremie. Deze categorie komt niet in aanmerking
voor de stimuleringspremie.
Bijkomende voorwaarden. Aan de aanspraak op de stimuleringspremie zijn de
volgende voorwaarden worden verbonden:
- met uitkering van de premie wordt afgezien van alle overige aanspraken op
defensie, zoals bijvoorbeeld wachtgeld, loonsuppletie, terugkeermogelijkheid en
dergelijke. Hiertoe zal een verklaring worden getekend;
- de gebruikelijke opzegtermijnen blijven van toepassing. Als de
defensiemedewerker vraagt om een verkorte termijn, wordt dit gefaciliteerd tot
een ondergrens van 1 maand, tenzij zwaarwegende dienstbelangen zich hiertegen
verzetten;
- wanneer in de toekomst toch sprake is van een terugkeer bij Defensie bestaat
geen (al dan niet evenredige) terugbetalingsverplichting van de uitgekeerde
stimuleringspremie.
- een verstrekt voorschot op een bindingspremie zal niet worden teruggevorderd.
Een eventueel resterend deel van de bindingspremie zal niet worden uitbetaald.
4.5. Vervroegd ontslag met wachtgeld.
In het verlengde van het vorige punt is het ook mogelijk dat een
herplaatsingskandidaat een baan vindt buiten Defensie maar de voorkeur geeft aan
behoud van wachtgeldaanspraken boven de stimuleringspremie. Hieraan wordt
tegemoetkomen onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat de betrokken medewerker
direct aansluitend aan het ontslag een passende functie extern Defensie kan gaan
vervullen, waarvoor een marktconform salaris geldt. In het algemeen moet het een
voltijdsfunctie betreffen, tenzij betrokkene ook bij Defensie in deeltijd
werkte. Voor het overige gelden de bijkomende voorwaarden zoals genoemd in punt
4.4. over de stimuleringspremie, met uitzondering van de voorwaarde dat wordt
afgezien van de aanspraken op wachtgeld en loonsuppletie. De
herplaatsingskandidaat die overeenkomstig dit punt verzoekt om vervroegd ontslag
met wachtgeld komt in aanmerking voor de uitkering na uitplaatsing als
beschreven onder punt 5.6.
4.6. Schaalgarantie.
Er wordt naar gestreefd een burger herplaatsingskandidaat niet beneden zijn
niveau tewerk te stellen. Als herplaatsing in een functie op hetzelfde niveau
niet mogelijk is, kan aan de ambtenaar in een uitzonderlijk geval met
gebruikmaking van artikel 78 BARD tijdelijk de werkzaamheden verbonden aan een
functie waarvoor een lagere salarisschaal geldt, worden opgedragen indien
(bijvoorbeeld op basis van planningsgegevens) een functie overeenkomstig het
schaalniveau voorzienbaar is. De ambtenaar behoudt daarbij (bij voldoende
functioneren) het vooruitzicht op het maximum van de schaal die hij bekleedt.
Met gebruikmaking van het bestaande loopbaaninstrumentarium zal de betrokken
ambtenaar in zo’n geval bij voorrang in aanmerking worden gebracht voor een
beschikbare passende functie waaraan de schaal is verbonden volgens welke de
ambtenaar wordt bezoldigd. In zo’n geval is de ambtenaar verplicht de hem
aangeboden functie, voor zover deze passend is, zonder enig voorbehoud te
accepteren. De periode dat een burger herplaatsingskandidaat een functie kan
vervullen waarvoor een lagere salarisschaal geldt, bedraagt ten hoogste 3 jaar.
Indien uit het tijdens die periode doorlopende interne herplaatsingsonderzoek na
uiterlijk 18 maanden blijkt dat geen uitzicht bestaat op een concrete en
identificeerbare functie binnen die periode van 3 jaar, wordt hij ontheven van
zijn functie en overgedragen aan Kansrijk voor het externe
herplaatsingsonderzoek. Dit externe herplaatsingsonderzoek duurt ten hoogste 18
maanden.
4.7. Behoud van rang.
In verband met het evenwicht tussen functie- en personeelsbestand geldt in
beginsel dat aan de nieuwe functie ten minste de rang verbonden is die de
militair bekleedt. In dit verband wordt uitgegaan van de rangen zoals die
verbonden zijn aan functies in een vastgestelde formatie. Er wordt naar
gestreefd een militair niet op een functie waaraan een lagere rang verbonden is
te werk te stellen. Wanneer aan een militair echter in een uitzonderlijk geval
een functie wordt toegewezen waaraan een lagere rang is verbonden dan die hij
bekleedt, behoudt hij op basis van
artikel 30 AMAR zijn rang. Hij zal ook dan
bij voorrang in aanmerking worden gebracht voor een functie overeenkomstig zijn
rang.
Toewijzing van een functie waaraan een lagere rang is verbonden zal plaatsvinden
indien op termijn, op basis van planningsgegevens een functie waaraan tenminste
de rang is verbonden die de militair bekleedt voorzienbaar is en een functie op
het lagere niveau beschikbaar is.
Met toepassing van artikel 24 AMAR zal echter aan de duur van de vervulling van
een functie met een lagere rang - teneinde het bovengenoemde evenwicht niet te
verstoren - een maximumtermijn worden verbonden. Deze termijn wordt vastgesteld
op in beginsel 3 jaar; hierdoor wordt aangesloten bij de gebruikelijke termijn
van functievervulling.
Gedurende deze periode worden de interne herplaatsingsinspanningen voortgezet.
Indien uit het tijdens die periode doorlopende interne herplaatsingsinspanningen
na uiterlijk 18 maanden blijkt dat geen uitzicht bestaat op een concrete en
identificeerbare functie binnen die periode van 3 jaar, wordt hij ontheven van
zijn functie en overgedragen aan Kansrijk voor het externe
herplaatsingsonderzoek. Dit externe herplaatsingsonderzoek duurt ten hoogste 18
maanden.
4.8. Positie herplaatsingskandidaat bij vacature in andere personeelscategorie
Voor overtollig militair personeel wordt een voorkeursregeling gehanteerd voor
aanstelling als burgerambtenaar bij een vacature waarvoor geen geschikte
burgerambtenaar (in dienst van Defensie) kon worden gevonden; hierbij is door de
werking van de anticumulatiebepalingen van de militaire wachtgeldregeling het
niveau van de laatstgenoten bezoldiging voor de duur van de wachtgeldaanspraak
gewaarborgd. Door de decentrale herplaatsingscommissie wordt getoetst of er
burgerkandidaten zijn voor de vervulling van een functie, alvorens tot
aanstelling van een militair als burgerambtenaar op die functie wordt
overgegaan. Voor overtollig burgerpersoneel geldt overeenkomstig een
voorkeursregeling bij "horizontale instroom" als militair. Overbrenging naar de
andere personeelscategorie geschiedt echter alleen met instemming van
betrokkene.
4.9. Om- en bijscholing defensiepersoneel.
De herplaatsingskandidaat kan in de gelegenheid worden gesteld of desnoods
worden verplicht tot om- of bijscholing op kosten van Defensie. Deze scholing
zal gericht moeten zijn op het "passend maken" voor een bepaalde vacante of
vrijkomende functie intern Defensie en op het verwerven van kwalificaties
waaraan Defensie, gelet op de schaarste in de huidige organisatie, behoefte
heeft. De duur van een eventueel noodzakelijke dagopleiding mag de termijn voor
het herplaatsingsonderzoek van twee jaar in beginsel niet overschrijden. Tevens
geldt dat betrokkene na het voltooien van de opleiding nog gedurende 2x de duur
van de opleiding intern Defensie werkzaam moet blijven. Betrokkene kan in dit
verband zelf initiatieven nemen en een voorstel doen.
4.10. Financiële voorzieningen bij herplaatsing burgerpersoneel.
Op grond van het Verplaatsingskostenbesluit burgerlijke ambtenaren defensie
(VKBbad) heeft degene die in verband met een verplaatsing in opdracht is
verhuisd, aanspraak op een verhuiskostenvergoeding, bestaande uit
transportkosten, een tegemoetkoming voor eventuele dubbele woonlasten en een
tegemoetkoming voor "overige kosten". Om verplaatsingen in verband met
inkrimpingen te stimuleren zal de tegemoetkoming voor de "overige kosten" voor
degene die een eigen huishouding voert, worden gesteld op € 8.440 (gedeeltelijk
belastbaar). Indien belanghebbende geen eigen huishouding voert, zal in deze
situatie een tegemoetkoming van € 4.220 worden toegekend. Deze bedragen treden
in de plaats van de in het VKBbad bij de verhuiskosten geregelde aanspraak
op
tegemoetkoming in "overige kosten" en zijn ontleend aan de
functieverplaatsingstoelage. Deze bedragen worden jaarlijks bijgesteld.
Indien de functie van de ambtenaar in het kader van een
reorganisatie wordt verplaatst en hij die functie in opdracht van bevoegd gezag
dient te volgen dan wel verplicht naar een passende functie in een
andere plaats van tewerkstelling wordt verplaatst en hem geen verhuisplicht is
opgelegd, is artikel 14 van het VKBbad van overeenkomstige toepassing. Dit houdt
in dat indien de ambtenaar vanwege de afstand tussen de woning en de nieuwe
plaats van tewerkstelling naar het oordeel van het bevoegd gezag niet dagelijks
kan reizen, deze een tegemoetkoming ontvangt in de pensionkosten en de kosten
voor weekendreizen. Dit geldt voor de periode waarvoor aanspraak bestaat op een
verhuiskostenvergoeding zijnde maximaal twee jaar.
4.11. Financiële voorzieningen na verplaatsing militair personeel.
Voor militair personeel zullen de normale financiële voorzieningen conform het
VKBM na verplaatsing gelden.
Hoofdstuk V Externe herplaatsing - meer in detail
5.1. Kansrijk.
Indien herplaatsing intern Defensie niet mogelijk is, dient de
herplaatsingskandidaat zich te oriënteren op een functie buiten Defensie. Dit
traject vangt aan uiterlijk 6 maanden na het begin van de herplaatsingstermijn.
Dit moment kan eerder plaatsvinden omdat de herplaatsingskandidaat daarom
verzoekt of omdat eerder dan na 6 maanden blijkt dat interne herplaatsing niet
succesvol zal zijn. Bij de aanvang van het extern gerichte traject worden de
activiteiten gericht op interne herplaatsing beëindigd. Om de
herplaatsingskandidaat actief te ondersteunen en te begeleiden is een
projectorganisatie, genaamd Kansrijk, opgericht, die deel uitmaakt van de
Hoofddirectie Personeelsbeleid van de Centrale Organisatie. De bemiddeling vindt
in de praktijk plaats door een aantal gespecialiseerde externe
bemiddelingsorganisaties, die onder de regie van Kansrijk functioneren.
De herplaatsingskandidaat wordt gedurende het externe herplaatsingsonderzoek
administratief ingedeeld bij een Defensieonderdeel, dat zorg draagt voor de
normale administratieve procedures en afdoening van eventuele declaraties van
kosten gemaakt tijdens het herplaatsingstraject.
5.2. Begeleiding en activiteiten.
De herplaatsingskandidaat krijgt een vaste begeleider van één van de externe
bemiddelingsorganisaties. Deze begeleider brengt in overleg met de
herplaatsingskandidaat diens eigen arbeidsmarktpositie en de kansen op de
arbeidsmarkt in kaart. Indien nodig wordt aanvullende scholing of aanvullende
begeleiding (bijv. in de vorm van een assessment center of een
sollicitatietraining) georganiseerd. Deze activiteiten vinden plaats op kosten
van Defensie. De herplaatsingskandidaat zal frequent de mobiliteitscentra van de
externe bemiddelingsorganisaties moeten bezoeken om van daaruit activiteiten te
ontplooien, gericht op het zo snel mogelijk vinden van een andere functie. Het
externe bemiddelingstraject eindigt in beginsel 24 maanden na de aanvang van de
herplaatsingstermijn; uitzonderingen op deze hoofdregel zijn, zulks ter
beoordeling van het bevoegd gezag, mogelijk indien de externe bemiddeling zich
in een eindfase bevindt en er concreet zicht is op het aanvaarden van een
functie snel na de termijn van 24 maanden.
5.3. Opleidingen.
De herplaatsingskandidaat kan door tussenkomst van Kansrijk en in samenspraak
met de herplaatsingskandidaat worden aangewezen voor het volgen van een
beroepsgerichte cursus of opleiding mits de studie of opleiding duidelijk
uitzicht geeft op een betrekking buiten de Defensieorganisatie. De duur van de
opleiding mag de resterende termijn voor het herplaatsingsonderzoek in beginsel
niet overschrijden.
5.4. Ontslag en proeftijd in geval geslaagde externe bemiddeling.
Indien de herplaatsingskandidaat een functie buiten Defensie verwerft zal eerst
tot overtolligheidsontslag worden overgegaan indien de proeftijd (die op grond
van artikel 652 BW maximaal 2 maanden bedraagt) in de nieuwe functie is
verstreken. Voor de periode van de proeftijd zal buitengewoon verlof met behoud
van bezoldiging worden verleend, waarbij de in de nieuwe betrekking verworven
inkomsten in mindering op de bezoldiging worden gebracht. De ingangsdatum van
het ontslag wordt met inachtneming van het voorgaande vastgesteld. Indien binnen
de proeftijd de externe betrekking wordt verbroken wordt het ontslagbesluit
ingetrokken en worden de herplaatsingsinspanningen gedurende de dan nog
resterende herplaatsingstermijn voortgezet. Wanneer sprake is van een ontslag in
de nieuwe betrekking na afloop van de proeftijd maar binnen de oorspronkelijke
herplaatsingstermijn van 24 maanden, kan op aanvraag van betrokkene door het
bevoegd gezag in overleg met Kansrijk worden besloten het externe
herplaatsingsonderzoek te hervatten voor ten hoogste de duur van de resterende
periode van de herplaatsingstermijn. Voorwaarde is dat die dan nog resterende
termijn ten minste 3 maanden bedraagt. Gedurende deze hervatting van het
onderzoek is geen sprake van hernieuwde aanstelling van betrokkene bij het
Ministerie van Defensie.
5.5. Verhuiskosten.
Aan de herplaatsingskandidaat die wordt herplaatst buiten het Ministerie van
Defensie, wordt een tegemoetkoming in de verhuiskosten verleend conform de
randvoorwaarden zoals gesteld in het VKBM of VKBbad. Voor zover de militair of
burgerambtenaar een tegemoetkoming in de verhuiskosten ontvangt van zijn nieuwe
werkgever, wordt deze in mindering gebracht op de tegemoetkoming van Defensie.
5.6. Uitkering na uitplaatsing.
Ter stimulering van het vinden van een functie buiten Defensie ontvangt iedere
herplaatsingskandidaat die met begeleiding van Kansrijk succesvol is herplaatst
een bemiddelingspremie, ter waarde van het bruto salaris over twee
kalendermaanden. De grondslag is de bruto bezoldiging respectievelijk het bruto
salaris van betrokkene in de maand voorafgaand aan de maand waarin ontslag wordt
verleend. Het bedrag wordt uitgekeerd nadat het ontslag als bedoeld in
artikel
116 BARD dan wel
39, tweede lid, onder d, AMAR is ingegaan. Over de premie vindt
loonheffing plaats.
5.7. Loonsuppletie.
De anticumulatiebepalingen in de wachtgeldregelingen garanderen de laatstgenoten
bezoldiging (in de zin van die regelingen) voor de duur van de
wachtgeldaanspraak. Dat wil zeggen, dat inkomsten uit arbeid of bedrijf welke
betrokkene na het ontslag gaat genieten, pas gekort worden voor zover die
inkomsten, vermeerderd met de wachtgelduitkering, de laatstgenoten bezoldiging
overschrijden. Indien na ontslag werk wordt aanvaard waaraan een lager salaris
is verbonden, wordt met andere woorden feitelijk tot het niveau van de
laatstgenoten bezoldiging aangevuld voor de duur van de termijn waarop de
betrokkene aanspraak heeft op wachtgeld. Deze termijn verschilt per individu en
is afhankelijk van de termijn dat men betaalde arbeid heeft verricht, de
leeftijd en de diensttijd. De Personeelsdienst kan daarover nadere informatie
verstrekken. Inkomsten uit arbeid of bedrijf die de betrokkene genoot vóórdat
het ontslag werd aangezegd of aangevraagd worden niet gekort. Indien na het
ontslag de inkomsten uit die bron hoger worden door een verhoogde activiteit
gebeurt dat wel.
Hoofdstuk VI Overtolligheidsontslag
6.1. Ontslagbesluit en opzegtermijn
De duur van de herplaatsingstermijn bedraagt in beginsel ten hoogste 24 maanden.
Aangezien een opzegtermijn van 3 maanden in acht wordt genomen, wordt na
ommekomst van 21 maanden na aanvang van de herplaatsingstermijn het
ontslagbesluit wegens overtolligheid genomen en tijdig aan de
herplaatsingskandidaat bekend gesteld. Het ontslag gaat dan in op de eerste dag
van de maand nadat de 24 maanden van de herplaatsingstermijn zijn verstreken.
Tijdens de opzegtermijn lopen de activiteiten van het extern gerichte
herplaatsingsonderzoek onverminderd door. De P&O-dienst van het onderdeel waar
betrokkene tot dat moment administratief was ingedeeld is verantwoordelijk voor
het op een zorgvuldige wijze beëindigen van de arbeidsrelatie met Defensie,
inbegrepen de noodzakelijke voorlichting en (administratieve) ondersteuning.
6.2. Wachtgeld
Bij ontslag wegens overtolligheid bestaat aanspraak op een uitkering tegen
wachtgeldcondities en op het niveau van 1 januari 1990. Voor de daartoe
strekkende bepalingen op basis van artikel 18 van het Besluit bovenwettelijke
uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Defensie, wordt verwezen naar het
MP-net en de DAVB-website.
6.2.1. Overgang wachtgeld – UKW.
Indien tussen de datum van het ontslag wegens overtolligheid en de datum van het
voor de militair geldende leeftijdsontslag, als hij in werkelijke dienst zou
zijn gebleven, een periode van ten hoogste 5 jaren ligt, eindigt het wachtgeld
op de datum van het vorengenoemd leeftijdsontslag en volgt aanspraak op een
UKW-uitkering. Indien betrokkene dit aanvraagt kan een voortzetting van het
wachtgeld hiervoor in de plaats treden. De grondslag voor de UKW wordt
gerelateerd aan de datum van de reguliere UKW-ontslagleeftijd. Indien betrokkene
dit aanvraagt kan een voortzetting van het wachtgeld hiervoor in de plaats
treden.
6.2.2. Verhuiskostenvergoeding in de wachtgeldperiode.
De gewezen defensiewerknemer met aanspraak op wachtgeld die tijdens de
wachtgeldperiode een andere functie verwerft en daarvoor moet verhuizen kan
aanspraak maken op een verhuiskostenvergoeding volgens de normen van de voor de
desbetreffende categorie geldende verplaatsingskostenregeling. Wanneer vanuit de
nieuwe werkgever ook een aanspraak op een verhuiskostenvergoeding bestaat wordt
het bedrag daarvan in mindering gebracht op aanspraak van Defensiezijde.
6.3. Ambtsjubileumgratificatie.
Indien wordt voldaan aan de referte-eis zoals opgenomen in
artikel 2a van de
Regeling gratificatie bij ambtsjubileum burgerlijke ambtenaren defensie
(Red. Lees hier Artikel 8 (Diensttijdgratificatie) van de
Inkomstenregeling burgerlijke ambtenaren
defensie) en artikel 32, vierde lid van de Inkomstenregeling militairen, bestaat aanspraak op
de proportionele ambtsjubileumgratificatie. De P&O-dienst van het onderdeel kan
daarover nadere informatie verschaffen.
6.4. Terugbetalingsverplichting en bindingspremie burgerpersoneel.
Personeel dat op grond van art. 116 BARD ontslag wordt verleend, wordt niet
gehouden aan een eventuele terugbetalingsverplichting i.v.m. een genoten
opleiding. De eventueel bestaande aanspraak op een bindingspremie blijft
gehandhaafd en wordt na het ontslag (als eerder een voorschot werd verstrekt:
voor het resterende deel) uitbetaald.
6.5. Dien-/terugbetalingsverplichting en bindingspremie militair personeel.
Personeel dat wegens overtolligheid wordt ontslagen wordt niet aan een
dienverplichting gehouden. Evenmin wordt terugbetaling van de kosten van de
initiële opleiding, van een om- of bijscholingsopleiding dan wel van betaalde
studiefaciliteiten gevraagd. De aanspraak op een bindingspremie blijft
gehandhaafd en wordt na het ontslag (als eerder een voorschot werd verstrekt:
voor het resterende deel) uitbetaald.
Hoofdstuk VII Slot
7.1. Overgangsbepaling.
Dit geactualiseerde SBK is met ingang van de datum van inwerkingtreding ook van
toepassing op diegenen die voor die datum reeds als herplaatsingskandidaat waren
aangewezen. Voor diegenen die gedurende een termijn van 6 maanden of langer als
herplaatsingskandidaat waren aangewezen geldt het volgende regime. De decentrale
toetsingscommisie interne herplaatsing als bedoeld in punt 3.6.2. adviseert
binnen een maand of er reëel uitzicht bestaat op toewijzing van een functie
intern Defensie. Is zulks niet het geval, dan draagt het bevoegd gezag
betrokkene over aan Kansrijk . Alsdan komt betrokkene in aanmerking voor externe
herplaatsing voor de resterende duur van de herplaatsingstermijn, doch met een
minimum van 6 maanden. In voorkomend individueel geval kan deze termijn van 6
maanden worden verlengd, voorzover dat noodzakelijk is om een aanvullende
scholing af te ronden, die noodzakelijk is om een externe herplaatsing succesvol
te realiseren.
7.2. Bezwaar en beroep.
De gebruikelijke bezwaar- en beroepsprocedure op grond van de Algemene wet
bestuursrecht (AWB) is ook in het kader van het SBK van toepassing. Dit betekent
dat de betrokkene in geval van een overtolligheidsontslag, maar ook in geval van
een besluit tot aanwijzing als herplaatsingskandidaat of herplaatsing in bezwaar
respectievelijk in beroep bij de administratieve rechter kan gaan. Het bezwaar
kan zich onder meer richten tegen de “passendheid” van de functie. Het bevoegd
gezag kan zich bij de heroverweging laten adviseren.
De overige met het oog op herplaatsing genomen besluiten, niet zijnde het
besluit tot aanwijzing als herplaatsingskandidaat, het ontslag- of
herplaatsingsbesluit, worden ingevolge vaste jurisprudentie van de Centrale Raad
van Beroep aangemerkt als voorbereidende deelbeslissingen en kunnen op zich geen
onderwerp zijn van de hiervoor genoemde bezwaar- en beroepsprocedure.
7.3. Inwerkingtreding en werkingsduur.
Dit geactualiseerde Sociaal beleidskader defensie (SBK) treedt in werking op 1
januari 2004 en geldt tot 1 januari 2013.
Bijlage bij Sociaal beleidskader Defensie
Begrippenlijst
a. ambtenaar
de ambtenaar, bedoeld in artikel 1 van het Burgerlijk ambtenarenreglement
defensie;
b. militair
de militair in werkelijke dienst, bedoeld in artikel 1, onder c ten 1°, van het
Algemeen militair ambtenarenreglement;
c. defensiemedewerker
de ambtenaar of militair;
d. functie
de inhoudelijke vormgeving van een formatieplaats door een samenstel van
werkzaamheden, zoals het bevoegd gezag die vaststelt bij het inrichten van een
organisatie-eenheid;
e. passende functie
een functie waarvan de werkzaamheden en diensten voor de capaciteiten en
ervaring van de defensiemedewerker zijn berekend, tenzij aanvaarding om redenen
van lichamelijke, geestelijke of sociale aard niet van betrokkene kan worden
gevergd;
f. defensieonderdeel
de Bestuursstaf, het Commando Zeestrijdkrachten, het Commando
Landstrijdkrachten, het Commando Luchtstrijdkrachten, het Commando Koninklijke
Marechaussee, de Defensie Materieel Organisatie en het Commando DienstenCentra;
g. AMAR
het Algemeen militair ambtenarenreglement;
h. BARD
het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie;
i. SBK
het Sociaal Beleidskader Defensie;
j. herplaatsingstermijn
de termijn waarbinnen het herplaatsingsonderzoek, bedoeld in het SBK, moet
plaatsvinden;
k. herplaatsingskandidaat
de defensiemedewerker die als zodanig is aangewezen omdat- zijn functie is vervallen, met ingang van de datum dat die functie is
vervallen;
- hij gebruik maakt van de remplaçantenregeling;
- hem na afloop van de duur van een functievervulling of na het afronden van een
opleiding in het reguliere plaatsingsproces binnen 3 maanden geen functie is
c.q. kan worden toegewezen;
l. herplaatsingsonderzoek
het onderzoek naar een passende functie intern Defensie (intern
herplaatsingsonderzoek) of daarbuiten (extern herplaatsingsonderzoek);
m. Kansrijk
de projectorganisatie, die de regie voert over het uitplaatsingsproces buiten
het Ministerie van Defensie en onder de verantwoordelijkheid valt van de
Hoofddirecterur Personeelsbeleid;
n. bemiddelingsorganisatie
een professionele externe organisatie waarmee door de Minister van Defensie een
contract is gesloten voor de bemiddeling van herplaatsingskandidaten buiten het
Ministerie van Defensie onder regie van Kansrijk;
o. maandsalaris
het bedrag dat met inachtneming van de bepalingen van het Inkomstenbesluit
militairen (IBM) dan wel het Bezoldigingsbesluit burgerlijke ambtenaren defensie
(BBAD) voor de militair onderscheidenlijk de burgerambtenaar is vastgesteld op
grond van artikel 5 van het IBM dan wel bijlage B van het BBAD;
p. knelpuntcategorie
een personeelsbestand waarbinnen, met het oog op de voorgenomen reorganisaties
annex reducties, met inachtneming van de voorgenomen werving en het verwachte
natuurlijk verloop:
- naar verwachting een zodanige mate van potentiële overtolligheid zal ontstaan
dat stimulering van de vrijwillige uitstroom gewenst is om
overtolligheidsontslagen te voorkomen;
- een onevenwichtige bestandsopbouw in termen van leeftijd zal ontstaan;
q. flex-uren
een urensaldo dat is ontstaan door gebruikmaking van tijdelijke verkorting van
de arbeidsduur met 2 uren per week (54e AMAR / 30db BARD) waarbij is gekozen
voor directe verroostering van deze uren, bijvoorbeeld in een week-, maand-, of
jaarvariant;
r. spaaruren
een urensaldo dat is ontstaan door gebruikmaking van tijdelijke verkorting van
de arbeidsduur met 2 uren per week (54e AMAR / 30db BARD) waarbij is gekozen
voor 8 spaaruren per maand in het kader van de ´spaarvariant´.