Artikel 1 Algemene bepalingen
Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:
a. burgerambtenaren:de op de voordracht van of de door of vanwege de Minister van Defensie aangestelde of op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht bij het Ministerie van Defensie in dienst genomen personen;
b. bevoegd gezag:
1°. de secretaris-generaal, voor zover het betreft de Bestuursstaf;
2°. de bevelhebber van het krijgsmachtdeel of de commandant van het wapen der Koninklijke Marechaussee, voor zover het betreft het desbetreffende krijgsmachtdeel of wapen;
3°. de directeur Defensie Materieel Organisatie, voor zover het betreft de Defensie Materieel Organisatie, met uitzondering van het deel ondergebracht bij de Bestuursstaf;
4°. de commandant Commando DienstenCentra, voor zover het betreft het Commando DienstenCentra.
Artikel 2 Aanwijzing als lid van de krijgsmacht
1. Het bevoegd gezag wijst burgerambtenaren aan die in bijzondere omstandigheden werkzaamheden verrichten die als een rechtstreekse deelname aan de
vijandelijkheden zijn te beschouwen.
2. Of sprake is van rechtstreekse deelname aan de vijandelijkheden dient te
worden beoordeeld aan de hand van de navolgende criteria
- de aard van de te verrichten werkzaamheden en
- de plaats waar deze werkzaamheden worden verricht, alsmede
- de vraag of de betrokken werkzaamheden ook na het uitbreken van vijandelijkheden dienen te worden voortgezet.
3. De aanwijzing als bedoeld in het eerste lid geschiedt bij beschikking, waarvan
afschrift wordt gezonden aan de betrokken burgerambtenaren, onder mededeling dat
zij onder de in het eerste lid genoemde omstandigheden de status van lid van de
krijgsmacht zullen genieten.
Artikel 3 Handhaving rechtspositie
De op grond van arbeidsovereenkomst of aanstelling voor de burgerambtenaren
geldende rechten en verplichtingen blijven ongewijzigd van kracht.
Artikel 4 Het dragen of bedienen van wapens
Uit de enkele aanwijzing op grond van artikel 2, eerste lid, vloeit niet de verplichting tot
het dragen of de bediening van wapens voort.
Artikel 5 Instructie
De betrokken burgerambtenaren worden door of vanwege het bevoegd gezag onderwezen in de bijzondere rechten en verplichtingen, voortvloeiende uit de status van lid
van de krijgsmacht.
Artikel 6 Legitimatiebewijs
1. Het bevoegd gezag draagt zorg voor de verstrekking van het legitimatiebewijs
waaruit het lidmaatschap van de krijgsmacht van de in artikel 2, eerste lid, bedoelde
burgerambtenaren blijkt.
2. De in artikel 2, eerste lid, bedoelde burgerambtenaren zijn verplicht om het in
het vorige lid bedoelde legitimatiebewijs in buitengewone omstandigheden bij zich te
dragen.
Artikel 7 Herkenbaarheid
1. Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat de in artikel 2, eerste lid, bedoelde burgerambtenaren in buitengewone omstandigheden als lid van de krijgsmacht
herkenbaar zijn.
2. De in artikel 2, eerste lid, bedoelde burgerambtenaren zijn verplicht om zich,
op daartoe door of vanwege het bevoegd gezag gegeven opdracht, in buitengewone
omstandigheden te gedragen naar hetgeen door of vanwege het bevoegd gezag is of
wordt gesteld ten aanzien van het gestelde in het eerste lid.
Artikel 7a Grondslag
Met ingang van 1 april 1994 berust deze regeling op de artikelen 70 en
78 van het
Burgerlijk ambtenarenreglement defensie.
Artikel 8
Deze regeling kan worden aangehaald als "Regeling inzake het lidmaatschap van de
krijgsmacht van burgerambtenaren".
Artikel 9
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juni 1988.