Regeling bedrijfsvakanties
Gelet op artikel 26 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (Stb. 1931, 248) en
artikel 25 van het Arbeidsovereenkomstenbesluit (Stb. 1931, 354)
Vastst./Wijz datum | Bron | Nummer | Wijz. t.a.v. | Inwerkingtr. datum |
26-11-91 | DAVB | 91.3415 | | 11-06-91 |
24-03-94 | DAVB | PAV2003/94008887 | Artt. 1 en 3, (nw) 6a | 01-04-94 |
24-05-06 | HDP | P/2006016331 | Art.1, 2 en 3 | 05-09-05 |
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:
a. "ambtenaar":
degene die wordt bedoeld in artikel 1 van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie
b. hoofd defensieonderdeel
1°. de Secretaris-Generaal, voor zover het betreft de Bestuursstaf;
2°. de Commandant Zeestrijdkrachten, de Commandant Landstrijdkrachten, de Commandant Luchtstrijdkrachten, de Commandant Koninklijke Marechaussee, voor het desbetreffende commando
3°. de directeur van de Defensie Materieel Organisatie, voor zover het betreft de Defensie Materieel Organisatie, met uitzondering van het deel ondergebracht in de Bestuursstaf;
4°. de commandant van het Commando DienstenCentra, voor zover het betreft het Commando DienstenCentra.
c. "bedrijfsvakantie" een periode van twee of meer aaneengesloten werkdagen waarin voor meerdere ambtenaren, werkzaam bij een dienstonderdeel, collectief vakantie is vastgesteld.
Artikel 2 Bevoegdheid tot vaststellen
1. Het hoofd defensieonderdeel kan bedrijfsvakanties vaststellen.
2. Het hoofd defensieonderdeel kan de in het vorige lid genoemde bevoegdheid overdragen aan andere functionarissen binnen zijn ressort.
Artikel 3
1. Vaststelling van een bedrijfsvakantie geschiedt in overleg en in overeenstemming met de dienstcommissie van het desbetreffende dienstonderdeel dan wel de
dienstcommissie van de desbetreffende dienstonderdelen.
2. Wanneer het overleg bedoeld in het vorige lid niet mogelijk is omdat er geen
dienstcommissie aanwezig is, moet het hoofd
defensieonderdeel ervoor zorg dragen dat het
betreffende burgerpersoneel op andere wijze wordt geraadpleegd en hun instemming
wordt verkregen.
3. Als het overleg, bedoeld in de vorige twee leden niet leidt tot de in die leden
genoemde vereiste instemming, is de procedure als neergelegd in artikel 153 van het
Burgerlijk ambtenarenreglement defensie van overeenkomstige toepassing.
4. Elk tijdvak waarin een bedrijfsvakantie wordt vastgesteld, wordt voor aanvang
van het kalenderjaar waarin die vakantie wordt vastgesteld aan betrokkenen bekend
gemaakt. Indien dat niet mogelijk is, moet de bekendmaking zo snel mogelijk plaatsvinden.
5. Wanneer een vastgestelde bedrijfsvakantie uit doelmatigheidsoverwegingen
bij algemene order schriftelijk bekend wordt gemaakt, wordt de vakantie geacht persoonlijk te zijn verleend aan ieder die het aangaat.
Artikel 4 Teveel verleende vakantie
De in enig kalenderjaar vastgestelde vakantie die, uitsluitend omdat de ambtenaar
reeds toestemming is verleend vakantie op te nemen, leidt tot overschrijding van de
aanspraak op vakantie van de ambtenaar in dat jaar, wordt niet in mindering gebracht
op de aanspraak op vakantie over het volgend kalenderjaar of de volgende kalenderjaren.
Artikel 5 Overgangsbepaling
Afspraken voor het jaar 1991 over vakantieverlof niet-op-verzoek, gebaseerd op de
ingetrokken circulaire van 4 maart 1987, nr. PB87/1557/1111, worden geacht te zijn
gebaseerd op deze regeling.
Artikel 6 Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van de datum van ondertekening en werkt
terug tot en met 11 juli 1991.
Artikel 6a Grondslag
Met ingang van 1 april 1994 berust deze regeling op artikel 36 van het Burgerlijk
ambtenarenreglement defensie.
Artikel 7 Citeertitel
Deze regeling kan worden aangehaald als de "Regeling bedrijfsvakanties".