Beleidsregels management-development burgerambtenaren Koninklijke Marine 1999
Onderwerp:
het bekendmaken van het beleid inzake management-development voor burgerambtenaren bij de Koninklijke Marine.
Juridische grondslag:
- Artikel 18, tweede lid, van het Burgerlijk ambtenarenreglement Defensie (BARD),
- de regelingen loopbaanbeleid burgerpersoneel Koninklijke Marine 1996,
- het memorandum management-developmentbeleid voor burgerpersoneel van defensie, de nota management-development burgerpersoneel Koninklijke Marine en
- artikel 7, eerste lid, van het Ondermandaatbesluit BDZ uitvoerende bevoegdheden BARD.
Artikel 1 Betekenis van enige uitdrukkingen
Voor de toepassing van deze beleidsregels wordt verstaan onder:
a. management-developmentbeleid (hierna te noemen MD-beleid):
een loopbaanbeleid gericht op het beschikbaar krijgen en houden van voldoende
potentieel van gekwalificeerde en getrainde medewerkers, teneinde uit dat
potentieel te kunnen putten voor vacante topmanagementfuncties (schaal 15 van
het Bezoldigingsbesluit burgerlijke ambtenaren defensie (BBAD) en hoger);
b. MD-programma:het gehele systeem van voorzieningen ten behoeve van het managementdevelopmentbeleid;
c. MD-functie:een als zodanig aangemerkte functie die is gewaardeerd met schaal 12 BBAD
of hoger, en die is opgenomen in het overzicht van MD functies, bedoeld in
artikel 3;
d. MD-opleiding:een opleiding om een MD-functionaris toe te rusten voor en toekomstige taken;
e. MD-functionaris:een burgerambtenaar die door de directeur personeel is opgenomen in het MD-programma;
f. KM-burgerambtenaar:een ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van het Burgerlijk ambtenarenreglement
defensie (BARD), die is tewerkgesteld bij de Koninklijke Marine;
g. directeur personeel:de directeur personeel Koninklijke Marine (1) ;
h. TABA:tot aanstelling bevoegde autoriteit, zijnde:
- de plaatsvervangend bevelhebber der zeestrijdkrachten;
- de directeur economische beheer Koninklijke Marine;
- de directeur materieel Koninklijke Marine;
- de directeur personeel Koninklijke Marine;
- de commandant der zeemacht in Nederland;
- de commandant van het Korps Mariniers;
- de algemeen directeur van het Marinebedrijf;
i. LBBKKM:Loopbaanbeleid burgerpersoneel Koninklijke Marine;
j CvA-BP:Commissie van advies burgerpersoneel Koninklijke Marine.
Artikel 2 Doel van de beleidsregels
Het MD-programma vormt een onderdeel van het LBBKM (2) . Het doel van de
beleidsregels is het geven van een nadere invulling aan het MD-beleid voor
burgerambtenaren van de Koninklijke Marine.
Artikel 3 Overzicht van MD-functies
1. Met uitzondering van zogenaamde eindfuncties en specialistische functies - aan
te geven door de directeur personeel - worden alle functies vanaf schaal 12 BBAD bij de
Koninklijke Marine geschikt geacht voor vervulling door een MD-functionaris.
2. De MD-functies worden - gegroepeerd naar functiegebied - opgenomen in een
door het hoofd van de afdeling personeelsmanagement van de directie personeel
Koninklijke Marine periodiek uit te geven geactualiseerd overzicht van MD-functies.
3. Aan het overzicht van MD-functies kunnen worden toegevoegd:
- functies bij de andere krijgsmachtdelen, het defensie Interservice commando of
de centrale organisatie van het Ministerie van Defensie;
- internationale functies;
- door de directeur personeel aan te wijzen militaire functies bij de Koninklijke
Marine die tijdelijk door burger MD-functionarissen kunnen worden vervuld.
4. Voor iedere MD-functie bij de Koninklijke Marine stelt de directeur personeel -
in overleg met de betrokken TABA - vast welke ervarings- en opleidingseisen aan de
vervulling van de onderhavige MD-functie worden gesteld.
Artikel 4 Tijdelijke vulling MD-functie
1. In het geval een MD-functie niet kan worden gevuld door een MD-functionaris,
wordt die functie in beginsel voor een periode van 3 tot 5 jaar toegewezen aan een niet
MD-functionaris.
2. Een niet MD-functionaris kan aan een plaatsing op een MD-functie geen rechten
in het kader van het MD-beleid ontlenen.
Artikel 5 Aanmelding potentiële MD-functionarissen
1. Alle KM-functionarissen die worden bezoldigd volgens de salarisschalen 11 tot
en met 14 van het BBAD kunnen in beschouwing worden genomen voor toelating tot het
MD-programma.
2. De TABA heeft de taak om potentieel te signaleren, alsmede de ontwikkeling van
dat potentieel te stimuleren. Daartoe maken de TABA’s periodiek, doch ten minste
eenmaal per jaar, een overzicht van potentiële MD-functionarissen binnen hun ressort.
3. Een voordracht door een TABA van een potentiële MD-functionaris ten behoeve
van toelating tot het MD-programma moet worden gemotiveerd door middel van:
- een aanmeldingsbrief;
- ten minste één beoordeling
- een door de TABA opgemaakte potentieelinschatting.
4. De overzichten van potentiële MD-functionarissen, eventueel aangevuld met een
in opdracht van het hoofd van de afdeling personeelsmanagement opgemaakte potentieel
inschatting door een extern bureau, worden door het hoofd van de afdeling
personeelsmanagement doorgezonden aan de CvA-BP (3).
Artikel 6 Toelating tot het MD-programma
1. De CvA-BP adviseert aan de hand van voordrachten van de respectievelijke
TABA’s, dan wel op grond van eigen voordrachten.
2. De directeur personeel beslist ten aanzien van KM-functionarissen in schaal 11,
12 en 13 BBAD inzake toelating tot het MD-programma niet dan nadat hij zich in deze
heeft laten adviseren door de CvA-BP.
3. De secretaris-generaal beslist ten aanzien van KM-functionarissen vanaf schaal
14 BBAD inzake toelating tot het MD-programma.
4. De beslissing wordt schriftelijk en met redenen omkleed medegedeeld aan de
voordragende TABA. Aan de betrokken functionaris wordt een afschrift van de beslissing
gezonden.
5. Van een toelating van een MD-functionaris tot het MD-programma wordt voorts
melding gemaakt aan de secretaris-generaal.
Artikel 7 Loopbaanplannen
Zo spoedig mogelijk nadat een functionaris is toegelaten tot het MD-programma wordt hij
door het hoofd van de afdeling personeelsmanagement uitgenodigd voor een
loopbaangesprek. In dat gesprek, waarvan een gespreksnotitie wordt gemaakt, komen
in ieder geval de volgende onderwerpen aan de orde:
- het uitgebrachte advies van de CvA-BP;
- het te volgen loopbaantraject;
- de te volgen MD-opleidingen;
- de belangstelling van de MD-functionaris voor bepaalde MD-functies en
MD-opleidingen.
Artikel 8 Functietoewijzing/ afstemming met bureau MD/DGP
1. De toewijzing van functies aan MD-functionarissen in de schalen 11, 12 en 13
BBAD geschiedt door de directeur personeel.
2. De toewijzing van functies vanaf schaal 14 BBAD geschiedt door de
secretaris-generaal.
- Indien de MD-functionaris is geplaatst op een functie bij de Koninklijke Marine
vindt het beheer plaats door de Koninklijke Marine waarbij nadere afstemming
van het loopbaantraject plaatsvindt met het bureau management-development
van het directoraat-generaal personeel.
- In de overige gevallen gaat de verantwoordelijkheid voor de loopbaan over naar
de secretaris-generaal.
Artikel 9 Condities
De tot het MD-programma toegelaten functionarissen onderwerpen zich aan het
plaatsingsbeleid van de directeur personeel. Dat betekent dat:
- zij met voorrang in aanmerking worden gebracht voor MD-functies;
- zij zich onthouden van het zelfstandig solliciteren naar andere functies binnen
de defensieorganisatie;
- een functietoewijzing altijd geschiedt voor een tevoren afgesproken termijn van
in principe drie tot vijf jaar;
- zij bereid moeten zijn van standplaats te veranderen.
- zij bereid moeten zijn MD-opleidingen te volgen.
Artikel 10 MD-opleidingen
1. De tot het MD-programma toegelaten functionarissen kunnen worden
aangewezen voor een van de volgende MD-opleidingen:
- de midden-managementopleiding (MMO), voor niveau S 11 BBAD;
- de Pietersbergconferentie (PBC), voor niveaus S 12 - S 13 BBAD;
- de leergang beleidsontwikkeling defensie (LBD), voor niveaus S 11 - S 13
BBAD.
- de hogere krijgskundige en algemene vorming (HKV), voor niveaus S 11 - S 13
BBAD.
2. Voorts bestaat de mogelijkheid dat een MD-functionaris wordt aangewezen voor
een (post-)doctorale of andere externe managementopleiding.
3. Het hoofd van de afdeling personeelsmanagement geeft nadere richtlijnen
omtrent de wijze van aanwijzing van deelnemers aan een MD-opleiding.
Artikel 11 Ontheffing uit het MD-programma
1. Ontheffing uit het MD-programma geschiedt ten aanzien van KM-functionarissen
in schaal 11, 12 en 13 BBAD door de directeur personeel:
- bij beëindiging van het dienstverband met het ministerie van defensie;
- op eigen verzoek van de MD-functionaris;
- op advies van de CvA-BP, indien de MD-functionaris naar het oordeel van die
commissie niet langer geschikt wordt geacht voor deelname aan het
MD-programma;
- indien niet langer aan de condities, genoemd in artikel 9, wordt voldaan.
2. De MD-functionaris en diens TABA worden schriftelijk geïnformeerd omtrent de
ontheffing uit het MD-programma.
3. Afhankelijk van de reden van ontheffing is hertoelating tot het MD-programma
mogelijk.
4. Ontheffing uit het MD-programma geschiedt ten aanzien van functionarissen
vanaf schaal 14 BBAD door de secretaris-generaal.
Artikel 12 Inwerkingtreding
Deze beleidsregels treden in werking met ingang van datum ondertekening van dit besluit.
Artikel 13 Citeertitel
Deze beleidsregels worden aangehaald als Beleidsregels management-development
burgerambtenaren Koninklijke Marine 1999.
Bijlage 1 (zie art. 5) Instellingsbeschikking commissie van advies burgerambtenaren koninklijke marine (CvA-BP)
Ministerie van Defensie
Directie Personeel Koninklijke marine nr. S.37324 onderwerp instelling Commissie van
Advies inzake management development van burgerpersoneel bij de Koninklijke marine
De bevelhebber der zeestrijdkrachten
Gelezen,
het door de Adviesraad Hoger Burgerpersoneel geaccordeerde memorandum MD-beleid
voor burgerpersoneel van Defensie en de door de Admiraliteitsraad geaccordeerde notitie
Management development burgerpersoneel KM;
Overwegende, dat de invoering van een systeem van management development ten
behoeve van het burgerpersoneel noopt tot de instelling van een adviescommissie,
waaraan taken in het kader van dat systeem kunnen worden opgedragen;
Besluit in te stellen:
De Commissie van Advies Burgerpersoneel Koninklijke marine
Artikel 1
Ingesteld wordt een Commissie van Advies Burgerpersoneel Koninklijke marine, hierna
te noemen CvA-BP.
Artikel 2
1. De commissie is als volgt samengesteld:
a. Voorzitter, tevens lid:
de Plaatsvervangend Directeur Personeel Koninklijke marine
b. Leden:
1°. Een vertegenwoordiger van de Plaatsvervangend Bevelhebber der
Zeestrijdkrachten
2°. Een vertegenwoordiger van de Directeur Economisch Beheer
Koninklijke marine
3°. Een vertegenwoordiger van de Directeur Materieel Koninklijke marine
4°. Een vertegenwoordiger van de Commandant der Zeemacht in
Nederland
2. De voorzitter van de CvA-BP kan ad hoc andere personen uitnodigen de
vergaderingen van de commissie bij te wonen.
3. Als secretaris van de commissie treedt op de Personeelsmanager Burgerpersoneel van de afdeling Personeelsmanagement.
Artikel 3
De CvA-BP heeft tot taak de Directeur Personeel KM schriftelijk te adviseren omtrent
toelating van burgerpersoneel van de KM tot het management developmentprogramma
van de Koninklijke marine.
Artikel 4
De CvA-BP heeft tevens tot taak het doen van aanbevelingen inzake functietoewijzing en
managementopleidingen van toegelatenen tot het management developmentprogramma.
Artikel 5
De CvA-BP brengt haar adviezen schriftelijk en met redenen omkleed uit en is daarbij
bevoegd de oordeelsvorming van allen te betrekken die zij wenst te raadplegen.
Artikel 6
Deze beschikking treedt in werking per 1 maart 1996.
Voetnoten:
1. De directeur personeel is ingevolge het ondermandaatbesluit BDZ ministeriële personele
bevoegdheden BARD terzake van KM-functionarissen in schaal 11, 12 en 13 BBAD
bevoegd tot:
- opname in een MD-programma;
- beëindigen van een MD-programma;
- loopbaanplanning van MD-functionarissen.
2. vervallen
3. De instellingsbeschikking van de CvA-BP is opgenomen in bijlage 1.