Sociaal Beleidskader Defensie 2012-2016
1. Inleiding
In de beleidsbrief van 8 april 2011 (hierna: de beleidsbrief) en
de startbrief van 1 augustus 2011 (hierna: de startbrief) is aangegeven dat Defensie
de komende jaren fors moet bezuinigen. Tegelijkertijd wil Defensie de komende jaren
inzetten op een gezonde personeelsopbouw. De interne plaatsingsmogelijkheden zullen
beperkter zijn en natuurlijk verloop zal dit maar deels opvangen.
“Activerend en sociaal”
Het streven is iedereen tijdens de komende reorganisatie een
gelijke behandeling en gelijke kansen te geven. Om dat te bereiken is met de centrales
van overheidspersoneel voor de periode 1 januari 2012 tot 1 januari 2016 ter
begeleiding van reorganisaties een aangepast Sociaal beleidskader Defensie 2012-2016 (SBK 2012)
overeengekomen. In dit SBK 2012 zijn de afspraken neergelegd over voorzieningen en
instrumenten om de personele gevolgen van reorganisaties op te vangen. Nog meer dan
in het verleden staat hierbij het uitgangspunt “van werk naar werk” voorop,
voortzetting van de arbeidsparticipatie is het streven. Daarom zal het gehele proces
vanuit dit uitgangspunt door de organisatie voortdurend en nauwlettend worden
geregisseerd en gemonitoord.
Het SBK 2012 richt zich niet alleen op de situatie waarin al
sprake is van overtolligheid. Het doel is ook overtolligheid zoveel mogelijk te voorkomen. Dit
kan onder meer door vrijwillig vertrek te stimuleren. Groepen personeel, waarvoor
overtolligheid dreigt, worden in een zo vroeg mogelijk stadium aangewezen als
knelpuntcategorie. Dit biedt hen de mogelijkheid vroegtijdig gefaciliteerd vrijwillig te
vertrekken en gedwongen overtolligheid (het aanwijzen van herplaatsingkandidaten) zoveel
mogelijk te voorkomen. In hoofdstuk 2 wordt hier nader op ingegaan.
Voor medewerkers die overtollig worden omdat hun functie
vervalt, geldt dat zij herplaatsingskandidaat worden. Zij zullen een intensief
herplaatsingtraject volgen waarbij eerst intern Defensie en vervolgens extern Defensie
wordt gezocht naar een passende functie. Daarbij zal een breed palet aan instrumenten
worden ingezet ter ondersteuning van de begeleiding van werk naar werk. De
begeleiding en bemiddeling naar werk buiten Defensie vindt plaats door een begeleidings- en bemiddelingsorganisatie (hierna afgekort BBO). De BBO is
onderdeel van het Ministerie van Defensie. Voor de feitelijke uitvoering van de bemiddeling
van herplaatsingkandidaten buiten Defensie maakt de BBO gebruik van
externe arbeidsbemiddelingsorganisaties. De instrumenten zullen worden
ingezet tijdens het, in hoofdstuk 4, beschreven herplaatsingstraject.
Voor medewerkers die Defensie, ondanks de
herplaatsingsinspanningen, toch gedwongen moeten verlaten zonder dat voor hen een andere baan is gevonden,
wordt een passend “vangnet” gehandhaafd. Om deze medewerkers te blijven
ondersteunen worden de bemiddelingsfaciliteiten gecontinueerd. Het betreft hier zowel
financiële voorzieningen als actieve ondersteuning door een BBO.
Tijdens de reorganisatieperiode zullen de werkzaamheden van de
centrales van overheidspersoneel toenemen, zowel waar het gaat om algemene en
individuele begeleiding als het toezien op de gang van zaken bij de
reorganisaties, zoals aangegeven in de Regeling overlegprocedure bij reorganisaties. Daarnaast
zullen zij ook de toepassing van het SBK 2012 optimaal moeten kunnen monitoren.
Met het oog hierop wordt door Defensie voor de duur van de reorganisatieperiode
tot 1 januari 2016 per centrale één extra “vrijgestelde”, conform de
Faciliteitenregeling CGOM in persoon of in geld, ter beschikking gesteld.
De
juridische grondslag van het SBK 2012-2016 wordt gevormd door
artikel 43, tweede
lid, van het AMAR en artikel 116, vierde lid, van het BARD. Het SBK 2012 is het
plan als bedoeld in deze artikelen. In overleg met de centrales van
overheidspersoneel wordt de borging in de rechtspositiebesluiten van de
randvoorwaardelijke kaders van de maatregelen en voorzieningen in het SBK 2012
op de volgende hoofdaspecten gerealiseerd:
- Stimuleringsmaatregelen
- Interne en externe herplaatsing;
- Begeleiding en bemiddeling;
- Ontslag.
2. Knelpuntcategorieën
Een knelpuntcategorie is een nauwkeurig gedefinieerde categorie
personeel waarbinnen naar verwachting een zodanige mate van potentiële overtolligheid
zal ontstaan dat stimulering van de vrijwillige uitstroom gewenst is om
overtolligheid zoveel mogelijk te voorkomen. Om overtolligheid zoveel mogelijk te voorkomen wordt
het vrijwillig vertrek van medewerkers die behoren tot een vastgestelde
knelpuntcategorie, gestimuleerd. Militairen, die behoren tot een vastgestelde knelpuntcategorie,
worden met het oog daarop ook niet gehouden aan een geldende minimum functieduur op
basis van artikel 17, vierde lid, van het AMAR.
Vaststellen van een knelpuntcategorie
De vaststelling (en sluiting) van knelpuntcategorieën geschiedt
op voordracht van het hoofd defensieonderdeel (HDO) door de minister van Defensie (of
namens de minister door de HDP) in overleg met de centrales van overheidspersoneel.
Bij de vaststelling wordt tevens bepaald wat het gewenste quotum is dat binnen de
vastgestelde knelpuntcategorie vrijwillig kan vertrekken. Voor de vaststelling van knelpuntcategorieën gelden de volgende
kaders:
- Op het moment van
vaststelling van de knelpuntcategorie overschrijdt het personeelsbestand met 10% of meer het per 1 januari 2016
gewenste personeelsbestand.
- Er wordt rekening
gehouden met de gevolgen voor de operationele inzetbaarheid.
- Een knelpuntcategorie
wordt scherp afgebakend in termen van rangen en schalen. Daarbij kan een indeling in (sub-) dienstgroepen, wapens,
dienstvakken, functiegroepen en functiecategorieën worden gemaakt.
Medewerkers die behoren tot een knelpuntcategorie worden door
het HDO schriftelijk op de hoogte gesteld over de aanwijzing van de knelpuntcategorie,
de procedure met betrekking tot de mogelijkheid tot vrijwillig vertrek en de in
dit kader beschikbare instrumenten. De vastgestelde knelpuntcategorieën worden ook
gepubliceerd op intranet.
Uitvoeringsprocedure
Met betrekking tot de mogelijkheid tot vrijwillig vertrek van
medewerkers die tot een knelpuntcategorie behoren en het gebruik van het
instrumentarium, geldt de volgende procedure:
- De medewerkers die
behoren tot een knelpuntcategorie kunnen binnen twaalf weken na de schriftelijke bekendstelling door het HDO via een verzoek
aan het HDO kenbaar maken dat zij vrijwillig willen vertrekken en gebruik
willen maken van het desbetreffende instrumentarium. De medewerkers die zich hebben
aangemeld krijgen een schriftelijke bevestiging.
- Indien het quotum van
gewenste uitstroom binnen de knelpuntcategorie niet is bereikt binnen de aanmeldingsperiode van twaalf weken beslist
het HDO positief op het verzoek.
- Zolang het quotum van
gewenste uitstroom binnen de knelpuntcategorie niet is bereikt, blijft de mogelijkheid voor aanmelding voor vrijwillig
vertrek met gebruik van het desbetreffende instrumentarium open staan. Het HDO
beslist in dat geval positief op het verzoek.
- Indien het aantal
verzoeken van medewerkers het gewenste quotum overschrijdt, zal op basis van de organisatiebehoefte en de geschiktheid van de
medewerker, in relatie met zijn positie op de arbeidsmarkt, de toewijzing per
individu worden bepaald. Bij deze bepaling wordt rekening gehouden met zowel de
belangen van de medewerker als die van Defensie. Met het oog op de belangen van
de medewerker, wordt primair gekeken naar zijn kansen op de arbeidsmarkt.
Daarbij worden de volgende aspecten in acht genomen:
a. het verloop van het
gevolgde loopbaanpad;
b. de uitkomst van functioneringsgesprekken en
beoordelingen;
c. de gevolgde opleidingen;
d. de uitkomst van
loopbaangesprekken;
e. uitzendervaring.
- Het HDO besluit binnen
acht weken na sluiting van de aanmeldingsperiode welke medewerkers gebruik kunnen maken van het instrumentarium. De
medewerkers worden daarover schriftelijk geïnformeerd.
- Op twee momenten in het
proces kan door de medewerker advies worden aangevraagd bij de centrale toetsingscommissie:
a. voorafgaande aan de besluitvorming over de toewijzing per
individu, als hiervoor beschreven, wanneer hij bedenkingen heeft over de zorgvuldigheid
in het afwegingsproces;
b. Indien het aantal verzoeken het gewenste quotum van de
betreffende knelpuntcategorie overschrijdt, en de medewerker geen positief
antwoord op het verzoek krijgt.
De instelling en procedures met betrekking tot de centrale
toetsingscommissie zijn beschreven in hoofdstuk 13.
Beschikbare voorzieningen
Als op het verzoek om vrijwillig te vertrekken positief is
beslist, kan de medewerker die behoort tot een knelpuntcategorie gebruik maken van één van de
volgende voorzieningen:
- de stimuleringspremie bij vrijwillig ontslag (zie voor
beschrijving hoofdstuk 8) of,
- het gegarandeerd maandelijks inkomen bij vrijwillig ontslag
(zie hoofdstuk 8) of
- de loonaanvulling bij vrijwillig ontslag (zie hoofdstuk 8) of;
- de voorzieningen in verband met zelfstandig ondernemerschap (zie
hoofdstuk
10).
Bij ontslag gelden tevens de voorzieningen zoals beschreven in hoofdstuk 12,
waaronder, voor burgermedewerkers, het omzetten van “opgebouwde” voorwaardelijke
pensioenaanspraken in onvoorwaardelijke pensioenaanspraken.
Status medewerkers knelpuntcategorie
Voor de medewerker die tot een knelpuntcategorie behoort en tot
aan zijn ontslag (op aanvraag) op zijn functie blijft, is er geen sprake van een
wijziging van zijn status. Indien een medewerker, die tot een knelpuntcategorie behoort, opteert
voor de voorzieningen die gelden voor een herplaatsingskandidaat geldt dat hij na te
zijn aangemerkt als herplaatsingskandidaat tot aan de datum van ontslag, de status
heeft van een externe herplaatsingkandidaat (zie hoofdstuk 6).
3. Remplaçanten
Om de herplaatsingsmogelijkheden te verruimen, kunnen
medewerkers vrijwillig plaats maken voor collega’s die met overtolligheid(sontslag) worden
bedreigd. Dit houdt in dat een medewerker (‘de remplaçant’), die niet behoort tot een
knelpuntcategorie en niet is aangewezen als herplaatsingskandidaat, in de gelegenheid wordt
gesteld om vrijwillig plaats te maken voor een andere medewerker die is of op korte
termijn wordt aangemerkt als interne herplaatsingskandidaat.
Voorwaarden voor remplaçeren
Remplaçeren is geen recht, maar een managementinstrument. De organisatie
bepaalt of remplaçeren mogelijk is. De voorwaarden voor aanwijzing tot
remplaçant zijn:
- de remplaçant die niet zelf met overtolligheid wordt bedreigd, maakt
vrijwillig plaats voor een collega die interne herplaatsingskandidaat is, of
binnenkort wordt;
- de functie van de remplaçant blijft bestaan;
- de herplaatsingskandidaat is geschikt, of binnen de voor hem geldende
herplaatsingsperiode geschikt te maken, om de vrijkomende functie te vervullen;
- de remplaçant heeft goede mogelijkheden in het kader van de overgang van
werk naar werk. Hierbij wordt niet alleen gedacht aan een andere “baan”, maar
ook aan eventueel zelfstandig ondernemerschap.
Aanmelding als remplaçant is uitsluitend mogelijk indien zijn functie ook (op
termijn) beschikbaar blijft voor de herplaatsingskandidaat. Bij de aanmelding is
daarom afstemming met het HDO van de (aspirant)remplaçant noodzakelijk. Het HDO
beslist of de als belangstellende geregistreerde medewerker als remplaçant kan
optreden.
Remplaçeren kan alleen ten behoeve van een interne herplaatsingskandidaat omdat
voor een externe herplaatsingskandidaat de inspanningen al zijn gericht op een
baan buiten Defensie. In een uitzonderlijke situatie kan hiervan worden
afgeweken indien de organisatie het wenselijk acht de externe
herplaatsingskandidaat toch te behouden. De remplaçant moet dan een concrete
baan buiten defensie hebben, zodat Defensie geen ‘dubbele’ uitstroominspanningen
(voor externe herplaatsingskandidaat en weer opnieuw voor remplaçant) hoeft te
plegen.
Uitvoeringsprocedure
Een medewerker kan zich door tussenkomst van het bevoegd gezag
laten registreren als belangstellende voor de remplaçantenregeling. Voorafgaande aan
de registratie vindt de toetsing plaats of voldaan wordt aan de voorwaarden om als
remplaçant te kunnen optreden. De registratie van de functie van de remplaçant wordt
centraal beheerd en wordt via een zogenaamde ‘remplaçanten-functiebank’
defensiebreed zichtbaar gemaakt. Wanneer men zich als remplaçant heeft laten registreren en het
HDO wijst een medewerker, die herplaatsingskandidaat is of op korte termijn
als zodanig wordt aangemerkt, aan om de functie van de remplaçant ‘over te nemen’,
dan wordt de remplaçant aangewezen als herplaatsingskandidaat en aangemeld
bij de BBO voor een extern herplaatsingstraject. Een intern onderzoek is dan niet
aan de orde omdat de remplaçant juist plaatsmaakt voor de herplaatsingskandidaat die
nog in de interne herplaatsingsperiode zit.
Beschikbare voorzieningen
Een medewerker die is aangewezen als remplaçant kan gebruik maken van één van
de volgende voorzieningen:
- de stimuleringspremie bij vrijwillig ontslag (hoofdstuk 8) of,
- het gegarandeerde maandelijks inkomen bij vrijwillig ontslag (zie
hoofdstuk 8) of
- de loonaanvulling bij vrijwillig ontslag (zie hoofdstuk 8) of;
- de voorzieningen in verband met zelfstandig ondernemerschap (zie hoofdstuk
10).
Wat betreft de duur van het externe herplaatsingstraject geldt de periode van
het gehele herplaatsingstraject waarop de medewerker aanspraak zou maken, indien
hij initieel als herplaatsingskandidaat zou zijn aangewezen. Wat betreft de duur
van het herplaatsingstraject wordt verwezen naar hoofdstuk 4. Bij ontslag gelden
tevens de voorzieningen zoals beschreven in hoofdstuk 12, waaronder, voor
burgermedewerkers, het omzetten van “opgebouwde” voorwaardelijke
pensioenaanspraken in onvoorwaardelijke pensioenaanspraken.
Status remplaçant
De medewerker heeft na de aanwijzing als remplaçant tot aan de
datum van ontslag de status van de externe herplaatsingkandidaat (zie hoofdstuk 6).
4. Herplaatsingstraject
Het SBK 2012 staat volledig in het teken van “van werk naar
werk”. Gelet op het bepaalde in
artikel 116,
tweede lid, van het BARD en
artikel 43,
eerste lid van het AMAR moet zorgvuldig worden onderzocht of binnen het eigen OPCO
(militair personeel) of defensieonderdeel (burgermedewerkers) en ook bij andere
OPCO’s/defensieonderdelen voor de betrokken medewerker een passende functie beschikbaar
is. Vanuit de verantwoordelijkheid van een goed werkgever zal het onderzoek
zich niet beperken tot het gezagsbereik van de Minister van Defensie maar zich ook
uitstrekken naar andere delen van de overheid en het bedrijfsleven.
Om invulling te geven aan dit uitgangspunt is er een eerste periode waarin het mogelijk is om intern Defensie
naar een andere geschikte functie te zoeken. Deze periode wordt gevolgd door een
“tussenperiode”, waarin zowel naar ander werk binnen als buiten Defensie wordt
gezocht. Daarna volgt een periode waarop de inspanningen volledig zijn gericht op het
vinden van werk buiten Defensie. Wat betreft de inspanningen naar een baan extern
Defensie zal eerst door Defensie zelf worden onderzocht of uitstroom via de
arrangementen met externe partners mogelijk is. Indien dat niet mogelijk is zal de
medewerker worden overdragen aan de binnen de BBO functionerende en door Defensie
geregisseerde externe bemiddelingorganisatie. Deze organisatie zal de medewerker
tijdens het externe herplaatsingstraject begeleiden bij het vinden naar een passende
functie buiten Defensie. De vormgeving van de bemiddelingsactiviteiten in deze externe
periode zal in overleg met de medewerker plaatsvinden en worden vastgelegd in het
Persoonlijk Uitstroomplan (PUP).
Duur en perioden herplaatsingstraject
Het totale herplaatsingtraject is afhankelijk van het aantal dienstjaren bij
Defensie en omvat in principe maximaal 18 maanden. Het traject bestaat uit drie
herplaatsingperioden.
Standaard herplaatsingtermijn |
periode |
eerste herplaatsingsperiode: intern |
tweede herplaatsingsperiode: intern / extern |
derde herplaatsingsperiode: extern |
duur | 3
maanden | 3
maanden | 6
tot 12 maanden |
De eerste herplaatsingsperiode van drie maanden wordt onder verantwoordelijkheid
van het eigen OPCO (militair) of het eigen defensieonderdeel (burgermedewerkers)
uitgevoerd. In deze periode zijn de activiteiten gericht op interne herplaatsing
binnen de defensieorganisatie. Om interne herplaatsing optimaal te faciliteren
zal hierbij niet alleen worden gekeken naar herplaatsing van “voltijd naar
voltijd”, maar zullen ook de mogelijkheden van herplaatsing van “voltijd naar
deeltijd” worden bezien.
Indien de medewerker in de eerste herplaatsingsperiode niet kan worden
herplaatst, vangt de tweede herplaatsingsperiode aan die drie maanden duurt. De
medewerker wordt overgedragen aan de BBO, die start met het zoeken naar werk
buiten Defensie. Onder verantwoordelijkheid en regie van de BBO wordt in deze
periode het onderzoek naar herplaatsing intern Defensie voortgezet.
Tijdens de derde herplaatsingsperiode zijn de activiteiten
volledig gericht op het vinden van een functie buiten Defensie. Deze periode duurt voor iedere
externe herplaatsingskandidaat minimaal 6 maanden. Werknemers die
langdurig bij één werkgever hebben gewerkt, hebben doorgaans meer moeite met het
vinden van een andere baan. Veelal is meer tijd nodig om in het kader van om-
her- en bijscholing de noodzakelijke activiteiten uit te voeren. Om ook deze ervaren
medewerkers zo goed mogelijk te begeleiden van werk naar werk wordt de externe
herplaatsingstermijn afhankelijk van het aantal dienstjaren verlengd tot maximaal 12
maanden. Voor elk volledig dienstjaar bij Defensie wordt het externe
herplaatsingstraject opgehoogd met een ½ maand. De maximale ophoging bedraagt derhalve 6 maanden.
Bijzondere verlenging herplaatsingstermijn
Het herplaatsingstraject kan in de navolgende bijzondere situaties worden
verlengd:
1. Indien de inspanningen in het kader van de bemiddeling naar werk meer tijd
in beslag nemen en er aantoonbaar uitzicht is op werk, dan heeft de BBO de
mogelijkheid het herplaatsingstraject te verlengen. De externe
herplaatsingkandidaat dient voor de mogelijke verlenging een verzoek in bij de
BBO. De BBO zal het verzoek toetsen op het aantoonbaar uitzicht op werk binnen
de benodigde verlengingstermijn van maximaal 6 maanden.
2. Indien door toedoen van Defensie de afspraken die zijn overeengekomen in
het vastgestelde Persoonlijk Uitstroom Plan (PUP, zie hoofdstuk 10) niet
(kunnen) worden nagekomen, kan de centrale toetsingscommissie (zie hoofdstuk 13)
op verzoek van de medewerker aan de BBO adviseren het herplaatsingtraject te
verlengen of opnieuw te laten aanvangen.
5. Interne herplaatsingskandidaten
Een burgermedewerker wordt aangemerkt als interne
herplaatsingskandidaat indien aan hem vóór de datum van het vervallen van zijn functie geen andere
functie kan worden toegewezen. Als datum voor aanwijzing als interne
herplaatsingskandidaat geldt de datum van het vervallen van zijn functie. Een militair wordt aangemerkt als herplaatsingskandidaat indien - hem in het reguliere functietoewijzingsproces binnen 3 maanden
na het vervallen van zijn functie geen functie is c.q. kan worden toegewezen; - hem na afloop van de duur van een functievervulling of na het
afronden van een opleiding in het reguliere functietoewijzingsproces binnen 3
maanden geen functie is c.q. kan worden toegewezen. Indien de reguliere functie van de militair komt te vervallen
tijdens een uitzending in het kader van vredes- of humanitaire operaties en aan betrokkene
geen andere reguliere functie is c.q. kan worden toegewezen binnen uiterlijk 3 maanden
na terugkeer van die betreffende uitzending, vangt de herplaatsingstermijn voor die
militair aan op de datum dat 3 maanden zijn verstreken na terugkeer van de militair van
de missie. (zie voor personeel, regulier geplaatst in het buitenland,
hoofdstuk 7
Bijzondere situaties en groepen). De aanwijzing als interne herplaatsingskandidaat wordt de
medewerker namens de COPCO of het HDO door de P&O-functionaris in een persoonlijk gesprek
medegedeeld en vervolgens schriftelijk bevestigd. De bezwaartermijn op basis
van de AWB vangt aan op de datum van het schriftelijk aanmerken als
herplaatsingskandidaat.
Onderzoek interne herplaatsing
Gedurende de periode dat wordt onderzocht of interne herplaatsing mogelijk
is, gelden de volgende bepalingen:
1. Na aanwijzing als interne herplaatsingskandidaat wordt de medewerker
geplaatst op de arbeidsplaats ‘interne herplaatsing’ en zal de medewerker door
de P&O-organisatie van het desbetreffende defensieonderdeel worden begeleid bij
het zoeken naar een passende functie binnen Defensie. Bij aanvang van het
interne herplaatsingstraject worden met de herplaatsingskandidaat afspraken
gemaakt over de inspanningen die in dat kader worden verricht.
2. Om invulling te kunnen geven aan een zorgvuldig intern onderzoek worden
vacatures bij Defensie (incl. nieuwe functies) centraal gepubliceerd via de
Defensievacaturebank. Van de herplaatsingskandidaat wordt verwacht dat hij
gedurende het interne herplaatsingsonderzoek actief gebruik maakt van deze
digitale vacaturebank.
3. In het interne functietoewijzingsproces voor burgermedewerkers geldt dat
horizontale kandidaten (met gelijke schaal) gaan voor verticale kandidaten (met
een lagere of in voorkomend geval hogere schaal). Wanneer sprake is van een
geschikte herplaatsingskandidaat en een eveneens geschikte
niet-herplaatsingskandidaat met een gelijke schaal, wordt de functie toegewezen
aan de herplaatsingkandidaat.
4. Een herplaatsingskandidaat heeft bij vacaturevervulling (bij gebleken
geschiktheid) altijd een voorkeurspositie ten opzichte van kandidaten die
afkomstig zijn van buiten de sector Defensie.
Eerder starten met extern herplaatsingstraject
De herplaatsingskandidaat kan verzoeken het interne
herplaatsingstraject te bekorten of over te slaan om eerder te kunnen starten met het externe
herplaatsingstraject. De totale maximumduur van het herplaatsingstraject wijzigt hierdoor
niet.
Beschikbare voorzieningen
In het kader van de interne herplaatsing kunnen de volgende voorzieningen
worden ingezet:
- sollicitatieverlof (zie hoofdstuk 9);
- tijdelijk neergeschut functioneren (zie hoofdstuk 9);
- huisvesting burgermedewerkers (zie hoofdstuk 9)*;
- voedingsvergoeding burgermedewerkers (zie hoofdstuk 9)*;
- tegemoetkoming verhuiskosten (zie hoofdstuk 9)*;
- verruiming tegemoetkoming in de kosten voor woon-werkverkeer bij opgelegde
verplaatsing (zie hoofdstuk 9)*.
(* punt 3 t/m 6 gelden ook voor functieverplaatsingen, waarbij
geen sprake is van een reorganisatie, maar van een verplaatsing van een onderdeel als gevolg van een
maatregel uit de beleids- of startbrief van 8 april onderscheidenlijk 1 augustus 2011 of van een individuele
opgelegde verplaatsing van een burgermedewerker.)
Indien een medewerker, die is aangewezen als interne herplaatsingskandidaat
een baan aanvaardt buiten Defensie en vrijwillig ontslag neemt, kan hij
bovendien onder voorwaarden gebruik maken van één van de volgende voorzieningen:
- de stimuleringspremie bij vrijwillig ontslag (zie hoofdstuk 8) of,
- het gegarandeerde maandelijks inkomen bij vrijwillig ontslag (zie
hoofdstuk 8) of
- de loonaanvulling bij vrijwillig ontslag (zie hoofdstuk 8) of;
- de voorzieningen in verband met zelfstandig ondernemerschap (zie
hoofdstuk 10); en aanvullend
- de tegemoetkoming verhuiskosten (zie hoofdstuk 10).
Bij ontslag gelden tevens de voorzieningen zoals beschreven in hoofdstuk 12,
waaronder, voor burgermedewerkers, het omzetten van “opgebouwde” voorwaardelijke
pensioenaanspraken in onvoorwaardelijke pensioenaanspraken.
Toetsing zorgvuldigheid intern herplaatsingsonderzoek
Op aanvraag van de medewerker kan de centrale toetsingscommissie
bezien of bij het interne herplaatsingsonderzoek de nodige zorgvuldigheid in acht
is genomen. Omdat het interne herplaatsingsonderzoek doorloopt tijdens de tweede
herplaatsingsperiode van drie maanden, ligt het moment waarop de medewerker bedoelde
aanvraag voor advies moet indienen in die tweede herplaatsingsperiode. Een en ander
is uitgewerkt in hoofdstuk 13.
Status interne herplaatsingskandidaat
De interne herplaatsingskandidaat behoudt gedurende het
herplaatsingstraject zijn ambtelijke status van militair of burgerambtenaar. Dit betekent
dat de aanstelling bij Defensie doorloopt en dat hij in het verlengde daarvan zijn
inkomsten behoudt (zie voor meer gedetailleerde beschrijving
bijlage 2).
Passende werkzaamheden
Gedurende de eerste herplaatsingperiode (maximaal 3 maanden)
kunnen passende werkzaamheden aan de medewerker worden opgedragen intern
defensie, zo mogelijk bij zijn oorspronkelijke onderdeel of plaats van
tewerkstelling. Het kan hierbij niet om een volledige functie gaan, met dien
verstande dat tijdelijke vervanging van een afwezige collega (wegens ziekte of
verlof) wel mogelijk is. Het vervullen van passende werkzaamheden mag de interne
herplaatsingsinspanningen niet belemmeren. Ook is het mogelijk om burger- of
militair personeel, uitsluitend in afwachting van definitieve interne
herplaatsing op een concrete en aanwijsbare functie, tijdelijk - met behoud van
rechtspositie - te werk te stellen op een functie die in principe bestemd is
voor personeel van de andere personeelscategorie, d.w.z. burgermedewerkers op
militaire functies en militairen op burgerfuncties.
6. Externe herplaatsingskandidaten
Indien de interne herplaatsingskandidaat niet binnen 3 maanden
(eerste periode) kan worden herplaatst, start de tweede herplaatsingsperiode en wordt
de medewerker overgedragen aan de BBO. Vanaf dat moment wordt de medewerker
aangemerkt als externe herplaatsingkandidaat. In deze periode van 3 maanden
wordt, onder de regie en verantwoordelijkheid van de BBO, zowel intern als extern
Defensie gezocht naar een functie. Na de tweede herplaatsingperiode van drie maanden,
begint de derde herplaatsingperiode. Vanaf dat moment richten alle activiteiten
en inspanningen zich exclusief op het zoeken naar een functie buiten Defensie.
Onderzoek externe herplaatsing
Gedurende de periode dat wordt gezocht naar een baan buiten de
defensieorganisatie gelden de volgende bepalingen:
- Na aanwijzing als externe herplaatsingskandidaat wordt de medewerker
geplaatst op de arbeidsplaats ‘externe herplaatsing’.
- Aan de medewerker kunnen in de tweede en derde herplaatsingsperiode geen
passende werkzaamheden worden opgedragen, zoals in de eerste
herplaatsingsperiode. De medewerker moet zich vanaf de tweede
herplaatsingsperiode volledig richten op de begeleidings- en
bemiddelingsactiviteiten.
- Na overdracht aan de BBO wordt betrokkene nog maximaal 3 maanden (tweede
herplaatsingsperiode) de gelegenheid geboden om intern een andere functie te
vinden, alvorens de inspanningen volledig zal worden gericht op werk buiten de
defensieorganisatie. Op verzoek van betrokkene kan dit desgewenst ook eerder
worden opgestart.
- Na ontvangst van het dossier zal de BBO binnen deze 3 maanden bezien of
uitstroom via arrangementen met externe partners mogelijk is.
- Als de medewerker tijdens deze 3 maanden niet via een arrangement extern
kan worden geplaatst, zal betrokkene door de BBO worden aangemeld bij de externe
bemiddelingsorganisatie (begin derde herplaatsingsperiode), die gedurende de in
hoofdstuk 4 genoemde termijn zorg draagt voor de feitelijke ondersteuning en
bemiddeling naar een functie buiten Defensie.
- In het begin van de tweede herplaatsingsperiode, maar uiterlijk één maand
na aanvang van die periode, worden met medewerker afspraken gemaakt, gericht op
de externe herplaatsing, die worden vastgelegd in een Persoonlijk Uitstroom Plan
(PUP, zie hoofdstuk 10)
Beschikbare voorzieningen
In het kader van de externe herplaatsing kunnen de volgende voorzieningen
worden ingezet:
- Arbeidsbemiddeling (zie hoofdstuk 10);
- Opleidingen (zie hoofdstuk 10);
- Verhuiskosten (zie hoofdstuk 10);
- Voorzieningen in verband met zelfstandig ondernemerschap (zie hoofdstuk
10).
Indien een medewerker, die is aangewezen als externe herplaatsingskandidaat
een baan aanvaardt buiten defensie en vrijwillig ontslag neemt, kan hij
bovendien onder voorwaarden gebruik maken van één van de volgende voorzieningen:
- de stimuleringspremie bij vrijwillig ontslag (zie hoofdstuk 8) of,
- het gegarandeerd maandelijks inkomen bij vrijwillig ontslag (zie hoofdstuk
8) of;
- de loonaanvulling bij vrijwillig ontslag (zie hoofdstuk 8).
Bij ontslag gelden tevens de voorzieningen zoals beschreven in hoofdstuk 12,
waaronder, voor burgermedewerkers, het omzetten van “opgebouwde” voorwaardelijke
pensioenaanspraken in onvoorwaardelijke pensioenaanspraken.
Status externe herplaatsingskandidaat
De externe herplaatsingskandidaat behoudt gedurende het
herplaatsingstraject zijn ambtelijke status van militair of burgerambtenaar. Dit betekent
dat de aanstelling bij Defensie doorloopt en dat hij in het verlengde daarvan zijn
inkomsten behoudt (zie voor gedetailleerde beschrijving
bijlage 2).
Medewerking aan herplaatsing
De herplaatsingskandidaat is tijdens alle herplaatsingsperiodes
verplicht zijn medewerking te verlenen aan de herplaatsingsinspanning. In het
geval van externe herplaatsingsinspanning moet de medewerker zich houden aan de
afspraken die in het PUP zijn gemaakt. Er wordt van betrokkene een actieve opstelling
verwacht, in die zin dat hij ook zelf actief naar mogelijkheden zoekt voor
herplaatsing. Het zonder verschoonbare redenen niet meewerken aan de
herplaatsingsinspanning kan leiden tot ontslag zonder aanspraak op een (aanvullende)
uitkeringsvoorziening.
Passende functie
Het begrip passende functie wordt zo ruim als binnen de
rechtspositionele kaders mogelijk is uitgelegd. Bij de beoordeling van de vraag of een
functie passend is, speelt de afweging tussen herplaatsing (voorkoming van werkloosheid) en de
mogelijkheid van overtolligheidsontslag (werkloosheid) een belangrijke rol. Een
functie is in beginsel passend wanneer de daaraan verbonden werkzaamheden op de
capaciteiten en ervaring van betrokkene zijn berekend, tenzij aanvaarding om redenen van
lichamelijke, geestelijke of sociale aard niet van betrokkene kan worden
gevergd. Factoren als (verandering in) de plaats van tewerkstelling, de reisafstand
woning/werk, de positie en "status" van een functie enz. zijn op zichzelf geen zelfstandige
redenen om te concluderen dat een functie niet passend is. In het individuele
geval zal telkens tot een zorgvuldige afweging van belangen worden gekomen.
Gevolg weigeren passende functie
Het weigeren van een aangeboden passende functie tijdens de
derde (externe) herplaatsingsperiode, kan leiden tot ontslag zonder aanspraak op
een (aanvullende) uitkeringsvoorziening.
Ontslag
Indien herplaatsing niet mogelijk is gebleken, wordt ontslag in
verband met overtolligheid verleend op grond van artikel 116, tweede lid,
BARD of artikel 39, tweede lid, onder d, AMAR. Het ontslag gaat in op de eerste dag van de
maand nadat de herplaatsingstermijn is verstreken. Hierbij geldt de reguliere
opzegtermijn van 3 maanden, zijnde de laatste 3 maanden van het
herplaatsingstraject. Tijdens de opzegtermijn lopen de activiteiten van het extern gerichte
herplaatsingsonderzoek onverminderd door. De BBO is verantwoordelijk voor het op een
zorgvuldige wijze beëindigen van de arbeidsrelatie met Defensie, inbegrepen de
noodzakelijke voorlichting aan de medewerker. De formele afhandeling
(ondertekening ontslagbrief) vindt plaats door het HDO. Bij ontslag wegens
overtolligheid gelden de voorzieningen zoals beschreven in hoofdstuk 11 en
12.
7. Bijzondere situaties en groepen
Herplaatsing en ziekte
Indien de herplaatsingskandidaat ziek wordt, schort dat de
maximale herplaatsingstermijn in beginsel niet op. De
herplaatsingstermijn loopt dus door. Indien de ziekte een passende herplaatsing in de weg staat wordt per
geval het noodzakelijke reïntegratie- en ontslagtraject bezien. Bij langdurige
arbeidsongeschiktheid wordt de herplaatsingskandidaat overgedragen aan het DienstenCentrum
Reïntegratie.
Positie BBT’er en burgermedewerker in tijdelijke dienst
Voor een militair die is aangesteld voor bepaalde tijd (BBT’er)
en de burgermedewerker die is aangesteld in tijdelijke dienst op grond van
artikel 7,
vijfde lid van het BARD (burgermedewerker in tijdelijke dienst) is het nog resterende
deel van de aanstellingsduur op het moment van het vervallen van de functie
bepalend voor zijn status in het kader van het SBK 2012.
Wanneer het expiratiemoment van de aanstellingsduur binnen 1
jaar na het moment van het vervallen van de functie valt, wordt de aanstellingsduur
regulier voltooid. Voor de resterende duur van de aanstelling na het vervallen van de
functie worden andere passende werkzaamheden opgedragen. Het SBK is op deze groep niet
van toepassing, omdat voor hen geen sprake zal zijn van overtolligheidsontslag
maar van het reguliere ontslag ter zake van het beëindigen van de tijd waarvoor de
aanstelling is geschied (voor de BBT’er conform
artikel 154b, eerste lid, van het AMAR en voor
de burgermedewerker in tijdelijke dienst conform
artikel 115, eerste lid, van het
BARD). Regulier ontslag betekent ook dat de reguliere voorzieningen behorende bij dat
ontslag (bijvoorbeeld begeleiding en bemiddeling door de BBO) van toepassing zijn en
blijven. In voorkomend geval kan, met instemming van betrokkene, bekorting van de
aanstelling plaatsvinden. De BBT’er behoudt in dat geval aanspraak op de premie als ware
de aanstelling volledig voltooid.
Wanneer het expiratiemoment van de aanstellingsduur van de
BBT´er en de burgermedewerker in tijdelijke dienst 1 jaar of later na het
moment van het vervallen van de functie ligt, is het SBK voor het dan nog resterende deel
van de aanstellingsduur, maar tot ten hoogste voor de maximale duur van de
herplaatsingstermijn van toepassing. Dit houdt in dat ook de in het SBK beschreven
herplaatsings-, opzeggingsen ontslagtermijnen van toepassing zijn. Bij interne herplaatsing
beperkt zich deze herplaatsing tot de nog resterende duur van de aanstelling voor
bepaalde tijd.
In geval van overtolligheidsontslag is geen sprake van ontslag
aan eigen schuld of toedoen te wijten. Gelet daarop wordt de premie van de BBT’er
uitbetaald naar evenredigheid van het volbrachte deel van de aanstellingsduur.
Militair in FPS fase 2 met negatief bevorderings- of
doorstroombesluit
Militairen in FPS fase 2 die een negatief bevorderingsbesluit
(soldaten -artikel 29a AMAR
en korporaals en overeenkomstige rangen –artikel 29b AMAR-) of een
negatief doorstroombesluit (onderofficieren en officieren –artikel 31
AMAR-) hebben gekregen of krijgen, hebben, wanneer voor hen een maximum looptijd in rang
geldt, concreet uitzicht op FPS-ontslag (artikel 39, tweede lid, onder i, van Het AMAR).
In deze situatie geldt een bemiddelingstraject. Net als in het SBK 2012, maar met een
andere opzet en met andere instrumenten en voorzieningen. Deze bemiddelingstrajecten kunnen
samenvallen.
Daarom is bepaald wanneer welk traject met welke voorzieningen van
toepassing is.
- De militair, met een negatief besluit, is nog niet aangemeld bij de EBD
voor externe bemiddeling (op grond van artikel 31a, van het AMAR, 1 jaar vóór de
datum van het beoogde FPS-ontslag): wanneer de functie van de militair vervalt
vóór deze aanmelding is het SBK 2012 van toepassing en niet het FPS-traject.
Daarbij geldt dat het herplaatsingsonderzoek zich beperkt tot externe
herplaatsing (2e en 3e herplaatsingsperiode, 9 maar maximaal 15 maanden);
- De militair, met een negatief besluit, die al is aangemeld bij de EBD voor
externe bemiddeling en waarvoor de bemiddelingsactiviteiten zijn begonnen:
wanneer de functie van de militair na deze aanmelding vervalt, blijft het
FPS-traject onverkort van toepassing en wordt niet omgeschakeld naar
toepassing van het SBK 2012.
In afwijking van het FPS-traject, waar de militair gedurende externe
bemiddelingsperiode zijn functionele werkzaamheden en diensten blijft uitvoeren,
zal dit bij het vervallen van zijn functie niet mogelijk zijn en zullen alle
activiteiten worden gericht op de externe bemiddeling. Gelet op het voorgaande
is de militair, hiervoor genoemd onder b, uitgesloten van de mogelijkheid zich
als remplaçant aan te melden. Evenmin zal hij gebruik kunnen maken van de
instrumenten en voorzieningen voor knelpuntcategorieën, wanneer hij daartoe
mocht behoren.
Herplaatsingskandidaten in het buitenland
- Een herplaatsingskandidaat die in het buitenland is geplaatst wordt als in
het buitenland geen passende functie kan worden gevonden, teruggeplaatst naar
Nederland en daar, indien mogelijk, herplaatst. Indien toepassing van de
vigerende rechtspositie in geval van een voortijdige terugplaatsing op grond van
redelijkheid en billijkheid leidt tot bezwaren voor betrokkene zal het bevoegd
gezag op individuele basis een passende regeling treffen.
- Een herplaatsingskandidaat die in het buitenland woont, kan met toepassing
van de gebruikelijke verhuisvoorzieningen terugkeren naar Nederland. Wanneer de
herplaatsingskandidaat op basis van vastgestelde sociale omstandigheden in het
buitenland blijft wonen, moet hij zich in dat buitenland op een vergelijkbare
wijze als de in Nederland wonende herplaatsingskandidaat inspannen om passende
werkzaamheden te vinden. In geval van werkloosheid rust op betrokkene de plicht
om een uitkering in verband met werkloosheid aan te vragen in het buitenland.
Voor de toepassing van voorzieningen in het SBK 2012 wordt meerdere malen
uitgegaan van het recht op een WW-uitkering. Voor toepassing van het SBK 2012 en
het BWW wordt met een WWuitkering gelijkgesteld een andere uitkering wegens
werkloosheid.
Positie medewerkers kort voor UKW, pensioen of andere
leeftijdsontslagregeling
Het aanmerken als herplaatsingskandidaat vindt niet plaats bij
een medewerker, die op peildatum 1 januari 2012 nog vier jaar of korter verwijderd is
van zijn reguliere ontslagdatum voor UKW, pensioen of een andere
leeftijdsontslagregeling. Deze medewerker wordt, bij het vervallen van zijn functie, in
beginsel een andere functie toegewezen of passende werkzaamheden opgedragen tot de datum van
zijn reguliere ontslag voor UKW, pensioen of een andere
leeftijdsontslagregeling. Deze medewerkers kunnen bijvoorbeeld worden ingezet bij tijdelijke projecten of
activiteiten binnen Defensie of daarbuiten indien Defensie daar een belang bij
heeft. Ook kan de medewerker een taak worden gegeven als coach of mentor. De BBO
zal in het functietoewijzingsproces de balans tussen deze categorie en de
categorie interne herplaatsingskandidaten monitoren. Een medewerker die op de
datum waarop hij als herplaatsingskandidaat zou worden aangemerkt, 24 maanden of
korter verwijderd is van zijn reguliere ontslagdatum voor UKW, pensioen of een
andere leeftijdsontslagregeling, wordt evenmin als herplaatsingskandidaat
aangemerkt. Ook hier geldt in beginsel dat een andere functie wordt toegewezen
of passende werkzaamheden worden opgedragen, zoals hiervoor beschreven, tot de
datum van zijn reguliere ontslag voor UKW, pensioen of een andere
leeftijdsontslagregeling. Indien geen passende werkzaamheden kunnen worden
opgedragen, kan in het uiterste geval buitengewoon verlof met behoud van
inkomsten worden verleend.
8. Voorzieningen bij ontslag op verzoek
Stimuleringspremie
De stimuleringspremie wordt toegekend aan medewerkers die behoren tot een
knelpuntcategorie en aan herplaatsingskandidaten (waaronder remplaçanten) die
een andere baan buiten Defensie aanvaarden en daartoe vrijwillig vertrekken. De
stimuleringspremie bestaat uit een vaste en een variabele component en bedraagt
maximaal €75.000 bruto. De vaste component is voor een medewerker behorende tot
een knelpuntcategorie 6 bruto maandsalarissen en voor een herplaatsingkandidaat
3 bruto maandsalarissen. De variabele component wordt gebaseerd op het bruto
maandsalaris maal de helft van de (resterende) duur van de herplaatsingtermijn.
De eventuele verlenging van de herplaatsingtermijn in verband met het vergroten
van de kans op een baan wordt niet meegenomen bij de bepaling van de hoogte van
de stimuleringspremie.
Stimuleringspremie | Vaste
component | Variabele
component |
medewerker in
knelpuntcategorie | 6
maandsalarissen | 50% X
herplaatsingduur (maximaal 18 maanden) X maandsalaris |
herplaatsingkandidaat | 3
maandsalarissen | 50% X
resterende herplaatsingduur X maandsalaris |
Tabel 1: Schematische weergave stimuleringspremie bij
vroegtijdig vrijwillig vertrek
Gelet op het voorgaande bedraagt de stimuleringspremie voor een
medewerker in een knelpuntcategorie (afhankelijk van de duur van de
herplaatsingtermijn waarop aanspraak zou bestaan) minimaal 12 en maximaal 15 maandsalarissen. De
stimuleringspremie voor een herplaatsingskandidaat bedraagt (afhankelijk van de
resterende duur van de herplaatsingtermijn waarop aanspraak zou bestaan) minimaal 3 en
maximaal 12 maandsalarissen. Als de medewerker voor de stimuleringspremie kiest, doet hij
afstand van alle overige aanspraken, zoals (bovenwettelijke) WW-uitkering en
loonaanvulling. Evenmin bestaat aanspraak op de minimum inkomensgarantie en andere
voorzieningen.
Gegarandeerd maandelijks inkomen
Een medewerker met tenminste 24 dienstjaren aaneengesloten, die
behoort tot een knelpuntcategorie, remplaçant of interne herplaatsingskandidaat
is, kan bij ontslag op aanvraag in aanmerking komen voor een gegarandeerd maandelijks
inkomen tot de pensioengerechtigde leeftijd van 30%, 35% of 37,5% van het
laatstgenoten bruto maandsalaris inclusief vakantieuitkering bij Defensie. Het
percentage is afhankelijk van de diensttijd:
- 24 tot 28 dienstjaren:
30%
- 28 tot 32 dienstjaren:
35%
- 32 dienstjaren en meer:
37,5%
Bij het vaststellen van de diensttijd wordt de tijd die een
militair na 1 januari 1990 is uitgezonden in het kader van vredes- of humanitaire operaties
dubbel geteld, met een maximum van 2 jaar extra.
Voor zover sprake is van het genoemde aantal minimum
dienstjaren, worden deze, als sprake is van een onderbreking van de diensttijd korter dan een
jaar, voor de toepassing van deze maatregel, als aaneengesloten beschouwd. De minimum inkomensgarantie wordt niet verlaagd met de inkomsten
uit een nieuwe betrekking. Ook niet als dit leidt tot een hoger inkomensniveau
(boven 100% van laatstgenoten defensiesalaris), zolang het totale inkomen niet
uitstijgt boven de vigerende norm volgens de Wet Openbaarmaking uit Publieke middelen
gefinancierde Topinkomens (WOPT-norm). Voor anticumulatie op basis van de WOPT-norm is het
niet relevant of het inkomen volgt uit werkzaamheden in de publieke of private
sector. Hiervoor kan de deelnemer worden verplicht na afloop van het kalenderjaar zijn
fiscale jaaropgave te overleggen aan de uitvoerende organisatie. De inkomensgarantie
wordt maandelijks uitgekeerd. In geval de medewerker terugkeert in een
arbeidsrelatie bij Defensie dan wel op andere, individuele en zelfstandige (niet als medewerker bij
een door Defensie gecontracteerd externe bedrijf) wijze werkzaamheden gaat
verrichten bij of voor Defensie wordt de uitkering met onmiddellijke ingang stop gezet.
De keuze (op aanvraag van de medewerker) voor dit gegarandeerd
maandelijks inkomen betekent dat afstand wordt gedaan van een andere
loonaanvullingsregeling en het recht op een uitkering op grond van de WW en bovenwettelijk WW van
Defensie. Tevens bestaat bij de keuze voor deze maatregel geen aanspraak op de
stimuleringspremie en andere voorzieningen. Bij de keuze voor deze maatregel vervallen
daarnaast (in voorkomend geval) de dien- en restitutieverplichting. Over dit gegarandeerd maandelijks inkomen vindt geen
pensioenopbouw plaats, maar het wordt wel geïndexeerd op basis van de salarismutaties van de
sector Defensie.
Loonaanvulling bij vrijwillig ontslag
De defensiemedewerker die herplaatsingskandidaat (waaronder ook
de remplaçant wordt begrepen) is of die behoort tot een knelpuntcategorie, en die op
zijn verzoek wordt ontslagen, heeft geen recht op een (bovenwettelijke)
WW-uitkering. Als hij aansluitend aan zijn ontslag passend nieuw werk buiten Defensie aanvaardt,
kan hij aanspraak maken op de loonaanvulling als bedoeld in het Besluit
bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Defensie (BWW Defensie). De
loonaanvulling bestaat uit het verschil tussen het dagloon van de nieuwe baan en het
(ongemaximeerde) dagloon dat bij Defensie genoten werd. De loonaanvulling wordt toegekend voor de duur van de
(bovenwettelijke) WW-uitkering waarop hij recht zou hebben als hij niet zelf om ontslag had
verzocht. Voor de defensiemedewerker bij wie op de ontslagdatum sprake is van een
diensttijd van minimaal 10 jaar, en bij wie de som van leeftijd + diensttijd
tenminste 65 jaar bedraagt, wordt de loonaanvulling tot de pensioengerechtigde leeftijd
toegekend. Bij het vaststellen van de diensttijd wordt de tijd die een militair na 1 januari
1990 is uitgezonden in het kader van vredes- of humanitaire operaties dubbel geteld met een
maximum van 2 jaar extra.
Indien de Defensiemedewerker bij zijn nieuwe werkgever wordt
ontslagen, stopt de loonaanvulling. Bij het aanvaarden van (weer) een nieuwe baan
herleeft het oorspronkelijke recht op de loonaanvulling zolang de
uitkeringsduur, zoals die was vastgesteld die bij het ontslag bij Defensie, nog niet is
verstreken.
9. Voorzieningen interne herplaatsing
Sollicitatieverlof
Aan de medewerker wordt door zijn commandant waar nodig
gedurende de periode waarin de inspanning zich richt op interne herplaatsing,
buitengewoon verlof met behoud van bezoldiging verleend voor solliciteren op grond van
artikel
86, aanhef en onder b van het AMAR respectievelijk
45 BARD. Aan deze verlofverlening is
geen maximum verbonden.
Tijdelijk neergeschut functioneren
In verband met het evenwicht tussen functie- en
personeelsbestand geldt in beginsel dat een medewerker niet geplaatst kan worden op een functie waaraan
een lagere rang of schaal is verbonden, dan de rang of schaal die de medewerker
heeft. Van dit beginsel kan uitsluitend tijdelijk worden afgeweken
indien voor een vacante of vrijkomende functie geen andere geschikte of geschikt te maken kandidaten,
op het juiste rangs- of schaalniveau, beschikbaar zijn, en er aan de betrokken
medewerker binnen de termijn van het neergeschut functioneren redelijkerwijs een concrete
functie, binnen de defensieorganisatie, op het eigen rang- of schaalniveau kan
worden toegewezen. De periode dat een medewerker een functie kan vervullen, waarvoor
een lagere rang of salarisschaal geldt, bedraagt ten hoogste 18 maanden. Indien uit
het tijdens die periode doorlopende interne herplaatsingsonderzoek blijkt dat geen
uitzicht bestaat op een concrete en identificeerbare functie intern Defensie, wordt de
medewerker ontheven van zijn functie en overgedragen aan de BBO voor het externe
herplaatsingsonderzoek. Dit externe herplaatsingsonderzoek duurt ten hoogste 12 maanden. Van het overdragen aan de BBO voor het externe
herplaatsingsonderzoek kan worden afgezien, wanneer de medewerker bij het bevoegd gezag een
aanvraag indient om de functie die hij op dat moment neergeschut bekleedt, te mogen
blijven bekleden. Met andere woorden, de medewerker wil bij Defensie blijven op de
lager ingeschaalde functie. Het bevoegd gezag kan hier alleen mee instemmen onder de
uitdrukkelijke voorwaarde dat er geen andere geschikte kandidaat op het juiste rangs- of
schaalniveau beschikbaar is. Wanneer het bevoegd gezag instemt, blijft de medewerker nog
15 maanden functioneren met behoud van zijn (oorspronkelijke) salaris en
andere rechtspositionele aanspraken. Na afloop van die periode van 15 maanden vindt
ontslag plaats en direct aansluitend aanstelling op het juiste rang-/schaalniveau met het
(nieuwe) salaris. De overige (oorspronkelijke) rechtspositionele aanspraken worden
niet aangepast.
Tijdelijk neergeschut functioneren is voor burgermedewerkers
mogelijk op grond van artikel 78 van het BARD,
waarbij tijdelijk de werkzaamheden
verbonden aan een functie, waarvoor een lagere salarisschaal geldt, worden opgedragen. Voor
militairen kan dit plaatsvinden op grond van
artikel 30 van het AMAR (behoud rang),
waarbij met toepassing van
artikel 24 van het AMAR de termijn van
neergeschut functioneren wordt gemaximeerd tot 18 maanden.
Huisvesting burgermedewerkers
Indien de functie van de burgermedewerker in het kader van een reorganisatie wordt verplaatst en hij die functie in opdracht van het bevoegd gezag
dient te volgen dan wel verplicht naar een passende functie in een andere plaats van
tewerkstelling wordt verplaatst en hem geen verhuisplicht is opgelegd, is
artikel 14,
vierde lid van het VKBbad van overeenkomstige toepassing. Dit houdt in dat indien de
burgermedewerker vanwege de afstand tussen de woning en de nieuwe plaats van
tewerkstelling naar het oordeel van het bevoegd gezag niet dagelijks kan reizen, deze van Rijkswege
kan worden gelegerd. Indien legering niet beschikbaar is, ontvangt de
burgermedewerker een tegemoetkoming in de pensionkosten. Voorts ontvangt de burgermedewerker een
tegemoetkoming in de kosten voor weekendreizen. Dit geldt voor de periode waarvoor
aanspraak bestaat op een verhuiskostenvergoeding zijnde maximaal twee jaar.
Voedingsvergoeding burgermedewerkers
Burgermedewerkers die van Rijkswege huisvesting genieten,
ontvangen gedurende maximaal twee jaar een voedingsvergoeding conform de
voedingsvergoeding voor militairen.
Tegemoetkoming verhuiskosten
Een medewerker van wie de standplaats wijzigt en als gevolg
daarvan verhuist, heeft indien wordt voldaan aan de voorwaarden, zoals gesteld in het
VKBbad (voor burgerpersoneel) of in het
VKBM (voor militairen), aanspraak op
een tegemoetkoming in de verhuiskosten. De tegemoetkoming in de verhuiskosten voor
zowel burgermedewerkers als militairen bestaat onder meer uit een
tegemoetkoming in de overige kosten. Voor de duur van de reorganisatieperiode is deze
tegemoetkoming in de overige kosten gesteld op een nominaal bedrag van €7750,- netto.
Verruiming tegemoetkoming in de kosten voor woon-werkverkeer bij
opgelegde verplaatsing
Op grond van het VKBbad heeft de burgerambtenaar die geen
opdracht heeft om te verhuizen, aanspraak op een tegemoetkoming in de kosten voor het
dagelijks reizen tussen de woning en de plaats van tewerkstelling, indien de te
reizen afstand meer dan 10 kilometer bedraagt. Het bedrag van de tegemoetkoming in de
kosten voor woonwerkverkeer wordt vastgesteld aan de hand van de tabellen in de bijlage 1
bij het VKRbad. In het kader van de komende reorganisaties worden de tabellen in
de bijlage 1 van het VKRbad uitgebreid tot maximaal 250 km (enkele reis) voor de
maximale duur van twee jaar voor elke burgerambtenaar die onder de komende
reorganisaties van standplaats verandert.
10. Voorzieningen externe herplaatsing
Arbeidsbemiddeling
In de tweede herplaatsingsperiode wordt, zoals beschreven in de inleiding bij
hoofdstuk 6, zowel intern als extern bekeken of herplaatsing mogelijk is.
Hiertoe is de medewerker aangemeld bij de BBO. Is herplaatsing in deze tweede
herplaatsingsperiode niet mogelijk gebleken, start na drie maanden de derde
herplaatsingperiode. Alle inspanningen en activiteiten richten zich vanaf dat
moment op externe herplaatsing. De BBO zorgt daarbij voor de feitelijke
ondersteuning en bemiddeling naar een passende functie buiten Defensie. Op basis
van een intakegesprek met de externe bemiddelingsorganisatie zullen afspraken
worden gemaakt over in te zetten bemiddelingsinstrumenten. Inzet van het
bemiddelingstraject is de plaatsing in een passende functie (zie hoofdstuk 6)
buiten Defensie. De kosten van dit bemiddelingstraject zijn volledig voor
rekening van Defensie. In de tweede herplaatsingsperiode is al een PUP opgemaakt
(zie hoofdstuk 6). Het intakegesprek kan leiden tot een aanvulling of wijziging
van het al opgemaakte PUP. De volgende zaken worden in ieder geval in het PUP
vastgelegd:
- het profiel van herplaatsingskandidaat;
- voorkeuren en aandachtspunten voor een andere functie (of starten eigen
onderneming);
- de in te zetten instrumenten, waaronder opleidingen;
- de activiteiten die door betrokken partijen worden uitgevoerd;
- de evaluatiemomenten waarbij de voortgang van de activiteiten worden
besproken;
- de einddatum van het herplaatsingstraject.
Het PUP is het uitgangspunt van het bij de BBO te volgen traject. Het
PUP-formulier wordt bij instemming ondertekend door de medewerker en BBO. Het
PUP wordt vastgesteld door of namens het OPCO of het HDO. De in het PUP
vastgestelde afspraken kunnen op zich leiden tot besluiten in de zin van de
Algemene wet bestuursrecht (AWB). Bijvoorbeeld het afwijzen van een afgesproken
opleiding. Dit betekent dat het de medewerker, ongeacht de overige waarborgen,
vrij staat om in geval van een besluit of het niet nemen van een besluit,
gebruik te maken van de reguliere bezwaar- en beroepsprocedures van de AWB.
Wanneer geen overeenstemming kan worden bereikt over de te maken afspraken of de
gemaakte afspraken niet worden of zijn nagekomen en de medewerker van mening is
dat geen gelijkwaardig alternatief is aangeboden, kan hij zich binnen een
periode van 4 weken wenden tot de centrale toetsingscommissie voor een mogelijke
oplossing. De instelling en procedures met betrekking tot de centrale
toetsingscommissie zijn beschreven in hoofdstuk 13.
Opleidingen
Opleidings- en bemiddelingsfaciliteiten kunnen daar waar nodig
ingezet worden. In beginsel mag de opleiding de maximale duur van het
herplaatsingtraject van 12 tot 18 maanden niet overschrijden. Opleidingen die noodzakelijk zijn
voor een duurzame herplaatsing (minimaal 6 maanden) worden ook vergoed indien een
deel van de opleiding gevolgd wordt nadat de Defensieorganisatie verlaten is. Wanneer de opleiding op verzoek van de medewerker is gericht op
het voortzetten van de loopbaan buiten Defensie binnen het functiegebied, waarin de
medewerker bij Defensie werkzaam is, en op een vergelijkbaar werkniveau, worden
de kosten voor de opleiding volledig vergoed. Wanneer de opleiding is gericht op
het voortzetten van de loopbaan buiten Defensie buiten het functiegebied, waarin
de medewerker bij Defensie werkzaam is, dan wordt voor de vergoeding van deze
opleiding een maximum van € 8.000,- gehanteerd. Indien externe herplaatsing
binnen het eigen vakgebied onmogelijk is en omscholing noodzakelijk is, vindt
volledige vergoeding van de kosten van de voor de herplaatsing noodzakelijke
omscholing plaats.
Verhuiskosten bij externe herplaatsing
Aan de herplaatsingskandidaat die wordt herplaatst buiten het
Ministerie van Defensie, wordt een tegemoetkoming in de verhuiskosten verleend conform
het SBK binnen de voorwaarden zoals gesteld in het VKBM of VKBbad. Voor zover de
militair of burgerambtenaar een tegemoetkoming in de verhuiskosten ontvangt
van zijn nieuwe werkgever, wordt deze in mindering gebracht op de tegemoetkoming
van Defensie.
Voorzieningen in verband met zelfstandig ondernemerschap
De nadruk van het SBK 2012 ligt op begeleiding van werk naar werk. Passend
werk kan ook werk als zelfstandig ondernemer zijn. Onderstaande instrumenten
bevorderen het opzetten van een eigen bedrijf en daarmee de arbeidsparticipatie.
Ter ondersteuning
- Betrokkene maakt met de
begeleider van de BBO individuele, op maat gesneden afspraken. De afspraken betreffen onder meer het tijdvak waarin
hij zich op het zelfstandig ondernemerschap oriënteert en de te volgen stappen,
zoals het opstellen van het ondernemersplan, beoordeling en goedkeuring daarvan
alsmede inschrijving bij de Kamer van Koophandel. De oriëntatie- en startperiode
bedraagt maximaal 26 weken. In dit tijdvak worden activiteiten voor het (op te
zetten) bedrijf gelijk gesteld met sollicitatie-activiteiten. In feite wordt betrokkene dan
toestemming verleend om tijdelijk niet beschikbaar te zijn voor de arbeidsmarkt.
- Betrokkene kan zich
aanmelden voor een door Defensie betaalde algemene oriëntatiedag voor ‘starters’.
- Betrokkene kan in
aanmerking komen voor gerichte cursussen tot maximaal € 8000,- in totaal.
- De medewerker kan verzoeken om zijn aanstelling met 3 maanden te
verlengen, zodat hij tijd heeft om zijn bedrijf op te zetten. Dit betekent dat
het feitelijke moment van ontslag met 3 maanden wordt uitgesteld. Tijdens die
3 maanden heeft hij buitengewoon verlof met behoud van inkomsten. In plaats
hiervan kan hij ook verzoeken om uitbetaling ineens van de 3 maandsalarissen.
Afkoop
- De medewerker die een
eigen bedrijf wil beginnen of zich in een maatschap wil inkopen, kan toekomstige BWW-rechten afkopen. De afkoopsom
bedraagt 30 % van de nominale waarde van het (resterende) recht op BWW zoals dat
voor betrokkene geldt op het moment van indiending van het verzoek om afkoop.
- Het afkoopbedrag kan in
één keer of periodiek worden uitbetaald.
- Met de afkoop ziet de
medewerker af van alle rechten en verplichtingen tegenover Defensie. Alle opgebouwde BWW-aanspraken vervallen, alsmede de
aanspraak op verdere pensioenopbouw. Er bestaat geen aanspraak meer op
arbeidsbemiddeling of andere begeleiding door Defensie. Als de medewerker na enige
tijd opnieuw in dienst treedt bij Defensie begint hij geheel opnieuw met de opbouw van
BWW-rechten.
11. Voorzieningen bij overtolligheidsontslag
Bovenwettelijke uitkering in verband met werkloosheid
Bij onvrijwillig ontslag maken medewerkers aanspraak op een WW-uitkering
aangevuld met een uitkering op basis van het
Besluit Bovenwettelijke
uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Defensie (BWW). Voor iedere
medewerker die een uitkering geniet geldt dat het WW-regime onverkort van
toepassing is. Dat betekent dat voor hen een sollicitatieplicht geldt. Zij
worden waar nodig ondersteund bij de bemiddeling naar ander werk. De
sollicitatieplicht en de deelname aan de bemiddeling zijn niet vrijblijvend.
Het bemiddelingstraject geldt voor alle medewerkers die aanspraak maken op een
uitkering. Hiermee wordt binnen de kaders die voorgeschreven worden door de WW
de betrokken medewerker intensief begeleid bij het vinden van andere arbeid. Dit
houdt onder meer in dat een constante begeleiding en sturing plaatsvindt door
een individueel toegewezen, persoonlijke arbeidsbemiddelaar. Andere arbeid is al
het werk dat voor het individu passend wordt geacht. Bij het aanvaarden van
lager betaalde arbeid kan er door de medewerker aanspraak worden gemaakt op
loonaanvulling. De begeleiding is niet vrijblijvend voor de medewerker en zijn
deelname en medewerking zijn afdwingbaar binnen het WW toetsingskader.
- Voor medewerkers van 50 jaar en ouder met een diensttijd van tenminste 10
jaar geldt op grond van het BWW een uitkeringsgarantie tot de dan geldende
pensioengerechtigde leeftijd. Met het vervallen van de eis dat de 10 jaar
diensttijd aaneengesloten moet zijn, wordt, tijdelijk voor de duur van deze
reorganisatie, afgeweken van het BWW. Voor het vaststellen van de diensttijd
wordt de tijd dat een militair na 1 januari 1990 is uitgezonden in het kader
van vredes- of humanitaire operaties dubbel geteld met een maximum van 2 jaar
extra.
- Voor medewerkers met een arbeidsverleden van tenminste 22 jaar wordt de
duur van de aansluitende BWW-uitkering verruimd met tweemaal de duur van het
wettelijk recht op WW. Daarmee komt voor deze medewerkers, die tijdens de
reorganisatieperiode met toepassing van het SBK 2012 worden ontslagen, de
totale duur van de BWW op driemaal de duur van het wettelijk recht op WW,
zoals deze luidt op 1 januari 2012. Deze verruiming van de uitkeringsduur telt
mee bij de bepaling van de uitkeringsduur bij herleving van de uitkering
indien betrokkene na het aanvaarden van werk weer werkloos wordt en recht
heeft op een WW-uitkering zoals bedoeld in artikel 10 van het BWW.
- Voor de medewerker met een diensttijd van 10 jaar die na ommekomst van de
voor hem in dit kader geldende verlengde duur van de BWW de leeftijd van 50
jaar of ouder zal hebben bereikt, wordt aanvullend een geïntensiveerd en
geclausuleerd bemiddelingstraject opgezet, met het oogmerk om een dreigende
terugval naar de bijstand te voorkomen. Indien bij het einde van de geldende
BWW uitkeringsduur voor deze medewerker aantoonbaar buiten zijn schuld of
toedoen geen arbeid beschikbaar is, wordt op individuele basis bepaald dat de
medewerker onder de uitkeringsgarantie tot de dan geldende pensioengerechtigde
leeftijd wordt gebracht zoals die thans op grond van de BWW geldt voor
medewerkers die op het moment van ontslag 50 jaar of ouder zijn met een
diensttijd van 10 jaar. Hierbij gelden de voorwaarden zoals beschreven in het
BWW met dien verstande dat ook in deze situatie de diensttijd van 10 jaar niet
aaneengesloten hoeft te zijn vervuld.
Loonaanvulling na overtolligheidsontslag
Om het aanvaarden van een nieuwe, lager betaalde, baan voor
ontslagen of met ontslag bedreigde medewerkers te stimuleren is er een
loonaanvullingsregeling als bedoeld in het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de
sector Defensie (BWW Defensie). Deze regeling voorziet in een uitkering die bestaat
uit het verschil tussen het dagloon van de nieuwe baan en het (ongemaximeerde) dagloon dat
bij Defensie genoten werd.
De loonaanvulling wordt toegekend voor de duur van de
(bovenwettelijke) WW-uitkering. Voor de defensiemedewerker bij wie op de ontslagdatum sprake is
van een diensttijd van minimaal 10 jaar, en bij wie de som van leeftijd + diensttijd
tenminste 65 jaar bedraagt, wordt de loonaanvulling tot de pensioengerechtigde leeftijd
toegekend. Bij het vaststellen van de diensttijd wordt de tijd die een militair na 1 januari
1990 is uitgezonden in het kader van vredes- of humanitaire operaties dubbel geteld met een
maximum van 2 jaar extra.
Op de loonaanvulling zijn de voorwaarden van de WW van
toepassing. De loonaanvulling wordt alleen toegekend als er sprake is van passende arbeid. Uit
de WW volgt dat ‘passende arbeid’ een dynamisch begrip is: het wordt ruimer
uitgelegd naarmate de werkloosheid langer duurt. Zo vergroot de gewezen medewerker
zijn kansen op de arbeidsmarkt.
Verhuiskostenvergoeding na werkhervatting
De gewezen medewerker met aanspraak op een BWW- uitkering, die
tijdens die uitkeringsperiode een andere functie verwerft en daarvoor moet
verhuizen, kan op basis van het SBK aanspraak maken op een verhuiskostenvergoeding
volgens de normen van het VKBm/VKBbad. Wanneer vanuit de nieuwe werkgever ook een
aanspraak op een verhuiskostenvergoeding bestaat wordt het bedrag daarvan in
mindering gebracht op aanspraak van Defensiezijde.
Compensatie inkomensafhankelijke bijdrage ZVW
Voor de militair die in de periode tot 2016 wordt ontslagen en
aanspraak maakt op een BWW-uitkering, geldt ten aanzien van ziektekosten dat het
verschil tussen de inkomensafhankelijke bijdrage voor UKW’ers (5,65%) en de
inkomensafhankelijke bijdrage voor WW-/BWW-gerechtigden voor de duur van zijn
BWW-uitkering wordt gecompenseerd.
12. Algemene voorzieningen (bij ontslag)
Loopbaanoriëntatie
Wanneer defensiemedewerkers zich willen oriënteren op een
betrekking buiten Defensie worden zij in de gelegenheid gesteld om een elektronisch
toegankelijke loopbaanscan te doen. Deze zal op het Defensie intranet ter beschikking worden
gesteld. Indien betrokkene zich n.a.v. de loopbaanscan verder wil verdiepen in
de diverse mogelijkheden moet hij zich hiervoor richten tot de loopbaanbegeleider of
P&O-functionaris. Deze oriëntatie is vrijblijvend.
Diensttijdgratificatie
Indien wordt voldaan aan de referte-eis zoals opgenomen in
artikel 9, tweede lid, van de Inkomstenregeling burgerlijke ambtenaren defensie en artikel 33,
vierde lid van de Inkomstenregeling militairen, bestaat voor zowel medewerkers,
die behoren tot een vastgestelde knelpuntcategorie, als voor remplaçanten en
herplaatsingskandidaten bij ontslag aanspraak op de proportionele diensttijdgratificatie. De
mogelijke aanspraak op een proportionele diensttijdgratificatie wordt niet verrekend
met het in voorkomend geval vaststellen van de hoogte van de stimuleringspremie.
Dien-/terugbetalingsverplichting en bindingspremie
Medewerkers, die behoren tot een vastgestelde knelpuntcategorie,
remplaçanten en herplaatsingsherplaatsingkandidaten worden bij ontslag niet
gehouden aan eventueel bestaande terugbetalingsverplichtingen, bijvoorbeeld i.v.m. een
genoten opleiding of ouderschapsverlof. De eventuele bestaande aanspraak op een
bindingspremie blijft gehandhaafd en wordt na het ontslag op basis van evenredigheid
uitbetaald. Militairen worden bovendien evenmin gehouden aan de eventueel geldende
dienverplichting.
Voorwaardelijke pensioenaanspraken burgermedewerkers
Het vertrek naar een werkgever die niet is aangesloten bij
Stichting Pensioenfonds ABP heeft voor burgerambtenaren negatieve gevolgen voor het
ouderdoms- en nabestaandenpensioen. Dit is het gevolg van het verlies van
voorwaardelijke aanspraken. Defensie zal de medewerker die behoort tot een knelpuntcategorie
of is aangemerkt als herplaatsingskandidaat en die vrijwillig vertrekt naar een
werkgever die niet is aangesloten bij Stichting Pensioenfonds ABP hierin tegemoetkomen
door een storting in ABP Extra Pensioen. Hetzelfde geldt voor de medewerker die na
overtolligheidsontslag vertrekt naar een werkgever die niet is aangesloten bij
Stichting Pensioenfonds ABP en voor de medewerker die aanspraak maakt op een WW-/BWW-uitkering.
De hoogte van deze storting wordt bepaald naar evenredigheid van de diensttijd
na 1 januari 2008. Hiermee wordt tegemoetgekomen aan het verlies van
voorwaardelijke inkoop van ouderdoms- en nabestaandenpensioen over perioden vóór 1 januari
2006. Voor deze maatregel komen burgermedewerkers in aanmerking die daarnaast
voldoen aan de voorwaarden van de voorwaardelijke inkoopregeling zoals die is
opgenomen in overgangsbepaling D bij artikel 7.5 van het
Pensioenreglement
Stichting Pensioenfonds ABP. Deze voorziening geldt alleen in geval van genoemd ontslag
tijdens de reorganisatieperiode.
13. Waarborgen
Centrale toetsingscommissie
Doel Met het instellen van een Centrale Toetsingscommissie (CTC) wordt een
extra waarborg gecreëerd voor zorgvuldige behandeling van medewerkers in het
kader van de toepassing van het SBK 2012 en worden bezwaar-en beroepsprocedures
voorkomen. Het instellen van een CTC bevordert eenvormige en zorgvuldige
besluitvorming, en borgt de rechten van betrokkene die door de reorganisatie
wordt geraakt. Samenstelling De CTC is paritair samengesteld en bestaat uit:
- een voorzitter;
- een lid namens de Centrales van Overheidspersoneel en
- een lid namens de Defensieorganisatie;
- een door Defensie aan te wijzen secretaris.
Omdat de CTC op meerdere momenten zijn oordeel kan afgeven, dient te zijn van
een meervoudige bezetting. Zo buigt een commissielid zich slechts eenmaal over
een zaak, en wordt het eventuele tweede oordeel in diezelfde zaak door een
onbevoordeeld commissielid afgegeven. De voorzitter en zijn plaatsvervanger(s)
worden op voordracht van Defensie besproken in het Sectoroverleg Defensie en na
overeenstemming door de Minister benoemd. De benoemingstermijn bedraagt vijf
jaar. De CTC oefent haar taken onafhankelijk en onpartijdig uit.
Taken CTC
Algemeen: De CTC wordt alleen ingeschakeld op aanvraag van de medewerker en
inschakeling van de CTC schort de herplaatsingstermijn niet op. Wanneer kan de
medewerker de CTC inschakelen voor advisering:
- In situatie knelpuntcategorieën (zie hoofdstuk 2):
- voorafgaande aan de
besluitvorming over de besluitvorming per individu over de aanvraag dat hij vrijwillig wil vertrekken met gebruikmaking van
het aangeboden instrumentarium, wanneer hij bedenkingen heeft over de
zorgvuldigheid in het afwegingsproces;
- indien het aantal verzoeken het gewenste quotum van de betreffende
knelpuntcategorie overschrijdt, en de medewerker geen positief antwoord op de
genoemde aanvraag krijgt.
- Bij overgang van interne naar externe herplaatsing (zie hoofdstuk 5): op
aanvraag van de medewerker om te bezien of tijdens het interne
herplaatsingonderzoek de nodige zorgvuldigheid in acht is genomen
- Tijdens extern herplaatsingonderzoek (zowel in tweede als derde
herplaatsingperiode);
- wanneer geen overeenstemming wordt bereikt over de in het PUP vast te leggen
afspraken en
- wanneer de medewerker vindt dat de PUP-afspraken niet zijn nagekomen en geen
gelijkwaardige oplossing is aangeboden.
Processen Ad a, voorafgaande aan besluitvorming: de medewerker dient binnen 1
week zijn bedenkingen over het voorgenomen besluit in bij het HDO. Hij verzoekt
om heroverweging en om inschakeling van de CTC. Het HDO dient de aanvraag binnen
1 week na ontvangst bij de CTC in, onder toevoeging van zijn schriftelijke
standpunt ter zake. Hierop beoordeelt de CTC de zienswijze van betrokkene en het
schriftelijke standpunt van het HDO. De CTC brengt betrokkene én het HDO binnen
4 weken schriftelijk op de hoogte van zijn advies. Het HDO houdt met dit advies
ernstig rekening als het zijn definitieve besluit neemt. Bij afwijking van het
advies van de CTC, moet het HDO deze afwijking motiveren.
Ad a, na negatief besluit op aanvraag: conform ad a, voorafgaande aan
besluitvorming, met dien verstande dat de aanvraag om inschakeling van de CTC
binnen een week na ontvangst van het negatieve antwoord op zijn aanvraag om
gebruik te maken van het instrumentarium voor knelpuntcategorieën, bij het HDO
moet worden ingediend.
Ad b, bij overgang van intern naar extern herplaatsingsonderzoek: de
medewerker dient uiterlijk 6 weken voor de datum waarop de de derde
herplaatsingsperiode aanvangt, een aanvraag in bij de BBO om de CTC in te
schakelen teneinde te bezien of tijdens het interne herplaatsingsonderzoek
gedurende de eerste en tweede herplaatsingsperiode de nodige zorgvuldigheid in
acht is genomen. De BBO dient de aanvraag binnen 1 week na ontvangst bij de CTC
in, onder toevoeging van zijn schriftelijke standpunt ter zake. Hierop
beoordeelt de CTC de zienswijze van betrokkene en het schriftelijke standpunt
van de BBO. De CTC brengt betrokkene én de BBO binnen 4 weken schriftelijk op de
hoogte van zijn advies. Wanneer de CTC van mening is dat niet de nodige
zorgvuldigheid in acht is genomen, kan zij adviseren de datum van de overgang
van de interne herplaatsingsinspanningen naar de (exclusief) externe
herplaatsingsinspanningen met een maand uit te stellen en de interne
herplaatsingsinspanningen tijdens deze maand extra voort te zetten. De BBO houdt
met dit advies rekening als het zijn definitieve besluit neemt. Bij afwijking
van het advies van de CTC, moet de BBO deze afwijking motiveren.
Ad c, tijdens extern herplaatsingsonderzoek: Wanneer geen overeenstemming
wordt bereikt over de te maken afspraken, die in het PUP moeten worden
vastgelegd, en wanneer afspraken in het PUP niet zijn nagekomen en de medewerker
van mening is dat geen gelijkwaardig alternatief is aangeboden, kan de
medewerker zich binnen drie weken door tussenkomst van de BBO wenden tot de CTC
voor een mogelijke oplossing. De CTC brengt uiterlijk vier weken na ontvangst
van de aanvraag schriftelijk advies uit aan zowel de medewerker als de BBO.
Bezwaar en beroep
De gebruikelijke bezwaar- en beroepsprocedure op grond van de
AWB is ook in het kader van het SBK 2012 van toepassing. Dit betekent dat de betrokkene
in geval van een overtolligheidsontslag, maar ook in geval van een besluit tot
aanwijzing als herplaatsingskandidaat of herplaatsing in bezwaar respectievelijk
in beroep bij de administratieve rechter kan gaan. Het bezwaar kan zich onder
meer richten tegen de “passendheid” van de functie. Het bevoegd gezag kan zich
bij de heroverweging laten adviseren.
14. Overgangsbeleid en werkingsduur
Overgangsbeleid
De (start)brief van 1 augustus 2011 over de start van de reorganisatie
Defensie aan de Tweede Kamer wordt aangemerkt als de startdatum voor de
uitvoering van de bezuinigingen op basis van de in hoofdstuk 1 van het SBK 2012
genoemde beleidsbrief. Met het feitelijk in gang zetten van de benodigde
reorganisaties in het kader van de herinrichting van de Defensieorganisatie en
de uitvoering van de numerus fixus is nog geen aanvang gemaakt. Dit is van
belang met het oog op het vaststellen van de datum van inwerkingtreding van dit
SBK 2012 en het bepalen van het “omslagmoment” van toepassing van het
SBK 2004.
1. Het SBK 2012 is met ingang van 1 januari 2012 van toepassing op:
- de reorganisaties, die zijn gerelateerd aan de beleids- of startbrief;
- de reorganisaties, waarvan het beleidsvoornemen dateert van na 31 december
2011;
2. Het SBK 2004 blijft van toepassing
- op de reorganisaties, die dateren van voor 1 januari 2012 en die niet zijn
gerelateerd aan de beleids- of startbrief;
- in individuele gevallen, waarin sprake is van concrete en aantoonbare
toezeggingen of afspraken, daterend van voor 1 januari 2012, over de toepassing
van het SBK 2004;
- voor zover een remplaçant de plaats inneemt van een collega die met
toepassing van het SBK 2004 is aangemerkt als (interne) herplaatsingskandidaat.
3. Medewerkers, die als gevolg van het niet toewijzen van een functie in het
functietoewijzingsproces, als herplaatsingskandidaat worden aangemerkt is het
SBK 2004 van toepassing, wanneer die datum van aanmerking ligt voor 1 januari
2012. Wanneer deze datum ligt na 31 december 2011, is het SBK 2012 van
toepassing;
4. Medewerkers, die op 1 januari 2012 neergeschut functioneren en waarbij de
maximale termijn van 18 maanden, zoals genoemd in punt 4.6. en 4.7 van het SBK
2004 zijn gepasseerd of die deze termijn na 31 december 2011 zullen passeren,
worden aangemeld bij de BBO voor externe herplaatsing. Hierbij wordt rekening
gehouden met de positie van medewerkers kort voor UKW, pensioen of andere
leeftijdsontslagregeling, zoals beschreven in hoofdstuk 7. Het externe onderzoek
bedraagt, conform het bepaalde in het SBK 2004, maximaal 18 maanden. Tevens moet
de mogelijkheid in acht worden genomen om af te zien van aanmelding voor het
externe herplaatsingsonderzoek, zoals beschreven in hoofdstuk 9. Het voorgaande
geldt niet voor medewerkers die neergeschut functioneren en de genoemde termijn
zijn gepasseerd op grond van concrete en aantoonbare afspraken.
Intrekking
De volgende regelingen worden ingetrokken:
- Het Sociaal Beleidskader, zoals vastgesteld bij brief van de
Staatssecretaris van Defensie van 18 december 2003, nr. P/2003008690, met
inachtneming van het hiervoor gestelde in de paragraaf “Overgangsbeleid” onder 2
tot en met 4;
- De Regeling Herplaatsing en ontslag SBK.
- De nota knelpuntcategorieën i.h.k.v. Sociaal Beleidskader
Defensie van 18 december 2003, nr. P/2003008781.
Inwerkingtreding en werkingsduur
Het Sociaal Beleidskader Defensie 2012-2016, afgekort SBK 2012,
treedt in werking met ingang van 1 januari 2012 en geldt tot 1 januari 2016.
Bijlage 1 Afkortingen- en begrippenlijst
a. AMARhet Algemeen militair ambtenarenreglement;
b. BARDhet Burgerlijk ambtenarenreglement Defensie
c. SBK 2012
Sociaal Beleidskader Defensie 2012 – 2016
d. SBK 2004
het Sociaal beleidskader Defensie, zoals vastgesteld bij brief van 18
december 2003, nr. P/2003006890
e. VKBM
het Verplaatsingskostenbesluit militairen
f. VKBbad
het Verplaatsingskostenbesluit burgerambtenaren Defensie
g. VKRbad
de Verplaatsingskostenregeling burgerambtenaren Defensie
h. PUP
Persoonlijk Uitstroomplan;
i. WW
de Werkloosheidswet
j. BWW
het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector
Defensie
k. ZVW
de Zorgverzekeringswet
l. UKW
de Uitkeringswet gewezen militairen
m. FPS
het Flexibel Personeelssysteem
n. beleidsbrief
de brief van de Minister van Defensie van 8 april 2011, nr. BS2011011591, aan
de Tweede Kamer over de bezuinigingen bij Defensie in de periode tot 1 januari
2016;
o. startbrief
de brief van de Minister van Defensie van 1 augustus 2011, over de start van
de reorganisaties bij Defensie naar aanleiding van de beleidsbrief;
p. reorganisatieperiode
de periode van 1 augustus 2011 tot 1 januari 2016;
q. militair
de militair in werkelijke dienst, als bedoeld in
artikel 1, eerste lid, onder
c ten 1e, van het AMAR;
r. burgermedewerker
degene, die bij het Ministerie van Defensie in vaste burgerlijke openbare dienst
is aangesteld en degene die bij het Ministerie van Defensie in tijdelijke
burgerlijke openbare dienst is aangesteld op grond van
artikel 7, tweede lid,
onder a, van het BARD;
s. medewerker
de militair en de burgermedewerker
t. C-OPCO
de commandant operationeel commando, als bedoeld in artikel 1,
eerste lid, onder h, van het AMAR;
u. HDO
het hoofd defensieonderdeel, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder i,
van het AMAR;
v. functie
de inhoudelijke vormgeving van een formatieplaats door een samenstel van
werkzaamheden, zoals het bevoegd gezag die vaststelt bij het inrichten van een
organisatie-eenheid;
w. herplaatsingskandidaat
1e.
de burgermedewerker die als zodanig is aangewezen omdat zijn functie is vervallen, met ingang van de datum dat die functie is vervallen,
of
2e.
de militair, die als zodanig is aangewezen, omdat
- hem, na het vervallen van zijn functie, in het reguliere
functietoewijzingsproces binnen 3 maanden geen functie is c.q. kan worden toegewezen, met
ingang van de datum 3 maanden na de datum van het vervallen van de functie;
- hem na afloop van de duur van een functievervulling of na het afronden van een
opleiding in het reguliere functietoewijzingsproces binnen 3 maanden geen
functie is c.q. kan worden toegewezen;
x. herplaatsingsonderzoek
het onderzoek naar een passende functie intern Defensie (intern
herplaatsingsonderzoek) of daarbuiten (extern herplaatsingsonderzoek);
y. remplaçant
de medewerker, die zijn functie beschikbaar stelt voor een andere medewerker,
die is of op korte termijn wordt aangemerkt als (interne)
herplaatsingskandidaat;
z. defensieonderdeel
de Bestuursstaf, het Commando Zeestrijdkrachten, het Commando
Landstrijdkrachten, het Commando Luchtstrijdkrachten, het Commando Koninklijke
Marechaussee, de Defensie Materieel Organisatie en het Commando DienstenCentra;
aa. BBO
de Bemiddelings- en begeleidingsorganisatie, onderdeel van het Ministerie van
Defensie. Voor de feitelijke uitvoering van de bemiddeling van
herplaatsingkandidaten buiten Defensie maakt de BBO gebruik van externe
arbeidsbemiddelingsorganisaties;
bb. maandsalaris
het bedrag dat met inachtneming van de bepalingen van het Inkomstenbesluit
militairen (IBM) dan wel het Bezoldigingsbesluit burgerlijke ambtenaren defensie
(BBAD) voor de militair onderscheidenlijk de burgerambtenaar is vastgesteld op
grond van artikel 5 van het IBM dan wel bijlage B van het BBAD;
cc. Bevoegd gezag
het tot ontslag bevoegde gezag op grond van artikel 38 van het AMAR en 112
van het BARD en de op basis van deze besluiten vastgestelde mandaatbesluiten;
dd. Overtolligheidsontslag
ontslag in verband met overtolligheid, als bedoeld in artikel
39, tweede lid, onder d, van het AMAR en artikel 116, eerste lid, van het BARD.
Bijlage 2 Andere punten in verband met behoud status tijdens herplaatsingstraject:
- Toelagen en
vergoedingen: met het vervallen van de
functie, vervalt ook de aanspraak op alle toelagen en vergoedingen, die onlosmakelijk waren
verbonden aan de uitoefening van die functie. In voorkomend geval zijn de hieraan
verbonden afbouwregelingen van toepassing.
NB: het voorgaande is niet van toepassing op medewerkers, die
behoren tot een knelpuntcategorie of die zijn aangemerkt als remplaçant. De functie van deze medewerkers
is immers (nog) niet vervallen.
- Flex
arbeidsduur: op grond van analoge
toepassing van artikel 54d en 54e van het AMAR of
artikel 30da en 30db van het BARD vervalt een toewijzing
flex arbeidsduur (verlenging of verkorting) bij het vervallen van de functie. Op
grond van artikel 54g van het AMAR en artikel 30dd van het BARD wordt bij ontslag een
nog bestaand tegoed aan spaaruren in het kader van de flex arbeidsduur in
geld vergoed.
NB: het voorgaande is niet van toepassing op medewerkers, die
behoren tot een knelpuntcategorie of die zijn aangemerkt als remplaçant. De functie van deze medewerkers
is immers (nog) niet vervallen.
- Ziektekostenverzekering: gedurende het
totale herplaatsingstraject tot aan het moment van een eventueel ontslag blijven militairen verzekerd
via de SZVK/Univé.
- Vakantieverlof:
Jaarlijks kan een gebruikelijke vakantie worden genoten, in overleg met en instemming van resp. de P&O-functionaris (tijdens de
interne herplaatsingsperiode) c.q. de bemiddelingsadviseur van de
bemiddelingsorganisatie. Daarbij wordt rekening gehouden met de passendheid van het
verlof binnen de herplaatsingsinspanningen. Opgenomen vakantieverlof wordt voor
zover mogelijk afgeboekt van het aanwezige vakantieverloftegoed.
- Buitengewoon
verlof algemeen: Binnen de
herplaatsingsperiode zal de herplaatsingskandidaat in de gelegenheid worden gesteld om
datgene te doen waarvoor hij, wanneer hij regulier een functie zou hebben
vervuld, buitengewoon verlof van korte duur zou hebben aangevraagd.
- Ouderschapsverlof: voor deze vorm van
verlof geldt ten eerste dat een toegekend ouderschapsverlof de aanwijzing als herplaatsingskandidaat niet
in de weg staat. Ten tweede kan tijdens de herplaatsingsperiode het ouderschapsverlof
worden genoten (met de daarbij behorende financiële effecten), met dien
verstande dat met resp. de P&O-functionaris c.q. de bemiddelingsadviseur van de
bemiddelingsorganisatie afspraken moeten worden gemaakt over de tijdstippen waarop het
wordt genoten. Op deze regel geldt de uitzondering dat het zgn.
voltijds-ouderschapsverlof gedurende een periode van ten hoogste 3 maanden, indien nog niet begonnen,
niet kan worden genoten, gelet op de noodzakelijke herplaatsingsinspanningen en
de hieraan verbonden activiteiten. Hiervoor zal een andere wijze van
opnemen worden bezien in overleg met de herplaatsingskandidaat. Ten derde eindigt het
ouderschapsverlof op het moment van ontslag. Daarbij wordt erop gewezen dat artikel
6:2, zesde lid, van de Wet arbeid en zorg bepaalt dat, wanneer het verlof nog niet
volledig is genoten op het moment van ontslag, de werknemer tegenover een eventuele
nieuwe werkgever, met inachtneming van de geldende voorwaarden, aanspraak heeft op
het resterende deel van het verlof.
- Deeltijdverlof
militair personeel: voor het
deeltijdverlof gelden dezelfde hoofdlijnen als voor het ouderschapsverlof. Daarnaast is van belang dat waar het
gaat om de herplaatsingsinspanningen het onderzoek zich primair richt op
een overeenkomstige (interne of externe) deeltijdbetrekking, tenzij de
herplaatsingskandidaat desgevraagd te kennen geeft de voorkeur te geven aan een voltijd-betrekking.