Onderwerp: Bezoek-historie

Beleidsregel aanstelling, functietoewijzing en bevordering defensie
Geldigheid:01-08-2010 t/m Status: Geldig vandaag

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Beleidsregel aanstelling, functietoewijzing en bevordering defensie

Vastst./Wijz datum Bron Nummer Wijz. t.a.v. Inwerkingtr. datum
02-06-04DAVBP/200400312201-06-04
06-04-05HDPP/2005003699Artikel 101-01-05
24-05-06HDPP/2006016331Art. 1, 20, 23 en 4005-09-05
15-02-07HDPP/2007002478Art. 2315-02-07
05-02-09HDPP/2009000843Art. 3701-01-09
14-09-09HDPP/2009014317Art. 3001-08-09
10-09-10HDPBS/2010028885Art. 37, lid 401-08-10

Onderwerp: bekendstellen van beleid inzake aanstelling, functietoewijzing en bevordering van ambtenaren binnen het Ministerie van Defensie

Juridische grondslag: hoofdstukken 2 en 4 van het Algemeen militair ambtenarenreglement en hoofdstuk 2 van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie.

 

Sinds 1 februari 2011 is deze regeling niet meer van kracht voor militairen!

Militairen dienen de Voorlopige Voorziening Uitvoeringsregeling AMAR te raadplegen.

Hoofdstuk 1 Algemene bepaling

Artikel 1 Algemene begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze beleidsregel wordt verstaan onder:

a. militair: een militair ambtenaar als bedoeld in artikel 1, eerste en tweede lid, van de Militaire Ambtenarenwet 1931;

b. ambtenaar: een ambtenaar in de zin van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie;

c. defensie-ambtenaar: de militair dan wel ambtenaar in dienst bij het Ministerie van Defensie;

d. functie: het volledig samenstel van werkzaamheden met de daarbij gepaard gaande bevoegdheden en verantwoordelijkheden van een defensie-ambtenaar;

e. functietoewijzing: de aanwijzing van een defensie-ambtenaar voor het vervullen van een functie;

f. functietoewijzingsautoriteit de functionaris als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van het AMAR dan wel als bedoeld in artikel 8 van het BARD;

g. commandant de commandant, bedoeld in de Regeling aanwijzing commandanten defensie.

h. loopbaanpatroon: door de defensie-ambtenaar te doorlopen reeksen van gewenste opeenvolgende (groepen van) functies met de daaraan gerelateerde opleidingen, die in beginsel in zwaarte qua kennis- en ervaringseisen toenemen.

 

Hoofdstuk 2 Aanstelling militairen
Artikel 2 Aspirant-militair ambtenaar

1. Tot militair ambtenaar kunnen worden aangesteld zij die de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt.

2. Zij die de leeftijd van 17 jaar hebben bereikt kunnen met schriftelijke instemming van hun ouders of wettige vertegenwoordigers worden aangesteld als aspirant-militair ambtenaar.

3. Aan aspirant-militaire ambtenaren wordt geen functie toegewezen. Zij worden niet ingezet in buitengewone omstandigheden, voor vredes- of humanitaire operaties of enige vorm van gewapende dienst.

4. De periode van aanstelling als aspirant-militair ambtenaar maakt in zijn geheel uit van de proeftijd voor een aanstelling als militair ambtenaar.

5. Een aanstelling als aspirant-militair ambtenaar gaat bij het bereiken van de leeftijd van 18 jaar van rechtswege over in een aanstelling als militair ambtenaar, tenzij de aspirant-militair ambtenaar schriftelijk te kennen geeft zijn dienstverband te willen beëindigen.

Artikel 3 Leeftijdscriteria bij aanstelling

1. Om in aanmerking te kunnen komen voor een aanstelling bij het beroepspersoneel voor een bepaalde tijd moet de gegadigde een zodanige leeftijd bezitten, dat hem - indien hij de voor hem geldende aanstellingsduur heeft volbracht - uiterlijk ontslag kan worden verleend op de eerste dag van de maand, volgende op die waarin hij de leeftijd van 35 jaar heeft bereikt.

2. Om in aanmerking te kunnen komen voor een aanstelling bij het beroepspersoneel voor een bepaalde tijd als vlieger, arts, tandarts, apotheker, klinisch-psycholoog moet de gegadigde een zodanige leeftijd bezitten, dat hem - indien hij de voor hem geldende aanstellingsduur heeft volbracht - uiterlijk ontslag kan worden verleend op de eerste dag van de maand, volgende op die waarin hij de leeftijd van 40 jaar heeft bereikt.

3. Om in aanmerking te kunnen komen voor een aanstelling voor onbepaalde tijd moet de gegadigde op de datum van aanstelling niet minder dan vijftien jaar verwijderd zijn van zijn datum van leeftijdsontslag, bedoeld in artikel 39, tweede lid, onder a, van het AMAR.

Artikel 4 Herintreding gewezen vrouwelijke militairen

1. Gewezen vrouwelijke militairen met een aanstelling voor onbepaalde tijd, die als zodanig ten minste 6 jaar werkelijke dienst hebben verricht en aan wie op aanvraag ontslag is verleend, kunnen onder de navolgende voorwaarden opnieuw worden aangesteld bij het beroepspersoneel voor onbepaalde tijd uiterlijk 12 maanden na ontvangst van een daartoe strekkende aanvraag:

  1. de aanvraag wordt ingediend binnen 6 jaar na het eerder verleende ontslag;
  2. de gegadigde voldoet aan de eisen gesteld in in artikel 5 van het AMAR en artikel 3, derde lid, van de beleidsregel.

2. De aanstelling, bedoeld in het eerste lid geschiedt in beginsel in de rang of stand en klasse die werd bekleed op het moment van het eerder verleende ontslag.

Artikel 5 Advisering

De aanstellingsautoriteit, bedoeld in artikel 4 van het AMAR kan zich laten adviseren alvorens een gegadigde aan te stellen als militair.

Artikel 6 Aan de aanstelling verbonden verplichtingen

1. De aanstelling bij het beroepspersoneel voor een bepaalde tijd geschiedt in beginsel voor ten minste twee en half jaar.

2. In het geval de duur van de aanstelling bij het beroepspersoneel voor een bepaalde tijd ingevolge artikel 6 van het AMAR wordt verlengd en de militair wordt aangewezen voor een bijscholingsopleiding dan wel omschoingsopleiding, bedraagt de termijn waarvoor de aanstelling wordt verlengd ten minste de opleidingsduur alsmede in aansluiting daarop een periode van tweemaal de duur van die opleiding.

3. Aan een aanstelling als militair bij het beroepspersoneel voor onbepaalde tijd is de verplichting verbonden om gedurende de initiële opleiding en daaraan aansluitend een periode van tweemaal de opleidingsduur, doch ten minste vijf jaar en maximaal zeven jaar, deel uit te blijven maken van het beroepspersoneel.

4. Aan een aanstelling als militair met de bestemming voor een opleiding tot vlieger, is de verplichting verbonden om gedurende de opleiding en aansluitend daarop een periode van tien jaren deel uit te blijven maken van het beroepspersoneel.

5. Aan een aanstelling als militair bij het beroepspersoneel is de verplichting verbonden om tot het bereiken van de leeftijd van 45 jaar deel uit te maken van het reservepersoneel.

Artikel 7 Aanstelling bij het reservepersoneel

1. Aan een aanstelling als militair bij het reserve-personeel is de verplichting verbonden om een bij aanstelling te bepalen periode doch maximaal tot het bereiken van de leeftijd van 45 jaar, deel te blijven uitmaken van het reserve-personeel.

2. Bij aanstelling bij het reserve-personeel behoudt de militair de rang die hij op het moment van ontslag bij het beroepspersoneel effectief bekleedde, tenzij deze rang hem uitsluitend tijdens de initiële opleiding is toegekend.

3. Aan de militair die bij aanstelling bij het reserve-personeel wordt aangewezen voor het volgen van een initiële opleiding wordt de stand of rang toegekend die behoort bij de fase van de opleiding waarvoor hij bij zijn aanstelling is aangewezen.

4. Aan de militair die bij aanstelling bij het reserve-personeel niet wordt aangewezen voor het volgen van een initiële opleiding, wordt de stand of rang toegekend die is verbonden aan de eerste functie waarvoor de militair is bestemd.

5. De gegadigde voor een aanstelling bij het reserve-personeel komt niet in aanmerking voor een bestemming om functies te vervullen bij het Korps Nationale Reserve indien hij reeds een bestemming heeft voor opkomst in geval van nationale rampen en crisissituaties bij een onderdeel van de krijgsmacht of daarbuiten.

6. Op de militair aangesteld bij het reserve-personeel met de bestemming functies te vervullen bij het Korps Nationale Reserve rust de verplichting om voor tenminste 14 dagen met een minimum van 112 uur per jaar werkelijke dienst te verrichten, in beginsel niet in het buitenland en zoveel mogelijk in de regio waarin zijn woonplaats is gelegen.

7. Aan een aanstelling bij het reserve-personeel wordt een proeftijd verbonden van 6 maanden indien de militair niet beschikt over eerder opgedane militaire ervaring.

Artikel 8 Rang of stand en klasse bij aanstelling

1. Bij een aanstelling bij het beroepspersoneel waarbij een militair wordt aangewezen voor het volgen van een initiële opleiding wordt hem de rang of stand en klasse toegekend die past bij de fase van die opleiding waarvoor hij wordt aangewezen.

2. Bij een aanstelling bij het beroepspersoneel waarbij een militair niet wordt aangewezen voor het volgen van een initiële opleiding, wordt hem de rang of stand en klasse toegekend die is verbonden aan de eerste functie waarvoor de militair is bestemd.

3. In afwijking van het eerste of het tweede lid behoudt de militair, die voor aanvang van de initiële opleiding reeds was aangesteld bij het beroepspersoneel van de krijgsmacht, zijn rang tenzij toepassing van een van die leden leidt tot toekenning van een hogere rang.

4. De militair die bij aanstelling bij het beroepspersoneel wordt aangewezen voor het volgen van de opleiding tot officier bestemd voor het specialistisch profiel dan wel de opleiding tot onderofficier-specialist, wordt bij aanstelling voor de duur van de opleiding een tijdelijke rang als bedoeld in de artikelen 27, vijfde lid, en 28, tweede lid, van het AMAR toegekend die is verbonden aan de functie welke hem na voltooiing van deze opleiding zal worden toegewezen.

Artikel 9 Proeftijd

1. Aan een aanstelling bij het beroepspersoneel wordt een proeftijd verbonden van zes maanden.

2. Indien de militair tijdens de proeftijd gedurende een aaneengesloten duur van ten minste een maand geen dienst heeft verricht buiten eigen schuld, kan de proeftijd worden verlengd met een duur gelijk aan de tijd waarin geen dienst is verricht, doch met ten hoogste de duur van de oorspronkelijke proeftijd.

3. In afwijking van het eerste lid wordt aan de aanstelling geen proeftijd verbonden, indien de militair op enig tijdstip in de twaalf maanden voorafgaande aan de aanstelling in werkelijke dienst verbleef en dit verblijf in werkelijke dienst zes maanden of langer duurde.

Artikel 10 Verlenging van de aanstelling

1. Een aanstelling bij het beroepspersoneel voor bepaalde tijd kan op verzoek van de militair worden verlengd met in achtneming van de leeftijdscriteria als bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid.

2. Een aanstelling bij het beroepspersoneel voor bepaalde tijd kan, waar nodig in afwijking van het eerste lid, na ommekomst van de duur van die aanstelling op verzoek van de militair voor maximaal een jaar worden verlengd indien hij nog geen andere betrekking heeft, een passende functie beschikbaar is en er ook overigens geen omstandigheden zijn die een dergelijke verlenging in de weg staan. Indien een militair aan wie een bijzondere verlengde aanstelling is verleend verzoekt om ontslag wegens het vinden van een andere betrekking zal na instemming van de militair die aanstelling met de nog resterende duur worden bekort.

 

Hoofdstuk 3 Functietoewijzing en waarneming

Paragraaf 1 Functietoewijzing

Artikel 11 Functiebekendstelling

Bij de bekendstelling van functies worden in ieder geval vermeld:

  1. de duiding militaire functie (voor zover van toepassing onder vermelding van de categorie BOT/BBT) en/of burgerfunctie;
  2. de functie-eisen;
  3. indicatie van de datum waarop een functie voor toewijzing in aanmerking komt.
Artikel 12 Functie-eisen

1. Ten aanzien van de bekwaamheid en geschiktheid worden aan de defensie-ambtenaar algemene en specifieke eisen gesteld met betrekking tot de voor de te vervullen (groepen van) functie(s) vereiste kennis en ervaring, eigenschappen en vaardigheden.

2. Tot de functie-eisen worden in ieder geval gerekend:

  1. de voor de functievervulling en het functieniveau vereiste bekwaamheden en (voor)opleiding(en);
  2. de voor de functievervulling en het functieniveau vereiste ervaring;
  3. de eventuele voor de functievervulling en het functieniveau vereiste bijzondere competenties;
  4. de eventuele functionele eisen ten aanzien van de lichamelijke geoefendheid.
Artikel 13 Belangstellingsregistratie

De defensie-ambtenaar kan zijn belangstelling voor te vervullen specifieke functies, passend binnen het voor hem geldende loopbaanpatroon, alsook groepen van functies kenbaar maken.

Artikel 14 Besluit tot functietoewijzing

1. Bij het nemen van een besluit tot functietoewijzing worden de volgende defensie-ambtenaren in beschouwing genomen:

  1. defensie-ambtenaren als bedoeld in artikel 13 en herplaatsingskandidaten als bedoeld in het Sociaal beleidskader defensie;
  2. defensie-ambtenaren die op grond van een organisatiebelang voor een functie geschikt wordt geacht, waaronder defensie-ambtenaren die op grond van het gevoerde loopbaan- en mobiliteitsbeleid voor functietoewijzing in aanmerking komen;
  3. bepaalde categorieën defensie-ambtenaren aan wie door de functietoewijzingsautoriteit een voorkeurspositie wordt toegekend; in ieder geval wordt een voorkeurspositie toegekend aan defensie-ambtenaren die in aanmerking komen voor ontslag op grond van artikel 121, eerste lid, onder f, van het BARD dan wel artikel 39, tweede lid, onder f, van het AMAR.

2. Bij het nemen van een besluit tot functietoewijzing worden in ieder geval de volgende selectiecriteria gehanteerd:

  1. de noodzaak van een voortdurende taakvervulling door het Ministerie van Defensie en in samenhang daarmee van een zo goed en tijdig mogelijke bezetting van alle functies;
  2. de wenselijkheid van een spreiding van de totale loopbaan van de defensie-ambtenaar over functies en van een daarmee gepaard gaande opbouw van kennis en ervaring;
  3. de bekwaamheid en geschiktheid van de defensie-ambtenaar voor de functie;
  4. de beschikbaarheid van de defensie-ambtenaar.

3. Bij de bekwaamheid en geschiktheid van de defensie-ambtenaar, bedoeld in het tweede lid onder c worden in beginsel in beschouwing genomen:

  1. de mate waarin de defensie-ambtenaar voldoet aan de functie-eisen;
  2. de afspraken en aandachtspunten van het externe deel van het functioneringsgesprekformulier;
  3. de uitkomst van loopbaangesprekken;
  4. de voor het besluit tot functietoewijzing relevante beoordelingen en ambtsberichten.

4. De functietoewijzingsautoriteit neemt met inachtneming van de selectiecriteria genoemd in het tweede en derde lid een besluit tot functietoewijzing ten aanzien van de defensie-ambtenaar die in aanmerking komt voor de desbetreffende functie. De bekendmaking van de functietoewijzing geschiedt zo spoedig mogelijk onder vermelding van de functie, de standplaats, de ingangsdatum en de indicatie van de duur van de functievervulling dan wel de maximumduur van de functievervulling.

5. De defensie-ambtenaar die concrete belangstelling heeft kenbaar gemaakt voor een specifieke en binnen het voor hem geldende loopbaanpatroon passende functie en daarvoor niet in aanmerking komt, wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.

Artikel 15 Externe werving

Wanneer een vacante functie ingevolge artikel 14 niet kan worden gevuld door een geschikte defensie-ambtenaar kan met behulp van een externe vacaturepublicatie een geschikte kandidaat buiten defensie worden geworven.

Artikel 16 Advisering

De functietoewijzingsautoriteit kan zich bij het functietoewijzingsproces laten adviseren.

Artikel 17 Duur van de functievervulling militairen

1. Een functie wordt aan een militair toegewezen voor een periode van in beginsel minimaal twee jaar en maximaal 3 jaar. De duur van de functievervulling kan worden verlengd tot een maximum van 5 jaar.

2. Vanaf het moment van de aanvang van de functievervulling komt de militair in beginsel gedurende de eerste 2 jaar van de functievervulling niet in aanmerking voor toewijzing van een andere functie.

Artikel 18 Duur van de functievervulling hogere ambtenaren

1. Een ambtenaar als bedoeld in artikel 8a, eerste lid, van het BARD wordt in beginsel een andere passende functie toegewezen binnen het functiegebied waar de ambtenaar is tewerkgesteld.

2. In overleg en overeenstemming met de ambtenaar kan van het eerste lid worden afgeweken wanneer na een periode van ten hoogste 5 jaar binnen het functiegebied geen nieuwe functie beschikbaar is maar wel daarbuiten. Aan het niet instemmen door de ambtenaar met tewerkstelling buiten het functiegebied worden geen gevolgen verbonden.

Artikel 19 Ontheffing van functie-eisen

1. Indien het niet mogelijk is om de vereiste opleiding voor aanvang van de functievervulling te volgen dan kan ontheffing van de functie-eisen worden verleend, met dien verstande dat de defensie-ambtenaar de opleiding zo spoedig mogelijk na aanvang van de functievervulling volgt.

2. Indien ontheffing van de opleidingseisen wordt verleend, dan worden in de functietoewijzingsbeschikking tenminste vermeld de termijn waarbinnen de opleiding uiterlijk moet zijn afgerond alsmede de consequenties van het niet met voldoende resultaat afronden van de vereiste opleiding.

Paragraaf 2 Waarneming

Artikel 20 Bevoegdheid tot het belasten met functiewaarneming

Indien om redenen van organisatiebelang de werkzaamheden verbonden aan een functie zo spoedig mogelijk moeten worden vervuld en de daarvoor bestemde defensie-ambtenaar niet beschikbaar is, kan een defensie-ambtenaar met de waarneming van deze functie worden belast.

Artikel 21 Volledige en gedeeltelijke waarneming

Er is sprake van volledige waarneming indien het volledige samenstel van werkzaamheden met de daarbij gepaard gaande bevoegdheden en verantwoordelijkheden wordt opgedragen aan één defensie-ambtenaar. In alle andere gevallen is sprake van gedeeltelijke waarneming.

Artikel 22 Bezoldigingsniveau en waarneming

In beginsel kan slechts een defensie-ambtenaar met een stand of rang dan wel schaal die ten minste gelijk is aan of direct voorafgaat aan de stand of rang dan wel schaal van de waar te nemen functie worden belast met de volledige waarneming van een functie.

Artikel 23 Waarnemingsduur en bekendstelling

1. De duur waarvoor een defensie-ambtenaar wordt belast met de waarneming van een functie bedraagt ten hoogste twaalf maanden indien het volledige waarneming betreft en in beginsel ten hoogste twaalf maanden indien het gedeeltelijke waarneming betreft.

2. De defensie-ambtenaar wordt zo spoedig mogelijk schriftelijk in kennis gesteld van de belasting met een waarneming indien de waarneming voorzienbaar langer dan 30 dagen zal duren, onder vermelding van:

  1. de functie die wordt waargenomen;
  2. of sprake is van volledige of gedeeltelijke waarneming;
  3. indien het gedeeltelijke waarneming betreft: welk gedeelte van de functie wordt waargenomen;
  4. de datum van aanvang en einddatum van de waarneming;
  5. de mogelijkheid dat de waarneming op een eerdere datum wordt beëindigd dan die welke is vastgelegd in de onderhavige schriftelijke kennisgeving;
  6. het feit of op grond van de beschikking een toelage wordt toegekend als bedoeld in artikel 11 van het Inkomstenbesluit militairen dan wel artikel 17 van het Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren defensie.

Hoofdstuk 4 Bevordering

Paragraaf 1 Bevordering van militairen tijdens de initiële opleiding
Artikel 24 Algemene bepaling

Met inachtneming van het bepaalde in artikel 28 van het AMAR wordt de militair tijdens de initiële opleiding bevorderd op de tijdstippen waarop hij afgeronde delen van de opleiding heeft voltooid.

Artikel 25 Bevordering tijdens de opleiding tot officier bij de Koninklijke Marine

1. De militair die is bestemd om een functie te gaan vervullen waaraan een officiersrang is verbonden, bekleedt bij aanvang van de initiële opleiding de stand van matroos der eerste klasse, tenzij in deze beleidsregels anders is vermeld.

2. De militair die is aangewezen voor de wetenschappelijke opleiding tot officier wordt bevorderd:

  1. tot korporaal op dag dat hij geslaagd is voor de propedeuse, maar niet voordat de nominale studieduur van het eerste studiejaar is verstreken;
  2. tot sergeant op de dag dat is vastgesteld dat hij aan de in het examenreglement vastgestelde studie-eisen heeft voldaan, maar niet voordat de nominale studieduur van het tweede studiejaar is verstreken;
  3. nadat met de voordracht is ingestemd: (1) tot luitenant ter zee der 3e klasse op de dag dat hij het algemene deel van het eindexamen behaalt; (2) tot tweede luitenant op de dag dat hij het algemene deel van het eindexamen behaalt;
  4. nadat met de voordracht is ingestemd: (1) tot luitenant ter zee der 2e klasse op de dag dat hij de wetenschappelijke officiersopleiding succesvol heeft afgerond, maar niet voor 1 juli van het vijfde studiejaar; (2) tot eerste luitenant op de dag dat hij de wetenschappelijke officiersopleiding succesvol heeft afgerond, maar niet voor 1 juli van het vijfde studiejaar.

3. De militair die is aangewezen voor een verkorte opleiding voor het korps officieren der mariniers wordt bevorderd:

a.1. tot korporaal (HBO/WO-vooropleiding) op de dag dat is vastgesteld dat hij aan de in het examenreglement vastgestelde studie-eisen heeft voldaan, maar niet voordat de nominale studieduur van onderwijsperiode 2 van het eerste studiejaar is verstreken;

a.2. tot korporaal (HAVO-vooropleiding) op de dag dat hij het eerste gedeelte van de praktische opleiding succesvol heeft afgerond;

b. tot sergeant(HBO/WO-vooropleiding) op de dag dat hij de praktische opleiding succesvol heeft afgerond;

c. nadat met de voordracht is ingestemd: (1) tot tweede luitenant (HBO/WO-vooropleiding) op de dag dat hij de gehele theoretische opleiding succesvol heeft afgerond; (2) tot tweede luitenant (HAVO-vooropleiding) op de dag dat hij de gehele praktische opleiding succesvol heeft afgerond;

d. nadat met de voordracht is ingestemd tot eerste luitenant op dag dat hij de gehele initiële opleiding succesvol heeft afgerond.

4. De militair die is aangewezen voor een verkorte opleiding voor de overige officierskorpsen wordt bevorderd tot:

a.1. korporaal (HBO/WO-vooropleiding) op de dag dat is vastgesteld dat hij aan de in het examenreglement vastgestelde studie-eisen heeft voldaan, maar niet voordat de nominale studieduur van onderwijsperiode 2 van het eerste studiejaar is verstreken;

a.2. korporaal (HAVO-vooropleiding) op de dag dat is vastgesteld dat hij aan de in het examenreglement vastgestelde studie-eisen heeft voldaan, maar niet voordat de nominale studieduur van onderwijsperiode 5 is verstreken;

b. sergeant (HBO/WO-vooropleiding) op de dag dat is vastgesteld dat hij aan de in het examenreglement vastgestelde studie-eisen heeft voldaan, maar niet voordat de nominale studieduur van onderwijsperiode 5 is verstreken;

c. nadat met de voordracht is ingestemd tot luitenant ter zee der 3e klasse op de dag dat hij de gehele theoretische opleiding succesvol heeft afgerond;

d. nadat met de voordracht is ingestemd tot luitenant ter zee der 2e klasse op de dag dat hij de gehele initiële opleiding succesvol heeft afgerond.

Artikel 26 Bevordering tijdens de opleiding tot officier bij de Koninklijke Landmacht, de Koninklijke Luchtmacht en de Koninklijke Marechaussee

1. De militair die is bestemd om een functie te gaan vervullen waaraan een officiersrang is verbonden, bekleedt gedurende de Algemene Luitenants Opleiding I de stand van soldaat der derde klasse /marechaussee der vierde klasse, tenzij in deze beleidsregel anders is vermeld.

2. De militair die op grond van zijn vooropleiding in aanmerking komt voor bekorting van de in het derde en het vierde lid genoemde opleidingen wordt in afwijking daarvan, bevorderd tot de daarin genoemde rangen na te zijn geslaagd voor overeenkomende, daarin genoemde delen van de opleiding.

3. De militair die via de Officiersopleiding Kort Model (OKM) wordt opgeleid tot officier wordt bevorderd tot:

  1. cadet-korporaal/marechaussee der tweede klasse, op de dag dat de Algemene Luitenants Opleiding (ALO) I succesvol is afgerond;
  2. cadet-vaandrig/kornet, op de dag dat de ALO I tot en met IV succesvol is afgerond;
  3. tweede luitenant, nadat de ALO I tot en met IV en de Vaktechnische Opleiding (VTO) succesvol zijn afgerond, met ingang van de dag waarop die militair zijn functie is toegewezen waaraan de rang van luitenant is verbonden;

4. De militair die via de Officiersopleiding Lang Model (OLM) waarvan de bachelor studie deel uitmaakt, wordt opgeleid tot officier wordt bevorderd tot:

  1. cadet-korporaal/marechaussee der tweede klasse, op de dag dat de ALO I succesvol is afgerond;
  2. cadet-sergeant/wachtmeester, op de dag dat de Gemeenschappelijke Officiers Opleiding(GOO) succesvol is afgerond;
  3. cadet-vaandrig/kornet, op de dag waarop het derde studiejaar succesvol is afgerond;
  4. tweede luitenant, nadat: (1) de volledige OLM, waarvan de bachelor studie deel uitmaakt, succesvol is afgerond, met ingang van de dag waarop die militair een functie is toegewezen waaraan de rang van luitenant is verbonden, dan wel (2) met ingang van de dag gelegen 4 jaar na aanvang van de opleiding indien het voor hem geldende reguliere opleidingstraject tot dan toe binnen de normale termijnen succesvol is doorlopen.

5. De militair die via de Opleiding Post Academisch (OPA) wordt opgeleid tot officier, wordt bevorderd tot:

  1. cadet-korporaal/ marechaussee der tweede klasse, op de dag dat de ALO I succesvol is afgerond;
  2. cadet-vaandrig/ kornet, op de dag dat de ALO I tot en met IV succesvol is afgerond;
  3. tweede luitenant, nadat de ALO I tot en met IV, de PASMB en de VTO succesvol zijn afgerond, met ingang van de dag waarop die militair een functie is toegewezen waaraan de rang van luitenant is verbonden.

6. De militair die reeds is aangesteld bij het beroepspersoneel en bestemd was voor het vervullen van onderofficiersfuncties en als gevolg van een bestemmingswijziging wordt opgeleid tot officier, wordt bevorderd tot:

  1. tijdelijk vaandrig/kornet, op de dag dat de verkorte ALO I tot en met IV succesvol is afgerond. De militair behoudt die tijdelijke rang totdat is voldaan aan artikel 27, eerste lid, van het AMAR;
  2. de rang behorend bij de functie die wordt toegewezen na succesvolle afronding van de opleiding.
Artikel 27 Bevordering tijdens de opleiding tot onderofficier bij de Koninklijke Marine

1. De militair die is bestemd voor onderofficier bij de wapentechnische dienst wordt bevorderd:

  1. tot de eerste klasse van de stand van matroos op de dag dat hij het eerste gedeelte van de stage succesvol heeft afgerond;
  2. tot korporaal op de dag dat hij de gehele initiële opleiding succesvol heeft afgerond.

2. De militair die is bestemd voor onderofficier bij andere (sub)dienstgroepen wordt bevorderd:

  1. tot adjudant-onderofficier bijzondere diensten vliegverkeersleider op de dag dat hij de gehele initiële opleiding succesvol heeft afgerond.
  2. tot korporaal op de dag dat hij de gehele initiële opleiding succesvol heeft afgerond.
Artikel 28 Bevordering tijdens de opleiding tot onderofficier bij de Koninklijke Landmacht, de Koninklijke Luchtmacht en de Koninklijke Marechaussee

1. De militair die bij aanstelling is bestemd om een functie te gaan vervullen bij de Koninklijke Luchtmacht waaraan de rang van sergeant is verbonden, bekleedt gedurende de AMO de stand van soldaat der derde klasse, tenzij in deze beleidsregel anders is vermeld.

2. De militair die is aangewezen voor het volgen van de opleiding tot onderofficier wordt bevorderd tot:

  1. soldaat der eerste klasse/marechaussee der derde klasse, op de dag dat de AMO succesvol is afgerond;
  2. korporaal/marechaussee der tweede klasse, op de dag dat de AKO/blok 1 succesvol is afgerond en – voor zover van toepassing – aanvangt met de Vaktechnische Opleiding (VTO);
  3. marechaussee der eerste klasse op de dag dat blok 2 van de initiële opleiding is afgerond;
  4. sergeant/wachtmeester, op de dag dat de initiële opleiding/blok 3 succesvol is afgerond, tenzij in deze beleidsregel anders is bepaald.

3. De militair van de Koninklijke Landmacht wordt, voor zover sprake is van een aanvullende opleiding elektronica, bevorderd tot sergeant op de dag dat deze opleiding succesvol is afgerond, indien hij is bestemd om het loopbaanpatroon voor het technisch middenkader te gaan volgen.

4. De militair van de Koninklijke Landmacht die is bestemd om het loopbaanpatroon als algemeen militair verpleegkundige (AMV) dan wel als algemeen militair verzorgende in de gezondheidszorg (AMVIG) te gaan volgen, wordt bevorderd tot sergeant op de dag dat het eerste studiejaar van de beroepsopleiding (fase II) succesvol is afgerond.

5. De militair wordt bevorderd tot sergeant op de dag waarop hij de opleiding tot onderofficier succesvol heeft afgerond, met dien verstande dat hij wordt bevorderd tot sergeant der eerste klasse indien hij bestemd is om:

  1. het loopbaanpatroon voor het technisch middenkader te volgen;
  2. het loopbaanpatroon voor apothekersassistenten te volgen;
  3. het loopbaanpatroon voor algemeen militair verpleegkundige te volgen, direct aansluitend aan het behalen van het AMV-certificaat; of
  4. het loopbaanpatroon voor algemeen militair verzorgende in de gezondheidszorg te volgen, 6 jaar na bevordering tot sergeant.

6. De militair die is aangewezen voor het volgen van de opleiding tot onderofficier-specialist, wordt bevorderd tot de rang die behoort bij de functie waartoe hij bij zijn aanstelling is bestemd, op de dag dat hij de specialistenopleiding succesvol heeft afgerond.

Artikel 29 Bevordering tijdens de opleiding tot korporaal/marechaussee der tweede klasse bij de Koninklijke Landmacht, Koninklijke Luchtmacht en Koninklijke Marechaussee

1. De militair die bij aanstelling is bestemd om een functie te gaan vervullen waaraan de rang van korporaal/marechaussee der tweede klasse is verbonden, bekleedt gedurende de AMO de stand van soldaat der derde klasse/marechaussee der vierde klasse.

2. De in het eerste lid bedoelde militair wordt bevorderd tot:

  1. soldaat der tweede klasse/marechaussee der derde klasse, op de dag waarop hij de AMO succesvol heeft afgerond;
  2. korporaal/marechaussee der tweede klasse, op de dag waarop hij de FO/ blok 1 van de initiële opleiding succesvol heeft afgerond.
Artikel 30 Bevordering tijdens de opleiding voor functies waaraan een stand is verbonden bij de Koninklijke Marine

De militair die bestemd is voor functies waaraan een stand is verbonden wordt bevorderd:

  1. tot matroos der tweede klasse op de dag dat hij de eerste maritiem-militaire vorming, de vakopleiding, de bedrijfsveiligheidsopleiding en de opleiding algemene scheepstaken succesvol heeft afgerond;
  2. tot marinier der tweede klasse op de dag dat hij de Elementaire militaire vorming mariniers succesvol heeft afgerond;
  3. tot matroos der eerste klasse als hij bestemd is voor functies bij de subdienstgroep bijzondere diensten wasser, op de dag dat hij de praktische bedrijfsintroductie succesvol heeft afgerond, maar niet eerder dan 3 maanden nadat de bevordering tot matroos der tweede klasse heeft plaatsgevonden;
  4. tot matroos der eerste klasse op de dag dat hij de praktische bedrijfsintroductie succesvol heeft afgerond, maar niet eerder dan 8 maanden nadat de bevordering tot matroos der tweede klasse heeft plaatsgevonden;
  5. tot marinier der eerste klasse op de dag dat hij de gehele initiële opleiding succesvol heeft afgerond;
  6. tot matroos der eerste klasse met terugwerkende kracht tot de datum gelegen drie maanden nadat de bevordering tot matroos der tweede klasse heeft plaatsgevonden, eventueel vermeerderd met de duur van de verlenging indien de praktische bedrijfsintroductie door oorzaken behorend tot het risicogebied van de organisatie niet binnen de gestelde termijn van 3 maanden werd afgerond;
  7. tot matroos der eerste klasse als hij bestemd is voor functies bij de subdienstgroep bijzondere diensten wasser, met terugwerkende kracht tot de datum gelegen 8 maanden nadat de bevordering tot matroos der tweede klasse heeft plaatsgevonden, eventueel vermeerderd met de duur van de verlenging indien de praktische bedrijfsintroductie door oorzaken behorend tot het risicogebied van de organisatie niet binnen de gestelde termijn van 8 maanden werd afgerond;
  8. tot matroos der eerste klasse eerder dan de minimale termijn van 8 maanden indien sprake is van uitzonderlijk goed functioneren.
Artikel 31 Bevordering tijdens de opleiding tot soldaat bij de Koninklijke Landmacht en de Koninklijke Luchtmacht

1. De militair die bij aanstelling is bestemd om een functie te gaan vervullen waaraan de stand van soldaat is verbonden, bekleedt gedurende de AMO de stand van soldaat der derde klasse.

2. De in het eerste lid bedoelde militair wordt bevorderd tot soldaat der tweede klasse, op de dag waarop hij de AMO succesvol heeft afgerond.

3. Bevordering tot soldaat der eerste klasse tijdens de initiële opleiding vindt uitsluitend plaats één jaar nadat de militair is bevorderd tot soldaat der tweede klasse indien hij binnen de termijn van een jaar, te rekenen vanaf de afronding van de AMO, de Functiegerichte Opleiding om organisatorische redenen niet succesvol heeft kunnen afronden.

4. Indien tijdens de initiële opleiding als bedoeld in het eerste lid het militaire en het vaktechnische opleidingsgedeelte geïntegreerd worden verzorgd, vindt bevordering plaats op het tijdstip waarop het militaire opleidingsgedeelte zou zijn afgerond indien dat opleidingsgedeelte separaat zou zijn verzorgd. Bevordering vindt alsdan plaats indien de militair het tot dat moment voor hem geldende opleidingstraject met voldoende resultaat heeft doorlopen.

Paragraaf 2 Bevorderingen van militairen door ervaringsopbouw
Artikel 32 Ervaringsopbouw

1. Om voor een bevordering als bedoeld in artikel 27, zevende lid, onder b van het AMAR, in aanmerking te komen, dient de militair respectievelijk in de stand van soldaat dan wel de rang van korporaal/marechaussee der eerste klasse, sergeant/wachtmeester of tweede luitenant relevante ervaring tijdens een functievervulling te hebben verworven waarbij er door de commandant geen bezwaren tegen de voorgenomen bevordering zijn geuit.

2. De in het eerste lid bedoelde ervaring wordt aanwezig geacht indien de militair gedurende een voor zijn aanstellingscategorie en functieniveau vastgestelde periode op voldoende wijze heeft gefunctioneerd. Daarbij wordt rekening gehouden met de bekwaamheid en geschiktheid van de militair als bedoeld in artikel 14, derde lid. De duur van de hiervoor bedoelde periode kan in geval van onvoldoende functioneren worden verlengd met maximaal één jaar.

3. Gedurende de periode dat de militair is geschorst dan wel in militaire detentie doorbrengt vindt geen ervaringsopbouw plaats. Indien de militair door ziekte of buitengewoon verlof niet in staat is geweest zijn functie daadwerkelijk te vervullen, dan wel er gedurende een aanmerkelijk gedeelte van de aangegeven periode sprake is geweest van overwegende bemerkingen op het functioneren, kan de duur van de periode als bedoeld in de eerste zin van het tweede lid worden verlengd met maximaal een half jaar.

4. Indien de militair binnen 12 maanden voorafgaande aan zijn aanstelling reeds was aangesteld bij het beroepspersoneel en een functie op overeenkomstig rangsniveau heeft vervuld, wordt die periode in mindering gebracht op de periode van de ervaringsopbouw welke is benodigd voor bevordering tot korporaal der eerste klasse, tot sergeant der eerste klasse dan wel voor bevordering tot eerste luitenant.

Artikel 33 Bevordering tot soldaat der eerste klasse bij de Koninklijke Landmacht

De militair die bij zijn aanstelling is bestemd om een functie te gaan vervullen waaraan de stand van soldaat is verbonden, wordt bevorderd tot soldaat der eerste klasse 1 jaar (12 maanden) nadat hij is bevorderd tot soldaat der tweede klasse, met dien verstande dat hij de Functiegerichte Opleiding succesvol dient te hebben afgerond.

Artikel 34 Bevordering tot soldaat der eerste klasse bij de Koninklijke Luchtmacht

De militair wordt bevorderd tot soldaat der eerste klasse nadat hij gedurende 1 jaar als soldaat der tweede klasse een praktische training tijdens tewerkstelling heeft voltooid.

Artikel 35 Bevordering tot korporaal/marechaussee der eerste klasse

De militair wordt bevorderd tot korporaal/marechaussee der eerste klasse, met ingang van het tijdstip waarop hij na voltooiing van de initiële opleiding in de rang van korporaal/marechaussee der tweede klasse gedurende 2 jaar ervaring heeft opgebouwd.

Artikel 36 Bevordering tot sergeant/wachtmeester der eerste klasse

De militair wordt bevorderd tot sergeant/wachtmeester der eerste klasse met ingang van het tijdstip waarop hij na voltooiing van de opleiding tot onderofficier in de rang van sergeant/wachtmeester gedurende 4 jaar ervaring heeft opgebouwd.

Artikel 37 Bevordering tot eerste luitenant

1. De militair wordt bevorderd tot eerste luitenant nadat hij in de rang van tweede luitenant gedurende 2 jaar ervaring heeft opgebouwd.

2. [vervallen]

3. [vervallen]

4. De militair, die na het bekleden van tenminste één functie op het niveau van adjudant-onderofficier, als doorstromer een functie op officiersniveau gaat vervullen, wordt vrijgesteld van de in het eerste lid bedoelde eis met betrekking tot de ervaringsopbouw. Deze militair wordt bevorderd tot eerste luitenant op het tijdstip waarop hem voor de eerste maal een officiersfunctie wordt toegewezen.

Paragraaf 3 Bevordering van militairen tijdens bij- of omscholingsopleidingen
Artikel 38 Bevordering tijdens bij- of omscholingsopleiding

Aan de militair die tijdens een door hem te volgen bij- of omscholingsopleiding

  1. feitelijk wordt belast met de werkzaamheden verbonden aan de na voltooiing van de opleiding toe te wijzen functie, kan voor de duur van deze praktische tewerkstelling tijdelijk de aan die functie verbonden rang worden toegekend, dan wel
  2. in het kader van zijn opleiding, buiten het opleidingsinstituut tijdelijk wordt belast met het uitoefenen van gezag, kan voor deze periode titulair de vereiste rang worden toegekend.
Artikel 39 Bevordering na voltooiing van de bij- of omscholingsopleiding bij de Koninklijke Marine

1. De militair die is aangewezen voor een bijscholingsopleiding tot onderofficier wordt bevorderd tot korporaal op de dag dat hij de gehele bijscholingsopleiding succesvol heeft afgerond.

2. De militair die is aangewezen voor een omscholingsopleiding tot officier wordt – nadat met de voordracht is ingestemd – bevorderd:

  1. tot tijdelijk luitenant ter zee der 3e klasse op de dag dat hij het theoretische deel van die omscholingsopleiding succesvol heeft afgerond;
  2. tot luitenant ter zee der 2e klasse op de dag dat hij de gehele omscholingsopleiding succesvol heeft afgerond.

 

Paragraaf 4 Bevordering bij functiewaardering

Artikel 40 Bevordering bij functiewaardering

1. Indien naar aanleiding van de uitkomst van een functiewaarderingsonderzoek bij een bestaande functie sprake is van een verhoging van de rang dan wel de schaal die wordt toegekend aan de functie, wordt de defensie-ambtenaar die deze functie vervult bevorderd tot deze hogere rang dan wel schaal.

2. Een bevordering als bedoeld in het eerste lid vindt plaats te rekenen vanaf het moment dat de aanvraag tot het houden van een functiewaarderingsonderzoek is aangeboden aan het hoofd defensieonderdeel als bedoeld in artikel 1, eerste lid onderdeel i AMAR en artikel 3, eerste lid onderdeel b BARD.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 41 Overgangsbepaling ten aanzien van bevordering

1. In afwijking van het bepaalde in artikel 37, eerste lid, wordt een militair bevorderd tot eerste luitenant nadat hij in de rang van tweede luitenant gedurende 1 jaar ervaring heeft opgebouwd indien de datum van zijn aanstelling is gelegen voor de datum van inwerkingtreding van deze beleidsregel en ook onder de vigeur van de Beleidsregel functietoewijzing en bevordering militairen Koninklijke landmacht en de Beleidsregel functietoewijzing en bevordering militairen Koninklijke luchtmacht voor hem een termijn van 1 jaar ervaring gold.

2. De militair van de Koninklijke Marine, bedoeld in artikel 29a, vierde lid, van het AMAR, voldoet niet aan de in artikel 22 van het AMAR gestelde eisen omtrent opbouw van kennis en ervaring, indien:

  1. naar aanleiding van geconstateerd laakbaar gedrag ten aanzien van hem een maatregel in de rechtspositionele sfeer van toepassing is, of
  2. gedurende een termijn van vijf jaren voor de datum waarop bevordering tot sergeant zou moeten plaatsvinden over hem een beoordeling is vastgesteld waarin - de waardering "onvoldoende" voorkomt als bedoeld in het beoordelingsformulier, opgenomen in de bijlage bij de Beleidsregel functioneringsgesprekken en beoordelingen defensie, of - een waardering lager dan "bc" voorkomt als bedoeld in het beoordelingsformulier, behorende bij de voordien geldende Beleidsregels beoordelingen militairen zeemacht."
Artikel 42 Intrekking

De navolgende regelingen worden ingetrokken:

  1. Beleidsregel aanstelling militairen zeemacht (regeling van 12 augustus 2002, nummer P2002075779);
  2. Beleidsregel aanstelling Koninklijke Landmacht (regeling van 13 november 1998, nummer PO-O/98/33611);
  3. Beleidsregel aanstelling militairen Koninklijke Luchtmacht (regeling van 1 november 1998, nummer P98071005);
  4. Beleidsregel aanstelling militairen Koninklijke Marechaussee (regeling van 2 oktober 1998, nummer 20204/51775);
  5. Beleidsregel functietoewijzing en bevordering militairen zeemacht (nr. P.38340, d.d. 26 februari 1998);
  6. Mededeling DPKM inzake herintredingsbeleid Koninklijke Marine (nr. P 40247, d.d. 1 september 1998);
  7. Beleidregel beperkte verplaatsbaarheid militairen zeemacht (nr. P.2000062171, d.d. 7 juni 2000);
  8. Beleidsregel functietoewijzing en bevordering militairen Koninklijke landmacht (nr. PO-O/98/33606, d.d. 13 november 1998);
  9. Beleidsregel toekenning salarisschaal na organisatieverandering burgerambtenaren Koninklijke landmacht (nr. POBA/02/8115, d.d. 27maart 2003);
  10. Regeling herintreding KL 1990, nr. KL 15.856/A, d.d. 5 oktober 1990);
  11. Beleidsregel functietoewijzing en bevordering militairen Koninklijke Luchtmacht (nr.P/98071001, d.d. 1 november 1998);
  12. Beleidsregel bevordering reserve-personeel Koninklijke Luchtmacht beneden de rang van tweede luitenant (nr. P98070998, d.d. 1 november 1998);
  13. Regeling herintreding militairen KLu (nr. 42.898,d.d. 9 juli 1990);
  14. Beleidsregel functietoewijzing en bevordering militairen Koninklijke Marechaussee (nr. 20204/51775, d.d. 2 oktober 1998);
  15. Regeling functieroulatie burgerlijke ambtenaren defensie (nr. P/98003238, d.d. 4 juni 1998);
  16. Beleidsregel Vacaturevervulling Burgerpersoneel (nr. P/2002006799, d.d. 27 januari 2003).
Artikel 43 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 1 juni 2004.

Artikel 44 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als Beleidsregel aanstelling, functietoewijzing en bevordering defensie en wordt gepubliceerd in de MP-32-102 serie.Van de plaatsing wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.  

Naar boven