Artikel 8
Deze beschikking, die kan worden aangehaald als "Regeling inzake het aanmerken
van functies als organieke militaire of burgerfuncties", treedt in werking met ingang van
de datum van dagtekening. Zij zal, met de nota van toelichting, worden bekendgesteld
als aanwijzing Secretaris-Generaal en worden opgenomen in de personeelsbundels
voor militair en burgerpersoneel.
De "Voorlopige regeling inzake het aanmerken van functies als organieke militaire of
burgerfuncties", vastgelegd in de Ministeriële beschikking van 14 december 1983,
Afdeling Plannen en Begroting DPAM, nr. P 83/162/5527 is met ingang van gelijke
datum ingetrokken.
Toelichting
Algemeen
In het kader van de uitvoering van de taken van de defensie-organisatie is het een
essentieel gegeven, welke functies bestemd zijn voor militair dan wel burgerpersoneel.
Het is daarom noodzakelijk gebleken, te kunnen beschikken over criteria voor het
vaststellen van functies als militaire of burgerfuncties.
Over het algemeen heeft de toedeling betrekking op organieke functies d.w.z. die
functies die in geautomatiseerde organisatietabellen en bemanningslijsten staan
vermeld. Deze criteria dienen voort te vloeien uit de uitgangspunten die de uitvoering
van de taakstelling van de defensieorganisatie waarborgen.
De uitgangspunten zijn:
- de vulling van de oorlogsorganisatie dient onder alle omstandigheden verzekerd te zijn;
- burgerpersoneel wordt niet dan op grond van vooraf met de belanghebbende
gesloten overeenkomst buiten de landsgrenzen tewerkgesteld;
- de rechtsbescherming van het defensiepersoneel dat in tijd van oorlog,
oorlogsgevaar en andere buitengewone omstandigheden werkzaam zal zijn, moet zijn
verzekerd;
- rekening moet worden gehouden met zo goed mogelijke loopbaanmogelijkheden voor militair en burgerpersoneel, in aanmerking nemend het onderscheid
tussen beide categorieën.
Aan deze criteria voor het vaststellen van functies als organieke militaire of burgerfuncties kunnen geen individuele rechten worden ontleend. Veeleer moeten deze
criteria beschouwd worden als een door Defensie te hanteren gedragslijn, een referentiekader, aan de hand waarvan meer duidelijkheid verkregen kan worden over de
verdeling van functies over militair en burgerpersoneel.
Ad artikel 2. lid b.
Onder militaire deskundigheid -die slechts kan worden verkregen door het doorlopen
van een militaire loopbaan- wordt verstaan een meer dan algemene kennis van personele en materiële middelen in ruime zin, alsmede de ervaring en de vaardigheden
nodig om die middelen doeltreffend in te zetten.
Ad artikel 2. lid c.
De in dit criterium bedoelde bevoegdheden en gezagsverhoudingen worden ontleend
aan de Oorlogswet voor Nederland en de daaruit voortvloeiende regelingen.
Ad artikel 3.
In dit artikel wordt gedoeld op functies en activiteiten met een civiel karakter of waarvoor een specifieke deskundigheid is vereist, die (vrijwel) direct uit de burgermaatschappij kan worden geworven.
Ad artikel 3. lid b.
Het begrip "continuïteit" moet met een zekere mate van flexibiliteit worden bezien en in
principe niet worden begrensd door een aantal jaren.
Ad artikel 5.
Deze overwegingen zijn opgenomen omdat zij enerzijds beantwoorden aan een
behoorlijk personeelbeleid en anderzijds direct voortvloeien uit de aard van de
defensie-organisatie.
De toepassing van deze overwegingen vormt, vooral in beleidsmatige en algemeen-kwantitatieve zin, op het niveau van krijgsmachtdeel resp. centrale organisatie onderwerp van periodiek overleg met de betrokken Bijzondere Commissies.
Ad artikel 5. lid a.
Onder functieroulatie wordt onder meer verstaan het rouleren over parate en niet-parate functies, de vaar- en walverhouding, plaatsing in binnen- en buitenland e.d.
Ad artikel 5. onder c.
Voor het functioneren van de ministeriële organisatie wordt uitwisseling van opgedane
werkervaring binnen de Centrale Organisatie en anderzijds de ministeriële gedeelten
van de krijgsmachtdelen onontbeerlijk geacht. Per relevant sub-functiegebied dient
daarom bij de toedeling van functies nadrukkelijk met de mogelijkheid tot en de wenselijkheid van roulatie van zowel militair als burger-personeel rekening gehouden te
worden.
Ad artikel 6.
Met "aanvullende beleidsoverwegingen" wordt gedoeld op het rekening houden met de
situatie op de arbeidsmarkt, het inachtnemen van het kostenaspect, enz.
Ad artikel 7.
Met "tijdelijk" wordt in dit verband "voor bepaalde tijd" bedoeld. Deze bepaalde tijd zal
per geval moeten worden vastgesteld.