Onderwerp: Bezoek-historie

Beleidsregel fysieke eisen militairen Koninklijke Luchtmacht
Geldigheid:24-04-2001 t/m Status: Geldig vandaag

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Beleidsregel fysieke eisen militairen Koninklijke Luchtmacht

Datum: 24 april 2001 Nummer: B2001021697 Doelstelling: bekendmaking beleid met betrekking tot meting fysieke gesteldheid en daaraan te stellen eisen voor militair personeel Koninklijke Luchtmacht

Juridische grondslag: Algemeen militair ambtenarenreglement en beleidsregel functietoewijzing en bevordering militairen Koninklijke Luchtmacht

Gaat in per: 1 mei 2001

Afkomstig van: De Bevelhebber der Luchtstrijdkrachten

Wordt gepubliceerd in: MP 31-serie


Artikel 1 Begripsomschrijving

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

a. militair de militair ambtenaar, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c van het AMAR;

b. bevelhebber de Bevelhebber der Luchtstrijdkrachten;

c. commandant de commandant als bedoeld in de Regeling aanwijzing commandanten AMAR (KLu);

d. fysieke eisen door de BDL vastgestelde eisen ten aanzien van de fysieke gesteldheid, onder te verdelen in basis fysieke eisen en specifieke fysieke eisen;

e. basis fysieke eisen de fysieke eisen waaraan elke militair die de leeftijd van 55 jaar nog niet heeft bereikt, ongeacht geslacht, dient te voldoen;

f. specifieke fysieke eisen de fysieke eisen waaraan elke militair die een functie vervult waarvoor die eisen door de BDL zijn gesteld, ongeacht leeftijd en geslacht, dient te voldoen;

g. fysieke meting meting waarbij volgens een vast protocol wordt vastgesteld of de militair voldoet aan de gestelde fysieke eisen.

Artikel 2 Fysieke eisen

1. Iedere militair dient over een voldoende basis fysieke gesteldheid te beschikken om als militair naar behoren te kunnen functioneren.

2. De Bevelhebber kan voor bepaalde functies eisen stellen ten aanzien van de fysieke gesteldheid die uitgaan boven de voor iedere militair geldende basis fysieke gesteldheid.

3. Elke militair tot de leeftijd van 55 jaar dient te voldoen aan de basis fysieke eisen. Deze eisen zijn verwoord in aanhangsel 1 behorende bij deze beleidsregel.

4. De militair die een functie vervult waarvoor door de Bevelhebber specifieke fysieke eisen zijn gesteld als bedoeld in lid 2 van deze bepaling, dient hieraan te voldoen.

Artikel 3 Fysieke meting

1. Teneinde vast te stellen of de militair beschikt over de vereiste fysieke gesteldheid, is hij verplicht één maal per kalenderjaar deel te nemen aan een fysieke meting.

2. De fysieke meting wordt afgenomen door tussenkomst van het Bureau Lichamelijk Vorming Fysieke Training en Sport (BLFTS) van het onderdeel waar de militair is geplaatst danwel administratief in onderhoud is gesteld.

3. Indien er geen mogelijkheid is voor afname van de fysieke meting, dient dit te worden beschouwd als een dienstreden om niet deel te kunnen nemen aan de fysieke meting. De militair is in dat geval verplicht de eigen fysieke conditie te onderhouden zodat hij over een voldoende fysieke gesteldheid beschikt.

4. De fysieke meting richt zich op de volgende fysieke aspecten:

(a) explosieve kracht; (b) snelheid en coördinatie; (c) statische kracht; (d) dynamische kracht; (e) uithoudingsvermogen.

5. De wijze waarop de fysieke meting dient te worden uitgevoerd, is vastgelegd in het “protocol fysieke meting” dat is verwoord in aanhangsel 2 behorende bij deze beleidsregel.

6. Het hoofd van het BLFTS rapporteert het resultaat van de fysieke meting aan de commandant.

Artikel 4 Wijze van deelnemen aan de fysieke meting

1. Afname van de fysieke meting vindt in beginsel jaarlijks plaats op een datum gelegen in de twee maanden voorafgaand aan de geboortemaand van de militair; doch uiterlijk in zijn geboortemaand.

2. Voor de militair die vanwege dienstredenen of vanwege medische beperkingen niet aan de fysieke meting kan deelnemen, geldt dat hij:

  1. zijn commandant hiervan op de hoogte stelt indien het een medische reden betreft;
  2. zodra de medische beperking danwel de dienstreden zich niet meer voordoet, binnen drie maanden alsnog dient deel te nemen aan de fysieke meting.

3. De arts stelt de commandant schriftelijk op de hoogte van de medische beperking en geeft hierbij de verwachte periode van herstel aan.

Artikel 5 Fysieke training

1. De militair die bij de fysieke meting niet voldoet aan de gestelde fysieke eisen wordt verplicht deel te nemen aan fysieke training onder begeleiding van het BLFTS dat hiervan een dossier samenstelt.

2. Het doel van de fysieke training is om de fysieke gesteldheid zodanig te verbeteren dat de militair alsnog kan voldoen aan de gestelde fysieke eisen. Nadat hij deze training heeft afgerond, neemt hij zo spoedig mogelijk deel aan de fysieke meting.

Artikel 6 Rechtspositionele gevolgen

1. De fysieke eisen maken onverkort deel uit van de functie eisen.

2. De militair die deelneemt aan de fysieke meting maar niet kan voldoen aan de gestelde fysieke eisen, krijgt in relatie tot functietoewijzing en bevordering en het toekennen van beloningen, voor de periode dat hij niet in staat is om hieraan te voldoen, ontheffing van het voldoen aan de betreffende functie eis.

3. De in het tweede lid bedoelde ontheffing wordt namens de bevelhebber verleend door de commandant en geldt maximaal voor de periode tot aan de volgende verplichte fysieke meting, mits de militair voldoet aan de in artikel 5 gestelde verplichtingen.

Artikel 7 Registratie

De commandant is verantwoordelijk voor de registratie in het personeelsinformatiesysteem van de status van de militair met betrekking tot de fysieke eisen.

Artikel 8 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 1 mei 2001.

Artikel 9 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als "Beleidsregel fysieke eisen militairen Koninklijke Luchtmacht (BFEM KLu)" en wordt gepubliceerd in de MP-31 serie (militair personeel). Van de plaatsing wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.


Toelichting

Algemeen. Begin jaren negentig werd binnen de krijgsmacht de aandacht gevestigd op de fysieke inzetbaarheid van het militair personeel in verband met een meer frequente inzet ten behoeve van crisisbeheersingsoperaties. Deze discussie heeft geleid tot de invoering van fysieke eisen voor het militair personeel bij de KLu. De laatste jaren is in toenemende mate geconstateerd dat de uitvoering van het beleid met betrekking tot fysieke eisen tot “irritatie” onder het militair personeel leidt. De voor een groot deel van de populatie in relatie tot de functie als te streng ervaren fysieke eisen, de rechtspositionele consequenties voor de militair bij het zakken voor de test en de niet altijd even consequente handhaving van het beleid hebben de irritaties met name veroorzaakt. Voorts is het zakken voor de test geen reden om niet uitgezonden te worden. In relatie tot de doelstelling van de test wordt dit als inconsequent (maar onvermijdelijk) ervaren. De vraag rees dan ook of er een passend, modern en minder "irritant" alternatief voor het huidige beleid kon worden gevonden waarbij het uitgangspunt, de fysiek inzetbare militair, blijft gehandhaafd maar met name afstand wordt genomen van de ontstane willekeur in het toepassen van de rechtspositionele consequenties. Hierbij diende nadrukkelijk in ogenschouw te worden genomen dat het enkel en alleen op enig moment niet (kunnen) voldoen aan de fysieke eisen, niet een frustratie in de loopbaan van een verder overigens goed functionerende militair zou mogen betekenen. Met deze beleidsregel wordt richting gegeven aan dit beleid. De beleidsregel fysieke eisen militairen Koninklijke Luchtmacht is bedoeld om bij elke KLu militair een zodanige fysieke gesteldheid te garanderen, dat hij in staat is om zijn taak als militair uit te voeren en daarmee dus voortdurend inzetbaar is. Om dit zeker te stellen dient de militair elk kalenderjaar een fysieke meting te ondergaan. Deze fysieke meting wordt zowel gehanteerd voor het afnemen van de basis fysieke eisen als van de specifieke fysieke eisen. De inhoudelijke eisen ten aanzien van de fysieke gesteldheid worden vastgesteld door de Bevelhebber der Luchtstrijdkrachten. Uitgangspunt is de fysieke gesteldheid waarover de militair behoort te beschikken om in zijn hoedanigheid als militair te kunnen functioneren. De hiervoor noodzakelijke basis fysieke gesteldheid bepaalt de norm voor alle KLu militairen ongeacht leeftijd en geslacht. Aan deze basis fysieke eisen dient de militair tot de leeftijd van 55 jaar (verplicht uitzendbaar) te voldoen. Voor bepaalde specifieke (fysiek zwaardere) functies worden daaraan gerelateerde andere (zwaardere) eisen gehanteerd (de specifieke fysieke eisen) waarbij geen leeftijdsgrens geldt. Door het Bureau Fysieke Meting en Evaluatie wordt in samenwerking met vertegenwoordigers van verschillende vakgebieden, onderzoek gedaan om te bepalen voor welke functies deze specifieke fysieke eisen in de toekomst gaan gelden. De Bevelhebber zal eerst na overleg met de Bijzondere Commissie KLu overgaan tot het vaststellen van deze functies en de behorende specifieke fysieke eisen. Bij het niet voldoen aan de fysieke eisen dient verplicht te worden deelgenomen aan begeleide fysieke training die moet leiden tot een dusdanige fysieke gesteldheid dat de militair kan voldoen aan de gestelde fysieke eisen. Binnen het meetprotocol van de fysieke meting bestaat binnen bepaalde grenzen de mogelijkheid om een “minder goed” onderdeel te compenseren met een “goed” onderdeel. De mogelijkheden daartoe zijn uitgewerkt in het protocol fysieke meting. Het niet kunnen deelnemen aan de fysieke meting vanwege dienstredenen, medische redenen of fysieke redenen kan de deelname slechts tijdelijk opschorten. Na het wegvallen van de genoemde redenen dient, zonodig na het volgen van fysieke training, alsnog te worden voldaan aan de fysieke eisen. De fysieke meting is mede door het compensatiesysteem zodanig samengesteld dat ook bij geringe fysieke beperkingen nog aan de eisen kan worden voldaan, zodat onnodige instroom in dienstongeschiktheidsregelingen wordt vermeden. De mogelijkheid tot deelname aan een alternatieve fysieke meting is komen te vervallen. De militair met blijvende beperkte fysieke mogelijkheden die gedurende een langere periode niet in staat is om deel te nemen aan de fysieke training en fysieke meting, danwel gedurende een langere periode niet is staat is om te voldoen aan de gestelde fysieke eisen, krijgt van zijn commandant uitsluitsel over zijn rechtspositionele status inzake de fysieke eisen waarbij als uitgangspunt geldt dat medicalisering zoveel mogelijk zal worden voorkomen. Rechtspositie. De fysieke eis maakt onverkort deel uit van het geheel van (militaire) functie eisen. De militair dient dan ook te allen tijde te voldoen aan de gestelde fysieke eisen. De militair die wel deelneemt aan de fysieke meting maar onverhoopt niet voldoet aan de eisen, krijgt namens de bevelhebber van zijn commandant in relatie tot functietoewijzing en bevordering en het toekennen van beloningen op grond van individueel functioneren, tijdelijk ontheffing van het voldoen aan deze functie eis. Deze ontheffing geldt maximaal tot het moment dat de militair weer aan de volgende verplichte fysieke meting dient deel te nemen. Het niet slagen voor de fysieke meting heeft daardoor geen directe rechtspositionele consequenties voor functietoewijzing en bevordering en het toekennen van beloningen op grond van individueel functioneren, onder voorwaarde dat de militair in ieder geval heeft deelgenomen aan de jaarlijkse fysieke meting en deelneemt aan de fysieke training. Ten aanzien van de militair met blijvende beperkte fysieke mogelijkheden die gedurende een langere periode niet in staat is om te voldoen aan de aan hem gestelde specifieke fysieke eisen maar wel aan de basis fysieke eisen, zal door de commandant worden vastgesteld of de militair nog geschikt is voor het vervullen van functies waaraan specifieke fysieke eisen worden gesteld. Indien dit niet het geval is zal voor de betrokken militair worden gezocht naar een functie waaraan geen of andere specifieke fysieke eisen worden gesteld. De militair dient wel te blijven voldoen aan de gestelde basis fysieke eisen. De militair die gedurende een langere periode niet in staat is om deel te nemen aan de fysieke training en fysieke meting, danwel gedurende een langere periode niet is staat is om te voldoen aan de basis fysieke eisen, kan worden onderworpen aan een Incidenteel Geneeskundig Onderzoek (IGO), indien en voor zover de commandant van oordeel is dat mede op grond van andere feiten en omstandigheden twijfel bestaat over de dienstgeschiktheid van de militair. Indien het gedurende langere tijd niet kunnen voldoen aan de basis fysieke eisen geen aanleiding vormt om te twijfelen aan de geschiktheid van de militair voor het vervullen van de militaire dienst, zal de commandant namens de Bevelhebber in beginsel tijdelijk dispensatie verlenen aan de militair voor het voldoen aan de basis fysieke eisen. (N.B.: deze dispensatie kan indien bovenstaande voorwaarden onverminderd van kracht zijn, telkenmale opnieuw worden verleend.) Deze bevoegdheid kan de commandant niet mandateren. Onverminderd de genoemde ontheffing en dispensatie blijft de mogelijkheid bestaan om de militair bij (uit overige feiten eveneens gebleken) blijvende ongeschiktheid voor de militaire dienst, te ontslaan op grond van artikel 39, tweede lid onder j. van het AMAR. Alvorens een militair voor ontslag wegens blijvende dienstongeschiktheid in aanmerking te brengen, wordt eerst binnen de organisatie gekeken in hoeverre het mogelijk is de blijvend dienstongeschikte militair, binnen danwel buiten de Koninklijke Luchtmacht, te reïntegreren op een passende burgerfunctie. Hoe om te gaan met de reïntegratie-inspanningen is weergegeven in de Nota Reïntegratie dienstongeschikte militairen d.d. 29 december 1999.


Aanhangsel 1: basis fysieke eisen

Tabel basis fysieke eisen

Score:Stand-hoogte-sprong (cm)Snelheids & Coördinatie –loop (sec)Statische knijpkracht (kilo) Opdrukken (aantal herh.)20 meter shuttle loop (trap)
0 “ruim onvoldoende”< 22,5>29,5<30< 9< 4
1 “onvoldoende”22,5 – 24,927,1 - 29,530 –349 - 134 - 4,5
2 “basiseis”25,0 - 27,924,1 – 27,035 – 5214 - 185 - 6
3 “ruim voldoende”> 27,9< 24,1>52> 18> 6

 


Aanhangsel 2: protocol fysieke meting

1. Alvorens de fysieke meting te ondergaan, wordt de militair onderworpen aan een warming-up.

2. Alle in artikel 3, vierde lid, omschreven fysieke aspecten worden gemeten door het afleggen van een vijftal testonderdelen die achtereenvolgens (met inbegrip van rustperiodes) binnen één uur worden afgewerkt.

3. Voor de afzonderlijke testonderdelen van de reguliere fysieke meting gelden de volgende omschrijvingen:

  1. Stand-hoogte-sprong De militair dient vanuit een gehurkte houding (kniehoek 90°) een rechtstandige sprong te maken. Er wordt gesprongen op een specifieke sprongmat. Gemeten wordt de vluchttijd tussen afzet en landing, waaruit de hoogte van de sprong wordt berekend.
  2. Snelheids- en coördinatieloop De militair dient tijdens deze test een parcours van 90 meter zo snel mogelijk af te leggen. Het parcours bestaat uit zowel rechtlijnige als slalom bewegingspatronen. Gemeten wordt de tijd tussen start en finish.
  3. Statische knijpkracht De militair dient gedurende drie seconden een handdynamometer zo krachtig mogelijk in te knijpen. Deze test wordt afzonderlijk door beide handen uitgevoerd. De hoogste score wordt als eindscore geteld.
  4. Opdrukken De militair dient vanuit een voorwaartse ligsteun (hierbij zijn de handen geplaatst op een op 65 cm hoger gelegen steun en de voeten op het grondoppervlak) door de armen te zakken totdat een op de steun geplaatst kussentje wordt geraakt. Deze beweging dient zo vaak mogelijk met een standaardfrequentie, aangegeven door een pieptoon, te worden herhaald. Gemeten wordt het aantal herhalingen.
  5. 20m Shuttle-loop De militair dient over een afstand van 20 meter (aangegeven door lijnen) heen en weer te lopen. Het looptempo wordt bepaald en aangegeven door geluidssignalen waarbij de intervallen ("stappen") naar mate de test vordert, steeds korter worden. Gemeten wordt het maximaal aantal behaalde “stappen”.

4. De militair die, binnen bepaalde grenzen, een onvoldoende scoort op één of twee testonderdelen, kan deze onvoldoende testonderdelen compenseren met één of twee ruim voldoende testonderdelen. De volgende beoordelingscriteria liggen hieraan ten grondslag:

  1. Per test onderdeel kan een score “0”, “1”, “2” of “3” worden behaald. Waarbij score “0” ruim onvoldoende, score “1” onvoldoende, score “2” fysieke eis en score “3” ruim voldoende aangeeft. Elke score (0, 1, 2 of 3) bestaat uit een range waarbinnen dient te worden gepresteerd.
  2. De totaalscore wordt verkregen door optelling van de losse (testonderdeel) scores. Om te voldoen aan de fysieke eisen dient de totaalscore minimaal “10” te zijn.
  3. Een score “1” op een testonderdeel dient te worden gecompenseerd met een score “3” op een ander testonderdeel.
  4. Bij het behalen van een score “0” (onvoldoende) op één van de testonderdelen voldoet de betreffende militair niet aan de gestelde fysieke eisen.

5. Er is alleen sprake van deelname aan de fysieke meting indien daadwerkelijk aan alle onderdelen (ongeacht resultaat) is deelgenomen.

Naar boven