Hoofdstuk 2 Aanstelling
Artikel 2:1 Maximum leeftijdsgrens bij aanstelling
Voor de in bijlage 1, onder a, bij deze voorlopige voorziening opgenomen specifieke functiegroepen personeel gelden de daarbij vermelde maximum leeftijden bij de initiële aanstelling in fase 1.
Artikel 2: 2 Aanstelling bij het beroepspersoneel
1. Bij de aanstelling bij het beroepspersoneel waarbij een militair wordt aangewezen voor het volgen van een initiële opleiding wordt hem de rang of stand en klasse toegekend die past bij de fase van die opleiding waarvoor hij wordt aangewezen.
2. Bij een aanstelling bij het beroepspersoneel waarbij een militair niet wordt aangewezen voor het volgen van een initiële opleiding, wordt hem de rang of stand en klasse toegekend die is verbonden aan de eerste functie waarvoor de militair is bestemd.
3. In afwijking van het eerste of het tweede lid behoudt de militair, die voor aanvang van de initiële opleiding reeds was aangesteld bij het beroepspersoneel, zijn rang tenzij toepassing van een van die leden leidt tot toekenning van een hogere rang.
4. De militair die bij aanstelling bij het beroepspersoneel wordt aangewezen voor het volgen van de specialistenopleiding voor officieren dan wel de specialistenopleiding voor onderofficieren, wordt bij aanstelling voor de duur van de opleiding een tijdelijke rang als bedoeld in artikel 24b, tweede lid, van het AMAR toegekend die is verbonden aan de functie welke hem na voltooiing van deze opleiding zal worden toegewezen.
Artikel 2:3 Aanstelling bij het reservepersoneel
1. Bij aanstelling bij het reservepersoneel aansluitend aan zijn ontslag bij het beroepspersoneel behoudt de militair de rang die hij op het moment van ontslag effectief bekleedde, tenzij deze rang hem uitsluitend tijdens de initiële opleiding is toegekend.
2. Aan de militair die bij aanstelling bij het reservepersoneel wordt aangewezen voor het volgen van een initiële opleiding wordt de stand of rang toegekend die behoort bij de fase van de opleiding waarvoor hij bij zijn aanstelling is aangewezen.
3. Aan de militair die bij aanstelling bij het reservepersoneel niet wordt aangewezen voor het volgen van een initiële opleiding, wordt de stand of rang toegekend die is verbonden aan de eerste functie waarvoor de militair is bestemd.
4. De gegadigde voor een aanstelling bij het reservepersoneel komt niet in aanmerking voor een bestemming om functies te vervullen bij het Korps Nationale Reserve indien hij reeds een bestemming heeft voor opkomst in geval van nationale rampen en crisissituaties bij een onderdeel van de krijgsmacht of daarbuiten.
5. Aan een aanstelling bij het reservepersoneel wordt een proeftijd verbonden van 6 maanden indien de militair niet beschikt over eerder opgedane militaire ervaring.
Artikel 2:4 Aan de aanstelling verbonden verplichting (uitvoering art 7, tweede lid, AMAR)
1. In afwijking van artikel 7, eerste lid, van het AMAR en gelet op het bepaalde in artikel 7, tweede lid, van het AMAR geldt voor de hierna genoemde groepen personeel een afwijkende aan de aanstelling verbonden verplichting om deel uit te maken van het beroepspersoneel:
militairen in de stand van soldaat of korporaal die zijn ingedeeld bij de Koninklijke landmacht: gedurende de initiële opleiding en aansluitend een periode van twee jaar. officieren-arts, -tandarts en -apotheker: gedurende de initiële opleiding en aansluitend een periode van drie jaar;
2. In afwijking van artikel 7, eerste lid, van het AMAR kan de minister in individuele gevallen een kortere dienverplichting vaststellen.
3. Bij wijziging van de bestemming krijgt de militair de bij die bestemming behorende dienverplichting opgelegd. Hierop wordt in mindering gebracht de bij aanstelling opgelegde dienverplichting voor zover deze is voldaan.
Artikel 2:5 Flexibilisering arbeidsduur bij langdurige dienverplichting
In afwijking van artikel 54d, eerste lid, aanhef en onder b, en artikel 54e, eerste lid, aanhef en onder b, van het AMAR, kunnen militairen met een dienverplichting langer dan de duur van de initiële opleiding plus vier jaar, na de initiële opleiding plus vier jaar gebruik maken van flexibilisering van de arbeidsduur zoals bedoeld in de artikelen 54d en 54e van het AMAR.
Bijlage 1
a. Specifieke functiegroepen met maximum leeftijden bij aanstelling in fase 1 (art. 5a, tweede lid, AMAR en art. 2:1 URAMAR)
categorie | maximumleeftijd bij aanstelling in fase 1 |
soldaat CLAS/CLSK | 27 |
marechaussee | 24 |
korporaal CLAS/CLSK | 28 |
matroos/marinier | 26 |
onderofficier | 28 |
onderofficier KMar | 24 |
officier | 28 |
officier meerjarige opleiding 1) | 25 |
officier vlieger | 26 |
officier vlieger meerjarige opleiding 1) | 23 |
officier specialistenopleiding 2) | 32 |
officier algemeen militair arts | 34 |
officier huisarts, tandarts en apotheker | 37 |
1) Als meerjarige opleiding worden aangemerkt de militair-wetenschappelijke opleiding aan de NLDA, de opleiding aan de NLDA tot officier-gevechtsleider of officier-luchtverkeersleider bij het CLSK en de opleiding aan de NLDA en de Politieacademie tot officier bij de KMar.2) Een specialistenopleiding is een initiële opleiding aan de NLDA van maximaal tien weken voor specifieke categorieën HBO- en WO-opgeleide aspirant-officieren.
b. Specifieke functiegroepen met afwijkende duur functievervulling (art. 17, zevende lid, AMAR en art. 3:8 URAMAR)
Voor alle in dit onderdeel genoemde functies en functiegroepen kan een afwijkende duur functievervulling van maximaal 7 jaar worden bepaald alsmede een daarmee samenhangende afwijkende beschikbaarheidsdatum van maximaal 4 jaar vanaf aanvang functievervulling.
Functie( groep) |
Algemeen (maximaal 7 jaar): |
Functies in het functiegebied Militaire muziek |
Functies als Bedrijfsmaatschappelijk werker |
Functies binnen het functiegebied Arbo en milieu |
AV-specialisten (bij de Audiovisuele dienst) |
KMar (maximaal 6 jaar, met mogelijkheid tot verlenging met 1 jaar): |
Functies deel uitmakend van of vallend onder de opsporingsondersteuning (forensische recherche, zeden recherche, digitale recherche, milieu recherche, wapens-, munitie- en explosieven interceptie) evenal functies behorende tot de criminele inlichtingeneenheid, informatie en analyse knooppunt en de functie van recherchekundige/recherche adviseur, alsmede de functie van teamleider tactische opsporing |
Functies met betrekking tot de inzet van Rijksvaartuigen ten behoeve van de persoonscontrole in het kader van de grensbewaking (personeel vaargroepen) |
Functies deel uitmakend van het Expertise Centrum Identiteits- en Documentenfraude |
Functies binnen het expertiseveld falsificaten |
Functies deel uitmakend van het Expertise Centrum Luchthavens |
Functies deel uitmakend van het Expertise centrum Mensensmokkel en Mensenhandel (EMM) |
Functies deel uitmakend van Handhaving & Toezicht Beveiliging Burgerluchtvaart |
Functies behorende tot het Korps Controle Vervoer Gevaarlijke Stoffen |
Functies behorende tot de Bijzondere Dienst (BD) en Integrale veiligheidszorg |
Functies in het kader van luchtwaarneming met betrekking tot opsporing en controle |
Functies belast met opsporing binnen het werkveld hondengeleiding |
Functies deel uitmakend van Operationele afdelingen BSB |
Functies deel uitmakend van de Commandogroep afdeling Operationele Ondersteuning BSB |
Functies deel uitmakend van Sectie Trainingsgroep BSB |
Functies deel uitmakend van Sectie Operationele Logistiek BSB |
Functies deel uitmakend van Sectie Informatie Unit BSB |
Functies deel uitmakend van SIOG/BSB van de Opleidingseenheid LOKKMAR |
Functies deel uitmakend van de Landelijke Meldkamer KMar (LMK) |
Functies deel uitmakend van de Landelijke Meldkamer (Driebergen) en Meldkamer Schiphol |
Functies in het kader van de Verkeers ongevallen analyse (VOA) |
Functies deel uitmakend van de Integrale Beroepsvaardigheidsorganisatie (IBT) |
Functies deel uitmakend van de afdeling Veiligheid en Integriteit (AV&I) |
c. Specifieke groepen personeel met afwijkende maximum looptijd in rang in fase 1 en 2 (artikel 29a, zesde lid, 29b, zesde lid, en 29c, vierde lid, AMAR alsmede art. 4:1 URAMAR)
categorie | Maximum looptijd in rang in fase 1 en 2 |
1. Korporaals en overeenkomstige rangen (art. 29b, zesde lid, AMAR) | |
CZSK: Matroos der 1 e klasse/marinier der 1e klasse | 10 i.p.v. 8 jaar |
CLAS/CLSK: Korporaal geneeskundig verzorger | 10 i.p.v. 8 jaar |
CLAS: Korporaal spec ops TD en GN | 12 i.p.v. 8 jaar |
CLSK: Korporaal OGRV, lanceerder Patriot, LVL, Al en A3 (mechanica), automonteur, wapentechniek, VUT, schilder, chauffeur POL Cis, brandweer en hondengeleider | 10 i.p.v. 8 jaar |
2. Onderofficieren (art. 29c, vierde lid, AMAR) | |
CLSK: Sgt VLOO, LVL, GL, (O)GRV, hondengeleider, lanceerder Patriot, vuurleider Patriot, Intell, Cis, B2 (Avionica), IDT-IVT, automonteur, GU, schilder, loadmaster, sport, GNK. B1-1 (vastvleugelig), B1-3 (heli), wapentechniek, vliegtuigplaatwerk en VUT | 15 i.p.v. 10 jaar |
CLAS/CLSK: Sgt EOD | 12 i.p.v. 10 jaar |
Kmar: Wachtmeester muzikant | 15 i.p.v. 10 jaar |
Kmar: Wachtmeester IBT en luchtwaarnemer | 14 i.p.v. 10 jaar |
CLAS/CZSK/CLSK: Sgt AMV/Gitter/Klinisch-chemisch analist/Tandarts assisten/Radiologisch-laborant | 12 i.p.v. 10 jaar |
3. Officieren (art. 29c vierde lid, AMAR) | |
CZSK: LTZ20C/LTZV20C/LTZW20C/KAPMARNS in het bezit van brevet Vlieger/Waarnemer | 12 i.p.v. 9 jaar |
CLAS/CLSK/Kmar: Kapitein Jurist | 12 i.p.v. 9 jaar |
CLSK: Kapitein arts, vlieger, GL en LVL | 12 i.p.v. 9 jaar |
Bijlage 5: Toepassing overgangsbeleid
Algemeen
1. In Artikel 111 van het wijzigingsbesluit AMAR (Stb. 2011, 21) is overgangsbeleid opgenomen voor de militairen, die op het moment van inwerkingtreden van de wijziging de maximum looptijd in rang al hebben gepasseerd of deze binnen één jaar passeren. Daarnaast zijn nog enkele andere groepen personeel onderscheiden, waarvoor separate afspraken zijn gemaakt. Voor de volledigheid wordt het gehele spectrum hieronder op een rij gezet.
2. Gewekte verwachtingen. In de aanloop naar de laatste wijziging van het AMAR (Stb. 2011, 21) is in de communicatie-uitingen steeds sprake geweest van maximum leeftijdsgrenzen die als sturingsinstrument zouden worden gehanteerd. Vanwege mogelijke leeftijdsdiscriminatie is in overleg met de centrales van overheidspersoneel van het leeftijdscriterium afgestapt en overgegaan tot een breder gebruik van het instrument maximum looptijden in rang. Echter, de voortdurende communicatie over leeftijdsgrenzen heeft verwachtingen gewekt. Zeker omdat het gebruik van maximum looptijden in rang in een aantal gevallen leidt tot een eerder ontslag dan wanneer zou zijn uitgegaan van maximum leeftijden.
3. Gelet op deze gewekte verwachtingen is ter uitvoering van het overgangsrecht ingevolge Artikel 111 van het wijzigingsbesluit AMAR een specifiek op dit aspect gericht overgangsbeleid geformuleerd. Dit luidt als volgt:
- Voor de FPS-militair in fase 1 of 2, die op 1 februari 2011 een functie bekleedde, geldt het doorstroom- en ontslag regime van het nieuwe AMAR met dien verstande dat bij de bepaling van de feitelijke datum van ontslag, als bedoeld in artikel 39, tweede lid, onder i, van het AMAR, een ondergrens wordt vastgesteld op basis van de volgende leeftijden:
1e voor soldaten 30 jaar
2e voor korporaals en overeenkomstige rangen 32 jaar;
3e voor onderofficieren en officieren 35 jaar.
Wanneer deze FPS-militair, bij het bereiken van de maximum looptijd in rang, een leeftijd heeft beneden deze ondergrens, wordt het ontslagmoment op basis van artikel 39, tweede lid, onder i, van het AMAR uitgesteld tot de desbetreffende ondergrens is bereikt. De militair kan, wanneer hij toch eerder, op het moment einde looptijd in rang, op basis van artikel 39, tweede lid, onder i, van het AMAR met ontslag wil, dit aangeven bij zijn C-OPCO. De soldaat/korporaal (of overeenkomstige rang) die kiest voor het uitgestelde ontslagmoment van 30 respectievelijk 32 jaar krijgt tenminste 2 jaar voor dat uitgestelde ontslagmoment duidelijkheid over mogelijkheden voor bevordering. De onderofficier/officier die kiest voor het uitgestelde ontslagmoment van 35 jaar krijgt tenminste 3 jaar voor dat uitgestelde ontslagmoment duidelijkheid over mogelijkheden voor doorstroom naar fase 3.
- Voor de militair met een toegekende FPS-aanstelling op of na 1 februari 2011 en de FPS militair, die op 1 februari 2011 een initiële opleiding volgde, die in zijn totaliteit 6 maanden of korter duurt, geldt onverkort het doorstroom- en ontslag regime van het nieuwe AMAR zonder dat er sprake is van een ondergrens als hierboven onder a is aangegeven.
Verdere uitwerking voor verschillende groepen personeel
Hierna wordt de toepassing van het overgangsbeleid met inachtneming van de punten 2 en 3 voor diverse groepen verder uitgewerkt.
4. Uitvoering overgangsbeleid op basis van Artikel 111 AMAR, met inachtneming van de afspraak in punt 2 en 3. Militairen die vallen onder de toepassing van artikel 111 van het AMAR, krijgen zo spoedig mogelijk na 1 februari 2011, na de gebruikelijke toetsing (beschikbaarheid functies binnen het OPCO, en op aangeven van de militair ook buiten het eigen OPCO, evenals geschiktheid) een persoonlijke brief door de zorg van het OPCO. Voor deze groep geldt de ontslagbeschermingtermijn van 12-18 maanden. De volgende groepen worden onderscheiden:
- soldaten (artikel 29a AMAR), met op 1 februari 2011 een totale looptijd in rang van 7 jaar of meer, met als ondergrens een leeftijd van 30 jaar;
- korporaals en overeenkomstige rangen (artikel 29b AMAR), met op 1 februari 2011 een totale looptijd in rang van 7 jaar of meer, met als ondergrens een leeftijd van 32 jaar;
- onderofficieren, te weten sergeanten (der 1 e klasse en overeenkomstige rangen, art. 29c, eerste lid, AMAR) met op 1 februari een totale looptijd in rang van 9 jaar of meer, met als ondergrens een leeftijd van 35 jaar;
- officieren, te weten kapiteins (en overeenkomstige rangen, art. 29c, tweede lid, AMAR) met op 1 februari een totale looptijd in rang van 8 jaar of meer, met als ondergrens een leeftijd van 35 jaar.
Voor specifieke functiegroepen kunnen afwijkende looptijden in rang gelden (art. 29a, zesde lid, art. 29b, zesde lid, art. 29c, vierde lid, AMAR en de Voorlopige voorziening URAMAR). Zo geldt voor bijvoorbeeld matrozen en mariniers der eerste klasse een afwijkende maximum looptijd in rang van 10 jaar in plaats van 8 jaar en bijvoorbeeld voor de sergeant AMV 12 jaar in plaats van 10. Voor die functiegroepen worden de onder a, b, c en d genoemde looptijden daarmee ook anders.
NB de brieven moeten in afschrift worden gezonden aan DCHR en de betrokken personeelsdienst.
5. Aparte aandacht moet worden besteed aan de militairen die niet vallen onder de regel in punt 4, maar die al wel de datum zijn gepasseerd, waarop zij volgens het AMAR duidelijkheid hadden moeten krijgen over hun mogelijkheden om bevorderd te worden (soldaten/korporaals; art. 29a, derde lid en 29b, derde lid, AMAR, uiterlijk 2 jaar voor bereiken maximum looptijd in rang) of te kunnen doorstromen (onderofficieren en officieren; art. 29c, derde lid, AMAR, uiterlijk 3 jaar voor bereiken maximum looptijd in rang). Ook hierbij zijn de afspraken, opgenomen in punt 2 en 3, van toepassing. Het gaat om de volgende groepen:
- soldaten (art. 29a AMAR) met een looptijd van 6 tot 7 jaar, met als ondergrens een leeftijd van 30 jaar;
- korporaals en overeenkomstige rangen (art. 29b AMAR) met een looptijd van 6 tot 7 jaar, met als ondergrens een leeftijd van 32 jaar;
- onderofficieren, te weten sergeanten (der 1 e klasse en overeenkomstige rangen, art. 29c, eerste lid AMAR), met een looptijd van 7 tot 9 jaar, met als ondergrens een leeftijd van 35 jaar;
- officieren, te weten kapiteins (en overeenkomstige rangen, art. 29c, tweede lid AMAR), met een looptijd van 6 tot 8 jaar, met als ondergrens een leeftijd van 35 jaar.
Voor specifieke functiegroepen kunnen afwijkende looptijden in rang gelden (art. 29a, zesde lid, art. 29b, zesde lid, art. 29c, vierde lid, AMAR en de Voorlopige voorziening URAMAR). Voor die functiegroepen worden de onder a, b, c en d genoemde looptijden daarmee ook anders.
De 2- of 3-jaartermijn op basis van het AMAR, waarbinnen de militair uiterlijk duidelijkheid moet worden verschaft over zijn bevorderings- of doorstroommogelijkheden, kan niet meer worden toegepast, omdat die datum al is gepasseerd. Uit het oogpunt van goed werkgeverschap wordt de termijn van 2 of 3 jaar desondanks gehandhaafd, ook al wordt daarmee de maximum looptijd in rang met een korte periode gepasseerd. Dit betekent dat deze militairen op zo kort mogelijke termijn een brief wordt toegezonden door de zorg van het OPCO, waarin hen duidelijkheid wordt verschaft over hun persoonlijke situatie. Daarbij wordt ook de uiterste ontslagdatum, met inachtneming van de al genoemde 2- of 3-jaartermijn, te rekenen vanaf datum inwerkingtreding wijziging AMAR, vastgesteld. Ook moet worden aangegeven dat zij 1 jaar voor de beoogde ontslagdatum worden aangemeld bij het DCEBD.
NB de brieven moeten in afschrift worden gezonden aan DCHR en de betrokken personeelsdienst.
6. Uitvoering regulier bevorderings- en doorstroomproces. FPS-militairen, die op 1 februari 2011 een functie bekleedden en nog niet de datum zijn gepasseerd, waarop zij volgens het AMAR duidelijkheid hadden moeten krijgen over hun mogelijkheden om bevorderd te worden (soldaten/korporaals; art. 29a, derde lid en 29b, derde lid, AMAR, uiterlijk 2 jaar voor bereiken maximum looptijd in rang) of te kunnen doorstromen (onderofficieren en officieren; art. 29c, derde lid, AMAR, uiterlijk 3 jaar voor bereiken maximum looptijd in rang), vallen onder het reguliere bevorderings- dan wel doorstroomproces, zoals opgenomen in Hoofdstuk 4 van het AMAR, maar met inachtneming van de afspraken opgenomen in punt 2 en 3:
- soldaten (artikel 29a AMAR), die op 1 februari 2011 een totale looptijd in rang hebben van maximaal 6 jaar volgen het reguliere traject zoals beschreven in artikel 29a en 31a van het AMAR, met als ondergrens een leeftijd van 30 jaar;
- korporaals en overeenkomstige rangen (artikel 29b AMAR), die op 1 februari 2011 een totale looptijd in rang hebben van maximaal 6 jaar volgen het reguliere traject zoals beschreven in artikel 29b en 31a van het AMAR, met als ondergrens een leeftijd van 32 jaar;
- onderofficieren, te weten sergeanten (der 1 e klasse en overeenkomstige rangen, art. 29c, eerste lid, AMAR) en die op 1 februari 2011 een looptijd in rang hebben van maximaal 7 jaar volgen het reguliere traject zoals beschreven in artikel 29c tot en met 31a van het AMAR, met als ondergrens een leeftijd van 35 jaar;
- officieren, te weten kapiteins (en overeenkomstige rangen; art. 29c, tweede lid AMAR) die op 1 februari 2011 een looptijd in rang hebben tot 6 jaar volgen het reguliere traject zoals beschreven in artikel 29c tot en met 31a van het AMAR, met als ondergrens een leeftijd van 35 jaar.
Voor specifieke functiegroepen kunnen afwijkende looptijden in rang gelden (art. 29a, zesde lid, art. 29b, zesde lid, art. 29c, vierde lid, AMAR en de Voorlopige voorziening URAMAR). Voor die functiegroepen worden de onder a, b, c en d genoemde looptijden daarmee ook anders.
7. Herstel van al in gang gezette processen. Eind 2010 heeft een aantal militairen een brief ontvangen, waarin is meegedeeld dat zij, gelet op hun leeftijd, niet in aanmerking komen voor bevordering of doorstroom naar fase 3 en daarom zijn aangemeld bij het DCEBD. Het gaat om militairen van CZSK, CLSK en de KMar. Omdat inmiddels is afgestapt van het leeftijdscriterium zal aan deze militairen een nieuwe brief door de zorg van het OPCO worden toegezonden. Hierbij worden ook de hiervoor genoemde punten 2 en 3 van het overgangsbeleid in acht genomen. Daarbij kunnen twee groepen worden onderscheiden:
- de militairen die in bemiddeling bij DCEBD zijn, maar die per 1 februari 2011 hun maximum looptijd in rang op basis van de AMAR-wijziging nog niet hebben bereikt.
Deze groep krijgt een correctiebrief, waarbij de oude (Ieeftijds)brief wordt ingetrokken. Hierbij wordt hen wel de vraag gesteld of zij toch tot einde looptijd in rang bij Defensie willen blijven of dat zij het bemiddelingsproces door DCEBD willen laten doorlopen.
- de militairen die al een brief hebben gehad, waarin hen is meegedeeld dat zij niet in aanmerking komen voor doorstroom naar fase 3, maar die ook de maximum looptijd in rang per 1 februari 2011 op basis van de AMAR-wijziging zijn gepasseerd of binnen een jaar passeren, krijgen een correctiebrief, onder gelijktijdige intrekking van de "oude" brief. De nieuwe brief is inhoudelijk gelijk (negatief bevorderings- of doorstroombesluit) maar zal zijn gebaseerd op het looptijdcriterium in plaats van het leeftijdcriterium.
NB de brieven moeten in afschrift worden gezonden aan OCHR en de betrokken personeelsdienst.
8. Individuele toezeggingen. Concrete, identificeerbare individuele toezeggingen, die afwijken van het overgangsbeleid, en waarin de punten 2 tot en met 7 niet voorzien, worden gerespecteerd. Zo zijn er met een groot aantal militaire chauffeurs toezeggingen gedaan op basis van leeftijden, die een ander, later ontslagmoment kennen dan het ontslagmoment op basis van de maximale looptijd in rang. Wanneer dergelijke afspraken kunnen worden aangetoond, worden zij gerespecteerd.
9. Redelijkheid en billijkheid. Een voorstel van C-OPCO tot afwijking op basis van redelijkheid en billijkheid van de hiervoor beschreven toepassing van het overgangsbeleid, wordt door het OPCO ter beslissing voorgelegd aan de HOP.