Arbocatalogus Agressie en Geweld
De Arbocatalogus Agressie en Geweld is door de sociale partners van de sector
Defensie vastgesteld op 24 maart 2015. De Arbocatalogus Agressie en Geweld zal
uiterlijk drie jaar na vaststelling worden geëvalueerd.
1 Algemeen
Agressief gedrag en het gebruik van geweld zijn van alle tijden en komen in
elke, dus ook de Nederlandse, samenleving voor. Het betreft agressie en geweld
tussen individuele of groepen burgers onderling en van burgers tegen werknemers
met een publieke taak alsook werknemers in de particuliere sector. Agressie en
geweld komen ook voor in de alledaagse werkrelaties tussen collega’s en tussen
werknemers en hun leidinggevenden. Agressie en geweld vormen dus voor veel
werknemers een reëel risico. Dat geldt ook voor de werknemers van de
Defensieorganisatie.
Deze Arbocatalogus richt zich op agressie en geweld door defensiepersoneel of
burgers tegen (groepen) defensiemedewerkers met een publieke taak, zoals de
publieke taak van de Koninklijke Marechaussee (KMar), de Explosieve Opruimings
Dienst Defensie (EODD) en de Kustwacht of met een intern dienstverlenende taak,
zoals de Defensie Bewakings- en Beveiligingsorganisatie (DBBO), catering
dienstverlening, gezondheidszorg en personeelszorg.
Defensiebrede inventarisatie en intern onderzoek bij de KMar hebben aangetoond
dat defensiemedewerkers met een dienstverlenende taak regelmatig worden
geconfronteerd met agressie en geweld, als vormen van ongewenst gedrag, van
burgers of defensiepersoneel.
2 Definities en begrippen
Om agressie en geweld goed aan te kunnen pakken, is eenheid van opvatting
vereist. Vooral voor het melden van voorvallen en de (trend)analyse hiervan is
het noodzakelijk om de begrippen agressie en geweld nader te definiëren en in de
juiste context te plaatsen.
2.1 Definitie agressie en geweld
Er zijn diverse omschrijvingen van agressie en geweld. Defensie heeft gekozen
om bij de definiëring aan te sluiten bij de definitie van het programma Veilige
Publieke Taak (VPT), aangevuld met de interne dienstverlenende functie binnen
Defensie.
Definitie
“Het welbewust of onbewust, verbaal of non-verbaal uiten, gebruiken van fysieke
kracht of macht, dan wel het dreigen daarmee, gericht tegen een werknemer, onder
omstandigheden die rechtstreeks verband houden met het verrichten van een
dienstverlenende, al dan niet publieke taak, wat resulteert of waarschijnlijk
zal resulteren in een gevoel van bedreiging, psychische schade, materiële
schade, letsel of de dood ten gevolge hebbend”.
2.2 Vormen van agressie en geweld
In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de verschillende vormen
van agressie en geweld, ontleend aan het programma Veilige Publieke Taak.
Wanneer er sprake is van een voorval dat binnen deze omschrijvingen valt, moet
er altijd een reactie volgen. Welke reactie dit is, hangt met name af van de
ernst van het voorval. Een voorval waarbij sprake is van agressie en geweld moet
altijd (geanonimiseerd) worden gemeld. Het afhandelen en melden van voorvallen
met agressie en geweld is beschreven in hoofdstuk 8.
Tabel 1: Vormen van agressie en geweld
Vormen van agressie en geweld |
Vorm | Voorbeelden (niet limitatief) |
(Non-) verbale agressie | Beledigen Vernederen Smaad Treiteren Discrimineren Seksuele intimidatie | Schelden; beledigen; middelvinger geven;
dreigende opmerkingen maken (niet op de
persoon gericht); kwetsen; aanhoudend
grieven; krenken; aanhoudend kleineren;
zwart maken; aantasten in goede naam of
eer; aanhoudend plagen, pesten of sarren;
discrimineren naar herkomst, seksuele
geaardheid, religie of fysieke kenmerken;
ongewenste seksuele aandacht. Ook
uitingen via telefoon, sociale media, brief,
fax of email vallen hieronder. |
Persoonsgerichte
bedreiging | Dreigen door houding,
gebaar of andersoortig
gedrag Bemoeilijken,
onmogelijk maken of
juist dwingen Lokaalvredebreuk Schennis der
eerbaarheid Pogingen tot schoppen,
slaan of verwonden Stalken | Op de persoon (of directe naasten) gerichte
bedreiging waarbij het aannemelijk is dat de
dreiging zal worden uitgevoerd; het openlijk
dragen of meevoeren van een wapen
(pistool, mes, gevaarlijke hond e.d.);
dwingen tot uitvoeren of juist nalaten van
ambtstaken; opzettelijk bemoeilijken en/of
onmogelijk maken van uitvoeren van taken,
huisvredebreuk gepleegd aan een voor
openbare dienst bestemd gebouw (toegang
verschaffen, zonder toestemming), schennis
van de goede zeden, dreigen met vormen
van fysiek geweld, stelselmatig hinderen,
stelselmatig volgen, stelselmatig bedreigen.
Ook schriftelijke dreigingen, via brief,
telefoon, sociale media, brief, email en fax
vallen onder deze definitie. |
Fysieke agressie | Mishandeling Verwonden, pijn
veroorzaken Aanranden Beetpakken, duwen,
trekken, slaan, gericht
gooien, spugen Wapengebruik Vernielen | Mishandeling, verwonden, schoppen,
aanranden, beetpakken, duwen, trekken,
slaan, spugen en gericht gooien met
voorwerpen, krabben, ongewenst
aanklampen, seksuele handtastelijkheden,
het vernielen van meubels, het gooien van
objecten, het fysiek verhinderen dat iemand
een vertrek kan verlaten, het fysiek
verhinderen van werkzaamheden, grijpen,
bijten of krabben, stompen en een kopstoot
geven. |
2.3 Integriteit
Defensie is een organisatie waarin integriteit en professionaliteit voorop
staan. Medewerkers worden onder uiteenlopende en vaak zware omstandigheden
ingezet. Om invulling te geven aan integriteit zijn regels en procedures
vastgesteld, zoals de Gedragscode Defensie en de Aanwijzing SG A/984 “Uitvoering
van het integriteitsbeleid Defensie”. De manier waarop de medewerkers van
Defensie met elkaar behoren om te gaan, staat omschreven in de Gedragscode
Defensie. De Gedragscode vormt de basis van wat bij Defensie onder integriteit
wordt verstaan, namelijk: Respectvol met elkaar (en met anderen) omgaan, waarbij
rekening wordt gehouden met de rechten en met gerechtvaardigde belangen en
wensen van alle betrokkenen.
De Centrale Organisatie Integriteit Defensie (COID) is het expertisecentrum op
het gebied van integriteit en ondersteunt leidinggevenden en medewerkers bij het
uitvoeren van het integriteitsbeleid.
De Arbocatalogus Agressie en Geweld gaat niet nader in op integriteit vanwege de
in deze paragraaf beschreven al bestaande regelingen en instanties.
3 Doelgroep
Deze Arbocatalogus richt zich primair op eenheden of bedrijven waar uit de
Risico Inventarisatie en Evaluatie (RI&E), of indirect op basis van
voorvallen(onderzoek), analyse van ziekteverzuimgegevens of zich manifesterende
gezondheidsklachten, blijkt dat er voor werknemers met een publieke taak of
intern dienstverlenende taak sprake is of kan zijn van arbeidsgerelateerde
risico’s met betrekking tot agressie en geweld.
4 Risico’s
Uit de RI&E volgt bij welke processen en activiteiten, alsook onder welke
omstandigheden, agressie en geweld van toepassing kan zijn. Agressie en geweld
zijn risicofactoren in het kader van psychosociale arbeidsbelasting (PSA).
Confrontatie met agressie en geweld kan vergaande consequenties hebben. De ene
werknemer kan een incident gemakkelijk verwerken en overgaan tot de orde van de
dag. Een andere blijft, mede afhankelijk van de ernst van het incident, zitten
met fysiek en/of psychisch letsel. Bij fysiek letsel kan onder andere worden
gedacht aan breuken, wonden en blessures. Bij psychisch letsel kan onder andere
worden gedacht aan post traumatische stress, overspannenheid en depressies.
Beide vormen kunnen doorwerken in de werk- en privésituatie.
Naast de soms ernstige persoonlijke gevolgen voor de werknemers kunnen agressie
en geweld leiden tot hoge kosten als gevolg van met name ziekteverzuim en
WIA-instroom, als ook materiële schade. Verder kunnen agressie en geweld tegen
werknemers met een publieke taak het gezag van de overheid aantasten. Daarmee
vormt het een bedreiging voor de veiligheid van de samenleving en het integer
functioneren van het openbaar bestuur, de rechtsstaat en het gezag. Agressie en
geweld kunnen veel leed, letsel en schade voor werknemers, hun naasten, hun
werkgevers en de samenleving met zich meebrengen.
5 Wettelijk kader
Er zijn arbeidsrisico’s waarvoor de wetgever heel concrete eisen, het (minimaal)
vereiste beschermingsniveau, heeft vastgelegd. Zo geldt voor het risico geluid
dat vanaf 80 dBA gehoorbescherming verplicht is. Voor andere arbeidsrisico’s,
zoals agressie en geweld, is het niet mogelijk om concrete grenswaarden vast te
stellen. In de wetgeving, zowel de Arbowet, als het burgerlijk Wetboek, zijn dan
ook nauwelijks concrete normen opgenomen.
Wel schrijft het Arbeidsomstandighedenbesluit voor dat, indien werknemers worden
blootgesteld aan PSA, de werkgever maatregelen moet nemen om dit te voorkomen
en/of te beperken. Ook dient de werkgever voorlichting en onderricht te geven.
Daarnaast gelden de algemene beleidsverplichtingen in de Arbowet, in het
bijzonder dat PSA onderdeel uitmaakt van de risico-inventarisatie en, waar
nodig, van het plan van aanpak. Werkgevers die zich niet aan deze regels houden,
kunnen door werknemers aansprakelijk worden gesteld voor geleden schade als
gevolg van een incident met agressie en geweld. De werkgever moet aantonen dat
hij aan zijn zorgplicht heeft voldaan. Die zorgplicht bevat in ieder geval een
preventief beleid, maar ook adequate nazorg.
Voor de arbeidsrisico’s waarvoor het niet mogelijk is om concrete grenswaarden
vast te stellen, moeten procesnormen worden bepaald. Een procesnorm kan bestaan
uit een verplichting voor de werkgever om bepaalde beheersmaatregelen te nemen.
In deze Arbocatalogus zijn de procesnormen uitgewerkt tot specifieke
beheersmaatregelen.
6.1 Algemeen
De analyse van voorvallen (incidenten) met agressie en geweld laat zien dat vaak
5 elementen een rol spelen: de dader (klant), de betreffende medewerker(s), de
omgeving van de werkplek, de organisatie zelf en de uit te voeren taak. Het
aanpakken van een enkel aspect zal veelal niet leiden tot het gewenste
resultaat. Maatregelen moeten gericht zijn op alle risico’s/factoren van
invloed.
6.2 Brede aanpak
Wettelijk gezien dient de aanpak van arbeidsrisico’s te gebeuren volgens de
arbeidshygiënische strategie, waarbij bronaanpak voorop staat. Agressie en
geweld kennen verschillende oorzaken. Niet al deze oorzaken kunnen worden
weggenomen. In alle organisaties komen agressie en geweld of een andere vorm van
ongewenst gedrag in meerdere of mindere mate voor. Primaire preventie aan de
bron is dus niet altijd mogelijk. Wel kunnen er maatregelen genomen worden die
bijdragen aan vermindering van de risico’s en beperking van de schade.
6.3 Indeling maatregelen
In het geval van agressie en geweld is er zowel sprake van daadwerkelijk
preventieve en beperkende maatregelen als van maatregelen die het effect voor de
betrokken medewerker(s) helpen beperken, onder andere door het adequaat opvangen
van betrokken medewerker(s) en het afhandelen van voorvallen waarbij melding en
registratie een grote rol spelen.
De aangegeven beheersmaatregelen spitsen zich dan ook toe op:
- het voorkomen en beperken van agressie en geweld door preventieve maatregelen
(hoofdstuk 7);
- het afhandelen van voorvallen van agressie en geweld (hoofdstuk 8).
6.4 Verantwoordelijkheden en bevoegdheden
De Defensieorganisatie is heel divers. Elk onderdeel of bedrijf heeft zijn eigen
specifieke taken, de daarbij horende werkwijze en klantenkring. Ook de
organisatiestructuur en de feitelijke werkomstandigheden, zoals de huisvesting
en werktijden, kunnen variëren. Waar het gaat om de aanpak van agressie en
geweld vraagt dit dus om maatwerk, specifiek toegespitst op die eigen
omstandigheden. Per defensieonderdeel wordt daarom bepaald bij welke processen,
activiteiten en omstandigheden agressie en geweld als risicofactor van
toepassing is en welke van de onderstaande beheersmaatregelen noodzakelijk zijn
om deze risico’s te verminderen en/of de schade te beperken.
In aanvulling op deze beheersmaatregelen wordt agressie en geweld door de HDBV
opgenomen in het rompdocument Risico inventarisatie- en evaluatie (procedure 2
Veiligheidsmanagementsysteem Defensie).
6.5 Meerdere werkgevers
Op een aantal locaties zijn meerdere werkgevers aanwezig. In dit geval is er
sprake van een aantal bijzondere situaties met betrekking tot het uitvoeren van
de taken op veiligheidsgebied, waarover gezamenlijk heldere afspraken moeten
worden gemaakt. Omwille van de effectiviteit en eenduidigheid ligt het voor de
hand dat ‘voordeurdelers’, zoals het Centraal Militair Hospitaal en het
Universitair Medisch Centrum Utrecht of het District KMar Schiphol en Amsterdam
Airport Schiphol beheersmaatregelen zo veel mogelijk afstemmen en gezamenlijk
uitvoeren.
7 Preventieve en beperkende maatregelen
7.1 Opstellen en communiceren gedragsregels en huisregels
De meeste mensen, zowel defensiemedewerkers als burgers, weten zich op een goede
manier te gedragen. Toch bestaat er bij hen behoefte aan nadere regels waarnaar
zij hun gedrag kunnen richten. Dit worden gedragscodes, gedragsregels en
huisregels genoemd. Door het opstellen en communiceren van zulke codes en regels
wordt duidelijk gemaakt wat de inhoud van het beleid is, wat er van medewerkers
en klanten wordt verwacht en wat de consequenties kunnen zijn van het
‘overtreden’. Partijen kunnen elkaar hierop aanspreken. Het is belangrijk dat de
organisatie aangeeft dat agressie en geweld niet worden getolereerd. Voor wat
betreft de beheersmaatregelen is er hierbij sprake van meerdere deelmaatregelen.
7.1.1 Stel aanvullende gedragsregels op voor eigen personeel (dienstverleners)
Gedragsregels hebben een preventieve werking. Het doel is te voorkomen dat een
medewerker (dienstverlener) door houding of gedrag zelf aanleiding geeft tot
agressief of gewelddadig gedrag. De houding van de medewerker ten opzichte van
de klant is veelal medebepalend voor het gedrag van die klant. Een
ongeïnteresseerde, onbeleefde of autoritaire houding van medewerkers kan
agressie uitlokken.
Bij gedragsregels geldt: “hoe concreter hoe beter”. De regels dienen herkenbaar
te zijn en te passen binnen de context van de betreffende functie.
Omdat er veel verschillende werk- en klantsituaties zijn, is het onmogelijk om
in dit kader een set uniforme gedragsregels op te stellen. Een voorbeeld van
dergelijke gedragsregels vindt u in bijlage 1.
7.1.2 Stel huisregels op voor klanten en communiceer deze regels
Naast gedragsregels voor dienstverleners dient ruime aandacht te worden besteed
aan het klantgedrag, met andere woorden wat verwacht men van de klanten en waar
hebben deze zich aan te houden. Het gaat hier om gedragsaspecten, maar ook om
praktische aanwijzingen met betrekking tot de dienstverlening, afgestemd op de
specifieke situatie zoals het gebouw, de te verrichten werkzaamheden en de
klantengroep. Huisregels moeten medewerkers en hun klanten houvast geven bij
lastige situaties.
Als men wil dat klanten zich op een bepaalde manier gedragen, moeten zij
daarover wel duidelijk worden geïnformeerd. Via een statement (of
intentieverklaring), dient kort en bondig duidelijk te worden gemaakt waar de
eenheid of bedrijf voor staat. Het statement is vooral een hulpmiddel bij de
communicatie naar medewerkers en klanten. Vervolgens dient het statement te
worden aangevuld met, op de specifieke (lokale) klant- leverancierssituatie
afgestemde, huisregels waarmee men de klant laat weten waaraan deze zich heeft
te houden en wat de eventuele consequenties zijn van het overtreden van deze
huisregels. Het is belangrijk dat wordt aangeven dat agressie en geweld niet
worden getolereerd.
Statement en huisregels dienen met zowel de medewerkers, als de klanten te
worden gecommuniceerd. Klanten kunnen hierover bijvoorbeeld worden geïnformeerd
door middel van een informatieboekje dat handelt over de dienstverlening en de
daar bij behorende regels. Andere mogelijkheden zijn: inter- of intranet,
boodschappen via de intercom, publicatieborden en elektronische
informatiepanelen. Uit praktische overwegingen is het aan te bevelen om de
eventuele klachtenregeling hierbij op te nemen.
Omdat er veel verschillende werk- en klantsituaties zijn, is het onmogelijk om
in dit kader een set uniforme huisregels op te stellen. Een voorbeeld van
dergelijke huisregels, inclusief statement, vindt u in bijlage 2.
7.2 Voorlichting, opleiding en instructie
De scheiding tussen preventieve en beperkende maatregelen is in praktische zin
moeilijk aan te geven. Goede voorlichting over agressie en geweld in relatie tot
de (toekomstige) functievervulling, kennis van en instructie over de (lokale)
regels en afspraken rondom veilig werken, achtergrondkennis van agressie en
geweld, alsook het trainen van agressiehantering (de-escalatie) bevatten elk
zowel preventieve, als beperkende elementen. Voor wat betreft de
beheersmaatregelen is er hierbij sprake van meerdere deelmaatregelen.
7.2.1 Verzorg periodiek voorlichting over agressie en geweld
Aangezien er ook binnen de Defensieorganisatie sprake is van agressie en geweld
(en andere vormen van ongewenst gedrag) is het belangrijk dat alle
defensiemedewerkers bij herhaling voorlichting ontvangen over gewenst en
ongewenst gedrag, agressie en geweld in het bijzonder. Het is van belang dat
wordt aangeven dat agressie en geweld niet worden getolereerd. Verder is van
groot belang dat medewerkers zich bewust zijn van de (mogelijke) negatieve
gevolgen voor de individuele medewerker en de organisatie.
7.2.2 Verzorg voorlichting en instructie voor nieuwe medewerkers
Nieuwe medewerkers moeten vooraf worden geïnformeerd en geïnstrueerd over de
risico’s van de te vervullen functie, de (lokale) afspraken rondom veilig
werken, de werkinstructies en de voorzorgsmaatregelen. Deze afspraken staan in
principe in het lokale Protocol Agressie en Geweld. Het is aan te bevelen, zeker
in de risicovolle functies, aan nieuwe medewerkers een mentor toe te wijzen die
expliciet de opdracht krijgt alle elementen van veilig werken over te dragen.
Daarnaast is het belangrijk de aandacht voor de risico’s en veilig werken levend
te houden door ze regelmatig opnieuw onder de aandacht te brengen, bijvoorbeeld
tijdens het werkoverleg of periodieke voorlichtingsprogramma’s.
7.2.3 Verzorg opleiding en training voor medewerkers in relatie tot risicovolle
functies
Bij Defensie stromen categorieën personeel op verschillende wijze in. Alle
nieuwe militairen volgen een initiële opleiding (eventueel gevolgd door
loopbaanopleidingen). Nieuwe burgermedewerkers stromen in principe in met de
vereiste competenties. Soms dienen (delen van de) vereiste competenties
gedurende de functievervulling nog te worden verworven. Beginnende medewerkers
die een risicovolle functie gaan vervullen en medewerkers waarvan zeker is dat
zij die in de toekomst gaan vervullen (bijvoorbeeld personeel van de KMar)
moeten de nodige (basis)kennis hebben van agressie en geweld en moeten
risicovolle situaties in die (toekomstige) functie ook kunnen managen. Opleiding
en training verschaffen hen hiertoe de benodigde kennis en ervaring.
Alle relevante aspecten van agressie en geweld dienen deel uit te maken van
betreffende opleidingssyllabi. Omdat er veel verschillende werk- en
klantsituaties zijn, is het onmogelijk om in dit kader een set uniforme
leerdoelen op te stellen. Wel is in bijlage 3 een overzicht van aandachtspunten
aangegeven aan de hand waarvan inhoud kan worden gegeven aan de opleiding en
training.
Minimaal een maal per jaar moet een herhalingstraining worden georganiseerd.
Deelname hieraan is verplicht.
7.3 Stel een Klachtenregeling en klanttevredenheidonderzoek in
Buiten het toedoen van de individuele medewerker(s) kunnen agressie en geweld
ook een reactie zijn op de organisatie van de dienstverlening. Bijvoorbeeld als
klanten de organisatie te bureaucratisch, traag en weinig flexibel vinden. Soms
wordt wel gezegd: “een boze of agressieve klant is een ontevreden klant”. Het
aantal voorvallen met agressie en geweld kan verminderen door de dienstverlening
te verbeteren en te zorgen dat de dienstverlening goed aansluit bij wensen en
verwachtingen van de klanten.
Belangrijk in dit perspectief is dat de eenheid of het bedrijf een goed
functionerende klachtenregeling heeft over de dienstverlening. Door het
bijhouden van een klachtenregister wordt, zij het reactief, inzichtelijk gemaakt
op welke punten de dienstverlening mogelijk verbetering behoeft c.q. of
beheersmaatregelen moeten worden bijgesteld.
Voer regelmatig klanttevredenheidonderzoeken uit onder klanten. Zo wordt ook
inzicht verkregen in klachten, eventuele knelpunten in de dienstverlening en
mogelijke risicofactoren en kan proactief worden gewerkt aan het voorkomen of
verminderen van voorvallen met agressie en geweld.
7.4 Stel een Protocol Agressie en Geweld op
In het protocol Agressie en Geweld wordt voor een ieder inzichtelijk gemaakt
welke stappen er moeten worden genomen als er sprake is van agressie en geweld
en welke functionarissen hierbij een rol spelen. In het protocol dienen de in
hoofdstuk 8 genoemde onderwerpen te worden opgenomen. Voor een voorbeeld zie het
Protocol “Omgaan met agressie en geweld tegen personeel van de Koninklijke
Marechaussee” (intranetportaal staf C-KMar).
7.5 Inrichting werkprocessen
Naast de hierboven genoemde maatregelen is nog een aantal andere
organisatorische en technische maatregelen mogelijk dat kan worden toegepast.
Voorbeelden van organisatorische maatregelen om agressie en geweld tegen te gaan
zijn:
- stel goede werkprocedures op;
- zorg voor bekendheid vluchtwegen;
- verbied alleen werken op risicovolle plaatsen.
Er zijn ook diverse technische maatregelen mogelijk om vormen van agressie en
geweld tegen te gaan. Bij nieuwbouw en renovatie moet in de risicoanalyse
rekening gehouden met het aspect agressie en geweld.
Een aantal bouwkundige aandachtspunten zijn onder andere:
- zorg dat bij bouw en inrichting van werkplekken een risicoanalyse aan het
ontwerp is vooraf gegaan;
- zorg voor voldoende verlichte werkplekken;
- zorg dat ruimtes afgesloten zijn indien deze niet gebruikt worden;
- zorg voor de aanwezigheid van een vaste telefoonverbinding en/of
alarmeringssysteem indien alleen op een locatie wordt gewerkt;
- zorg voor cameratoezicht op risicovolle plaatsen;
- zorg voor alarmknoppen op risicovolle plaatsen;
- zorg voor sluizen bij toegangsdeuren;
8 Afhandelen en melden van voorvallen agressie en geweld
Naast de preventieve en beperkende maatregelen zijn ook bij het afhandelen van
gevallen van agressie en geweld successen te realiseren. Het gaat hier dan over
de goede opvang en begeleiding van de medewerker die in aanraking is gekomen met
agressie en geweld en de adequate afhandeling van een dergelijk incident en de
gevolgen ervan voor de betreffende medewerker. Als medewerkers geconfronteerd
worden met agressie of geweld, is snelle opvang erg belangrijk, ook voor de
werkgever. Slachtoffers van een incident voelen zich vaak onzeker, onveilig en
bang. In ernstige gevallen volgt verzuim wegens ziekte of bestaat zelfs de kans
op arbeidsongeschiktheid. Door adequate opvang van medewerkers die
geconfronteerd zijn met agressie en geweld, verloopt het re-integratie proces op
het werk beter. Ook neemt de kans op langdurig ziekteverzuim aanmerkelijk af.
Bij het afhandelen van voorvallen met agressie en geweld zijn de volgende
stappen te onderkennen:
- eerste opvang en begeleiding werknemer/slachtoffer;
- melden en registreren van het voorval;
- nazorg voor werknemer/slachtoffer (en eventueel andere betrokkenen);
- dadergerichte aanpak (een follow-up richting de dader).
Bij het afhandelen van voorvallen met agressie en geweld zijn er afhankelijk van
de ernst van het voorval twee procedures die gevolgd moeten worden. Bij beide
procedures is het van belang dat er functionarissen zijn die de
verantwoordelijkheid dragen om te vereiste opvang, begeleiding en nazorg te
initiëren, en daarbij een coördinerende rol vervullen.
Het is van belang dat Defensie zicht krijgt op het aantal en de aard van
voorvallen van agressie en geweld alsmede op het verloop van de begeleiding en
afhandeling van deze incidenten. Om deze gegevens te verkrijgen moet een voorval
waarbij sprake is van agressie en geweld altijd (geanonimiseerd) worden gemeld.
Deze meldingen moeten worden opgenomen in een registratiesysteem (PeopleSoft
applicatie Melden van voorvallen), zodat analyse aan de hand van de gegevens uit
meldingen kan plaatsvinden. Met behulp daarvan kunnen trends binnen de
organisatie worden ontdekt en kunnen eventuele knelpunten worden gesignaleerd en
opgelost. Melden is dus een voorwaarde, ook als het voorval geen schade of
strafbaar feit oplevert.
8.1 Afhandeling en melden voorvallen (non)verbale agressie
Bij voorvallen met (non)verbale agressie is er in principe geen sprake van
lichamelijk letsel en is er vaak ook geen sprake van strafbare feiten.
Het slachtoffer meldt het voorval bij de direct leidinggevende. Deze draagt
indien nodig zorg voor de eerste opvang. Bij dit soort voorvallen zal in de
meeste gevallen verdere intensieve begeleiding en/of nazorg niet of beperkt
nodig zijn.
Uiteraard dienen wel maatregelen genomen te worden om herhaling te voorkomen. De
direct leidinggevende van de dader zorgt ervoor dat de veroorzaker van de
(non)verbale agressie wordt aangesproken op zijn gedrag.
Indien de veroorzaker van (non)verbale agressie in herhaling vervalt, zal een
formele commandantenmelding conform SG aanwijzing A/963 worden gedaan (met
behulp van de PeopleSoft applicatie Melden van voorvallen) en zullen maatregelen
tegen de veroorzaker worden genomen.
Indien het voorvallen met (non) verbale agressie betreft tegen een ambtenaar in
functie (bijvoorbeeld KMar) is er wel sprake van een strafbaar feit. In deze
gevallen moet tevens aangifte worden gedaan.
8.2 Afhandeling en melden voorvallen persoonsgerichte bedreiging en fysieke agressie
Onderstaande procedure heeft betrekking op het afhandelen van voorvallen waarbij
sprake is van persoonsgerichte bedreiging en/of fysieke agressie.
8.2.1 Eerste opvang en begeleiding werknemer/slachtoffer
Nadat een voorval heeft plaatsgevonden, moet er in eerste instantie aandacht
zijn voor de volgende zaken:
- de medewerker in veiligheid brengen;
- het bieden van eerste medische hulp en verzorging van eventueel letsel;
- het bieden van collegiale ondersteuning (een luisterend oor);
- leidinggevende(n) in kennis stellen van het incident;
- zorg dragen voor de begeleiding van de defensiemedewerker bij het bezoek aan
een arts of het ziekenhuis, met name bij mogelijke besmetting door speeksel,
bloed, prikken of steken;
- vaststellen van het letsel en de schade;
- in overleg met de defensiemedewerker eventueel informeren van familieleden en
naaste collega’s;
- aangifte doen bij KMar en in voorkomend geval de Politie.
8.2.2 Melden en registreren van voorvallen
Het melden en registreren van voorvallen persoonsgerichte bedreiging en fysieke
agressie geschiedt conform de SG aanwijzing A/963 (met behulp van de PeopleSoft
applicatie Melden van voorvallen).
8.2.3 Begeleiding
Na de eerste opvang volgt de begeleiding bij de afhandeling van het voorval,
waarbij aandacht is voor het volgende:
- administratieve processen, zoals:• registratieformulier dienstongeval volgens “regeling proces-verbaal van
ongeval” en “rapportage medische aangelegenheden”;• aangifte; • medische verklaring opgemaakt door een daar toe bevoegde arts;• melding voorvallen in het kader van de SG Aanwijzing A/963 Melden van
voorvallen;• melding met betrekking tot door Defensie geleden schade aan JDV Sectie Claims;• wanneer de defensiemedewerker door het voorval verhinderd is zijn dienst te
verrichten: conform MP 11-70 nr. 500 de sectie Claims in kennis stellen door
middel van formulier Dfe 243 “Ongeval waarbij een derde is betrokken”;• in geval van schade aan privégoederen: Regeling schadevergoedingen 1985
volgen.
- ondersteunen en coördineren van de zorg en de relevante instanties;
- evaluatie van het voorval;
- informeren defensiemedewerker over de verdere loop van de afhandeling en de
mate van ondersteuning die verwacht mag worden;
- afhandeling schadeverhaal op de dader (in samenwerking met DJZ/JDV), zie
verder bijlage 4 voor de nadere uitwerking.
8.2.4 Procedure/organisatie nazorg
Nadat het voorval is afgehandeld, is bij terugkeer van de defensiemedewerker
aandacht voor het volgende:
- eventuele re-integratie van de medewerker zoals bedoeld in de Wet Verbetering
Poortwachter;
- eventuele maatregelen implementeren om de veiligheid te vergroten tijdens de
uitoefening van de functie;
- zorgvuldige communicatie naar directe collega’s en anderen tijdens het
terugkeerproces;
- het onderhouden van contact tussen medewerker en de leidinggevende en
eventueel het onderhouden van contact met zijn/haar familie (dit met medeweten
en toestemming van de medewerker);
- eventueel nazorggesprek met ondersteunende instantie.
8.2.5 Een dadergerichte aanpak
Om het beleid effectief te laten zijn en het standpunt tegen agressie en geweld
goed uit te dragen is tevens een dadergerichte aanpak van agressie en geweld van
belang:
- het is belangrijk dat er aan de dader(s) kenbaar wordt gemaakt dat Defensie
agressie en geweld tegen en onder haar medewerkers niet tolereert. Wanneer
agressief en gewelddadig gedrag een strafbaar feit oplevert, moet daarom altijd
aangifte worden gedaan, zodat strafrechtelijk opsporing en vervolging kan
plaatsvinden. Het leidinggevend kader ziet er tevens op toe dat de
defensiemedewerker hierbij begeleid wordt. Met betrekking tot de afhandeling van
aangiftes door Politie en Justitie geldt dat vanaf 1 april 2010 de Eenduidige
Landelijke Afspraken voor Politie en Openbaar Ministerie in werking zijn
getreden over de aanpak van agressie en geweld tegen functionarissen met een
publieke taak;
- een andere belangrijke reactie naar de dader is dat deze, behalve
strafrechtelijk, ook financieel verantwoordelijk wordt gesteld voor alle schade
die het gevolg is van het agressief en/of gewelddadig handelen. Dit geldt zowel
voor schade van de medewerker als voor schade die is toegebracht aan het
Ministerie van Defensie. Bij het verhalen van materiële en immateriële schade op
de dader is het van belang dat de medewerker niet verder wordt belast en de
benodigde ondersteuning krijgt van deskundigen, binnen, en eventueel buiten
Defensie;
- wanneer een voorval geen schade of strafbaar feit oplevert kan het wel
noodzakelijk zijn om aan de dader een reactie te geven. Een brief waarin wordt
aangegeven dat agressief gedrag is geconstateerd met een waarschuwing, het
staken van de dienstverlening ten opzichte van betrokkene, of het ontzeggen van
toegang tot de locatie(s) en/of het gebouw, zijn daarvan voorbeelden.
Bijlage 1 Gedragsregels voor medewerkers
Bij gedragsregels geldt: “hoe concreter hoe beter”. Zorg dat de regels
herkenbaar zijn en passen binnen de context van de functie. Beperk het aantal
regels en stel geen overbodige regels op. Voorbeelden van gedragsregels zijn:
- Voorstellen. Een medewerker stelt zich altijd voor met zijn/haar naam.
- Beëindiging gesprek. Bij het beëindigen van een gesprek wordt de “klant”
duidelijk gemaakt hoe, bij wie en op welk moment hij terecht kan met eventuele
vragen.
- Aanspreekvorm. Een medewerker tutoyeert in principe niet.
- Discussie. Een medewerker gaat geen discussie aan over de beleidsuitvoering of
de politieke aspecten daarvan.
- Afspraken. Wanneer een “klant” op een bepaald tijdstip is opgeroepen mag er
geen sprake zijn van een lange wachttijd. Indien hiervan toch sprake is zal hij
van de reden op de hoogte moeten worden gesteld met de verontschuldiging voor
het oponthoud.
- Nakomen van regels. De medewerker ziet er op toe dat de gedragsregels worden
nagekomen. Het is bijvoorbeeld binnen Defensiegebouwen verboden te roken.
Medewerkers dienen “klanten” er dus op te wijzen dat roken niet is toegestaan en
te verwijzen naar een locatie waar wel gerookt mag worden.
- Toezeggingen. Een medewerker moet er alert op zijn dat geen verwachtingen
worden gewekt of toezeggingen worden gedaan waarvan de mogelijkheid tot nakoming
nog niet vaststaat.
- Fouten. Een medewerker zal gemaakte fouten toegeven, biedt zijn excuses aan en
maakt duidelijk hoe en wanneer één en ander hersteld zal worden. Hij wijst de
persoon ook op de mogelijkheid tot het indienen van een klacht.
- Melden. Een medewerker maakt verplicht melding van agressie en/of geweld of
een gedraging/voorwerp dat gevaar op kan leveren. Bijvoorbeeld: een klant die
zichtbaar een mes bij zich draagt. De melding moet schriftelijk doorgegeven
worden aan de afdelingsmanager. Bij het dragen van een wapen wordt ALTIJD de
politie of de KMar hiervan in kennis gesteld.
Bijlage 2 Huisregels voor in- en externe klanten
Voorbeeld Statement:
- Wij vinden agressie en geweld vormen van ongewenst en niet-acceptabel gedrag.
- Onze (publieke) dienstverleners voeren hun functie professioneel uit en
behandelen de personen met wie zij in contact komen, alsook hun eigendommen, met
respect. Wij verwachten dat deze medewerkers en de eigendommen van Defensie door
anderen, klanten, cliënten en patiënten, zowel van binnen als buiten Defensie,
met een zelfde mate van respect worden behandeld. Om er voor te zorgen dat deze
medewerkers hun werk veilig en onder verantwoorde omstandigheden kunnen
uitvoeren hanteren we daarom de volgende gedragslijnen:• wij stellen duidelijke grenzen voor toelaatbaar gedrag en maken die kenbaar;• wij registreren alle voorvallen betreffende agressie en geweld;• wij doen altijd aangifte bij een strafbaar feit.
Voorbeeld Huisregels
Als u wilt dat klanten zich op een correcte manier gedragen, moet u hen daar
duidelijk over informeren. Ook hier geldt: beperk het aantal regels en zorg dat
het doel van de regels steeds duidelijk naar voren komt. U zult de huisregels
willen afstemmen op de situatie zoals de locatie, het gebouw, de te verrichten
werkzaamheden, de klantengroep en dergelijke. Huisregels moeten medewerkers en
klanten houvast geven bij lastige situaties. Ze moeten voorkomen dat medewerkers
met klanten in discussie moeten gaan over wat wel of wat niet geoorloofd is.
Onderstaande huisregels gelden dan ook slechts als voorbeeld.
- U meldt zich altijd bij de balie; bij aanwezigheid zonder geldige reden, wordt
u verzocht de locatie en/of het gebouw te verlaten.
- Op schelden, discriminerende taal of schreeuwen wordt u aangesproken; bij
herhaling wordt u niet verder geholpen.
- Bedreiging van medewerkers wordt niet getolereerd; u wordt niet verder
geholpen en bij herhaling zal u de toegang tot de locatie en/of het gebouw
worden ontzegd.
- Andere klanten/bezoekers lastigvallen is niet toegestaan; u wordt verzocht de
locatie en/of het gebouw te verlaten.
- Bij gooien met voorwerpen of het aanrichten van vernielingen wordt de politie
ingeschakeld voor proces-verbaal; de kosten worden op u verhaald; de toegang
wordt u ontzegd.
- Bij handtastelijk worden en lichamelijk geweld wordt de politie ingeschakeld,
de toegang tot het gebouw wordt u ontzegd en tegen u wordt een proces-verbaal
opgemaakt; de toegang tot de locatie en/of het gebouw wordt u ontzegd.
- Huisdieren mogen niet meegenomen worden naar een locatie en/of een gebouw; met
een huisdier wordt u niet te woord gestaan.
- Het meenemen van slag, steek- of vuurwapen in het gebouw is verboden; u wordt
niet te woord gestaan en u wordt verzocht het gebouw te verlaten.
- Roken en het gebruik van stimulerende/verdovende middelen of alcoholische
dranken in een gebouw is verboden; in dat geval wordt u verwijderd uit het
gebouw en wordt eventueel uw leidinggevende geïnformeerd.
Voorbeeld huisregels uit de praktijk
Algemene huisregels
Militair Revalidatie Centrum (MRC) Aardenburg
De algemene huisregels gelden voor alle gebruikers (revalidanten, bezoekers en
personeel) van de ruimten van MRC Aardenburg en het landgoed.
- MRC Aardenburg is een gezondheidszorginstelling. De kamers die de
revalidanten krijgen toegewezen zijn derhalve patiëntenkamers.
- Medisch personeel (incl. paviljoen- en dagbehandelingbegeleiders) heeft voor
de uitvoering van haar werkzaamheden vrije toegang tot patiëntenkamers, ook bij
afwezigheid van de revalidant. Uiteraard dienen de privacyregels in acht te
worden genomen.
- Medewerkers, bezoekers en (mede-) revalidanten hebben recht op een
respectvolle bejegening. Daarbij worden omgangsvormen in acht genomen die
uitdrukking geven aan dat wederzijdse respect.
- In de gebouwen van MRC Aardenburg en voor de hoofdingang mag niet worden
gerookt, behalve in de daarvoor voorbestemde ruimten.
- Het gebruik en bezit van drugs is verboden.
- Huisdieren zijn niet toegestaan binnen MRC Aardenburg (m.u.v. hulp- en
blindengeleidehonden).
- Iedere revalidant en bezoeker dient zich zodanig te gedragen dat orde en rust
niet worden verstoord.
- De medewerkers van de receptie zijn verantwoordelijk voor het handhaven van
de orde, rust en veiligheid van revalidanten, bezoekers en personeel.
Receptionisten hebben de bevoegdheid handelend op te treden en geven
aanwijzingen of nemen maatregelen die noodzakelijk zijn om orde en rust te
bevorderen en of te herstellen.
- Het gebruik van alcohol mag niet van invloed zijn op actieve deelname aan de
behandelingen en mag geen overlast veroorzaken voor (mede)revalidanten en
medewerkers.
- Het bekijken van porno in groepsverband of in een voor anderen toegankelijke
ruimte is niet toegestaan. Defensieapparatuur mag nimmer voor het bekijken van
porno worden gebruikt.
- Open vuur is verboden, barbecueën is alleen toegestaan op aangegeven
plaatsen.
- Overtreding van deze huisregels of het niet opvolgen van aanwijzingen van
medewerkers kan leiden tot het verwijderen van MRC Aardenburg en het landgoed
en/ of het beëindigen van de behandeling. MRC Aardenburg acht zich niet
verantwoordelijk voor de gevolgen die dit kan hebben.
Juli 2009 Commandant MRC Aardenburg
Bijlage 3 Aandachtpunten opleiding en training
Medewerkers moeten de risicovolle situaties die in een functie ontstaan kunnen
managen. Daartoe moeten zij beschikken over de benodigde kennis en ervaring. Het
is belangrijk dat de opleiding en training is afgestemd op de aard en risico’s
van de functie en lokale situatie(s).
Het onderstaande overzicht noemt (niet limitatief) een aantal veel voorkomende
cursuselementen. Bij het samenstellen van een trainingsprogramma selecteert u
die elementen die volgens u voor de betreffende functie(s) (medewerkers,
leidinggevenden) relevant zijn:
- Theoretisch kader agressieBegripsvormingWetgeving en interne regelgeving DefensieWat is agressie/ (on)gewenst gedragSoorten agressieWerking van het agressiemechanismeKennis van eigen primaire reacties
- Agressiehantering en de-escalatieBeperking van agressie door adequaat reageren op incidentenProfessioneel reagerenZelfbeheersing/ emotionele zelfcontroleOmgaan met frustratie-agressieOmgaan met instrumentele-agressieAgressiehanteringKalmerenGrenzen stellenWaarschuwen/consequenties aangevenAlarm slaanAssistentie/hulp inschakelen / vormen van (collegiale) steun(on)Mogelijkheden tot Fysiek ingrijpen / Noodweer
- Reactie mogelijkhedenWaarschuwenVerwijderenStaken dienstverleningDiverse verbodenGebiedsverbodPand- of toegangsverbod
- Opvang- en begeleidingWat kan men verwachtenSchadeverhaal (procedure)Schadefonds Geweldsmisdrijven
- Lokale omstandighedenEigen werksituatie/eenheid en agressie en geweldLokaal geweldsprotocolLokale gedragscodes en huisregels voor personeel en klanten
Bijlage 4 Toelichting schadeverhaal
Uitgangspunten
Het eerste aanspreekpunt voor wat betreft het verhalen van schade door het
slachtoffer is de afdeling Juridische Zaken van het defensieonderdeel.
De afdelingen Juridische Zaken kunnen advies vragen aan JDV onder andere over de
inzet van schade-experts.
Het slachtoffer toont zoveel mogelijk de eigen schade aan, bijvoorbeeld door
middel van kassabonnen.
Het verhalen van de schade zal bij voorkeur door voeging in het strafproces
plaatsvinden (zie verder onder “strafrechtelijke procedure”) met het verzoek om
de schadevergoedingsmaatregel op te leggen (gevolg is dat incasso door het CJIB
plaatsvindt).
De schade bij voeging moet het directe gevolg zijn van het geweld en eenvoudig
van aard zijn en mag geen of weinig discussie in het strafproces opleveren.
Is de schade niet eenvoudig van aard of voor een gedeelte niet toegekend tijdens
het strafproces, dan zal de schade verhaald moeten worden via een civiele
procedure.
Een aan te wijzen functionaris bij of door de afdeling Juridische Zaken van het
defensieonderdeel:
- fungeert bij het verhalen van schade als intermediair tussen schadeverdachte,
het Openbaar Ministerie (OM), het centraal justitieel incasso bureau (CJIB) en
de defensiemedewerker;
- onderhoudt contact met het slachtoffer informatie loket (SIL) van het OM voor
het uitwisselen van de informatie ten behoeve van de defensiemedewerker;
- wijst de defensiemedewerker op het spreekrecht of de schriftelijke
slachtofferverklaring tijdens de terechtzitting;
- adviseert, informeert en begeleidt de defensiemedewerker bij de behandeling
van het geweld ter terechtzitting;
- treedt indien wenselijk op als vertegenwoordiger ter terechtzitting;
- draagt op grond van het strafvonnis zorg voor de verdere, definitieve,
financiële afwikkeling van de schade van de benadeelde defensiemedewerker;
- onderhoudt contact met het CJIB met betrekking tot de incasso na het
toekennen van de zogenaamde schadevergoedingsmaatregel;
- informeert de defensiemedewerker over het verloop van het schadeproces.
Strafrechtelijke procedure (voeging)
Op grond van de Wet Terwee kan een verdachte van een strafbaar feit door de
rechter in een strafproces worden verplicht een schadevergoeding aan de
defensiemedewerker te betalen.
Bij voeging dient er aangifte gedaan te worden en een zogenaamd Terwee-formulier
ingevuld te worden, waarbij bij voorkeur ook de schadevergoedingsmaatregel wordt
opgenomen, zodat bij veroordeling, het incassotraject via het CJIB verloopt.
Voeging in het strafproces heeft een aantal voordelen. Naast het feit dat in
dezelfde zitting zowel een straf als de schade wordt geregeld, is het voegen wat
betreft proceskosten kosteloos.
Voor immateriële schade geldt dat overleg met het OM over de ingediende
schadevordering voorafgaand aan de zitting plaatsvindt.
Bij lichamelijk letsel is het ten behoeve van de vaststelling van de schade
raadzaam een recente medische verklaring over te leggen waaruit blijkt hoe het
letsel zich heeft ontwikkeld. Deze medische verklaring moet voorafgaand aan de
zitting beschikbaar zijn.
Civielrechtelijke procedure
Wanneer via de Terwee-voeging geen, of slechts gedeeltelijk een schadevergoeding
is toegewezen, bestaat nog de mogelijkheid om schadevergoeding te vorderen van
de verdachte via een civiele procedure.
Op grond van het burgerlijk recht kan de betrokken defensiemedewerker dan wel
Defensie bij de civiele rechter op basis van een onrechtmatige daad
schadevergoeding van de verdachte vorderen. Als er sprake is van een
strafrechtelijke voeging wordt hiervan het resultaat eerst afgewacht alvorens
een civiele procedure wordt gestart. In plaats van het “voegingsformulier” wordt
een “dagvaarding” ter inleiding van een civiele procedure bij de (kanton)rechter
gebruikt.
Bij een aparte civiele vorderingsactie is er onderscheid tussen zaken waarbij
wordt gevorderd tot (momenteel) een bedrag van € 5.000, en vorderingen boven dit
bedrag. Vorderingen tot € 5.000 kunnen ter beoordeling worden voorgelegd aan de
sector Kanton van de Rechtbank. De benadeelde partij kan zelf aanwezig zijn bij
de zitting maar kan ook een gemachtigde aanwijzen die hem vertegenwoordigt
tijdens de zitting. Vorderingen boven de
€ 5.000 worden aan de rechtbank voorgelegd. Bij deze vorderingen is het voor
partijen verplicht zich te laten bijstaan door een advocaat.
Wanneer de defensiemedewerker kosten maakt voor rechtsbijstand in de (vaak
ingewikkelde) civiele procedure, is er de mogelijkheid een tegemoetkoming in
deze kosten aan te vragen op basis van de Regeling tegemoetkoming kosten
rechtskundige hulp. Dit levert geen recht op bijstand via Defensie op, maar een
mogelijkheid tot vergoeding van een deel van de gemaakte kosten voor
rechtsbijstand.
Minnelijke regeling
Bij deze optie voor verhalen van schade worden in overleg met de verdachte en de
benadeelde defensiemedewerker zelf afspraken gemaakt over de schadeafhandeling
(bijvoorbeeld al direct bij het Politiebureau). De afdeling Juridische Zaken van
het defensieonderdeel begeleidt de defensiemedewerker hierbij.
Vergoeding door Defensie
In bijzondere gevallen kan Defensie besluiten de schade te vergoeden aan de
benadeelde defensiemedewerker, op basis van billijkheid (artikel 115
AMAR/artikel 88 BARD). De (eventueel door de rechter toegewezen) vordering op de
verdachte kan dan door middel van een akte van cessie worden overgedragen aan
Defensie, waarna Defensie kan overgaan tot het verhalen van de schade op de
verdachte. De beslissing om deze regeling toe te passen hangt af van de
omstandigheden van het geval.
In geval een civiele vordering wordt overwogen en Defensie deze ondersteunt, zal
in beginsel Defensie de vordering overnemen en het slachtoffer schadeloos
stellen, dan wel een voorschot verstrekken, vooruitlopend op de vergoeding van
de schade door de dader. Daarmee wordt voorkomen dat de defensiemedewerker in
een financieel benarde positie geraakt, waarbij het maar de vraag is of hij ooit
zijn schade vergoed ziet.
De mogelijkheid van voeging als benadeelde partij voor de defensiemedewerker
vervalt indien Defensie de betrokken defensiemedewerker schadeloos stelt.
Voeging als benadeelde partij blijft voor de defensiemedewerker wel mogelijk
indien hem een renteloze lening op basis van een akte van cessie of een
voorschot is verstrekt.
Met betrekking tot een tegemoetkoming in de immateriële schade zal eerst het
onherroepelijke vonnis van de rechter worden afgewacht. Na het vonnis wordt de
toegewezen schadevergoeding aan de betrokken defensiemedewerker onder tekening
van een akte van cessie uitgekeerd.
Wanneer het op geen enkele wijze mogelijk is om het gevorderde bedrag te
incasseren bij de veroordeelde is het verlies voor rekening van de Defensie en
wordt niet terug gevorderd op de betrokken defensiemedewerker.
De Regeling schadevergoedingen 1985 geeft de defensiemedewerker verder de
mogelijkheid op vergoeding van de schade aan zijn goederen die hij buiten zijn
schuld lijdt ten gevolge van de uitoefening van zijn dienst, voor zover die
schade niet bestaat uit de normale slijtage van die goederen. Het gaat hier om
de privé goederen van de defensiemedewerker die tijdens de dienst werden
gedragen.
Schadefonds Geweldsmisdrijven
Voor slachtoffers van geweldsmisdrijven bestaat de mogelijkheid een verzoek om
uitkering bij het Schadefonds Geweldsmisdrijven te doen. Het fonds, dat onder
het Ministerie van Justitie valt, keert vergoedingen uit voor materiële of
immateriële schade. Voorwaarde is dat de defensiemedewerker ernstig psychisch of
lichamelijk letsel heeft opgelopen en dat de schade nergens anders kan worden
verhaald. Ook defensiepersoneel dat ten gevolge van geweld ernstig leed heeft
ondervonden, kan conform de criteria een claim indienen bij het Schadefonds. De
mogelijkheid komt echter te vervallen op het moment dat Defensie de betrokken
defensiemedewerker al schadeloos heeft gesteld. Defensie komt als cessionaris
(degene aan wie de vordering gecedeerd is) niet voor een uitkering in
aanmerking.
Schade voor Defensie
Naast de schade die de defensiemedewerker lijdt kan ook Defensie zelf schade
lijden. Hieronder vallen bijvoorbeeld de situaties dat een gewonde
defensiemedewerker geen dienst kan doen als gevolg van een incident. Ook schade
aan eigendommen van Defensie, zoals schade aan voertuigen kunnen op de verdachte
worden verhaald. Tevens kan gedacht worden aan de proceskosten die moeten worden
gemaakt in het kader van het schadeverhaal.
Voor een juiste afwikkeling van de schade moet de betrokken defensiemedewerker
de schade altijd zo snel mogelijk melden bij de sectie Claims van Juridische
Dienstverlening (JDV) van het CDC, via de melding van voorvallen, op basis van
de Aanwijzing SG A/963. Defensiemedewerkers zijn hiertoe verplicht.
Wanneer de defensiemedewerker door toedoen van een derde
(niet-defensiepersoneel) gewond raakt en daardoor niet of slechts deels in staat
is zijn arbeid te verrichten, dan probeert de sectie Claims de loonkosten,
re-integratiekosten en in geval van militair personeel de medische kosten op
grond van de Verhaalswet Ongevallen Ambtenaren (VOA) op de aansprakelijke partij
(de veroorzaker) te verhalen.
Conform MP 11-70 nr. 500 is het verplicht de sectie Claims door middel van
formulier Dfe 243 in kennis te stellen van ongevallen die de defensiemedewerker
in of buiten de dienst zijn overkomen, wanneer bij dat ongeval een derde (een
ander, niet zijnde defensiepersoneel) is betrokken en de defensiemedewerker door
dat ongeval verhinderd is zijn dienst te verrichten. Melding van de claim kan:
- Telefonisch via (030) 218 0420 / (030) 218 0465 of (030) 218 0444 (centrale
nummer JDV) – MDTN *06-560-80420 / *06-560-80465 of *06-560-80444 (centrale
nummer JDV);
- Per e-mail: jdvclaims@mindef.nl.
Aanbieden van de formulieren kan:
- Per fax via (030) 218 4597 / (030) 218 4598 – MDTN *06-560-84597 /
*06-560-84598;
- Per e-mail: jdvclaims@mindef.nl.
Vaststellen letsel en schade
Verzamelen informatie geweldsincident
De operationeel leidinggevende is verantwoordelijk voor het verzamelen van de
nodige informatie direct na het geweldsincident. Het betreft hier de
noodzakelijke informatie voor de strafrechtelijke vervolging van de verdachte en
informatie die nodig is om de defensiemedewerker optimaal te ondersteunen en het
verhalen van de schade op de verdachte mogelijk te maken. De verzamelde
informatie bestaat uit:
- het maken van kleurenfoto’s van het letsel en het laten opmaken van een
medische verklaring;
- het beschrijven van de plaats van, de omstandigheden waaronder en de gevolgen
van het geweldsincident door het opmaken van een proces-verbaal van bevindingen
vergezeld van overzichtsfoto’s of ander beeldmateriaal;
- de namen van andere betrokkenen en mogelijke getuigen;
- beschrijving maken van de omvang en de aard van de schade;
- het (laten) veiligstellen van sporen waaronder beeldmateriaal van camera’s,
mobiele telefoons en dergelijke.
Vaststellen aard van het letsel
De defensiemedewerker dient de gevolgen van een incident, waarbij letsel en/of
psychisch leed is ontstaan te laten vaststellen door een bevoegde medische
instantie. Een arts stelt de aard van het letsel en de eventuele vermoedelijke
duur van het herstel vast. Hierbij wordt gekeken of er causaal verband tussen
het letsel en het geweldsincident is. De medische verklaring vergezeld met
eventuele kleurenfoto’s van het letsel wordt gevoegd in het strafdossier van de
verdachte dat bij het OM zal worden aangeboden.
Vaststellen schade
Schade aan persoonlijke eigendommen, zoals kleding, bril, horloge en goederen is
meestal eenvoudig vast te stellen en is ook eenvoudig te verhalen op de
verdachte in het strafproces. Direct na het geweldsincident verzamelt de
operationeel leidinggevende zoveel mogelijk informatie om de omvang van de
schade in eerste instantie inzichtelijk te maken.
Voor het vaststellen van de materiële schade wordt uitgegaan van de dagwaarde
van het eigendom en hiertoe kan de volgende informatie gebruikt worden;
- aankoopbonnen;
- bepaalde normen van de verzekeringsmaatschappij.
Letselschade en psychische schade zijn als gevolgschade niet eenvoudig vast te
stellen. Het verhalen van dergelijke schade zal de nodige inspanning vragen en
geschiedt op basis van het civiele recht.
Immateriële schade wordt vastgesteld op basis van ervaringscijfers en
jurisprudentie, rekening houdend met de aard en de gevolgen van het letsel, de
specifieke omstandigheden van het incident en de tijdsduur tot een restloos
herstel van de defensiemedewerker. Bij het vaststellen kan onder andere gebruik
gemaakt worden van ervaringscijfers op basis van uitspraken van de rechter zoals
gebundeld in de smartengeldgids van de ANWB.
Van de aard en de omvang van de schade of een schatting daarvan, wordt melding
gemaakt in het strafdossier van de verdachte. De gespecificeerde en eenvoudig
vast te stellen schade, die als benadeelde partij door voeging in het
strafproces verhaalt kan worden op de verdachte, wordt gemotiveerd en eventueel
met bijlagen nader uitgewerkt op het van het OM ontvangen voegingformulier.
Aandachtspunten bij strafdossier
Naast de nodige (wettelijke) bewijzen en stukken van overtuiging moet het
strafdossier goed gedocumenteerde informatie bevatten om met succes de verdachte
strafrechtelijk te vervolgen en financieel te treffen door het verhalen van de
schade in het strafproces.
Voordat dit dossier wordt aangeboden aan het OM wordt de kwaliteit en
volledigheid van het dossier getoetst door de afdeling Juridische Zaken van het
defensieonderdeel. Aandachtpunten voor het strafdossier zijn:
- de defensiemedewerker kiest bij de aangifte als zijn adres de gegevens van de
afdeling Juridische Zaken van zijn defensieonderdeel;
- in het strafdossier worden behalve de naam, geboortedatum en geboorteplaats
geen verdere privégegevens van de defensiemedewerker vermeld;
- het strafdossier moet bij het aanbieden aan het OM herkenbaar zijn als een
dossier in het kader van agressie en geweld tegen een defensiemedewerker als
werknemer met een publieke taak;
- in het proces-verbaal van aanhouding en bevindingen is duidelijk omschreven in
welke mate de verdachte geweld heeft gebruikt en welke impact dat heeft gehad op
de defensiemedewerker;
- in het proces-verbaal wordt melding gemaakt of de defensiemedewerker zelf ook
geweld heeft moeten toepassen;
- in het proces-verbaal van aangifte wordt opgenomen dat de defensiemedewerker
zich als benadeelde partij voor het verhalen van de schade op de verdachte wil
voegen in het strafproces;
- in het proces-verbaal van aangifte wordt de aard van het letsel en de omvang
van de schade vermeld. Bij letsel moet de mogelijke duur van verhindering van de
werkzaamheden (arbeidsverzuim gerelateerd aan het geweldsincident) worden
vermeld;
- het voegingformulier bevat een persoonlijke verklaring van de
defensiemedewerker. De verklaring moet een goed beeld geven van de persoonlijke
belevenis, gevoelens en de impact die het geweld heeft gehad;
- het Terwee-formulier moet zijn toegevoegd;
- een medische verklaring moet met toestemming van de defensiemedewerker zijn
toegevoegd;
- kleurenfoto's van het letsel/schade en eventueel van de plaats delict zijn
toegevoegd;
- getuigenverklaringen, aanvullende processen-verbaal van andere betrokkenen
zijn toegevoegd;
- uitgebreide antecedenteninformatie over de verdachte over gedragingen en
feiten waarvoor deze eerder met politie en justitie in aanraking is geweest moet
zijn toegevoegd.