Artikel 74
1. De officier van justitie kan voor de aanvang van de terechtzitting een of
meer voorwaarden stellen ter voorkoming van de strafvervolging wegens
misdrijven, met uitzondering van die waarop naar de wettelijke omschrijving
gevangenisstraf is gesteld van meer dan zes jaar, en wegens overtreding. Door
voldoening aan die voorwaarden vervalt het recht tot strafvordering.
2. De volgende voorwaarden kunnen worden gesteld:
- betaling aan de staat van een geldsom, te bepalen op ten minste &eurol; 3 en ten
hoogste het maximum van de geldboete die voor het feit kan worden opgelegd;
- afstand van voorwerpen die in beslag zijn genomen en vatbaar zijn voor
verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer;
- uitlevering, of voldoening aan de staat van de geschatte waarde, van
voorwerpen die vatbaar zijn voor verbeurdverklaring;
- voldoening aan de staat van een geldbedrag of overdracht van
inbeslaggenomen voorwerpen ter gehele of gedeeltelijke ontneming van het
ingevolge artikel 36e voor ontneming vatbare wederrechtelijk verkregen
voordeel;
- gehele of gedeeltelijke vergoeding van de door het strafbare feit
veroorzaakte schade;
- het verrichten van onbetaalde arbeid of het volgen van een leerproject
gedurende ten hoogste honderdtwintig uren.
3. De officier van justitie doet in geval van misdrijf aan de rechtstreeks
belanghebbende die hem bekend is, onverwijld schriftelijk mededeling van de
datum waarop hij die voorwaarden heeft gesteld.
4. Op de in het tweede lid, onder f, bedoelde voorwaarde is het bepaalde bij
of krachtens de artikelen 22b, 22c, eerste en vierde lid, 22e en 22k met
betrekking tot taakstraffen, van overeenkomstige toepassing. De onbetaalde
arbeid of het leerproject wordt binnen een termijn van zes maanden na instemming
met de voorwaarde voltooid. Het openbaar ministerie kan deze termijn eenmaal met
zes maanden verlengen. Het zendt hiervan zo spoedig mogelijk een kennisgeving
aan de betrokkene.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden voorschriften
gegeven omtrent de nakoming van de voorwaarde, bedoeld in het tweede lid,
onderdeel a. Deze voorschriften hebben in ieder geval betrekking op de plaats en
wijze van betaling van de geldsom, de termijn waarbinnen die betaling moet zijn
geschied en de verantwoording van de ontvangen geldbedragen. Bij of krachtens
algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften worden gegeven omtrent de
nakoming van de overige in het tweede lid bedoelde voorwaarden.