Onderwerp: Bezoek-historie

Richtlijn voorlichting bij het Ministerie van Defensie en de Nederlandse krijgsmacht
Geldigheid:12-08-1992 t/m Status: Geldig vandaag

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Richtlijn voorlichting bij het Ministerie van Defensie en de Nederlandse krijgsmacht

Vastst./Wijz datum Bron Nummer Wijz. t.a.v. Inwerkingtr. datum
23-03-89DV V 507/89/4883 23-03-89
12-08-92DV V 831/92 12-08-92
10-09-01DV???

A. Algemeen

1. De verantwoordelijkheid voor de voorlichting in en over het ministerie van Defensie en de Nederlandse krijgsmacht, met inbegrip van de behartiging van goede externe relaties, berust bij de politieke leiding van het ministerie van Defensie.

2. Onder externe voorlichting wordt verstaan de van het ministerie van Defensie en de krijgsmacht naar het algemene publiek, publieksgroepen en publiciteitsmedia uitgaande informatievoorziening ter bevordering van een evenwichtige en genuanceerde publieke meningsvorming omtrent het defensiebeleid en de defensieorganisatie. Onder interne voorlichting wordt verstaan de georganiseerde informatievoorziening gericht op het personeel of op groepen personeel van het ministerie van Defensie en de krijgsmacht, dienend om bij de personeelsleden het inzicht in het defensiebeleid en in het functioneren van de defensieorganisatie en hun betrokkenheid daarbij te bevorderen. Onder de behartiging van goede externe relaties (“public relations”) worden de activiteiten verstaan, die een goede verstandhouding tussen de defensieorganisatie of delen daarvan en het algemene publiek, publieksgroepen en publiciteitsmedia bevorderen.

3. De Directeur Voorlichting van het ministerie van Defensie bepaalt binnen door de politieke leiding aangegeven kaders het algemene beleid ten aanzien van de voorlichting en de uitvoering van voorlichtingsactiviteiten. Hij geeft leiding aan de verzorging van de voorlichting en de uitvoering van voorlichtingswerkzaamheden op het niveau van het ministerie en van de leiding van de krijgsmachtdelen. Hij heeft functionele bevoegdheden ten opzichte van bij onderdelen van de krijgsmacht geplaatste voorlichtingsfunctionarissen en –instanties.

4. Functionarissen op alle niveau’s bij het ministerie en de krijgsmacht zijn betrokken bij de interne informatievoorziening en externe voorlichtingsactiviteiten. Hun daadwerkelijke bijdrage aan het voorlichtingsproces hangt samen met hun functie. Bij zowel het ministerie als de krijgsmacht dient een en ander te geschieden binnen het algemene voorlichtingsbeleid en met inachtneming van de door de Directeur Voorlichting gegeven functionele aanwijzingen en richtlijnen.

5. Voorlichtingsfunctionarissen bij onderdelen van de krijgsmacht zijn als staffunctionaris voor voorlichtingsaangelegenheden onder functionele leiding van de Directeur Voorlichting werkzaam ten behoeve van het onderdeel waartoe zij behoren. Bij hun werkzaamheden nemen zij de regels van het algemene voorlichtingsbeleid en de door de Directeur Voorlichting gegeven functionele aanwijzingen en richtlijnen in acht.

B. Directie Voorlichting

1. Tot de organisatie van het ministerie van Defensie behoort een Directie Voorlichting, die is belast met de verzorging van alle beleidsadviserende en uitvoerende voorlichtingswerkzaamheden ten behoeve van de politieke en de ambtelijke leiding van het ministerie en de leiding van de krijgsmachtdelen en de daar rechtstreeks onder geplaatste directoraten-generaal, directies, afdelingen, staven en diensten. De Directie Voorlichting geeft voorts functionele leiding aan voorlichtingsfunctionarissen en –instanties bij de krijgsmachtdelen en voorziet in de ondersteuning van deze voorlichtingsfunctionarissen en –instanties.

2. De algemene leiding van de Directie Voorlichting berust bij de Directeur Voorlichting. Hij is geplaatst onder de secretaris-generaal en is functioneel verantwoordelijk aan de minister, wiens woordvoerder hij is. De Directeur Voorlichting wordt in zijn taak bijgestaan door de plaatsvervangend directeur voorlichting en door de adjunct-directeur voorlichting. Zij vormen tezamen het directieteam van de Directie Voorlichting.

3. De plaatsvervangend directeur kan de Directeur Voorlichting in zijn functie vervangen. Hij is belast met de dagelijkse leiding wat betreft de externe voorlichting en fungeert als plaatsvervangend woordvoerder van de minister. De adjunct-directeur voorlichting is belast met de dagelijkse leiding op het gebied van de interne voorlichting. Hij treedt op als woordvoerder en voorlichtingsadviseur van de Chef Defensiestaf en de Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht.

4. Binnen het door de Directeur Voorlichting vastgestelde algemene voorlichtingsbeleid bepalen de hoofden marine-, leger-, luchtmacht- en marechausseevoorlichting, na overleg met de voorzitter van de desbetreffende krijgsmachtdeelraad, het voorlichtingsbeleid ten behoeve van dat krijgsmachtdeel. Deze hoofden treden op als staffunctionaris voor voorlichtingsaangelegenheden ten behoeve van de bevelhebber en de directeuren van het desbetreffende krijgsmachtdeel. Zij dragen vanuit de Directie Voorlichting zorg voor het overleg met de leiding van het krijgsmachtdeel waarvoor zij op voorlichtingsgebied mede werkzaam zijn. Zij wonen daartoe ook de vergaderingen van de desbetreffende krijgsmachtdeelraad bij.

5. De plaatsvervangend directeur voorlichting fungeert als hoofd externe voorlichting. Door zijn toedoen wordt gestalte gegeven aan de verstrekking van zowel meer algemene als krijgsmachtdeelgebonden informatie aan de publiciteitsmedia. In deze sector wordt samengewerkt door de respectieve woordvoerders en de hoofden en medewerkers marine-, leger-, luchtmacht- en marechausseevoorlichting.

6. De woordvoerder van de staatssecretaris fungeert als plaatsvervangend hoofd externe voorlichting. Hij werkt nauw samen met de woordvoerders personeel en materieel, economie en financiën en ruimtelijke ordening en milieu. Deze functionarissen vertegenwoordigen de Directie Voorlichting in de daarvoor in aanmerking komende departementale overlegorganen.

7. De adjunct-directeur voorlichting fungeert als hoofd interne voorlichting. Onder zijn leiding voltrekt zich de verstrekking van informatie aan het Defensiepersoneel, waarbij verschillende geledingen van de Directie Voorlichting samenwerken.

8. In het ressort periodieken en publicaties van de sector interne voorlichting verzorgt men binnen het door de directieleiding bepaalde beleid de redactie van de krijgsmachtdeelbladen Alle Hens, Legerkoerier en De Vliegende Hollander en een wekelijks verschijnend periodiek, de Defensiekrant. Ook draagt men zorg voor de verschijning van deze periodieken en andere publicaties. Aan het overleg tussen de Directie Voorlichting en de leiding van een krijgsmachtdeel over de inhoud van de krijgsmachtdeelbladen wordt gestalte gegeven in per krijgsmachtdeel geformeerde organen. De redacties van de Defensieperiodieken werken volgens een redactiestatuut, dat is vastgesteld bij beschikking van de minister van Defensie.

9. Het ressort “Internet” van de sector interne voorlichting is belast met het inhoudelijk beheer van de “website” van Defensie op Internet. Ook geeft men vorm en inhoud aan het Internetbeleid van Defensie.

10 De sector “public relations” ressorteert direct onder de Directeur Voorlichting en is belast met het adviseren, coördineren en aansturen van activiteiten ter bevordering van de publieke presentatie van de krijgsmacht en het leggen en onderhouden van contacten met personen en instanties om daarvoor in de samenleving draagvlak te creëren.

C. Voorlichtingselementen bij onderdelen van de krijgsmacht

1. Binnen het algemene voorlichtingsbeleid en het daarvan afgeleide voorlichtingsbeleid voor een krijgsmachtsdeel wordt bij onderdelen van de krijgsmacht zorg gedragen voor de voorlichting van personeel van het onderdeel, voor de van het onderdeel uitgaande externe voorlichting en voor de behartiging van goede externe relaties van het onderdeel.

2. Commandanten kunnen wat dit betreft worden bijgestaan door voorlichtingsfunctionarissen, die als speciale staffunctionaris tot het onderdeel behoren. De voorlichtingsfunctie bij een onderdeel kan in volledige functie of in nevenfunctie worden vervuld. De functie wordt vervuld zowel in de vredes- als in de oorlogsorganisatie van een onderdeel.

3. Voorlichtingsfunctionarissen bij onderdelen adviseren de commandant over voorlichtingsaangelegenheden en verzorgen de van het onderdeel uitgaande voorlichtingsactiviteiten. Zij nemen daarbij de regels van het algemene voorlichtingsbeleid en het daarvan afgeleide voorlichtingsbeleid voor het krijgsmachtdeel en de door de Directeur Voorlichting gegeven richtlijnen en aanwijzingen in acht. Zij dragen naar vermogen bij aan centrale onder verantwoordelijkheid van de Directie Voorlichting verrichte voorlichtingsactiviteiten. Zij kunnen, indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven, tevens worden belast met de verzorging van de voorlichting van en bij andere onderdelen dan waartoe zij behoren.

4. De bevelhebber van een krijgsmachtdeel stelt in overleg met de Directeur Voorlichting de indeling en de organisatie van voorlichtingselementen bij onderdelen van het krijgsmachtdeel vast, zowel voor vredes- als oorlogstijd. De directeur personeel van een krijgsmachtdeel verzorgt de plaatsing van militair personeel op voorlichtingsfuncties. Aan de plaatsing van personeel op voorlichtingsfuncties gaat een selectieprocedure vooraf, waarbij de Directeur Voorlichting nauw is betrokken.

D. De functionele lijn in de voorlichting

1. Voorlichtingsfunctionarissen bij onderdelen van de krijgsmacht zijn werkzaam onder functionele leiding van de Directie Voorlichting, hoewel zij hiërarchiek zijn geplaatst onder de commandant van het desbetreffende onderdeel. Deze bijzondere relatie vloeit voort uit het karakter van voorlichtingswerkzaamheden.

2 Commandanten van onderdelen hebben een sterke eigen betrokkenheid bij de voorlichting bij en over het onderdeel en bij voorlichtingsaangelegenheden die het onderdeel raken. De Directie Voorlichting zal ertoe bijdragen, dat commandanten van onderdelen deze direct met hun functie samenhangende betrokkenheid optimaal kunnen verwezenlijken. Daartoe zal de Directie Voorlichting zowel de hoofdpunten van het algemene voorlichtingsbeleid als de voornaamste functionele richtlijnen en aanwijzingen op voorlichtingsgebied steeds ter kennis van commandanten van onderdelen brengen. Voorts zal de Directie Voorlichting door het rechtstreeks verschaffen van informatie en het geven van adviezen bevorderen dat commandanten van onderdelen hun functie in het voorlichtingsproces zo goed mogelijk kunnen vervullen.

3. De functionele relatie tussen de Directie Voorlichting en voorlichtingsfunctionarissen bij onderdelen is rechtstreeks voorzover het aangelegenheden van voorlichting betreft. Op grond hiervan kan de Directie Voorlichting rechtstreeks aan voorlichtingsfunctionarissen bij onderdelen aanwijzingen geven of verzoeken en vragen richten. Ten behoeve van de goede samenwerking zal van schriftelijk contact tussen de Directie Voorlichting en voorlichtingsfunctionarissen bij onderdelen steeds aan de desbetreffende commandanten kennis worden gegeven door toezending van een afschrift. De onderdeelsvoorlichtingsfunctionaris informeert de commandant omtrent mondeling contact. Voor het functioneren in crisis- en oorlogstijd gelden specifieke nationale en internationale (NAVO-) regelingen en voorschriften.

4. Voorlichtingsfunctionarissen bij onderdelen van de krijgsmacht onderhouden hun functionele relaties met de Directie Voorlichting via het hoofd voorlichting van het desbetreffende krijgsmachtdeel. Vanuit de Directie Voorlichting dragen de hoofden marine-, leger-, luchtmacht- en marechausseevoorlichting zorg voor voldoende overleg met en ondersteuning van voorlichtingsfunctionarissen bij onderdelen van het betrokken krijgsmachtdeel.

5. Indien een commandant van een onderdeel een functionele aanwijzing of richtlijn op voorlichtingsgebied strijdig acht met zijn verantwoordelijkheid of opdracht, zal hij zijn naasthogere commandant en de Directeur Voorlichting hiervan in kennis stellen. Indien in onderling overleg de strijdigheid niet kan worden weggenomen, zal de Directeur Voorlichting in nauw overleg met de krijgsmachtdeelleiding bevorderen dat door of namens de minister van Defensie een beslissing wordt genomen.

6. Indien naar zijn mening strijd ontstaat tussen zijn hiërarchieke en zijn functionele verantwoordelijkheid zal een voorlichtingsfunctionaris bij een onderdeel hiervan de desbetreffende commandant en de Directeur Voorlichting in kennis stellen. Beiden zullen dan overleg plegen waarbij de hiervoor aangegeven procedure wordt gevolgd.

E. Indeling van voorlichtingselementen

1. Binnen de organisatie van de Koninklijke marine zijn thans voorlichtingsofficieren in volledige functie ingedeeld bij de staf van de Commandant der Zeemacht in Nederland en bij de staf van de Commandant van het Korps Mariniers. Bij de overige onderdelen, schepen en inrichtingen van de Koninklijke marine wordt de voorlichtingsfunctie naar behoefte als nevenfunctie vervuld.

2. Binnen de organisatie van de Koninklijke landmacht zijn thans secties communicatie/voorlichting in volledige functie ingedeeld bij de staven van het Nationaal Commando, de Regionale Militaire Commando’s en het Commando Opleidingen KL en bij de staf van het Duits/Nederlands Legerkorps en – binnen het Legerkorps – bij de staven van de divisie en de brigades.

3. Binnen de organisatie van de Koninklijke luchtmacht zijn voorlichtingselementen in volledige functie ingedeeld bij de operationele vliegbases en bij de Groep Geleide Wapens. Bij de overige onderdelen van de Koninklijke luchtmacht wordt de voorlichtingsfunctie naar behoefte als nevenfunctie vervuld.

4. Bij de Koninklijke Militaire Academie is een sectie voorlichting in volledige functie ingedeeld, die mede werkzaam is ten behoeve van de functionele opleiding van voorlichtingspersoneel van de Koninklijke landmacht en de Koninklijke luchtmacht.

5. Bij de Koninklijke marechaussee is een bureau interne voorlichting opgenomen in de Staf Koninklijke marechaussee. Bij de districten en het opleidingscentrum van dit krijgsmachtdeel wordt de voorlichtingsfunctie respectievelijk als hoofd- en neventaak vervuld.

F. Slotbepaling

Aan het Defensievoorlichtingsbeleid kan alleen dan op een verantwoorde manier vorm en inhoud worden gegeven wanneer de beslissingsbevoegdheid over het onderhouden van contacten met en verstrekken van informatie aan medewerkers van de publiciteitsmedia over aangelegenheden betreffende het ministerie van Defensie en de Nederlandse krijgsmacht in laatste instantie is voorbehouden aan de Directeur Voorlichting.

Dit houdt in dat het niet tot de competentie van andere functionarissen van Defensie behoort directe contacten te onderhouden met of mededelingen te doen aan medewerkers van publiciteitsmedia. Een uitzondering op deze regel vormt de verstrekking van informatie over strikt regionale of locale aangelegenheden, zoals commando-overdrachten en jubilea bij lagere eenheden en staven, de uitreiking van medailles en beëdigingen. Deze regelgeving komt geheel overeen met de inhoud van de ‘Aanwijzingen inzake externe contacten van rijksambtenaren’ van de Minister-President (Regeling nr. 98M004214 dd 19 mei 1998). In deze Aanwijzingen is namelijk bepaald dat

1. verzoeken van journalisten om interviews worden behandeld door de daarvoor aangewezen ambtenaar dan wel, in de daarvoor in aanmerking komende gevallen, door de minister zelf.

2. Op verzoeken van journalisten om andere schriftelijke of mondelinge contacten met bepaalde ambtenaren wordt van geval tot geval beslist door de minister dan wel de door de minister aangewezen ambtenaar.


Toelichting

Voor het verstrekken van informatie aan derden vormen de Wet Openbaarheid van Bestuur en de daarop gebaseerde regelingen het wettelijk kader. Elk ministerie heeft een eigen voorziening voor het behartigen van de communicatiefunctie. In de regel wenden de media zich in eerste instantie tot de Directie Voorlichting van het ministerie. In alle andere gevallen is het echter aangewezen de Directie Voorlichting op de hoogte te stellen van door de media gedane verzoeken. Een en ander laat onverlet het recht op vrijheid van meningsuitingen van allen, burgerambtenaren en militairen, die bij Defensie werkzaam zijn. Dit recht is omschreven in de vorenbedoelde Aanwijzingen van de Minister-President (de artikelen 13t/m 16).  

Naar boven