Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2774/GA, 16 maart 2011, beroep
Uitspraakdatum:16-03-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/2774/GA

betreft: [klager] datum: 16 maart 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 20 augustus 2010 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman, mr. D.M. Penn, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van één dag opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, ingaande op 2 februari 2010 om 15.20 uur en eindigend op 3 februari 2010 om 15.20 uur, met verwijdering van de televisie. De disciplinaire
straf is opgelegd wegens het zich ten onrechte ziekmelden voor de arbeid.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep, kort weergegeven, als volgt toegelicht. Het recht is geschonden en er zijn vormen verzuimd waarvan niet-naleving vernietiging van de uitspraak met zich meebrengt. In het
bijzonder zijn de artikelen 50, 51, 57, 58, 67 en 68 van de Pbw geschonden. Ten onrechte heeft de beklagcommissie geoordeeld dat er geen sprake is van een vormverzuim op grond van artikel 58 van de Pbw. Klagers klacht is immers gericht tegen de
disciplinaire straf en niet tegen het medisch handelen. De beklagcommissie heeft derhalve de grondslag van de tenlastelegging verlaten en klagers klacht ten onrechte ongegrond verklaard zonder te voldoen aan de motiveringsplicht zoals in de wet
omschreven. Klager heeft de beschikking nooit ontvangen. De beschikking bevatte bovendien onrechtmatigheden welke de directeur heeft weggewerkt. Klager heeft tijdens de schorsingsprocedure wel een kopie van de beschikking ontvangen. Daarop is duidelijk
te zien dat de datum en tijd van uitreiking niet waren ingevuld. Deze informatie is derhalve pas later op de beschikking genoteerd. Er is derhalve geen sprake van een onverwijld en met redenen omklede beschikking. De strafoplegging is dan ook
onrechtmatig. Voor de materiële bezwaren verwijst klager naar het beklag.

De directeur heeft daarop geantwoord als tegenover de beklagcommissie. Voorts wordt aangegeven dat, in tegenstelling tot hetgeen klager beweert, klager wel degelijk is gehoord en dat hem schriftelijk een bevestiging van de opgelegde disciplinaire straf
is uitgereikt. De directeur verwijst hierbij naar de bijgevoegde geleidelijst straffen en maatregelen, het schriftelijk verslag en de beschikking disciplinaire straf.

3. De beoordeling
Bij de aan de beroepscommissie door de secretaris van de beklagcommissie gezonden stukken bevindt zich slechts een schriftelijke mededeling van de oplegging van de disciplinaire straf welke niet is ondertekend en geen dagtekening vermeldt. In de
beslissing van de beklagcommissie wordt slechts overwogen dat de beklagcommissie ervan uitgaat dat een getekend exemplaar van de beslissing aan het dossier wordt toegevoegd. Bij de behandeling van het beklag is dus niet kunnen blijken van een tijdige
mededeling.

Bij zijn reactie op het beroep heeft de directeur een gedagtekende en ondertekende mededeling van de disciplinaire straf toegezonden aan de beroepscommissie. Nu in beroep het beklag opnieuw in volle omvang wordt behandeld, zal de beroepscommissie deze
schriftelijke mededeling in de beoordeling betrekken. De beroepscommissie is er ambtshalve mee bekend dat in beklagzaken niet zelden een uitdraai van de schriftelijke mededeling zoals opgeslagen in de computer van de inrichting, wordt overgelegd waarop
de handtekening van de directeur en de dagtekening ontbreken. Op de in beroep overgelegde schriftelijke mededeling zijn de handtekening en dagtekening in handschrift toegevoegd en dat is de gebruikelijke werkwijze. De beroepscommissie ziet geen
aanleiding om in twijfel te trekken dat de in beroep overgelegde schriftelijke mededeling de originele mededeling is. Dat klager is gehoord acht de beroepscommissie aannemelijk gelet op de handgeschreven mededeling op het schriftelijk verslag waaruit
ook het standpunt van klager naar voren komt. Anders dan klager meent, is van schending van de vormvoorschriften inzake de schriftelijke mededeling geen sprake.

Voor zover wordt geklaagd over de feiten die ten grondslag zijn gelegd aan de disciplinaire straf geldt het volgende. Klager die zich ziek heeft gemeld, is gezien door de medische dienst en deze heeft geoordeeld dat klager in staat was arbeid te
verrichten. Die vaststelling is van medische aard en de beklagcommissie heeft klager er terecht op gewezen dat een afzonderlijke rechtsgang tegen medisch handelen is opgenomen in de artikelen 29 tot en met 34 van de Penitentiaire maatregel.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Kersten, secretaris, op 16 maart 2011

secretaris voorzitter

Naar boven