Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3593/GB, 4 maart 2011, beroep
Uitspraakdatum:04-03-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 10/3593/GB

Betreft: [klager] datum: 4 maart 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 24 november 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot deelname aan een penitentiair programma (p.p.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 4 maart 2008 gedetineerd. Hij verblijft in de locatie Westlinge te
Heerhugowaard.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager zit ruim 33 maanden in detentie zonder uitzicht op detentiefasering of verlofmogelijkheden. Tien maanden na aanvang van de detentie is klager benaderd door TR om mee te werken aan een p.p.
Klager heeft hierop positief gereageerd. De Reclassering heeft een traject uitgezet waaronder een budgetteringscursus en anti-agressiecursus. Klager heeft deze afgerond waardoor zijn recidivegevaar is verminderd. TR en de reclassering zijn van mening
dat klager geschikt is voor doorfasering. Klager bevindt zich nu in de eindfase van zijn detentie en zou deze fase willen gebruiken om deze samen met de reclassering intensiever door te brengen. De reclassering kan klager de structuur bieden en het
nodige toezicht uitoefenen om een en ander beter te laten verlopen. De reclassering heeft klager reeds een functie aangeboden in de vogelopvang in Krommenie. Klager wil de laatste fase effectief gebruiken door het vinden van een baan. Klager heeft
gedurende zijn detentie nooit een rapport gekregen of een ordemaatregel moeten ondergaan. Klager heeft geen moeite met gezag en gaat goed om met het inrichtingspersoneel. In de inrichting werkt hij al maanden in de linnenkamer.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. De inrichting had voor klager een selectievoorstel opgesteld voor plaatsing in een p.p. Echter na de uitspraak van de beroepscommissie van 30 september 2010
met
nummer 10/1646/GB is dit voorstel ingetrokken. Klager is nog steeds niet onherroepelijk veroordeeld. Hij is veroordeeld voor verkrachting, mensenhandel, wederrechtelijke vrijheidsberoving en witwassen. De feiten zouden deels gepleegd zijn in een
proeftijd van een eerdere veroordeling voor verkrachting. Aangezien al eerder is gebleken dat klager zich tijdens een proeftijd niet aan afspraken houdt en zich wederom schuldig maakt aan strafbare feiten, is het verlenen van vrijheden alsmede het
plaatsen in een p.p. onverantwoord.

4. De beoordeling
4.1. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het p.p. en de gedetineerde moeten voldoen.

4.2. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie neemt hierbij in aanmerking
de ernst van de feiten waarvoor klager is veroordeeld. Klager heeft deze feiten bovendien gepleegd in de proeftijd van een eerdere veroordeling. Tevens moet in aanmerking worden genomen, dat het Openbaar Ministerie negatief heeft geadviseerd omdat op
het verblijfadres van het p.p. en electronisch toezicht één van de misdrijven heeft plaatsvonden en de bewoonster slachtoffer is inzake de mensenhandel. Hoewel klager een belang heeft om zijn resocialisatie vorm te geven - de fictieve einddatum van
zijn
detentie is op 3 juli 2011 - vormt het vorenstaande een contra-indicatie voor klagers deelname aan een p.p. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 4 maart 2011

secretaris voorzitter

Naar boven