Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/0080/GB, 4 maart 2011, beroep
Uitspraakdatum:04-03-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 11/80/GB

Betreft: [klager] datum: 4 maart 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 31 december 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot deelname aan een penitentiair programma (p.p.) afgewezen.

2. De feiten
Klager was sedert 28 juni 2010 gedetineerd. Hij verbleef laatstelijk in de locatie Groot Bankenbosch te Veenhuizen. Op 3 februari 2011 is klager ontslagen uit detentie.

2.1. Bij uitspraak van 4 maart 2011, met nummer 10/3466/GB, van de beroepscommissie, is het beroep van klager, gericht tegen de beslissing van de selectiefunctionaris van 11 november 2010, strekkende tot terugplaatsing vanuit de locatie De
Fleddervoort naar de locatie Groot Bankenbosch, ongegrond verklaard.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft allereerst verwezen naar zijn standpunt zoals ingenomen in het beroep met kenmerk 10/3466/GB en verzoekt dat standpunt als herhaald te willen beschouwen. Klager heeft toen aangevoerd:
“Klager heeft toen hij zich als zelfmelder op 28 juni 2010 meldde in de b.b.i. van de locatie Groot Bankenbosch te horen gekregen dat hij als 68-jarige vrijgesteld was van de arbeid. Klager heeft, mede in verband met artrose aan beide handen, gebruik
gemaakt van die vrijstelling. Hij heeft vervolgens in de inrichting een goede daginvulling gegeven aan zijn verblijf aldaar. Klager heeft regelmatig contact gehad met medewerkers van het bureau detentie- en selectiebegeleiding (b.s.d.). Naar aanleiding
van klagers keuze voor dagdetentie kreeg hij op 12 oktober 2010 van het b.s.d. te horen dat hij op korte termijn zou worden overgeplaatst naar De Fleddervoort. Klager heeft, toen hij hoorde dat hij dan wekelijks weekeindverlof zou krijgen, ingestemd
met
die overplaatsing. Klager is op 1 november 2010 overgeplaatst naar De Fleddervoort. Daar is hij bij binnenkomst niet ingedeeld voor de arbeid, dit omdat hij 68 jaar was en artrose aan de handen heeft. Op 9 november 2010 kreeg klager van een
penitentiair
inrichtingswerker (p.i.w.-er), die niet klagers mentor was en ook niet betrokken was bij de werkindeling, de opdracht om dagelijks buiten te gaan werken rondom het gebouw van De Fleddervoort. Klager heeft gewezen op de redenen voor de hem verleende
vrijstelling van de arbeid. Die p.i.w.-er gaf aan dat klager kennelijk niet wilde werken maar wel wilde sporten. Dat is onjuist omdat toen in De Fleddervoort geen mogelijkheid werd aangeboden om te sporten. Met betrekking tot klagers artrose werd
gezegd
dat iedere gedetineerde die niet wilde werken wel een kwaaltje verzon. Gelet daarop zijn de redenen voor klagers terugplaatsing naar de locatie Groot Bankenbosch onjuist. Klager heeft overigens, anders dan in de beslissing op het bezwaarschrift wordt
vermeld, nooit om principiële redenen geweigerd deel te nemen aan de arbeid. Klager was overigens, gelet op zijn leeftijd wettelijk niet verplicht om deel te nemen aan de arbeid. Klager is van mening dat de bestreden beslissing daarom niet in stand kan
blijven. Hij kan zich overigens niet verenigen met hetgeen in het selectieadvies omtrent hem staat vermeld. Hij heeft ouderwetse omgangsvormen en is niet gemaakt beleefd. Hij wilde ook met anderen dan alleen zijn mentor spreken. Omdat hij door een
p.i.w.-er onheus werd bejegend, leek het hem toen beter dit met zijn mentor te bespreken. De passages over het niet willen werken, zijn uit hun verband gerukt. Overigens werd klager, toen hij aangaf niet verplicht te zijn deel te nemen aan de arbeid,
te
kennen gegeven dat de werkzaamheden rondom het gebouw van De Fleddervoort gezien moesten worden als een bijdrage aan het huishouden. Klager heeft toen aangegeven dat hij dit als arbeid zag.”
Klager heeft na terugkeer in de locatie Groot Bankenbosch gesproken met het b.s.d. over verdere fasering. Hij heeft toen een verzoek ingediend voor plaatsing in een basis penitentiair programma (b.p.p.). Op 14 december 2010 is over die brief vergaderd
door de inrichting. De geestelijk verzorger, de psycholoog en het afdelingspersoneel adviseerden positief. Het afdelingshoofd van klagers verblijfsafdeling was tegen klagers mogelijke overplaatsing naar een b.p.p. De aanvraag voor een b.p.p. is
vervolgens bij dat afdelingshoofd blijven liggen tot 24 december 2010, waarna deze aan de selectiefunctionaris is verzonden. De selectiefunctionaris heeft op 31 december 2010 klagers verzoek afgewezen. Kennelijk heeft het afdelingshoofd aan de
selectiefunctionaris gemeld dat klager afspraken niet zou zijn nagekomen in De Fleddervoort. Die melding is niet overeenkomstig de waarheid, met klager zijn géén afspraken gemaakt in De Fleddervoort. Klager kan zich daarom ook niet vinden in de
verwijten die hem gemaakt worden. Daaruit blijkt immers niet van het niet-nakomen van afspraken. Klager vindt de beweringen van de selectiefunctionaris en van het afdelingshoofd over dat niet nakomen van afspraken daarom ongeloofwaardig en pertinent
onwaar. Klager vraagt om een gegrondverklaring van het beroep en het toekennen van een tegemoetkoming.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager is recent teruggeplaatst vanuit De Fleddervoort naar Groot Bankenbosch. In De Fleddervoort werden hem op maat gemaakte werkzaamheden opgedragen, welke hij standaard weigerde. Dit terwijl vóór zijn plaatsing met hem was afgesproken dat hij in De
Fleddervoort lichte werkzaamheden zou gaan verrichten. Hij heeft daar toen verschillende kansen gehad om ergens aan mee te werken, deze heeft hij toen niet benut. Verzoeker is daarom teruggeplaatst naar een meer beveiligde inrichting. Grond daarvoor
was
niet alleen klagers werkweigering maar ook zijn houding daarbij. Na terugkeer in Groot Bankenbosch heeft klager een verzoek gedaan om geplaatst te worden in een b.p.p. De directeur van Groot Bankenbosch heeft negatief geadviseerd ten aanzien van dat
verzoek. De inrichtingspsycholoog heeft aangegeven dat bij klager gevoelens van onmacht en spijt spelen en dat klager vindt dat men een verkeerd beeld van hem heeft gekregen. De omstandigheid dat de psycholoog niet negatief adviseert, is meegenomen in
het advies van de directeur. Daarnaast geldt dat klager voldoende kansen en mogelijkheden geboden heeft gekregen om een verblijf in een z.b.b.i. te continueren. Hij heeft er zelf voor gekozen geen gebruik te maken van die mogelijkheden en/of kansen.
Zijn houding aldaar was van dien aard dat enige vorm van samenwerking met hem daardoor onmogelijk werd gemaakt. Het feit dat klager beroep heeft ingesteld tegen de terugplaatsing naar de b.b.i. geeft aan dat klager anders tegen de feiten aankijkt. Het
schrijven van klager bij het verzoek om deelname aan een b.p.p. geeft niet zozeer spijt en schaamte weer als wel frustratie over de terugplaatsing. De vraag of klager begrijpt dat hij zich tijdens detentie te houden heeft aan regels en afspraken,
blijft
voor de selectiefunctionaris onbeantwoord. Deelname aan een b.p.p. vereist van de betreffende gedetineerde een grote mate van zelfstandigheid. Het aangeboden dagprogramma dient verplicht gevolgd te worden en de gedetineerde dient zich daarbij aan de
gemaakte afspraken te houden. Gelet op de recente gebeurtenissen is er onvoldoende vertrouwen in een goed verloop van klagers deelname aan een p.p.

4. De beoordeling
4.1. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.

4.2. Op grond van artikel 7, derde lid, van de Pm dient de selectiefunctionaris bij zijn beslissing rekening te houden met (onder meer) het nakomen van afspraken door de gedetineerde en de mate waarin hij gemotiveerd is. De selectiefunctionaris
heeft
uitgebreid aangegeven waarom door hem (met name) werd getwijfeld aan het nakomen van afspraken en de motivatie van klager. Dit leidde bij de selectiefunctionaris vervolgens tot een gebrekkig vertrouwen in een goed verloop van klagers detentie. Die
conclusie kon de selectiefunctionaris, gelet op de daarvoor geleverde onderbouwing, ook trekken. Dat leidt ertoe dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende
belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden kan aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 4 maart 2011

secretaris voorzitter

Naar boven