Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3615/GA, 28 februari 2011, beroep
Uitspraakdatum:28-02-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/3615/GA

betreft: [klager] datum: 28 februari 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 22 november 2010 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van een verzoek om incidenteel verlof.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Klager kan zich niet verenigen met de uitspraak van de beklagcommissie. Hij heeft inderdaad een ander huisadres dan zijn partner en zijn kind, omdat zij nog niet getrouwd zijn. Daarnaast is het strafbare feit waarvoor klager thans gedetineerd is, niet
gepleegd tijdens de termijn van vervroegde invrijheidstelling van een eerdere veroordeling.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan - voor zover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Daargelaten de vraag naar het vaststaan van de familierelatie
van klager met moeder en kind, is de noodzaak voor een kraambezoek aan het op 10 september 2010 geboren kind in het geheel niet onderbouwd. Voorts geldt de recente veroordeling van 17 februari 2011 van klager tot een gevangenisstraf van zes jaar wegens
een overval tijdens de v.i.-periode van een vorige detentie als zwaarwegende contra-indicatie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. Th.E.M. Wijte en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 28 februari 2011

secretaris voorzitter

Naar boven