Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2101/GA, 24 februari 2011, beroep
Uitspraakdatum:24-02-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/2101/GA

betreft: [klager] datum: 24 februari 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Arnhem,

gericht tegen een uitspraak van 17 juni 2010 van de beklagcommissie bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Klagers raadsman en de directeur hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie van 14 oktober 2010, gehouden in de locatie De Berg te Arnhem. Van klager is geen woon- of verblijfplaats bekend.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van vier dagen ingaande 17 februari 2010 en de beëindiging van klagers deelname aan het penitentiair programma (verder: p.p.), omdat klager ongewenst
is verklaard.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en klager een tegemoetkoming van € 50,= toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt schriftelijk toegelicht.
Het besluit tot ongewenstverklaring van klager is door de directeur mondeling aan klager medegedeeld. Daarnaast is hem een kopie verstrekt van het faxbericht dat door de politie Rotterdam Rijnmond aan de penitentiaire inrichting administratief (PIA) is
verzonden. Klager heeft voor de ontvangst hiervan niet getekend. In dat faxbericht wordt aangegeven dat de beschikking wordt verzonden naar het laatst bekende verblijfadres van klager.
Er is door de directeur geen beslissing tot overplaatsing genomen, maar een advies uitgebracht aan de selectiefunctionaris. In afwachting van de beslissing van de selectiefunctionaris is klager een ordemaatregel opgelegd. De reden voor de ordemaatregel
staat ook omschreven in de beslissing: de directeur vreesde dat klager zich zou onttrekken aan het toezicht nadat hem mededeling was gedaan van het feit dat hij als ongewenst vreemdeling werd aangemerkt, dat daarmee de uitvoering van het p.p. zou
beëindigen en het advies zou worden gegeven om klager gesloten te plaatsen.
Artikel 24, eerste lid, van de Pbw geeft aan dat een directeur bevoegd is om een gedetineerde in afzondering te plaatsen op de gronden genoemd in artikel 23, eerste lid, van de Pbw.
Artikel 23, eerste lid sub b (de beroepscommissie leest sub a), van de Pbw geeft aan dat dit kan in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel indien dit noodzakelijk wordt geacht voor een ongestoorde
tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming.
De wetenschap dat er een kans bestaat op onttrekking aan het toezicht is het argument om artikel 23, eerste lid sub b (de beroepscommissie leest sub a), van de Pbw van toepassing te laten zijn.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
De beroepscommissie gaat bij de beoordeling van de volgende vaststaande feiten uit.
Klager nam onder verantwoordelijkheid van de directeur van PIA De Berg in Arnhem tot 17 februari 2010 deel aan een p.p. Hij woonde in Almere. Na een daartoe strekkende schriftelijke oproeping van de directeur is klager op 17 februari 2010 naar p.i. De
Berg gereisd. De directeur van de PIA De Berg heeft klager vervolgens op 17 februari 2010 een ordemaatregel, inhoudende afzondering gedurende vier dagen in een afzonderingscel in p.i. De Berg, opgelegd. Aan die beslissing heeft de directeur ten
grondslag gelegd dat hem middels een faxbericht van de politie van 15 februari 2010 het bericht had bereikt dat klager tot ongewenst vreemdeling was verklaard. Klager voldeed daardoor niet meer aan de voorwaarden voor deelname aan het p.p. De directeur
heeft daarna de selectiefunctionaris geadviseerd om klager terug te plaatsen in een gesloten inrichting. Omdat de directeur vreesde dat klager zich na deze mededeling aan het toezicht zou ontrekken, heeft hij in afwachting van de beslissing van de
selectiefunctionaris besloten tot de gewraakte afzonderingsmaatregel. Bij die gelegenheid heeft de directeur aan klager een kopie van voormeld faxbericht van de politie verstrekt.
Uit het faxbericht van de vreemdelingenpolitie aan de directeur van 15 februari 2010 blijkt niet op welke exacte datum klager tot ongewenst vreemdeling is verklaard. Het bericht vermeldt wel dat klager op 12 maart 2010 in vreemdelingenbewaring zal
worden gesteld.
De beroepscommissie oordeelt als volgt.
In een geval als waarvan hier sprake is dient in beginsel de gang van zaken de volgende te zijn. Na ontvangst van de melding van de IND over de ongewenstverklaring van de aan een p.p. deelnemende gedetineerde, stelt de directeur de selectiefunctionaris
op de hoogte van de ongewenstverklaring. De directeur roept vervolgens de gedetineerde op. Op het moment dat de gedetineerde in de PIA verschijnt, dient er een beslissing van de selectiefunctionaris omtrent de beëindiging van het p.p. te zijn alsmede
een beslissing tot tijdelijke plaatsing van de gedetineerde in een gesloten inrichting die bij de PIA hoort, in afwachting van definitieve overplaatsing van de gedetineerde naar de gewone inrichting. Vervolgens is de directeur van de gewone inrichting
die bij de PIA hoort bevoegd een ordemaatregel toe te passen.
Voor het geval de beslissing van de selectiefunctionaris niet bekend is op het moment dat de gedetineerde die het p.p. ondergaat zich bij de PIA meldt, is er geen op de wet of lagere regelgeving te baseren bevoegdheid voor de directeur van de PIA de
gedetineerde vast te zetten en vervolgens in afzondering te plaatsen. Op grond van artikel 15, derde lid, van de Pbw is de selectiefunctionaris immers bij uitsluiting bevoegd te beslissen over de beëindiging van de deelname aan een p.p. en over
plaatsing en overplaatsing in het kader van die beslissingen. In artikel 9 van de Penitentiaire maatregel is niet voorzien in een bevoegdheid van de directeur tot plaatsing in afzondering van een gedetineerde die niet langer aan de voorwaarden voor
deelname aan een p.p. voldoet. De door de directeur aangehaalde artikelen 23 en 24 van de Pbw zijn niet van toepassing in een situatie als de onderhavige waarin de gedetineerde in de PIA en niet in een gewone p.i. verbleef.
Dit betekent dat de directeur in het onderhavige geval, nu er op 17 februari 2010 geen beslissing van de selectiefunctionaris tot beëindiging van het p.p. en tot plaatsing in een gesloten inrichting van klager was, niet bevoegd was om klager in
afzondering te plaatsen in p.i. De Berg.
Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat het beroep van de directeur ongegrond moet worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt, onder aanvulling van de gronden, de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, J. Schagen MA en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 24 februari 2011

Secretaris voorzitter

Naar boven