Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3393/GB, 22 februari 2011, beroep
Uitspraakdatum:22-02-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 10/3393/GB

Betreft: [klager] datum: 22 februari 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.A.C. van Tuinen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 8 november 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) Maashegge te Overloon afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 30 maart 2009 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Grave. Op 2 februari 2011 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de locatie Roermond, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft negatief geadviseerd terwijl klager ook van het OM schorsing van zijn preventieve hechtenis kreeg omdat zijn zoontje is overleden. De inrichting heeft klager meegedeeld dat omdat het OM negatief heeft geadviseerd, de
inrichting automatisch ook negatief adviseert. Dit terwijl de inrichting het een zwak onderbouwd advies van het OM vond. Klager heeft getekend voor deelname aan het programma Terugdringen Recidive (TR) en is dus geen TR-weigeraar. Dat het programma TR
in de inrichting waar klager thans verblijft niet actief is, is niet aan klager te wijten. Klager is dus wel betrouwbaar in het nakomen van afspraken. Klager is in hoger beroep gegaan tegen het vermeende strafbare feit dat hij gedurende zijn
onttrekking
zou hebben gepleegd. Doordat klager zijn zoontje van drie maanden heeft verloren, heeft hij ingezien dat hij zijn straf volledig moet ondergaan. Dat is ook de reden dat hij na de schorsing van zijn preventieve hechtenis van veertien dagen is
teruggekeerd. Tijdens die schorsing heeft zich niets negatiefs voorgedaan. Klager en zijn gezin zouden het erg prettig vinden wanneer klager maandelijks thuis kan zijn ook omdat het gezin een moeilijk jaar achter de rug heeft. Klager gedraagt zich goed
in de inrichting waar hij thans verblijft, hij gebruikt geen drugs en doet mee aan TR. Klager vraagt hem nog een kans te geven, die zal hij met beide handen aanpakken en zal het niet verpesten. Van een recidiverisico is geen sprake. Het is juist dat
klager zich in 2009 aan zijn detentie heeft onttrokken. Waarvoor klager thans gedetineerd is, is een andere zaak dan waarvoor hij gedetineerd was ten tijde van zijn onttrekking in 2009. Sinds zijn aanhouding op 1 februari 2010 is klager zijn afspraken
wel nagekomen. Klager zou graag willen worden overgeplaatst naar de locatie Roermond aangezien zijn gezin in Venlo woont.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager heeft zich op 2 juli 2009 onttrokken aan zijn detentie door niet terug te keren van verlof. Op 1 februari 2010 is klager opnieuw in verzekering gesteld wegens een nieuw gepleegd strafbaar feit. In februari 2010 heeft klager een verzoek tot
overplaatsing ingediend voor een inrichting in de buurt van Venlo. Naar aanleiding van dat verzoek is klager overgeplaatst naar de p.i. Nieuwegein. Daartegen heeft klager beroep ingesteld, dat is gegrond verklaard en klager is vervolgens overgeplaatst
naar de gevangenis van de p.i. Grave. Onderhavige zaak betreft een eigen verzoek tot overplaatsing naar een b.b.i. De selectiefunctionaris heeft dat verzoek afgewezen omdat klager in de gevangenis van de p.i. Grave verblijft naar aanleiding van zijn
eigen verzoek tot overplaatsing, het OM negatief heeft geadviseerd omdat klager zich heeft onttrokken aan detentie in 2009 en omdat klager zich heeft teruggetrokken van deelname aan het programma TR. Hierbij valt wel op te merken dat het OM enerzijds
aangeeft dat er geen vertrouwen is in detentiefasering gelet op een eerdere onttrekking, maar dat het OM wel een schorsing van de preventieve hechtenis heeft verleend van veertien dagen waarvan klager netjes is teruggekeerd. Wanneer er vanuit de
inrichting een nieuw advies wordt opgesteld, onderbouwd met de mening van TR met betrekking tot detentiefasering, is plaatsing in een b.b.i. niet ondenkbaar.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Klager heeft zich van 2 juli 2009 tot en met 1
februari 2010 onttrokken aan detentie. Op 1 februari 2010 is hij gearresteerd ten aanzien van een nieuw gepleegd delict waarvoor hij thans in detentie verblijft. Klager heeft op 17 september 2010 een weigeringsverklaring getekend voor het programma TR.
Inmiddels heeft klager zich weer aangemeld voor het programma TR. Het OM heeft negatief geadviseerd vanwege klagers onttrekking in 2010 en het feit dat hij gedurende de onttrekking een nieuw strafbaar feit heeft gepleegd. Gelet op het voorgaande heeft
de selectiefunctionaris in redelijkheid kunnen oordelen dat klager, vooralsnog niet in aanmerking komt voor plaatsing in een inrichting met een beperkt beveiligingsniveau. De selectiefunctionaris geeft overigens aan dat wanneer klager start met het
programma TR en de inrichting een nieuw selectieadvies opstelt met daarin de mening van de medewerkers van het programma TR, plaatsing in een b.b.i. niet ondenkbaar is.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema,
voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. van Alff, secretaris, op 22 februari 2011

secretaris voorzitter

Naar boven