Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3776/GV, 16 februari 2011, beroep
Uitspraakdatum:16-02-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/3776/GV

betreft: [klager] datum: 16 februari 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 13 december 2010 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof c.q. incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klagers verlofadres is vijfmaal afgekeurd. Over vijf maanden komt hij vrij. Hij heeft zijn verblijfsdocument een maand geleden verlengd en dit ligt klaar in Zwolle. Tegen het b.s.d. heeft hij gezegd dat ze
voor hem alleen incidenteel verlof moesten aanvragen, omdat een advies van de politie of de reclassering dan niet nodig was. Toch heeft het b.s.d. voor hem algemeen verlof aangevraagd, terwijl ze weten dat de politie geen positief advies geeft. Dit is
schandalig.
Het Openbaar Ministerie heeft al een positief advies uitgebracht.
Het b.s.d. heeft expres de verkeerde aanvraag ingediend, omdat zij vinden dat er geen noodzaak is om het document af te halen.
Klager komt over vijf maanden vrij en moet zich dan zo snel mogelijk gaan inschrijven bij instanties. Er is wel sprake van dringende noodzaak.
Klager wil graag met incidenteel verlof en niet met algemeen verlof.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft sinds lange tijd contacten met justitie. Hij verblijft sinds 22 maart 2006 in detentie. Tijdens een verlof van 8 mei 2009 tot 9 mei 2009 is klager ter zake van een nieuw delict in verzekering gesteld. Voor dit delict is hij veroordeeld tot
een gevangenisstraf van drie jaar. Klager heeft bij zijn verlofaanvraag kennelijk een aantal keren een niet acceptabel verlofadres aangeleverd. Uit artikel 4 onder j van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna de Regeling) volgt dat
het
ontbreken van een aanvaardbaar verlofadres een reden is om het verlof af te wijzen. De laatste keer heeft klager een verlofadres opgegeven, waarvan de bewoonster klager niet eens kent, laat staan dat zij toestemming geeft dat klager daar zijn verlof
doorbrengt.
Voor het ophalen van zijn verblijfsdocument dient klager incidenteel verlof aan te vragen. Dat er sprake zou zijn van opzet bij het b.s.d. om het verkeerde verlof aan te vragen, vindt nergens grond.
Het ophalen van het document is nog geen noodzaak omdat de vreemdelingendienst heeft aangegeven dat het document tot februari 2011 kan worden opgehaald.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichtingen Lelystad heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de aanvraag voor algemeen verlof in verband het niet hebben van een aanvaardbaar verlofadres, hoge score op recidive en zijn weigering om mee te werken
aan TR. Een positief advies is gegeven voor het verlenen van een dag verlof om zijn verblijfsvergunning af te halen bij de IND/VD Zwolle. Klager heeft aangegeven dat zijn huidige vergunning is verlopen.
Het Openbaar Ministerie gaat akkoord met verlofverlening mits klager een meldplicht wordt opgelegd.
De politie heeft negatief geadviseerd ter zake van verlofverlening in verband met het plegen van een overval tijdens een eerder verlof en het opgeven van een verlofadres, waarvan de bewoner klager niet kent. Klager heeft reeds eerder vijf
verlofadressen
opgegeven.

Een medewerker van de b.s.d. van de p.i. Lelystad heeft op 7 februari 2011 telefonisch meegedeeld dat geen aanvraag incidenteel verlof van klager in behandeling is genomen, omdat hij een aanvraag algemeen verlof kon indienen. Van de vreemdelingendienst
heeft de medewerker vernomen dat klager tot maart 2011 de tijd heeft om zijn verblijfsdocument te verlengen. Het b.s.d. onderzoekt thans of het document opgestuurd kan worden.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek, wegens gekwalificeerde diefstal. Aansluitend dient hij een gevangenisstraf van elf maanden en zeven dagen te ondergaan. De datum van invrijheidstelling is thans bepaald op 23 juni 2011
Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van 33 dagen op grond van de Wet Terwee te ondergaan.

Volgens het inrichtingsadvies heeft klager 60 uur algemeen verlof aangevraagd en als dit niet mogelijk is tijdens kantooruren verlof om zijn verblijfsdocument bij de IND-Zwolle op te halen.
In beroep is door klager aangevoerd dat het hem om de verlening van incidenteel verlof gaat en niet om algemeen verlof.
De beroepscommissie is van oordeel dat uit de afwijzende beslissing en de reactie van de selectiefunctionaris op het beroep kan worden opgemaakt dat de bestreden beslissing tevens een (impliciete) afwijzing van een eventueel verzoek om incidenteel
verlof betreft en zal zich in haar beoordeling beperken tot deze laatste afwijzing.

Artikel 21, eerste en tweede lid, van de Regeling bepaalt dat incidenteel verlof kan worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is en dat dit verlof indien
nodig onder begeleiding of bewaking kan plaatsvinden.

Uit artikel 31, eerste en tweede lid, van de Regeling volgt dat incidenteel verlof kan worden verleend om de gedetineerde in de gelegenheid te stellen om praktische voorbereidingen op zijn invrijheidstelling te treffen en dat dit verlof slechts wordt
verleend indien de invrijheidstelling binnen drie maanden te verwachten valt.

De beroepscommissie overweegt dat, gelet op de stukken en de telefonische toelichting van de medewerker van het b.s.d., onduidelijk blijft of klager het verblijfsdocument zelf dient op te halen en voor welke datum dit dient te geschieden en/of hiernaar
voldoende onderzoek is gedaan. In dit licht gezien, is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de Staatssecretaris onvoldoende is gemotiveerd en zal zij die beslissing vernietigen en de Staatssecretaris opdragen een nieuwe beslissing te
nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.
Zij ziet geen reden om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee na ontvangst
van deze uitspraak.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. Th.E.M. Wijte, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 16 februari 2011

secretaris voorzitter

Naar boven