Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2948/TB, 15 februari 2011, beroep
Uitspraakdatum:15-02-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/2948/TB

betreft: [klager] datum: 15 februari 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. Serrarens, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 31 augustus 2010 van de Minister van Justitie, verder te noemen verweerder – in deze uitspraak wordt onder verweerder tevens verstaan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 december 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. J. Serrarens, en namens verweerder [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen
van het ministerie van Veiligheid en Justitie. Op verzoek van verweerder zijn tevens als getuige-deskundigen gehoord [...], behandelcoördinator bij de longstayvoorziening van FPC de Pompestichting en [...], ketenmanager risicomanagement en behandeling
bij FPC De Kijvelanden.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
Verweerder heeft beslist klager te plaatsen in een longstayvoorziening van FPC de Pompestichting te Vught (hierna: de Pompestichting).

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak van 13 september 2007 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klagers tbs is op 28 december
2007
aangevangen. Op 24 april 2008 is klager geplaatst in FPC Veldzicht. Vanuit Veldzicht is op 23 september 2008 verzocht om (wederzijdse) overplaatsing van klager in verband met beheersproblemen aldaar. Op 2 oktober 2008 is klager geplaatst in FPC De
Kijvelanden van waaruit hij bij besluit van 23 oktober 2009 ter observatie is opgenomen in FPC Dr. S. Van Mesdag. Op 10 december 2009 heeft De Kijvelanden verzocht klager over te plaatsen naar een high care longstayvoorziening. Bij besluit van 23
december 2009 is klager geplaatst in de Van Mesdag. Bij advies van 3 juni 2010 van de Landelijke Adviescommissie Plaatsing (LAP) is overwogen dat de behandelaar ten aanzien van klager in alle redelijkheid tot de longstayindicatie heeft kunnen komen. Op
31 augustus 2010 heeft verweerder besloten tot plaatsing van klager in de longstayvoorziening van de Pompestichting. Deze plaatsing is inmiddels gerealiseerd.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager verbleef van 24 april 2008 tot 2 oktober 2008 in Veldzicht ter stabilisatie. Van een behandelaanbod was (nog) geen sprake. Na een agressief incident is klager op 9 juni 2008 gesepareerd
en
later afgezonderd op zijn eigen kamer. Vanaf dat moment heeft geen behandeling kunnen plaatsvinden. In De Kijvelanden is wel sprake geweest van een serieuze behandelpoging. In de Van Mesdag echter niet. Klager is aldaar geplaatst in het kader van een
crisisopname. Klager heeft derhalve pas in één kliniek een behandeling ondergaan.
Klager heeft slechts zeer korte tijd in Veldzicht verbleven. De ervaringen van Veldzicht zijn minimaal en dateren van de periode voordat klager daadwerkelijk behandeling onderging. De behandelaars van De Kijvelanden zijn vooringenomen, doordat zij
geconfronteerd zijn met agressief gedrag van klager in oktober 2009. Rapporteur [...]heeft voorts in zijn pro justitiarapportage de vraag gesteld of De Kijvelanden niet te grote stappen heeft genomen in de behandeling van klager. Op de
grensoverschrijdende gedragingen van klager zou volgens de rapporteur anders gereageerd moeten worden. Klager kan zijns inziens binnen een strak en eenduidig kader redelijk functioneren. Dit standpunt wordt bevestigd door de wettelijke aantekeningen en
overige evaluaties in de periode tot oktober 2009. In die periode is het niet tot agressieve incidenten gekomen. De Kijvelanden heeft zelfs de sterretjesstatus van klager opgeheven. In de Van Mesdag heeft klager in een individueel regime verbleven
zonder behandelaanbod, activiteiten of contacten met medepatiënten. Klager had alleen contact met personeel, de psychiater en een enkele sociotherapeut. Klager heeft het contact met het personeel wat afgehouden, omdat helder is dat de kliniek hem niets
heeft te bieden. Hij ontkent zich dreigend te hebben opgesteld. De Van Mesdag erkent overigens dat klager niet alle behandelmogelijkheden heeft gehad.
De beide externe rapporteurs, onder wie eerdergenoemde Deenen komen tot de conclusie dat ten aanzien van klager nog niet alle behandelmogelijkheden zijn benut. Zij zijn van mening dat klager geplaatst zou moeten worden op een afdeling waar hij een
stevig gestructureerde behandeling krijgt. Klager onderschrijft deze conclusies en is gemotiveerd voor behandeling. Hoewel het in De Kijvelanden tot een betreurenswaardig incident is gekomen, heeft hij ook laten zien van de geboden behandeling te
profiteren. Een plaatsing in de longstay is niet in overeenstemming met het Beleidskader longstay forensische zorg van 19 januari 2009. Immers, niet alle behandelmogelijkheden zijn conform ‘state of the art’ door klager ondergaan. Wat betreft het LAP
advies valt op, dat de wettelijke aantekeningen niet zijn geraadpleegd. De motivering van het advies is erg mager. FPC Van Mesdag wilde klager veel eerder kwijt. Een en ander riekt naar een vooropgezet plan. Klager verzoekt Deenen als
getuige-deskundige
te horen. Klager wil aan zijn agressie werken. Hij realiseert zich dat dat de kern van zijn problematiek is.

Namens verweerder is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht. Klagers behandelverloop wordt gekenmerkt door ernstige beheersproblematiek. Klager is in verschillende klinieken opgenomen geweest alwaar men heeft getracht zijn
behandeling van de grond te krijgen door het vergroten van zijn probleembesef en het bereiken van overeenstemming over de randvoorwaarden voor behandeling. Deze behandelpogingen hebben echter onvoldoende resultaat opgeleverd. Van een afname van het
recidivegevaar is geen sprake. FPC De Kijvelanden heeft geconcludeerd dat een behandelsetting zoals een tbs-kliniek en zeer intensieve zorgafdelingen onvoldoende geoutilleerd blijken te zijn om de forse beheersproblematiek van klager op een veilige
manier te hanteren. Klager is het beste gebaat bij een regime waar het accent ligt op bescherming en beveiliging in plaats van behandeling. Veldzicht en de Van Mesdag sluiten zich bij deze conclusie aan. Veldzicht meent dat de door de NIFP-rapporteurs
voorgestelde benadering zal mislukken, omdat klager geen enkele grens kan accepteren en op begrenzingen reageert met heftige agressie. Klager is volgens Veldzicht niet in staat van de behandeling te profiteren. FPC Van Mesdag rapporteert dat
behandeling
in theorie denkbaar is, maar niet veilig uitvoerbaar. De inrichting onderschrijft niet de conclusies van de MD-rapportages, dat er nog (reële) behandelmogelijkheden zijn. Ook de LAP meent dat een longstayplaatsing geïndiceerd is. De LAP ziet binnen
afzienbare tijd geen perspectief voor op verandering gerichte behandeling en acht een langdurige fase van beveiligend verplegen noodzakelijk met veel oog voor de veiligheid van het personeel.

De getuige-deskundige, [A], heeft omtrent de behandeling van klager in FPC De Kijvelanden het volgende opgemerkt. De Kijvelanden is nooit voornemens geweest voor klager verlof aan te vragen. Wel is hem het verloftraject uitgelegd. Als klager de
behandelroute zou volgen, dan zou hij inderdaad op een resocialisatie-afdeling terechtkomen. Hiervan is in het geval van klager echter geen sprake. Er is een behandelpoging ondernomen op de afdeling Olivijn en daar heeft klager zich correct gedragen.
Achteraf lijkt echter te moeten worden geconcludeerd dat dit een berekenende opstelling van klager is geweest. De inrichting heeft hem een kans willen geven. Op grotere afdelingen heeft klager veel problemen gehad. Hij accepteert niets waar hij het
niet
mee eens is. Bij de arbeid en onderwijs heeft dit tot intimiderend en dreigend gedrag van klager geleid. De inrichting heeft programma’s voor klager opgebouwd, hem structuur geboden en geprobeerd goede afspraken met klager te maken, maar dat had geen
resultaat. Wel is klager in staat gebleken tot zeer gewelddadig gedrag. De inrichting ziet geen kans voor behandeling.

De getuige-deskundige, [B], heeft omtrents klagers verblijf in de longstayvoorziening in Vught het volgende opgemerkt. Voor klager (en vijf andere patiënten) wordt een speciale ruimte gebouwd, omdat hij niet geschikt is voor een verblijf op de normale
longstayafdeling. De groep is daarvoor te groot. Het ziektebeeld van klager is zeer bijzonder; de heer Braun heeft dit nog nooit eerder meegemaakt. De Pompestichting heeft sterke vermoedens dat de stemmingsproblematiek van klager niet alleen voortkomt
uit zijn pathologie, maar ook een neurologische oorzaak heeft. In klagers geval ontbreekt niet alleen de wil, maar ook het vermogen anders dan agressief te reageren. Klager is thans niet in staat een behandeling aan te gaan. Voor hem zal een volstrekt
nieuwe behandelmethode moeten worden ontwikkeld. Daarvoor is nodig dat eerst een diagnostisch en neurologisch onderzoek wordt verricht. Daarna zal een plan worden opgesteld, waarna een gedragstherapie zou kunnen starten.

4. De beoordeling
Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient verweerder, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de tbs-gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de tbs-gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Volgens het door verweerder gevolgde longstaybeleid komt een ter beschikking gestelde, met inachtneming van de voornoemde eisen van artikel 11, tweede lid, van de Bvt, in aanmerking voor plaatsing in een longstayvoorziening, indien
a) er blijkens recente risicotaxatie risico bestaat dat hij een ernstig delict pleegt en het risico voor fysieke schade van anderen zodanig groot is dat de maatschappij daartegen moet worden beschermd,
b) beveiliging naast eventuele zorg nodig is om te voorkomen dat hij tot een onder a) bedoeld ernstig delict komt,
c) het delictrisico niet zodanig is afgenomen dan wel beheersbaar is geworden dat hij buiten de onder b) bedoelde vormen van beveiliging en toezicht kan,
d) hij conform ‘state of the art’ alle behandelmogelijkheden heeft ondergaan, bij voorkeur in twee behandelsettingen, zonder dat dit heeft geleid tot een substantiële vermindering van het delictgevaar, en
e) er geen mogelijkheid is tot plaatsing in de Geestelijke Gezondheidszorg vanwege het vereiste hoge beveiligingsniveau.

Gelet op de uitgebrachte rapportages en adviezen omtrent klagers diagnose, behandelbaarheid en delictgevaarlijkheid, heeft verweerder er in redelijkheid van uit mogen gaan dat voortzetting van klagers verblijf op een behandelafdeling niet langer aan
het
doel daarvan beantwoordde en dat een plaatsing in een longstayvoorziening vooralsnog als de meest aangewezen plaats voor tenuitvoerlegging van de tbs moet worden aangemerkt. Hierbij is met name in aanmerking genomen dat de behandeling van klager, die
bedreven is in de vechtsport, wordt gekenmerkt door ernstige beheersproblematiek in verband met forse agressie-uitbarstingen. Ondanks de behandelpogingen in FPC De Kijvelanden, lijkt een hervatting van de behandeling mede gelet op genoemde
beheersproblematiek en de ernstige persoonlijkheidspathologie en psychopathie van klager vooralsnog gedoemd te mislukken. Op grond van de pro justitia rapportages van [...](klinisch psycholoog) van 21 februari 2010 en van [...] (psychiater) van 3 maart
2010 is de beroepscommissie er niet van overtuigd dat klager conform ‘state of the art’ alle behandelmogelijkheden heeft ondergaan, mede gelet op de relatief korte periode dat klager een behandeling heeft ondergaan. Echter, gelet op de ernst van de
beheersproblematiek is de beroepscommissie van oordeel dat in onderhavige zaak aan bedoeld criterium niet kan worden vastgehouden. Bij terugplaatsing op een behandelafdeling onstaat een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van medepatiënten en
personeel, nu zelfs op speciale afdelingen waar risicovolle patiënten worden behandeld ernstige problemen zijn ontstaan.
Het hiervoor genoemde rapport van Deenen biedt onvoldoende gronden om klager op een behandelafdeling te plaatsen. Dit rapport is overigens voldoende duidelijk, zodat de beroepscommissie geen reden ziet hem als getuige-deskundige te horen.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen kan de beslissing klager in een longstayvoorziening van De Pompestichting te plaatsen, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep
zal
derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, mr. T.A.M. Louwe en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 15 februari 2011

secretaris voorzitter

Naar boven