Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3692/GV, 10 februari 2011, beroep
Uitspraakdatum:10-02-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/3692/GV

betreft: [klager] datum: 10 februari 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.L. van Gaalen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 6 december 2010 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klagers verzoek tot algemeen verlof wordt kennelijk alleen afgewezen, omdat het opgegeven verlofadres onaanvaardbaar wordt geacht. Daarmee kan klager zich niet verenigen. In de bestreden beslissing wordt gesproken over “delicten” die hebben
plaatsgevonden in de omgeving van het opgegeven verlofadres terwijl voor zover bekend klager schuldig is bevonden aan één feit, zodat onduidelijk is welk ander delict danwel andere delicten mede een rol hebben gespeeld in de besluitvorming. Het delict
waarvoor klager in eerste aanleg is veroordeeld zou zijn gepleegd ten aanzien van de Blokker in [B]. Het verlofadres van klager bevindt zich niet in [B] zodat de conclusie dat het delict plaatsvond in de omgeving van het verlofadres onjuist is. Het
verlofadres is de [...]straat te [A], op 15 kilometer afstand van genoemde Blokker gelegen. Dat is niet als de omgeving te beschouwen. Bovendien is er de mogelijkheid om nadere voorwaarden aan het verlof te stellen. Klager is bereid een dergelijke
nadere voorwaarde na te leven, ook indien deze zou inhouden dat hij zich gedurende zijn verlof niet in [B] mag bevinden. Na ontvangst van de reactie van de Staatssecretaris op het beroep heeft klager contact opgenomen met de selectiefunctionaris.
Klager
heeft hem gevraagd of, indien het klopt dat klager in eerste aanleg is vrijgesproken van feiten die in [A] zijn gepleegd en hij slechts is veroordeeld voor een feit dat in [B] is gepleegd, hij zich nog steeds zou verzetten tegen het gevraagde verlof,
omdat het verlofadres voor hem niet aanvaardbaar zou zijn. De selectiefunctionaris heeft medegedeeld dat er in dat geval geen bezwaar zou zijn om verlof te verlenen met als bijzondere voorwaarde dat klager zich niet in [B] mag bevinden. De
selectiefunctionaris deelde mee dat hij van het Openbaar Ministerie (OM) slechts feiten heeft vernomen waarvan klager wordt verdacht, niet waarvoor hij in eerste aanleg is veroordeeld. Nu klager alleen veroordeeld is voor het delict dat in [B] heeft
plaatsgevonden, is er bij het nemen van de bestreden beslissing van onjuiste gegevens uitgegaan.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het OM heeft bezwaar tegen het verlofadres omdat dit zich bevindt in de directe omgeving van de plaats waar klager zijn delict heeft gepleegd. Het OM heeft gemeld dat klagers delicten zowel in [B] als in [A] zijn begaan. Gelet op het feit dat het
verlofadres zich in [A] bevindt dient het verlofadres als onaanvaardbaar te worden beschouwd.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de beperkt beveiligde inrichting van de locatie Westlinge te Heerhugowaard heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. De directeur adviseert verlof te verlenen met de voorwaarden dat hij contact met slachtoffers
vermijdt en het plaats delict vermijdt.
Het OM heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Klager heeft zich schuldig gemaakt aan een overval met een vuurwapen. Dit nadat hij eerder voor vergelijkbare feiten is veroordeeld. De recidivekans is ook volgens de reclassering
hooggemiddeld. Volgens de rechtbank speelt het element van generale preventie uitdrukkelijk een rol, “jongvolwassenen zoals klager moeten ervan doordrongen worden dat het plegen van gewelddadige overvallen onverbiddelijk zal leiden tot opsluiting”.
De politie heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

3. De beoordeling
Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek, wegens het plegen van diefstal met geweld. Klagers fictieve einddatum valt op of omstreeks 2 juni 2011.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag.

Klagers verzoek om algemeen verlof is afgewezen, omdat het verlofadres zich zou bevinden in de directe omgeving waar klager zijn delict heeft gepleegd en het verlofadres daarom als onaanvaardbaar zou dienen te worden beschouwd. De beroepscommissie
merkt
op dat klager in eerste aanleg veroordeeld is ter zake van een diefstal met geweld gepleegd in [B] en niet in [A]. De beroepscommissie is dan ook van mening dat de door het OM aangevoerde bezwaren onvoldoende feitelijk onderbouwd zijn om het
verlofadres
als onaanvaardbaar te kunnen beschouwen. Het beroep zal derhalve gegrond verklaard worden. De Staatssecretaris zal worden opgedragen om binnen twee weken na ontvangst van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen, met inachtneming van deze
uitspraak. Nu de gevolgen van de bestreden beslissing nog ongedaan kunnen worden gemaakt, acht de beroepscommissie geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. van Alff, secretaris, op 10 februari 2011

secretaris voorzitter

Naar boven