Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2170/GA en 10/2171/GA, 24 januari 2011, beroep
Uitspraakdatum:24-01-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/2170/GA en 10/2171/GA

betreft: [klager] datum: 24 januari 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.H.H. Meulemeesters, namens

[...], verder te noemen klager, en

de directeur van de locatie Zwaag te Hoorn

gericht tegen een uitspraak van 19 juli 2010 van de beklagcommissie bij voormelde locatie

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 3 december 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klagers raadsman, mr. M.H.H. Meulemeesters, en namens de directeur, [...], directielid bij de locatie Zwaag. Hoewel klager op
behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel voor de duur van 14 dagen wegens het niet houden aan afspraken;
b. de tenuitvoerlegging van de afzonderingsmaatregel in een andere inrichting;
c. een ordemaatregel van uitsluiting van deelname aan activiteiten voor de duur van 14 dagen welke ten uitvoer wordt gelegd in een andere inrichting.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard wat betreft onderdeel a van het beklag en gegrond wat betreft de onderdelen b en c van het beklag waarbij voor onderdeel b een tegemoetkoming is toegekend van € 10,=, op de gronden als in de
aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De regels met betrekking tot het reizen van en naar het werk zijn klager niet voldoende duidelijk gemaakt. Er is sprake geweest van een gebrek
aan communicatie. Klager heeft toegegeven dat hij eenmaal fout is geweest. Klager is door een vriend ’s ochtends opgehaald en is daarna met zijn dochter naar het gemeentehuis gegaan om hen in te schrijven op het nieuwe verlofadres. Klager heeft nimmer
de opzet gehad de regels te overtreden. De mentor van klager heeft aangegeven hiervan slechts een melding te doen. Klager heeft met zijn mentor besproken, dat het geen probleem is, indien klager met de auto van Hoorn naar Amsterdam zou reizen. Op 2
juni
2010 maakt zij klager wel duidelijk dat de reistijd dan met één uur wordt verkort. Klager kon hiermee instemmen.
Gesteld wordt echter dat klager niet de kortste weg naar het station neemt. Klagers mentor heeft gezien dat klager wordt opgewacht door iemand in een auto. Klager wordt af en toe weggebracht door zijn broer. Indien de broer klager naar Amsterdam
brengt,
vertrekt klager, zoals afgesproken, een uur later. Op de momenten dat is waargenomen dat klager in de auto stapt, is hij afgezet op het station. Klager heeft gedurende zijn detentie weinig contact gehad met zijn broer. Klager stelt de korte
contactmomenten met zijn broer dan ook zeer op prijs. Als er tijd over is, drinken zij nog een kopje thee op het station. Klager heeft niet bewust in strijd met de regels gehandeld. Klager heeft een ruime reistijd gekregen om naar Amsterdam te gaan.
Dit
is gedaan met het oog op mogelijke vertragingen. Hij kon de tijd dus gebruiken om boodschappen te doen dan wel om wat te drinken. Overigens is klager pas op 4 juni 2010 medegedeeld dat hij door deze situatie heeft gehandeld in strijd met de regels.
Klager is als gevolg van de maatregelen terugeplaatst naar het huis van bewaring te Zwaag. Deze maatregelen hebben zeer grote gevolgen voor klager gehad. Klager heeft zich hiertegen pas achteraf kunnen verweren. Klager wenst zijn p.p.-traject te
vervolgen. Alles was reeds geregeld voor e.t.
Klager heeft een andere lezing dan de directeur over de duidelijkheid van de inrichtingsregels. Hij meent dat er impliciet toestemming is verleend om met de auto te reizen.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft geen beklag ingediend tegen de tijdelijke plaatsing in een afzonderingscel, doch de beklagcommissie heeft hierop wel uitspraak gedaan.
Verder vermeldt de uitspraak van de beklagcommissie een brief van 13 juli 2010 van klager, waarover de inrichting pas bij toezending van de uitspraak heeft beschikt. De directeur wil dat de gedetineerden alleen datgene doen wat met de inrichting is
overeengekomen. Eigen initiatief wordt niet op prijs gesteld. Afwijking is alleen mogelijk in overleg met de mentor. Het feit dat klager ondanks herhaalde waarschuwingen toch een laptop had meegenomen naar de inrichting, had al voldoende aanleiding
kunnen vormen zijn plaatsing in een z.b.b.i. te beëindigen. Er is meerdere keren met klager gesproken. Hij ontkende op de hoogte te zijn van de huisregels en de afspraken, maar hij heeft getekend voor de ontvangst van de huisregels. Een mondelinge
waarschuwing heeft eenzelfde waarde als een schriftelijke berisping. De inrichting adviseert de gedetineerden met het openbaar vervoer naar hun werk te gaan, maar is er niet op tegen als met de auto wordt gegaan. Echter niet akkoord is het wisselend
met
de auto of openbaar vervoer gaan.
In de locatie Het Keern zijn geen afzonderingsruimten. In dat geval wordt samengewerkt met de locatie Zwaag en worden gedetineerden tijdelijk in Zwaag ondergebracht. In casu waren in de locatie Zwaag geen vrije cellen beschikbaar. Daarom is klager
eerste geplaatst in een afzonderingscel. Zodra een vrije cel beschikbaar was, kon klager daar naar toe worden overgeplaatst. Een onderdeel van de inkomstenprocedure is, dat van een gedetineerde die meewerkt de maatregel wordt verzacht. De
afzonderingsmaatregel wordt dan omgezet in een maatregel van uitsluiting van activiteiten.

3. De beoordeling
a.
Voldoende aannemelijk is geworden dat klager in strijd met de voor hem kenbare regels heeft gehandeld, door niet via de kortste route te reizen naar zijn werkgever. Ook heeft hij de werkplek verlaten, zonder dat is gebleken dat daarvoor toestemming was
verleend. De beslissing van de directeur om klager een afzonderingsmaatregel van 14 dagen op eigen cel op te leggen, gedurende welke klager wordt voorgedragen voor herselectie, is derhalve niet onredelijk of onbillijk. Mitsdien dient het beklag en het
beroep van klager ongegrond te worden verklaard.

b.
Op grond van artikel 25 van de Pbw kan de directeur beslissen de tenuitvoerlegging van de afzondering in een andere inrichting te laten plaatsvinden indien de tenuitvoerlegging in de inrichting waarin zij is opgelegd op ernstige bezwaren stuit. In de
locatie Het Keern zijn geen afzonderingsruimten aanwezig. Ter zitting van de beroepscommissie is duidelijk geworden dat ten tijde van de afzondering er in de locatie Zwaag geen inkomstencellen vrij beschikbaar waren, zodat een plaatsing voor korte duur
in een afzonderingscel in de rede lag. Tegen deze achtergrond kan de beslissing van de directeur niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep van de directeur zal derhalve gegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie
zal in zoverre worden vernietigd en het beklag zal alsnog ongegrond worden verklaard.

c.
Aan klager is een ordemaatregel opgelegd van uitsluiting van deelname van activiteiten van de locatie Het Keern. Ter zitting van de beroepscommissie is duidelijk geworden dat de directeur met deze maatregel beoogt te kiezen voor een lichtere maatregel
dan afzondering in de locatie Zwaag. De tenuitvoerlegging van een maatregel in een andere inrichting dan die waar deze is opgelegd, is echter alleen toegelaten voor afzondering, krachtens artikel 25 van de Pbw. De beklagcommissie heeft derhalve op
goede
gronden en met juistheid op het beklag beslist. Het beroep van de directeur zal derhalve ongegrond worden verklaard. De beroepscommissie ziet aanleiding aan klager een tegemoetkoming toe te kennen van € 35,=. De beroepscommissie is tot dit bedrag
gekomen na afweging van de duur van de maatregel tegenover het feit dat de bestreden beslissing is bedoeld als een versoepeling van de eerder opgelegde afzonderingsmaatregel.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van klager wat betreft onderdeel a van het beklag ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Zij verklaart het beroep van de directeur wat betreft onderdeel b van het beklag gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Zij verklaart het beroep van de directeur wat betreft onderdeel c van het beklag ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 35,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 24 januari 2011

secretaris voorzitter

Naar boven