Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2821/GM, 17 januari 2011, beroep
Uitspraakdatum:17-01-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/2821/GM

betreft: [klager] datum: 17 januari 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de detentieboten Dordrecht,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 16 augustus 2010 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

De beroepscommissie hield zitting op 15 december 2010 in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel.
Van klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, is geen verblijfplaats bekend, zodat hij niet kon worden opgeroepen en ook niet ter zitting is verschenen.
De inrichtingsarts verbonden aan de detentieboten is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 18 mei 2010, betreft de verkeerde behandeling naar aanleiding van klagers rug- en beenklachten.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht.
Klager lijdt herhaaldelijk aan pijnen in gewrichten, onderrug, wervels, zenuwen en de spieren in zijn benen. Hij merkt dat zijn linkerbeen steeds korter wordt. Hij heeft tintelingen in vingers en tenen. Hij heeft veel geleden en daar veel medicatie
voor
gekregen. Klager is verkeerd behandeld. De medicatie heeft zijn nieren aangetast en nu heeft klager daar veel pijn. Tevens zijn zijn testikels aangetast, die nu alle kanten op bewegen. Er is hem veel schade aangedaan en klager is in een gevaarlijke
situatie beland wat zijn gezondheid betreft. Klager verzoekt om snel in te grijpen.

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt. Op 23 juli 2010 heeft er een gesprek plaatsgehad tussen klager en het hoofd medische dienst. Klager is
onduidelijk in zijn klacht en onsamenhangend in het verhaal. Ook de tolk had moeite het gesprek te volgen. Klager zou veel last hebben gehad van de zaldiar en paracetamol. Klager heeft de zaldiar slechts drie dagen gehad en de paracetamol
(voorgeschreven door het ziekenhuis) vanaf 21 februari 2010 tot 6 maart 2010 geweigerd. Klager vindt niets goed en voelt zich niet goed behandeld.

3. De beoordeling
Uit de kopie van het toegezonden medisch dossier van klager blijkt dat er veel onderzoek is geweest naar aanleiding van klagers klachten. Hij is bij de neuroloog geweest die een MRI-onderzoek van de lendenwervelkolom heeft laten maken. Er is een
CT-scan
van de schedel gemaakt. Klager is verder bij de spoedeisende hulp van het ziekenhuis geweest.
Er is bloed afgenomen en de nierfunctie is bepaald. Er is een echo van de buik gemaakt, een röntgenfoto en een buikoverzichtsfoto. Klager is ter behandeling van zijn klachten verwezen naar de fysiotherapeut en daarnaast heeft klager pijnstillers
gekregen. Uit al het vorenstaande kan worden geconcludeerd dat klagers klachten door de medische dienst serieus zijn genomen. De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de
inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. dr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter, M.F. van Brederode-Zwart en L.E.M. Kleipool, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 17 januari 2011

secretaris voorzitter

Naar boven