Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3832/SJZ, 29 december 2010, schorsing
Uitspraakdatum:29-12-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/3832/SJZ

betreft: [klager] datum: 29 december 2010

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 29x, eerste lid, van de Wet op de Jeugdzorg (Wjz) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. E.J. Bakker, [...], verder
verzoekster te noemen, oma en voogdes van

[...], verder de jeugdige te noemen, geboren op 14 februari 2001, verblijvende in de jeugdzorginstelling Horizon te Rotterdam, verder Horizon of de instelling te noemen,

Verzoekster vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 29x Wjz van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde instelling, inhoudende de weigering om de jeugdige verlof te verlenen gedurende de periode van 18
december 2010 tot 2 januari 2011 c.q. gedurende een week tijdens de kerstvakantie en te bepalen dat de jeugdige het verlof mag doorbrengen bij zijn voogdes [...].

De voorzitter heeft kennisgenomen van de klacht van 22 december 2010 alsmede van de namens de directeur van voormelde instelling verstrekte schriftelijke inlichtingen van 28 december 2010.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De standpunten van verzoekster en de directeur
Namens verzoekster is het verzoek als volgt toegelicht.
De jeugdige verblijft sinds enkele maanden in Horizon in het kader van een verstrekte machtiging gesloten jeugdzorg. Verzoekster had van de gezinsvoogdes [...] werkzaam bij het Bureau Jeugdzorg te Utrecht begrepen dat de jeugdige komende kerstvakantie
een van de twee weken bij haar mocht logeren. Zowel de jeugdige als verzoekster rekende en verheugde zich daarop. Zonder opgave van redenen is deze toezegging ingetrokken door Horizon.
Naar de mening van verzoekster is het in het belang van de jeugdige, zijn zusjes en van verzoekster dat de jeugdige in ieder geval enige tijd gedurende de vakantie, met name de feestdagen, kan doorbrengen bij zijn familie en is het niet in het belang
van de jeugdige om twee weken lang gedurende de vakantie in de instelling te moeten verblijven.
De jeugdige bevindt zich in fase 2. Andere jeugdigen in deze fase gaan wel bij familie logeren. Niet duidelijk is waarom dit in geval van de jeugdige niet zou kunnen.
Uit rapportages blijkt dat er een hechte en warme band is tussen de jeugdige en zijn familie, waaronder verzoekster, zijn oma. Verzoekster meent dat het slecht is voor de ontwikkeling van de jeugdige en zijn vertrouwen in volwassenen indien gedane
toezeggingen niet worden nagekomen.
Zoals blijkt uit het persoonlijkheidsonderzoek zijn de gebeurtenissen van het afgelopen jaar, waaronder de schok van de plotselinge uithuisplaatsing, de veelvuldige wisselingen van verblijfplaatsen en de veelvuldige wisselingen van de aldaar werkende
medewerkers niet goed geweest voor de jeugdige en hebben deze gebeurtenissen een groot gevoel van onveiligheid met zich meegebracht. Ook in dit kader lijkt het in het belang van de jeugdige om hem toe te staan om tijdens de vakantie bij zijn oma te
logeren. Geprobeerd wordt om de jeugdige te motiveren om beter te gehoorzamen door hem voor te houden dat hij dan bijvoorbeeld zijn oma vaker kan zien. De jeugdige werkt hier duidelijk aan, hetgeen ook blijkt uit de rapportage. Het zou voor de jeugdige
bijzonder demotiverend zijn als zijn inspanningen niet het voorgespiegelde resultaat zouden hebben.

Namens de directeur is het volgende aangevoerd.
De jeugdige heeft op verzoek van zijn oma, verzoekster, de kerstdagen bij haar doorgebracht. Bureau Jeugdzorg heeft in een brief aan Horizon duidelijk gemaakt tegen deze beslissing te zijn. Een onbegeleid verlof van de jeugdige en zijn zusjes bij oma
zou te veel risico met zich meebrengen. Horizon is het met Bureau Jeugdzorg eens, maar is van mening dat oma samen met vader de veiligheid voor twee dagen wel kan waarborgen. Derhalve is niet de gehele vakantieperiode toegekend.
De jeugdige wordt nog maar sinds kort, sinds 28 november 2010, behandeld voor zijn gedragsproblemen op een besloten behandelgroep. Daarnaast zal oma in opvoedkundige zin op een of andere manier aansluiting moeten vinden bij de jeugdige om de
gedragsproblemen te doen stoppen of deze zeker te verminderen. Hierin heeft oma nog geen stappen gemaakt. De behandeling van het gezin is dan ook net gestart.

2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de beslissing van de directeur van de instelling slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist.

Uit de Memorie van toelichting bij artikel 29a, tweede lid, Wjz volgt dat voor jeugdigen jonger dan twaalf jaar en voor jeugdigen die niet in staat zijn hun belangen te behartigen degene, die met het gezag is belast, bevoegd is om in rechte op te
treden. Nu het schorsingsverzoek is ingediend namens de voogdes van de jeugdige, zijn oma, kan de voorzitter verzoekster ontvangen in het verzoek.

De voorzitter overweegt dat verzoekster niet gebaat is bij een enkele beslissing tot schorsing omdat dit niet kan leiden tot de door verzoekster gewenste situatie, namelijk de toekenning van verlof. Tot het nemen van een zodanige beslissing is de
voorzitter op grond van de Wjz noch op grond van andere regelgeving bevoegd. Gelet op het vorenstaande concludeert de voorzitter dat de aard van de bestreden beslissing zich niet leent voor schorsing. Het verzoek moet dan ook worden afgewezen.

Overigens wordt opgemerkt dat de directeur van de instelling de jeugdige inmiddels heeft toegestaan om de kerstdagen bij zijn oma door te brengen.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Calkoen-Nauta, voorzitter, bijgestaan door mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 29 december 2010

secretaris voorzitter

Naar boven