Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2719/GB, 29 december 2011, beroep
Uitspraakdatum:29-12-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 10/2719/GB

Betreft: [klager] datum: 29 december 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.V. van der Bom, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 6 september 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 2 december 2009 gedetineerd in Nederland. Hij is in het kader van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen (WOTS) vanuit Zweden naar Nederland overgebracht. Klager verblijft sinds 28 januari 2010 in de gevangenis van de
locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft verzocht om vervroegde detentiefasering. Klager verblijft namelijk nog niet in zijn laatste 18 maanden detentie en wil zijn fasering graag vier tot zes maanden eerder beginnen. Klagers verzoek is afgewezen omdat de wet geen mogelijkheden
zou bieden tot vervroegde fasering. Klager meent echter dat hij wel voor een vervroegde detentiefasering in aanmerking zou moeten komen. Weliswaar heeft de selectiefunctionaris zich aan de wet te houden, maar de Regeling selectie, plaatsing en
overplaatsing van gedetineerden is geen wet. Artikel 15, eerste lid, van de Pbw geeft de selectiefunctionaris de mogelijkheid om een gedetineerde voor een andere inrichting te selecteren dan waarvoor, gezien de criteria, deze bestemd is. Letterlijk
staat er in het artikel dat: “Van het bepaalde omtrent de bestemming kan worden afgeweken op gronden gelegen in de persoon van de betrokkene”. De wet biedt met andere woorden deze ruimte. De selectiefunctionaris had ook moeten onderzoeken of er in dit
individuele geval aanleiding bestaat om van de criteria af te wijken. Klager heeft hiervoor voldoende grond aangeleverd. Blijkens het selectieadvies van de inrichting waar klager thans verblijft, is klager aan te merken als een “modelgedetineerde”.
Klager krijgt veel steun van anderen in zijn huidige verzoek. Zo heeft klager brieven overgelegd van een medewerker van het bureau selectie- en detentiebegeleiding, een medewerker van maatschappelijke dienstverlening, het personeel van de
verblijfsafdeling en het afdelingshoofd BZA, alsmede een adviesrapport van de reclassering. Ook heeft het Openbaar Ministerie op 26 mei 2010 akkoord gegeven voor detentiefasering. Doorgaans worden Opiumwetdelicten in Zweden zwaarder bestraft dan in
Nederland en is het niet ondenkbaar dat wanneer klager in Nederland berecht zou zijn, hij een lagere straf zou hebben gekregen. Detentiefasering vindt in Zweden in een eerder stadium plaats dan in Nederland. Klager heeft geen contra-indicaties, is
nimmer disciplinair gestraft, heeft een goed verlofadres en een laag recidiverisico. Niet valt in te zien waarom de detentiefasering van klager moet worden uitgesteld, althans waarom het enige argument tegen zijn fasering zwaarder zou moeten wegen dan
de vele argumenten die voor zijn fasering zijn.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klagers verzoek om detentiefasering is afgewezen omdat de wet niet voorziet in vervroegde detentiefasering. Terecht stelt klager dat niet in de wet termijnen voor detentiefasering benoemd zijn, maar in de Ministeriële regeling, de Regeling selectie,
plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling). In artikel 13, derde lid, van de Pbw is bepaald dat de minister criteria bepaalt ten aanzien van onder andere plaatsing in inrichtingen met regimair verlof. Deze criteria zijn
uitgewerkt in de artikelen 2 en 3 van de Regeling. De Regeling biedt geen ruimte voor de selectiefunctionaris om van de gestelde criteria af te wijken.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling komen naast zelfmelders voor plaatsing in een b.b.i. in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en
beschikken
over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. Gelet op klagers v.i.-datum komt klager op of omstreeks 15 juli 2011 in aanmerking voor plaatsing in een b.b.i. Derhalve is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de selectiefunctionaris reeds alleen al om deze reden in stand
dient te blijven en dat de nadere argumenten van klager daarom geen bespreking behoeven. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema,
voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. van Alff, secretaris, op 29 december 2010

secretaris voorzitter

Naar boven