Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2854/GB, 29 december 2011, beroep
Uitspraakdatum:29-12-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 10/2854/GB

Betreft: [klager] datum: 29 december 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.G. Vos, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 24 september 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de locatie Westlinge te Heerhugowaard ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 8 juli 2009 gedetineerd. Hij verblijft in de locatie Westlinge.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager stelt dat zijn belangen niet naar behoren zijn erkend en dat de bestreden beslissing onevenredig zwaar en onwenselijk is. Klager ging er bij zijn overplaatsing van uit dat hij direct voor verdergaande verlofmogelijkheden in aanmerking zou komen.
Dit blijkt echter niet aan de orde te zijn. Derhalve wenst klager vooralsnog niet overgeplaatst te worden naar een andere penitentiaire inrichting. Overplaatsing zal ertoe leiden dat zijn familie en vrienden hem gezien hun reistijd minder vaak kunnen
bezoeken.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is veroordeeld tot veertig maanden gevangenisstraf vanwege poging tot het medeplegen van zware mishandeling en poging tot afpersing in vereniging gepleegd. Omdat klager eerder is veroordeeld wegens een drugsdelict en een geweldsdelict is er
sprake van een delictpatroon ten aanzien van drugs- en geweldsdelicten. Op basis van de delictgeschiedenis, het ontbreken van een structureel inkomen en de op dit moment ongemotiveerde houding tot gedragsverandering van klager wordt de kans op recidive
hoog ingeschat. Het delictgedrag en het ontbreken van vaardigheden om dit gedrag te veranderen maken dat de reclassering interventies adviseert. Klager wenst hier niet aan mee te werken. Wanneer klager gemotiveerd gaat deelnemen aan een COVA-training
kan er een nieuw verzoek gedaan worden voor plaatsing in een inrichting met meer vrijheden.

4. De beoordeling
4.1. De locatie Westlinge is een inrichting voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau als bedoeld in artikel 20, tweede lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting.

4.2. Klager, die in eerste aanleg is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.

4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hierbij is in aanmerking genomen dat de
selectiefunctionaris in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat klager, gelet op de over zijn gedrag en het delict verstrekte gegevens en gelet op zijn weigering deel te nemen aan een COVA-training, vooralsnog niet in aanmerking komt voor plaatsing in
een inrichting met een beperkt beveiligingsniveau. Overigens heeft de selectiefunctionaris medegedeeld dat wanneer klager gemotiveerd deelneemt aan de COVA-training hij een nieuw verzoek tot overplaatsing naar een inrichting met een beperkt
beveiligingsniveau kan indienen.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. van Alff, secretaris, op 29 december 2010

secretaris voorzitter

Naar boven