Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/1779/GA, 28 december 2011, beroep
Uitspraakdatum:28-12-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/1779/GA

betreft: [klager] datum: 28 december 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.P. Friperson, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 22 juni 2010 van de alleensprekende beklagrechter bij detentiecentrum Zeist te Soesterberg,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van detentiecentrum Zeist te Soesterberg in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. M.P. Friperson om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de verstrekking van een maaltijd waarvan de houdbaarheidsdatum is verstreken.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft een maaltijd genuttigd en vervolgens spijsverteringsklachten gekregen.
Hij heeft zich wel degelijk voor die klachten gewend tot de medische dienst. Kennelijk is volstaan met het mondelinge advies om warme melk te drinken. Klager kan niet worden tegengeworpen dat de medische dienst dit niet heeft gerapporteerd.
Hij heeft een label overgelegd waaruit af te leiden viel dat dit over een ander label heen was geplakt. Expiratiedatum onder het overgelegde label was in 2009, terwijl op het label zelf stond dat de maaltijd tot 24 januari 2010 te gebruiken was. Klager
heeft de maaltijd in januari 2010 ontvangen en gegeten.
De directeur is tekort geschoten in zijn zorgplicht. De zorgplicht omvat mede de controle of de door de leverancier geplakte labels juist zijn. Voeding ten behoeve van gedetineerden dient gecontroleerd te worden. Het gestelde onderzoek bij de cateraar
is niet aan klager of de raadsvrouw gepresenteerd en derhalve kan geen controle plaatsvinden naar de steekhoudendheid van het onderzoek. Niet met honderd procent zekerheid kan worden aangegeven dat er geen labels over oude stickers worden geplakt.
Verzocht wordt om het beroep gegrond te verklaren en aan klager een tegemoetkoming van € 500,= toe te kennen.
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep als volgt toegelicht.
Klager weet niet meer precies op welke datum hij de maaltijd heeft genuttigd waarvan de houdbaarheidsdatum zou zijn verstreken. Wanneer dit geweest is in januari 2010, is het beklag te laat ingediend. Voorts is het moeilijk om gegevens en feiten van
ruim twee maanden geleden te achterhalen.
Niet kan worden vastgesteld dat klager daadwerkelijk voedsel tot zich heeft genomen nadat de expiratiedatum was verstreken of daadwerkelijk bedorven was.
Onderzoek bij de cateraar heeft uitgewezen dat de veganistische maaltijden die klager gebruikt, een houdbaarheidsdatum hebben van ongeveer twee weken en direct worden uitgeleverd aan de gedetineerde die de beschikking heeft over een koelkast. De
cateraar heeft verzekerd geen labels over oude stickers te plakken. Geen onderzoek kon worden ingesteld naar het door klager gestelde, omdat hij niet direct heeft aangegeven dat zijn maaltijd over de datum was.
De medische dienst heeft geen aantekening gemaakt in de zogenaamde micro- his dat klager contact zou hebben gezocht in verband met de door hem gestelde klachten. Er is geen reden om aan te nemen dat klager last heeft gehad van zijn spijsvertering. De
inrichting is niet in haar zorgplicht tekortgeschoten.
De door de raadsvrouw gevraagde schadevergoeding is buitenproportioneel.

3. De beoordeling
Door de raadsvrouw is in beroep gesteld dat het beklag een in januari 2010 aan klager verstrekte maaltijd betreft. Nu de raadsvrouw op 31 maart 2010 beklag heeft ingesteld, is niet voldaan aan de eis van artikel 61, vijfde lid, van de Pbw. De
beroepscommissie zal derhalve de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in het beklag.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in het beklag.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 28 december 2010

secretaris voorzitter

Naar boven