Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3608/SGA, 7 december 2010, schorsing
Uitspraakdatum:07-12-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 10/3608/SGA

Betreft: [klager] datum: 7 december 2010

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. M.A.W. Nillesen, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de Landelijke Afdeling Beheersgevaarlijke gedetineerden (LABG) van de penitentiaire inrichtingen Vught.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van een tweetal beslissingen van de directeur van voormelde LABG van 1 december 2010, inhoudende:
a. een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, ingaande op 1 december 2010 om 10.00 uur en eindigend op 4 december 2010 om 10.00 uur, wegens een positieve
uitslag van een urinecontrole; en
b. de maatregel van bezoek achter glas voor de duur van twee maanden, ingaande op 1 december 2010 om 00.00 uur en eindigend op 1 februari 2010 om 00.00 uur, wegens het sterke \vermoeden dat er contrabande via het bezoek is overhandigd.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 2 december 2010 en van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 6 december 2010.

1. De standpunten van verzoeker en van de directeur
Namens verzoeker is aangevoerd dat verzoeker een klaagschrift heeft ingediend bij de beklagcommissie. Hij is niet gehoord alvorens de directeur is overgegaan tot oplegging van de ordemaatregel en de disciplinaire straf. Verzoeker is enkel door de
directeur in kennis gesteld van de oplegging van die ordemaatregel en disciplinaire straf. De mededeling van de maatregel en disciplinaire straf zijn hem pas na 31 uur uitgereikt. Kennelijk is een en ander aan verzoeker opgelegd naar aanleiding van het
vermoeden van het ontvangen van verdovende middelen middels het bezoek. Verzoeker heeft tegenover de directeur aangegeven dat hij die middelen tijdens het luchten heeft ontvangen en dus niet tijdens het bezoek. Een maatregel als de onderhavige is
slechts toegestaan indien er een direct verband bestaat tussen het bezoek en de verdenking van invoer. Daarvan blijkt in dit geval niet.

De directeur heeft onder meer het volgende naar voren gebracht. Op 1 december 2010 is verzoeker, na door de directeur te zijn gehoord, disciplinair gestraft. Deze straf is op 4 december 2010 geëindigd. Daarnaast is aan verzoeker een maatregel van
bezoek
achter glas aangezegd. Verzoeker verblijft in een individueel regime in de LABG. Tijdens zijn verblijf heeft hij familiebezoek zonder glazen scheidingswand ontvangen. Omdat hij, ondanks het hem opgelegde regime, toch kans heeft gezien drugs te
gebruiken, lijkt de opgelegde disciplinaire straf en maatregel volstrekt billijk.

2. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a van het verzoek:
Uit de inlichtingen van de directeur komt naar voren dat de opgelegde disciplinaire straf afliep op 4 december 2010 om 10.00 uur.

Nu de beslissing tot oplegging van de bestreden disciplinaire straf niet meer ten uitvoer wordt gelegd, zal het verzoek niet meer tot het door verzoeker beoogde resultaat kunnen leiden. Verzoeker heeft daarom geen belang meer bij een toewijzing van het
verzoek zodat het verzoek in zoverre moet worden afgewezen.

Ten aanzien van onderdeel b van het verzoek:
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar
het
oordeel van de voorzitter is dat in dezen het geval. Noch uit de reactie van de directeur noch uit de mededeling van de oplegging van de ordemaatregel van bezoek achter glas wordt ook maar enigszins duidelijk dat er een verband zou zijn tussen de
onderhavige middelen en het bezoek van verzoeker. Het verzoek zal daarom worden toegewezen en de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing van de directeur zal daarom worden geschorst met onmiddellijke ingang.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af ten aanzien van onderdeel a en wijst het verzoek toe ten aanzien van onderdeel b. Hij schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van 1 december 2010, inhoudende dat verzoeker gedurende twee
maanden
enkel bezoek achter glas mag ontvangen, met onmiddellijke ingang.

Aldus gegeven door mr. A.G. Coumans, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris op 7 december 2010.

secretaris voorzitter

Naar boven