Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3254/GV, 28 december 2010, beroep
Uitspraakdatum:28-12-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/3254/GV

betreft: [klager] datum: 28 december 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 31 augustus 2010 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris) in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager is in het kader van het programma Terugdringen Recidive gestart met een afbouwtraject. Klager begrijpt niet waarom medegedetineerden die net als klager een rapport opgelegd hebben gekregen, wel met verlof mogen. Hij is het niet eens met het
bureau selectie- en detentiebegeleiding van de inrichting waar hij thans verblijft en stelt dat dit wel op een goede en eerlijke manier opgelost moet worden.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Door middel van urinecontroles is er vastgesteld dat klager op 21 juni 2010, 14 juli 2010 en op 10 augustus 2010 gedragsbeïnvloedende middelen heeft gebruikt. Op grond van het huidige drugsontmoedigingsbeleid is besloten klagers verzoek om algemeen
verlof af te wijzen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen verlofverlening.
De politie heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen verlofverlening.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van zes jaar met aftrek, wegens het plegen van moord. Klagers fictieve einddatum valt op 17 november 2011.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Uit het inrichtingsadvies van de gevangenis van de p.i. Dordrecht komt naar voren dat klager vanaf juni 2010 driemaal positief heeft gescoord op het gebruik van drugs. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheid een forse
contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat deze, ondanks de positieve adviezen van de politie en het OM, een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Derhalve kan de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking
komende belangen en gelet op de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4 onder c van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. van Alff, secretaris, op 28 december 2010

secretaris voorzitter

Naar boven