Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1538/GV, 20 juli 2017, beroep
Uitspraakdatum:20-07-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:            17/1538/GV

 

betreft:               [klager]                datum: 20 juli 2017

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.W.E. Luiten, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 10 mei 2017 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.            De inhoud van de bestreden beslissing

De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

 

2.            De standpunten

Door en namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager heeft verzocht om strafonderbreking om zijn schoonmoeder te kunnen bezoeken en te verzorgen. De Staatssecretaris heeft zich op het standpunt gesteld dat aan klager geen strafonderbreking wordt verleend, omdat klager via een verzoek tot incidenteel verlof zijn schoonmoeder thuis kan bezoeken. Over de noodzaak tot het geven van zorg heeft de Staatssecretaris zich echter niet uitgelaten. In de eerdere uitspraak ten aanzien van klager, RSJ 25 april 2017, 17/1001/GV, heeft de beroepscommissie overwogen dat een bezoek in het kader van incidenteel verlof voor klager geen (reële) optie is, aangezien dat voor klagers schoonvader te zwaar beladen is. De beroepscommissie overwoog nadrukkelijk dat de Staatssecretaris onder meer om die reden – en gelet op alle onderliggende adviezen – een kenbare afweging moest maken of een strafonderbreking voor korte duur tot de mogelijkheden behoorde. In de naar aanleiding van RSJ 25 april 2017, 17/1001/GV genomen nieuwe beslissing stelt de Staatssecretaris slechts dat klagers schoonmoeder inmiddels uit het ziekenhuis is ontslagen. Door de Staatssecretaris wordt evenwel niet bestreden dat de medische omstandigheden van klagers schoonmoeder een tijdelijk verlaten van de inrichting nog immer noodzakelijk maken. De zorg voor klagers schoonmoeder rust momenteel volledig op de naasten van klager. Klager is van mening dat door de Staatssecretaris onvoldoende is gemotiveerd waarom strafonderbreking voor de door de advocaat-generaal genoemde duur van twee dagen, met daaraan verbonden de door de advocaat-generaal genoemde voorwaarden, niet mogelijk is. Uit het advies van de Medisch Adviseur Dienst Justitiële Inrichtingen (hierna: de medisch adviseur) volgt dat het tijdelijk verlaten van de inrichting gelet op de medische situatie van klagers schoonmoeder is geïndiceerd. Ook heeft de politie positief geadviseerd voor wat betreft strafonderbreking. Het negatieve advies van de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Zwolle zag op het verlenen van strafonderbreking voor de duur van twee weken. De directeur heeft zich niet uitgelaten over het verlenen van strafonderbreking voor een kortere duur. Uit het advies vrijheden volgt dat strafonderbreking volgens de inrichtingspsycholoog een positief effect zal hebben op klagers psychische klachten. Klager is van mening dat de Staatssecretaris gelet op alle omstandigheden dan ook niet in redelijkheid heeft kunnen beslissen tot afwijzing van zijn verzoek.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Op grond van artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanige omstandigheden in de persoonlijke sfeer dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Klagers schoonmoeder is inmiddels uit het ziekenhuis ontslagen en zij is weer thuis. Indien klagers wens om zijn schoonmoeder te bezoeken nog steeds aanwezig is, adviseert de Staatssecretaris klager een  verzoek om incidenteel verlof in te dienen. Uit het advies van de medisch adviseur van 19 januari 2017 blijkt dat een tijdelijk verlaten van de inrichting op medische gronden is geïndiceerd. Klagers schoonmoeder heeft een zware ingreep ondergaan en maakt kritische perioden door voor wat betreft haar gezondheidstoestand. Aangezien de schoonmoeder niet in staat is naar de inrichting te komen, heeft de medisch adviseur een bezoek van klager op korte termijn geadviseerd. De Staatssecretaris is echter van mening dat onvoldoende is gebleken dat een strafonderbreking voor de duur van twee dagen noodzakelijk is. Het is immers de vraag in hoeverre zorg kan worden verleend gedurende een strafonderbreking van twee dagen. Bovendien is onvoldoende onderbouwd waarom het noodzakelijk zou zijn voor klager gedurende twee dagen zorg te verlenen. De Staatssecretaris is gelet op het voorgaande dan ook van mening dat een strafonderbreking voor de duur van twee dagen om klagers schoonmoeder te verzorgen, niet is geïndiceerd. Een tijdelijk verlaten van de inrichting voor een bezoek aan de schoonmoeder is wel geïndiceerd, maar hiervoor kan volgens de Staatssecretaris worden volstaan met een andere vorm van verlof, namelijk incidenteel verlof. Hierbij merkt de Staatssecretaris op dat klager heeft verzocht zijn schoonmoeder te bezoeken en niet zijn schoonvader. Een bezoek kan daarom desgewenst plaatsvinden zonder dat klagers schoonvader erbij aanwezig is.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.

De medisch adviseur heeft op 19 januari 2017 geadviseerd klager in de gelegenheid te stellen zijn schoonmoeder te bezoeken in verband met haar gezondheidsklachten. Daarbij werd een bezoek op korte termijn geadviseerd. Op 22 februari 2017 heeft de medisch adviseur geadviseerd dat er geen medische gronden met betrekking tot de gezondheidstoestand van klagers partner zijn die een strafonderbreking zouden rechtvaardigen.

De aan de inrichting verbonden GZ-psycholoog heeft aangegeven dat klager baat zou hebben bij een strafonderbreking om zijn gezin te kunnen ondersteunen tijdens deze emotionele fase van het ziekbed van zijn schoonmoeder, omdat dit een positief effect zal hebben op klagers psychische klachten.

De advocaat-generaal bij het ressortsparket Arnhem – Leeuwarden heeft op 14 maart 2017 positief geadviseerd voor een verlof van een of twee dagen voor een bezoek aan de schoonmoeder, met een locatiegebod voor het huisadres van klager, het adres van de schoonmoeder en de heen- en terugreis en met de voorwaarde dat de schoonfamilie hiermee instemt. Alsmede met een contactverbod met de familie / nabestaanden van het slachtoffer. Verlof in verband met de gezondheidstoestand van klagers partner is niet aangewezen, aldus de advocaat-generaal.

De politie heeft positief geadviseerd ten aanzien van het verlofadres van klagers partner in Apeldoorn.

De directeur van de p.i. Zwolle heeft negatief geadviseerd ten aanzien van een strafonderbreking voor de duur van twee weken, omdat het strafrestant (ruim drie jaar) te lang gevonden wordt en de problematiek van de partner niet binnen twee weken kan worden verbeterd. Een positief advies zou wel afgegeven kunnen worden voor een aanvraag tot het tijdelijk verlaten van de inrichting onder begeleiding van de Dienst Vervoer en Ondersteuning om een bezoek aan zijn schoonmoeder te brengen.

 

3.            De beoordeling

Klager ondergaat een gevangenisstraf van twaalf jaar, met aftrek, wegens moord.

Op grond van artikel 34 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanige bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof.

In RSJ 25 april 2017, 17/1001/GV, heeft de beroepscommissie het door klager ingediende beroep gericht tegen de afwijzing van zijn verzoek om strafonderbreking gegrond verklaard en de Staatssecretaris opgedragen een nieuwe beslissing te nemen, omdat de beslissing onvoldoende was gemotiveerd. De beroepscommissie overwoog dat het voor de hand had gelegen dat de Staatssecretaris, gelet op de positieve adviezen van de advocaat-generaal, de GZ-psycholoog en de politie, had bezien of een kortdurend verlaten van de inrichting (voor bijvoorbeeld twee dagen) tot de mogelijkheden behoorde. Voorts oordeelde de beroepscommissie dat, nu niet uit de stukken naar voren komt dat gevreesd moet worden dat klager zich aan detentie zal onttrekken, de voorwaarde van begeleid verlof niet noodzakelijk is.

Bij beslissing van 10 mei 2017 heeft de Staatssecretaris het verzoek (wederom) afgewezen, welke beslissing thans in beroep aan de orde is. De Staatssecretaris heeft zich op het standpunt gesteld dat strafonderbreking niet noodzakelijk is en dat kan worden volstaan met incidenteel verlof. De beroepscommissie is van oordeel dat de Staatssecretaris zich in redelijkheid op dat standpunt heeft kunnen stellen. De medisch adviseur heeft immers een tijdelijk verlaten van de inrichting geadviseerd voor een bezoek aan klagers schoonmoeder in verband met haar gezondheidstoestand. Niet gebleken is dat een bezoek aan klagers schoonmoeder om haar, dan wel klagers vrouw en kind, te ondersteunen /te verzorgen is geïndiceerd. Gelet hierop acht de beroepscommissie voldoende gemotiveerd dat strafonderbreking niet geïndiceerd is nu kan worden volstaan met incidenteel verlof. Voor zover klager heeft aangevoerd dat begeleid incidenteel verlof niet tot de mogelijkheden behoort omdat dit voor klagers schoonvader te zwaar beladen is, verwijst de beroepscommissie naar hetgeen zij in RSJ 25 april 2017, 17/1001/GV overwoog, namelijk dat de voorwaarde van begeleid verlof niet noodzakelijk is. De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

4.            De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 20 juli 2017

 

                                                

 

                secretaris            voorzitter
 

Naar boven