Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/1910/GA, 21 december 2010, beroep
Uitspraakdatum:21-12-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/1910/GA

betreft: [klager] datum: 21 december 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 31 mei 2010 van de beklagcommissie bij de locatie Sittard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw, mr. J. Serrarens, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van een verzoek om incidenteel verlof.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft uitdrukkelijk aangegeven te willen worden gehoord door de beroepscommissie op zijn beroep. Klager heeft een verzoek om incidenteel verlof ingediend in verband met de ontruiming van twee hem toebehorende woningen. Hij heeft zelf geen
netwerk
waaruit hij kan putten om anderen die ontruiming te laten verrichten. Klagers huisbaas weigert overigens de toegang tot de woning door derden. Omdat er niemand anders is, moest hij zelf voor de ontruimingen zorgen. Het verzoek om incidenteel verlof had
daarom moeten worden toegewezen.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich voldoende voorgelicht om thans op het beroep te beslissen. Het verzoek van klager om te worden gehoord, zal daarom worden afgewezen.

Op grond van het bepaalde in artikel 21, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde,
waarbij zijn persoonlijke aanwezigheid noodzakelijk is. In de artikelen 22 tot en met 30 van de Regeling wordt vervolgens een aantal gevallen opgesomd, waarvoor, mits aan de daarin gestelde voorwaarden wordt voldaan, incidenteel verlof kan worden
verleend. Die opsomming is niet limitatief. Voorstelbaar is immers dat ook andere gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, zijn persoonlijke aanwezigheid noodzakelijk maken. Nu de directeur tegenover de beklagrechter heeft
aangevoerd
dat hij feitelijk alleen incidenteel verlof verleent voor niet omkeerbare persoonlijke omstandigheden, zoals begrafenissen, moet worden geoordeeld dat de bestreden beslissing van de directeur is genomen in strijd met de wet. Hij had immers het verzoek
moeten toetsen aan alle criteria van de Regeling en niet slechts aan die van artikel 24 van de Regeling. Gelet daarop kan de uitspraak van de beklagcommissie niet in stand blijven en dient het beklag alsnog gegrond te worden verklaard.

De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming. Zij zal de hoogte daarvan vaststellen op € 10,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 10,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 21 december 2010

secretaris voorzitter

Naar boven