Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2858/GM, 21 december 2010, beroep
Uitspraakdatum:21-12-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/2858/GM

betreft: [klager] datum: 21 december 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 20 september 2010 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 november 2010, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, is klager gehoord met bijstand van een tolk in de Roemeense taal. De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Dordrecht heeft schriftelijk laten weten
verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 4 juni 2010, betreft het niet ingaan op klagers klachten met betrekking tot zijn kortademigheid, zijn pijnlijke benen, zijn maag en slikklachten alsmede zijn
gebitsklachten.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klachten als volgt toegelicht.
Klager geeft aan dat hij met de inrichtingsarts steeds goed heeft kunnen communiceren. De gesprekken tussen klager en de arts vonden plaats in de Engelse taal. Klager kon daarbij zijn klachten goed naar voren brengen. Hij is van mening dat hij niet
goed
wordt behandeld voor zijn aandoeningen. Klager krijgt niet de behandelingen en de medicatie die hij nodig heeft. Klager heeft met name vaatproblemen in zijn benen. Indien dergelijke klachten verkeerd worden behandeld, kan dit tot amputatie leiden.
Klager verbleef eerder in de gevangenis in Zoetermeer en stond daar toen gepland voor een operatie door een vaatchirurg. Klager werd echter voortijdig overgeplaatst naar de p.i. Dordrecht. Daardoor ging de operatie niet door. Klager lijdt nog steeds
veel pijn. Pas zes maanden na zijn aankomst in Dordrecht is klager doorverwezen naar een vaatspecialist. Deze besloot dat een operatie niet nodig was. Klager heeft met name een probleem met het tijdsverloop alvorens hij werd doorverwezen naar een
specialist. Dat geldt ook voor klagers kaakproblemen. Hij had een tandvleesontsteking. Het heeft drieëneenhalve maand geduurd voordat hij daarvoor werd doorverwezen naar een behandelaar. Ook heeft klager al maandenlang last van fibrilleren van het
hart.
De medische dienst doet niets met die klacht.
De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, gehandhaafd. Dit standpunt luidt als volgt.
Klager is vanaf zijn binnenkomst in de inrichting veelvuldig onder de aandacht geweest van de medische dienst. Er is ingegaan op zijn maag- en slikklachten. Ook is er overleg geweest met de tandarts met betrekking tot zijn tandvleesklachten en hij is
verwezen naar een vaatchirurg in verband met zijn pijnklachten aan zijn benen. Er is voor de inrichtingsarts geen aanleiding om te veronderstellen dat klager niet serieus zou zijn genomen door de medische dienst. Hem is steeds de juiste zorg geboden.
Klager heeft tegenover de verpleegkundige aangegeven niet tevreden te zijn met de hem geboden zorg. Kennelijk heeft hij daar een andere verwachting over. Klager bleek niet gevoelig te zijn voor de hem door de medische dienst gegeven uitleg over de
geboden behandeling en zorg. Voorts heeft hij schriftelijk nog het volgende naar voren gebracht.
Klager heeft zelf medegedeeld bezwaar te maken tegen de handelwijze van de vaatchirurg in het Albert Schweitzer Ziekenhuis. Na de eerste onderzoeken in het ziekenhuis in Almere was aan klager toegezegd dat een operatie noodzakelijk was voor
klachtenreductie van zijn claudicatio intermittens. De vaatchirurg van het Albert Schweitzer Ziekenhuis achtte een operatie niet geïndiceerd en wil een proefbehandeling met elastische steunkousen afwachten, gelet op de eveneens aanwezige veneuze
insufficiëntie. Inmiddels zijn die steunkousen aangemeten en dient het resultaat daarvan te worden afgewacht. Een en ander is aan klager uitgebreid medegedeeld. Klager begrijpt dit, maar is erg gefixeerd op zijn operatie. De klacht richt zich daarom
niet tegen het handelen van de medische dienst of de inrichtingsarts.

3. De beoordeling
Vastgesteld kan worden dat klager sinds zijn binnenkomst in de p.i. Dordrecht met regelmaat is gezien door de medische dienst van de p.i. Uit het medisch dossier komt naar voren dat klager met regelmaat is gezien door de verpleegkundige en de
inrichtingsarts, dat ingezette behandelingen en onderzoeken naar klagers klachten zijn doorgezet en dat hij, overeenkomstig de diagnoses van de behandelend specialisten is behandeld. Daaruit kan niet worden geconcludeerd dat klager onvoldoende medische
zorg en behandeling geboden zou zijn. De omstandigheid dat de behandelingen niet de door klager gewenste vorm hadden, maakt dat oordeel niet anders. De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het
handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr.dr. H.M.E. Laméris - Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter, dr. W.J. Schudel en
R. Vogelenzang, huisarts, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris,
op 21 december 2010

secretaris voorzitter

Naar boven