Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/0809/TA, 11 oktober 2010, beroep
Uitspraakdatum:11-10-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/809/TA

betreft: [klager] datum: 11 oktober 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 12 maart 2010 van de beklagcommissie bij FPC De Kijvelanden te Poortugaal, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het niet ontvangen van de krant.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Uit telefonische contacten met het dagblad De Telegraaf is herhaaldelijk gebleken dat De Telegraaf aan klager, en niet aan de medepatiënt waarvan in de uitspraak sprake is, is toegezonden. De afdelingsstaf is hiervan op de hoogte gesteld, maar dat
heeft
er niet toe geleid dat klager in het bezit werd gesteld van de krant gedurende de looptijd van het proefabonnement. Zelfs de nazendingen van de krant zijn niet bij klager terecht gekomen. Er is dus geen sprake van een fout of misverstand van de zijde
van De Telegraaf. Dat de afgeleverde kranten niet op naam staan, doet niet af aan de intentie van de krant om de aangeleverde exemplaren in het bezit te stellen van rechthebbenden. De stelling dat er dagelijks één krant te weinig in de inrichting werd
afgeleverd, zoals overwogen in de uitspraak van de beklagcommissie, is niet houdbaar.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft vanaf 26 oktober 2009 een proefabonnement op De Telegraaf. Op 27 en 28 oktober 2009 heeft klager de staf medegedeeld dat hij zijn krant nog niet had ontvangen. Er is navraag gedaan bij de portiersloge en niet duidelijk is geworden of de
krant in het geheel niet was bezorgd of dat de krant per ongeluk naar een verkeerde afdeling was gegaan. Wanneer meer patiënten eenzelfde abonnement hebben, worden er meer kranten naamloos bezorgd bij de inrichting. De portiersloge heeft aangetekend
dat
klager een abonnement had en klager heeft De Telegraaf gebeld en verzocht om de krant op zijn naam te adresseren. Zodra er daarna nog een probleem was met de bezorging heeft de staf steeds contact opgenomen met de portiersloge en is klager telkens in
staat gesteld om met De Telegraaf te bellen, indien de inrichting de krant niet had ontvangen. Er is geen sprake van een beklagwaardige beslissing van het hoofd van de inrichting in de zin van artikel 56 Bvt. Indien klager wel zou worden ontvangen in
zijn klacht dan dient het beklag ongegrond te worden verklaard. Het is onduidelijk welk verwijtbaar handelen aan de inrichting is toe te rekenen. Zodra de staf weet had van het probleem, heeft zij direct actie ondernomen.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich op grond van de stukken voldoende voorgelicht om op het beroep te kunnen beslissen. Zij wijst daarom klagers verzoek om een mondelinge behandeling van het beroep af.

Vaststaat dat klager vanaf 26 oktober 2009 een proefabonnement had op het dagblad De Telegraaf. Uit informatie van de inrichting blijkt dat er dagelijks meer exemplaren van De Telegraaf naamloos werden bezorgd bij de inrichting. De portiersloge is op
de
hoogte gesteld van klagers proefabonnement en klager is voorts steeds in staat gesteld om met De Telegraaf te bellen, indien de inrichting de krant niet had ontvangen.
De beroepscommissie is van oordeel dat geen sprake is van een beslissing van het hoofd van de inrichting dat klager zijn krant niet zou mogen ontvangen. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, mr. A.M.van Woensel en mr. drs. T.A.M. Louwe, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 11 oktober 2010

secretaris voorzitter

Naar boven