Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2421/GB, 24 november 2010, beroep
Uitspraakdatum:24-11-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 10/2421/GB

Betreft: [klager] datum: 24 november 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.E. Bosman, namens

[klager], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 11 augustus 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 22 april 2010 gedetineerd in Nederland. Hij is in het kader van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen (WOTS) vanuit Duitsland naar Nederland overgebracht. Klager verblijft sinds 10 juni 2010 in de gevangenis van locatie
Zuid te Arnhem. De fictieve einddatum van de detentie is gesteld op 16 november 2011.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager vindt de grond waarop de afwijzing van zijn verzoek tot overplaatsing rust onbegrijpelijk. De politie heeft kennelijk negatief geadviseerd over het verlofadres van klager. Klagers ouders wonen op het genoemde adres en het ligt in een goede
buurt.
Klagers vader is 84 jaar, ernstig ziek en slecht ter been en zijn moeder is een hardwerkende vrouw. Het zijn mensen tegen wie geen bezwaar kan bestaan. Klager heeft er geen bezwaar tegen als de politie zich van genoemde omstandigheden vergewist door
een
bezoek aan zijn ouders af te leggen en met hen te praten. Gezien de omstandigheden waarin klager verkeert, is het niet mogelijk op korte termijn in een ander verlofadres te voorzien. Klager is ruim twintig maanden in Duitsland gedetineerd geweest. Dit
is hem erg zwaar gevallen. Hij kon niet over zijn medicatie beschikken en hij is vele kilo’s afgevallen. In Duitsland mocht klager slechts twee maal per maand bezoek ontvangen.
De situatie rond zijn (thans ex-) vrouw en kinderen was tijdens zijn detentie in Duitsland problematisch. Zijn (ex-)vrouw is ziek geweest en kon niet voor de kinderen zorgen. Klagers oudste kind is uit huis geplaatst.
Het regime waarin klager thans verblijft, laat geen verlof toe en zijn naasten moeten bij hem op bezoek komen. Voor klagers vader is dat onmogelijk. Aangezien het zich laat aanzien dat klagers vader niet lang meer te leven heeft, vreest klager dat hij
niet veel tijd meer met zijn vader kan doorbrengen. Ook wil klager zijn dochter beter kunnen bijstaan. Klager zou graag willen worden overgeplaatst naar de b.b.i. locatie De Kruisberg Doetinchem. Tijdens een eerdere detentie waar klager elektronisch
toezicht heeft gehad, heeft hij het opgegeven verlofadres verbleven.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Het Openbaar Ministerie heeft aangegeven ernstige bezwaren te hebben tegen plaatsing in een b.b.i. om de volgende redenen. Klager is op 26 mei 2010 door de Rechtbank te Groningen veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1471 dagen, waarvan 365 dagen
voorwaardelijk. Dit vonnis is nog niet onherroepelijk omdat klager op 8 juni 2010 cassatie heeft ingesteld. Als klager op dit moment of op korte termijn voor detentiefasering in aanmerking zou worden gebracht, zou dat geen recht aan het Duitse vonnis
en
aan het vonnis van de Rechtbank te Groningen doen. Gelet op de internationale betrekkingen en de gevoeligheden die daaraan vastzitten is het hoogst onwenselijk dat klager voor dergelijke privileges in aanmerking komt. Klager is op 25 juni 2008 door de
Rechtbank te Zutphen veroordeeld tot 10 maanden gevangenisstraf. Ook dit vonnis is nog niet onherroepelijk nu klager op 29 augustus 2008 hoger beroep heeft ingesteld. Voorts is er nog een openstaande zaak bij het arrondissement Zutphen. Klager is in
het
verleden tot langdurige gevangenisstraffen veroordeeld wegens vermogensdelicten en de kans op recidive is aanmerkelijk.
De politie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van klager en het opgegeven verlofadres.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 2 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, komen voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico
vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan, geen veroordelingen tot betaling van een geldboete of geldbedrag van meer dan € 226,= hebben openstaan, een
strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 2000,176) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rol speelt. Indicator
bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof,
strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de
persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. Klager is op 29 juni 2009 in Duitsland veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar en zes maanden ter zake van zeven (gekwalificeerde) diefstallen. De Duitse autoriteiten hebben de overdracht en tenuitvoerlegging van deze rechterlijke
beslissing verzocht. De Rechtbank te Groningen heeft op 26 mei 2010 de straf omgezet in een gevangenisstraf van 1471 dagen, waarvan 365 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Het Openbaar Ministerie heeft in klagers zaak een executie-indicator geplaatst. Het Openbaar Ministerie heeft negatief geadviseerd en aangegeven dat detentiefasering op dit moment of op korte termijn geen recht doet aan het Duitse vonnis en aan het
vonnis van de Rechtbank te Groningen. Voorts is er nog een openstaande zaak bij het arrondissement Zutphen.
De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema,
voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 24 november 2010

secretaris voorzitter

Naar boven