Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/1417/GA, 8 oktober 2010, beroep
Uitspraakdatum:08-10-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/1417/GA

betreft: [klager] datum: 22 oktober 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J-H.L.C.M. Kuijpers, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 20 mei 2010 van de beklagcommissie bij de locatie De Boschpoort te Breda,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 29 september 2010, gehouden in de penitentiaire inrichting Grave, zijn klagers raadsman, [...] , en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij voormelde locatie, gehoord.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft – zo verstaat de beroepscommissie –:
a. de beperkte mogelijkheden voor klager om met zijn raadsman telefonische contacten te kunnen onderhouden.
b. het niet aan klager doorgeven van een telefonisch verzoek van de raadsman aan klager, inhoudende dat klager de raadsman per ommegaande diende terug te bellen;

De beklagcommissie heeft onderdeel a van het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en niet beslist op onderdeel b van het beklag.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het onderzoek door de beklagcommissie ging nogal rommelig. Daarom is de beklagcommissie er kennelijk van uitgegaan dat klager zijn raadsman niet mocht bellen. Dat is niet helemaal juist. Het beklag ziet erop dat de raadsman heeft verzocht om aan klager
door te geven dat deze hem diende te bellen. Aan de secretaresse van de raadsman is gemeld dat dit verzoek aan klager zou worden doorgegeven. Men heeft klager echter nooit die mededeling gedaan. Nadat dit enkele keren is gebeurd, is er door de
secretaresse een verklaring opgesteld, welke verklaring zich in het dossier bevindt. In die periode had klager overigens niet steeds de gelegenheid om te bellen met zijn raadsman. Reden daarvoor was de beperkt beschikbare capaciteit. Inmiddels is dit
verbeterd. Voor klager was regelmatig telefooncontact met zijn raadsman van belang. Hij is verwikkeld in een zeer grote strafzaak. De raadsman verwijst nog naar een tweetal uitspraken van de beroepscommissie, waarin soortgelijke problematiek aan de
orde
is geweest. Hij verwijst naar de zaken met kenmerk 08/2793/GA van 8 mei 2009 en 03/537/GA van 7 augustus 2003.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Kennelijk is voor de beklagcommissie de inhoud van het beklag niet echt duidelijk geworden. De directeur stelt voorop dat de raadsman duidelijk moet maken dat zijn verzoek om aan klager mede te delen dat hij hem moet terug bellen dringend is. De
directeur heeft een en ander onderzocht. Niet is kunnen worden vastgesteld dat klagers raadsman of zijn secretaresse die betreffende dag heeft gebeld. Een en ander kan ook niet gecontroleerd worden, omdat er geen aantekening wordt gemaakt van
dergelijke
telefoongesprekken. Op klagers verblijfafdeling is geen verzoek ontvangen om klager te melden dat hij zijn raadsman diende te bellen. Klager kan overigens op eigen initiatief regelmatig telefoneren. De directeur weet niet of het namens de raadsman
gedane verzoek aan klager is doorgegeven. Indien bij de inrichting dergelijke telefoontjes binnenkomen en er wordt dan duidelijk aangegeven dat er sprake is van noodzaak voor een dergelijk telefooncontact, zal het personeel dat altijd doorgeven.
Overigens stelde klager zich in beklag op het standpunt dat hem het recht werd onthouden om geprivilegieerd te bellen met zijn raadsman. Dat is absoluut onjuist.

3. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a van het beklag.
Hetgeen in beroep is aangevoerd ten aanzien van onderdeel a van het beklag, kan – voor zover een en ander is komen vast te staan – niet leiden tot een andere uitspraak dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden
verklaard met bevestiging – in zoverre – van de uitspraak van de beklagcommissie.

Ten aanzien van onderdeel b van het beklag:
De stelling van klager, welke stelling wordt ondersteund door een schriftelijke verklaring van een medewerkster van het kantoor van klagers raadsman en inhoudt dat op 21 april 2010 drie keer telefonisch is gesproken met een medewerker van de locatie en
dat toen steeds is toegezegd dat klager zou worden medegedeeld dat hij zijn raadsman telefonisch diende te benaderen, is niet weersproken. De directeur heeft aangevoerd dit niet te kunnen verifiëren omdat van dergelijke telefonische contacten geen
gegevens worden bijgehouden. De beroepscommissie acht daarom klagers stelling aannemelijk. Het niet nakomen van (per telefoon gemaakte) afspraken als de onderhavige levert, nu dit soort afspraken geacht moet worden te zijn gemaakt in het kader van de
uitoefening van de functie van de medewerker, onzorgvuldig en mitsdien klachtwaardig handelen op. De beroepscommissie zal het beklag daarom in zoverre gegrond verklaren.

Nu de gevolgen van dat onzorgvuldig handelen niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden, acht de beroepscommissie termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming. Zij zal de hoogte daarvan vaststellen op € 5,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond ten aanzien van onderdeel a van het beklag en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Zij verklaart onderdeel b van het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 5,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr J.A.M. de Wit, voorzitter en mr. M.A.G. Rutten en prof.dr. A.M. van Kalmthout, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 22 oktober 2010

secretaris voorzitter

Naar boven