Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/1692/GA, 22 november 2010, beroep
Uitspraakdatum:22-11-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/1692/GA

betreft: [klager] datum: 22 november 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught,

gericht tegen een uitspraak van 23 mei 2010 van de beklagcommissie bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 oktober 2010, gehouden in de LABG te Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. S.J. Jansen, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Vught.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de klachten en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag – voor zover in beroep aan de orde – betreft het feit dat de schriftelijke mededeling van een disciplinaire straf te laat is uitgereikt (219381/10) en een ordemaatregel van plaatsing in afzondering voor de duur van veertien dagen (21939/10),
welke ordemaatregel ten dele is ten uitvoer gelegd op de landelijke afzonderingsafdeling (l.a.a.) te Vught (21940/10) en ten dele op de l.a.a. van de locatie De Schie te Rotterdam (22030/10).

De beklagcommissie heeft de hiervoor genoemde klachten gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven. Zij heeft een tegemoetkoming toegekend van € 5,= voor wat betreft de zaak met klachtnummer 219381/10 en een
tegemoetkoming van € 140,= voor wat betreft de zaken met klachtnummers 21939/10, 21940/10 en 22030/10.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Inhoudelijk wordt verwezen naar het beroepschrift. Er is wel degelijk sprake van gezagsondermijnend gedrag. Klagers aanwezigheid op de afdeling had een zeer negatieve invloed op de sfeer. De gang van zaken is besproken met de selectiefunctionaris. Het
was zeer wenselijk om klager naar een kleinere setting over te plaatsen. In afwachting van de selectiebeslissing is klager op de l.a.a. geplaatst. Dat de sfeer helemaal veranderd was, werd nog duidelijker toen klager in afzondering zat. Het
GRIP-rapport
lag niet ten grondslag aan de beslissing om klager voor herselectie aan te bieden. Dat was het wurgincident.
Op de gedragsrapportages wordt door het Tulp-systeem altijd de printdatum vermeld en de afdeling waarop een gedetineerde op het moment van het printen verblijft. De inkomstenrapportage en de vervolgrapportage zijn nimmer kwijt geweest.
De directeur heeft de uitspraak van de secretaris van de beklagcommissie per e-mail op 15 juni 2010 ontvangen. Hiervan wordt een afschrift getoond. De uitspraak is later per post ontvangen. Het beroep is tijdig ingesteld en dit wordt nader schriftelijk
onderbouwd.

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Verwezen wordt naar het verhandelde ter zitting bij de beklagcommissie. Met betrekking tot het wurgincident wordt opgemerkt dat sprake is van verschil van interpretatie van een stoeipartij. Er wordt niet inhoudelijk op het beroep van de directeur
ingegaan, nu te laat beroep is ingesteld. De directeur had binnen zeven dagen na 23 mei 2010 beroep moeten instellen.
Op 5 juli 2010 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen klager, diens raadsvrouw [...], de directeur en de selectiefunctionarissen [...] en [...]. De inhoud van de ongedateerde ‘gedragsrapportage PI Vught HvB unit 7’ is te negatief. Zo is de stelling
dat
klager per dag meer dan drie uur belt niet onderbouwd met een transscriptie. De directeur had gezegd dat de overige rapportages kwijtgeraakt zijn, maar dat is niet juist. Ook zijn op diverse rapportages andere titels vermeld. De selectiefunctionarissen
hebben aangegeven dat zij niet over de juiste rapportages beschikten. Gezien de inhoud van de andere rapportages zouden de selectiefunctionarissen klager niet voor de LABG selecteren. Klager heeft in totaal twaalf jaar in detentie gezeten en hij heeft
voor het eerst een rapport opgelegd gekregen. Klager verblijft nu negen maanden op de LABG. Er is een GRIP-rapport opgemaakt om klager overgeplaatst te krijgen. Het gaat klager niet om het geld.

3. De beoordeling
De uitspraak waarvan beroep is gedaan op 23 mei 2010 en op 8 juni 2010 aan klager en de directeur toegezonden. Ingevolge artikel 69, eerste lid, van de Pbw moet het beroepschrift uiterlijk op de zevende dag na die van de ontvangst van het afschrift van
de uitspraak worden ingediend. Het beroepschrift dateert van 18 juni 2010 en is op dezelfde dag op het secretariaat van de Raad ontvangen. Gezien het verhandelde ter zitting en een nadere schriftelijke toelichting, welke toelichting ook naar klager en
diens raadsman is verzonden, concludeert de beroepscommissie dat de directeur tijdig na ontvangst van de beslissing van de beklagcommissie beroep heeft ingesteld.

Hetgeen in beroep is aangevoerd met betrekking tot klachtnummer 219381/10 kan niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal voor dit onderdeel ongegrond worden verklaard.

Met betrekking tot klachtonderdelen 21939/10, 21940/10 en 22030/10 overweegt de beroepscommissie als volgt.
De beroepscommissie stelt vast dat de directeur beheersbevoegdheid heeft over de inrichting c.q. afdeling. Indien dit noodzakelijk wordt geacht, kan de directeur de nodige maatregelen treffen om de orde, rust en veiligheid te waarborgen en kan een
overplaatsing van de gedetineerde aangewezen zijn. In casu oordeelt de beroepscommissie dat in het licht van de gunstige GB-rapportages over de voorafgaande periodes de omstandigheden die tot de oplegging van de ordemaatregel hebben geleid te summier
zijn onderbouwd om deze te kunnen dragen.
De beroepscommissie kan zich niet verenigen met de toegekende tegemoetkoming gezien de niet weersproken omstandigheden dat klager op 22 januari 2010 is overgebracht naar de l.a.a., dat daar de tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde straf niet is
voortgezet en dat klager daar niet in een afzonderingscel is geplaatst. Het beroep zal dan ook gedeeltelijk gegrond worden verklaard en de beroepscommissie zal gelet op alle omstandigheden een passende tegemoetkoming vaststellen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep met betrekking tot klachtnummer 219381/10 ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie. Zij verklaart het beroep voor wat betreft de overige klachten voor zover in beroep nog aan de orde
gedeeltelijk gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 120,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.J.G. Bleichrodt, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en mr. H. Heijs, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 22 november 2010

secretaris voorzitter

Naar boven